Alkmaarsclte Courant. Het kostbare meesterstukje Honderd vier en dertigste Jaargang. Vrijdag 22 Januari. Jladionieuws Gemeenteraad van Alkmaar leuilieton No. 18 1932 Zaterdag 23 Januari. Hilversum 1875 At. (Uitsl. V.A.R A.-uit zending). 6.45/.00 en 7.307.45 Gymnas tiek. 8.Ó0 Gramofoonplaten. 9.00 Concert. Kwintet, afgew. door gramofoonplaten. R Hardonk, zang, J. Jong, piano, Kees Bakker, voordracht. (10.00 Morgenwijding V.P.R.O.) 12.002.00 Concert. V.A.R.A.-septet, afgew. door gramofoonplaten. 2.15 Gamofoonplate- ten. 2.45 Concert. Trio. 3.30 Causerie over Belasting. 3.45 Vervolg concert. 4.30 Cause rie over de Amerikaansche Modelgevange nis te San Quentin. 5.00 Huismuziek. 5.45 Deek-oerzicht. 6.00 V.A.R.A.-septet en gra mofoonplaten. 7.10 Bestuursmededelingen. 7.30 Vervolg concert. 8.15 Zaterdagavond programma. Teun de Klepperman. Harmoni ca-kwartet. V.A.R.A.-orkest. Voordracht door Adolf Bouwmeester. 9.45 Vaz Dias en Voet balnieuws. V.A.R.A.-varia. 10.00 Uitz. van de revue „Hallo, Hierheen" uit A'dam. 11.30 ^12.00 Gramofoonplaten. Huizen 298 At. (Uitsl. K.R.O.-uitzending). 8.009.15 Gramofoonplaten. 10.00 K.R.O.- trio. 11.30 Godsd. halfuurtje. 12.15 K.R.O.- sextet. 2.00 Gramofoonplaten. 2.30 Kinder-- uurtje. 4.00 Sportpraatje. 4.15 K.R.O.-Kunst Ensemble. 6.00 Journal. Weekoverzicht. 6.20 Vervolg concert. 6.40 Esperanto. 7.10 Lezing over Soc. Kinderhygiëne. 7.45 Gramofoon platen. 8.00 K.R.O.-salon orkest. Mac Car- thy (entertainer). Circa 9.00 Vaz Dias. 11.00 —12.00 Gramofoonplaten. Daventry 155.4 At. 10.35 Morgenwijding. I.202.20 Concert. 3.50 Concert. Octet, D. Mason, sopraan. 5.05 Orgelspel door R. Foort. 5.35 Kinderuurtje. 6.50 Lezing. 7.50 Orkestconcert. 10.00 Cabaret-programma. II.0512.20 Dansmuziek. Parijs Radio-Paris1725 At. 8.05 Gra mofoonplaten. 9.20 Orkestconcert. 12.50 Gramofoonplaten. 9.05 Radio-Tooneel. 9.50 Gramofoonplaten. Langenberg 473 At. 6.257.20, 10.40 en 11.50 Gramofoonplaten. 12.251.50 Orkest concert. 4.2CF—5.20 Concert. 7.20 Vroolijke avond. Opvoering van een blijspel. Daarna tot 12.20 Dansmuziek. Kalundborg 1153 At. 11.20—1 20 Orkest concert. 1.50—2.20 Gramofoonplaten. 2.50 —4.50 Orkestconcert. W. Jensen, viool, F. Jensen, piano. 7.207.35 Orkestconcert. 8.05 Orkestconcert. 8.35 Liederen-voordracht. 9.10 —9.30 Orkestconcert. 9.45 Gesyncop. muziek voor piano. 10.00 Liedjes bij de luit. 10.20 11.35 Dansmuziek. Rome 441 At. 7.20 Gramofoonplaten. 8.20 Concert, (ev. Opera-uitz.). Brussel 509.3 en 338.2 At. 509.3 M 12.352.05 Gramofoonplaten. 5.20 Orkest concert. 6.20 Gramofoonplaten. 8.20 Orkest- concert m. m. v. solisten. 338.2 M.12.35 2.05 Gramofoonplaten. 5.20 Orkestconcert. 6.50 Gramofoonplaten. 8.20 Concert. Orkest en solisten. Zeesen 1634.9 At. 5 50 Gymnastiek. Daar na gramofoonplaten. 8.50 Gramofoonplaten. 1.20 Concert. 3.50 Concert. 8.20 Concert. Daarna tot 11.50 Dansmuziek. (Vervolg). Vragen van Mr. P. Langeveld inzake den bouw van het gymnastieklokaal bij de R.K. school aan de Koornlaan. De raadsleden D. J. Govers, Mr. P. Lan geveld en H C. Stoutjesdijk hadden vragen tot B. en W. gericht in verband met het door de meerderheid van den raad (Roomsch- Rood) genomen besluit om aan de Vereeni- ging St. Joseph alsnog de gelden uit te kee- ren voor het gebouwde gymnastieklokaal aan de Koornlaan, welke vereeniging dit lokaal, ingevolge een overeenkomst met B. en W voor eigen rekening bouwde De meerderheid van den raad kende die gelden toe, omdat naar haar oordeel de ver. anders den bouw van een dergelijk lokaal kon vorderen bij de nieuw te bouwen R.K. school aan de Molen buurt. De opositie had zich op het standpunt gesteld, dat dit onredelijk zou zijn, aangezien de school aan de Molenbuurt gebouwd wordi om die aan de Nieuwstraat te vervangen, waarbij een gymnastieklokaal is, dat zeker nog voldoet. fc i Uit het Engelsch door mej. C. M. G. de W 65 Daar stond hij, te midden van alles wat heerlijk was: volmaakt mooi weer, omringd door alle mogelijke mooie din gen, zingende leeuweriken en meerlen, de zon op het water schijnende en op de heuvelen in de verte en hij stond zijn tijd te vermorsen met het teekenen van dat kleine takje boven in den kop van den Hoodoo. Tenminste, dat zou men z-o zeggen. Al was het nu het zinnebeeld van het huwelijk, zij kon een gevoel van tegenzin niet onderdrukken, dat hij zijn tijü niet wat beter besteedde. Maar het aardigste van de grap moest nog komen. Het was de teekenaar, die het stil zwijgen verbrak Praat zooveel als ge wilt, juffrouw Julie, zei hij met iets onverwachts, iets vreemds in zijn stem, maar houd uw handen op uw schoot, juist zooals op dit oogenblik en als u kunt, draai uw kin dan een beetje om, zoo, gelijk met mijn vinger. Toe, teeken nu voort aan die mirt. Maar voordat die woorden nog waren uitgesproken, zweeg zij plotseling. Kon dat zoo wezen? Was het mogelijk dat hij het boompje in het geheel niet nage- teekond had? De vragen van de bovengenoemde raads leden kwamen hierop neer, dat zij van oordeel waren, dat de aanvrage alsnog overeen komstig de wettelijke bepalingen opnieuw aanhangig behoorde te worden gemaakt. B. en W. stellen zich op het standpunt, dat zij in 1926 de gelden voor het gymnastiek lokaal hebben geweigerd, doch dat de raad alleen beslist over de aanvrage in haar ge heel en niet over de onderdeden. Voorts deelden zij mede, dat in het eindbe drag der rekening groot 124.323,92 de gelden voor het gymnastieklokaal waren be grepen. Mr. Langeveld was met het forma listisch antwoord van B. en W. niet tevreden, omdat hij het gedwongen oordeelde van B en W. om te betoogen, dat zij de gelden ge weigerd hebben, doch dat de raad de geiden voor den bouw heeft toegestaan, omdat de daarvoor benoodigde gelden in de rekening zijn opgenomen. Hij gronde zijn meening op het feit, dat B. en W. in 1926 mededeeiing hebben gedaan van hun weigering om de gelden voor den bouw van het gymnas tieklokaal beschikbaar te stellen en stelde zich op het logische standpunt, dat de raad de gelden voor den bouw van cc school niet zou hebben goedgekeurd, wanneer de raad maar een oogenblik had kunnen ver onderstellen, dat B. en W. later zouden be toogen: „wij hebben de gelden daarvoor ge weigerd, doch nu de raad de gelden voor den bouw van ed school heeft toegestaan, in de overtuiging, dat er geen gymnastieklokaal betaald zal worden, hebben wij toch wettelijk de bevoegdheid om, zonder daarin den raad te kennen, de gelden toch uit te V-rrren". Mr. Langeveld had daarom in de vergadering van 18 December den raad ver zocht hierover vragen tot B. en W. te mogen stellen. Op voorstel van den voorz'tter werd hem daartoe gelegenheid gegeven aan het einde van de agenda, na de begrootingsvergade- ring, die 6 zittingen vorderde. Aan het einde van deze vergadering 's avonds 11.30 ver zocht mr. Langeveld de behandeling tot de volgende vergadering aan te houden en daar door kwam dit onderwerp heden in behande ling. Mr. Langeveld betoogde thans het volgende: In een der vorige raadsvergadering hebben B en W. den Raad in kennis geste!d met hun voornemen, om aan de vereeniging St. Joseph alsnog gelden te verstrekken voor den bouw, die reeds had plaats gehad van een gymnas tieklokaal aan de Koornlaan. Toen in bedoel de raadsvergadering aan den wethouder Westerhof, die den voorzitterszctel innam, de vraag werd gesteld, op grond van welk wets artikel B. en W. de bevoegdheid hiertoe hadden, verwees deze hiervoor naar art. 81 L. O.-wet 1920. Aangezien mij bij bestudeering dezer zaak b'eek, ongehoord de discussies, dat dit naar mijn meening niet juist was, richtte ik eenige schriftelijke vragen tot het college van B. en W Het onbevredigende antwoord op die vra gen verplicht mij, thans mondeling deze zaak opnieuw aan de orde te stellen. Allereerst heb ik Tcvraarrd, wanneer door de vereeniging St. Joseph de rekening en ver antwoording, bedoeld in artikel 81 lid 1 der L. O.-wet 1920 (aan we'ke rekening en ver antwoording die vereeniging gebonden is) van den bouw van de school in de Koornlaan is ingediend. Hierop antwoorden B. cn W dat dit is geschied op 26 September 1929, en dat dit niet eerder mogelijk was, omdat tot dien tijd nog allerlei moest worden aange schaft. Ik wil hier nog niet eens vallen op den wettelijken plicht van het schoolbestuur, om de rekening en verantwoording in te1 die nen binnen een maand nadat de bouw is voltooid", hetwelk dus hier had moeten ge schieden vóór 5 Februari 1928, maar wel wil ik er den nadruk op leggen, dat B. en W. blijkbaar met mij erkennen, dat de Vereeni ging aan deze rekening en verantwoording gehouden was, temeer, nu zij deze negentien, maanden te laat inzond, en dus tiid genoeg had, om te overwegen, wat zij op de verant woording zou plaatsen. In de tweede plaats heb ik gevraagd „welk eindbedrag bevatte deze rekening en verant woording"? Hierop antwoordde B. en W ontwijkend: „Het eindbedrag der rekening en verantwoording is 124323.92". Hoe moet ik dit antwoord verstaan? Is dit het eindbedrag, dat ingediend is op 26 September 1929, of het eindbedrag, waartoe men later, door wel ke oorzaken dan ook, is gekomen? Immers, wij hebben alleen te maken met het eindbe drag, dat is ingediend op 26 September 1929 Alvorens de vragen verder te bespreken nog eenige woorden over art. 81 der L.O.-wet Het eerste lid vermeldt den plicht van een Het was meer dan mogelijk. En dat was het aardige van het heele geval. HOOFDSTUK LXIII. Ik ben lang zoo knap niet als dat portret zei Julie. Alles hangt af, dat weet u wel, van het standpunt van waar men u be schouwt, zei Willem. Hij sprak op een toon zooals een hoo- ge edelman tot juffrouw Babraham spreekt. En toch kwam het zoo netjes en natuurlijk van de lippen van den schil de, dat Julie er waarlijk eenigszins van onder den indruk was. Zij was het niet met hem eens, maar wilde hem niet te genspreken dat is te zeggen evenals juffrouw Babraham gedaan zou hebben. Ofschoon zij het niet met hem eens was, wilde zij den schilder niet tegenspreken. Daarenboven, het is de taak van den schilder precies te weten hoe de men- schen in alle omstandigheden er uit zien. Iedereen ziet er het eene oogenblik anders uit dan op 't andere. Julie ver beeldde zich absoluut niet een schilders oog te hebben, maar op dat oogenblik wist zij precies hoe Willem er uit zag: netjes en knap. Het hing er maar van af op welk oogenblik je hem aanzag met zijn blonde haar, weggekamd van zijn voorhoofden zijn gele dasje en dien fijn gevoeligen mond en die verwonderlijke oogen en die slanke vingers, het uiter lijk van een man volkomen geschikt om met een echte dame te trouwen. En ja, de laatste dagen was er een vermoeden bij Julie opgekomen, dat juffrouw Ba- schoolbestuur, om de rekening en verantwoor ding van den bouw met alle bescheiden in te dienen. Is de bouw niet geschied, zooals deze was toegestaan, dan plaatst het schoolbe stuur niettemin op de rekening en verant woording?" Hierop antwoordden B. en W. maar waarop het schoolbestuur aanspraak kan maken. Die posten kunnen B. en W. dan alsnog toestaan. Hieruit volgt, dat B. en W alleen te oor deel en hebben over posten, die in de op 26 ^eptember 1929 ingediende rekening en ver antwoording voorkomen. Andere posten kun nen B. en W. niet toestaan en nergens lees ik in de wet, dat het College het recht daartoe heeft. Wil een schoolbestuur nieuwe zaken hebben, dan moet weer de gewone weg van artikel 72 L. O.-wet worden bewandeld, en men heeft zich dan tot den Raad te wenden. Op mijn derde vraag, of in genoemd eind bedrag begrepen waren eerige kosten voor bouw van een gymnastieklokaal, antwoorden B. en W. wel bevestigend, doch niet volledig en ik e4reur dit, omdat een raadslid volledig door B. en W. dient te -vorden ingelicht Thans antwoorden B. en W,. dat daarin voorkomen: kosten van architect voor school en lokaal, idem opzichters, electrische instal latie, rioleerihg droogstoken en schoonma ken en verder andere posten van inrichting, waarover mijn vraag niet ging. Maar B. en W. vermelden niet, want men moet het a con- trario uit het antwoord halen, dat daarop geen cent voorkwam voor den bouw en wel natuurlijk het allergrootste deel waartegen over de zooeven genoemde posten slechts een zeer ondergeschikt belang zijn. Hieruit is dus te constateeren, dat de ver eeniging St. Joseph bij haar officiëele reke ning en verantwoording, op 26 September 1929 ingediend, slechts aanspraak heeft ge maakt op alles wat haar was toegestaan, be nevens enkele posten, die niet waren toege staan, maar welke het schoolbestuur toch vroeg. Deze posten (dat erken ik) konden B en W. toestaan, daargelaten of het juist was, waarover ik niet kan oordeelen, maar noch de vereeniging St. Joseph kon ooit meer vra gen op grond van art. 81 dan zij reeds ge daan had, noch B. en W. konden ooit meer toestaan, dan het College gevraagd was. Nu B en W. zelf erkennen, dat aan de vereeni ging S t Joseph dit lokaal eenmaal geweigerd was, voeg ik daaraan toe, dat de vereeniging in deze weigering had berust, en geen ge bruik had gemaakt van haar bevoegdheid, neergelegd in art. "'7 lid 6 der L. O. wet, om tegen dit besluit in beroep te gaan bij de Kroon. Om het rechtskundig uit te drukken: het was hier een gewijsde zaak. Door de onvolledigheid in de beantwoor ding door B. en W., waar zij namelijk niet over de bouwkosten hebben gesproken, is het antwoord, op vraag 4, dat verwijst naar het antwoord op vraag 3, onvolledig. Ik heb na melijk geen antwoord gehad op mijn vraag, op grond waarvan B. en W. gerechtigd zijn, uitgaven te te staan, wanneer de vereeniging St. Joseph deze niet in haar eigen officiëele rekening en verantwoording heeft opgeno men, en B. en W. deze dus ook niet op grond van art. 81 lid 2 der L. O.-wet 1920 alsnog kunnen toestaan. Ik moet dus deze vraag her halen. De volgende vragen en antwoorden, voor zoover nog van belang, komen hierop neer. Erkennende, dat voor een nieuwen bouw of uitbreiding van een school een nieuw besluit van den Raad op grond van art. 72 e. v. der L. O. wet noodig <e, zeggen B. en W. terecht, dat als de aanvrage eenmaal voor den bouw door den Raad s goedgekeurd, B. en W. en zij alleen, over de inrichting te oordeelen hebben. Dit is juist, maar B. en W. hadden er in 1926, want op die periode doelt de wet, reeds over geoordeeld, en het lokaal geweigerd. Op grond van art. 81 lid 2 konden zij slechts toestaan, wat in de rekening en verantwoor ding was vermeld en de bouw van het lo kaal stond er niet in! en dan toch zeker bo vendien niet iets, wat zij reeds eenmaal onom wonden geweigerd hadden. Hier had niets anders moeten geschieden dan een nieuwe aanvrage door de vereeni ging St. Joseph op grond van art. 72 der L. O.-wet 1920 tot uitbreiding van de school aan de Koornlaan met een gymnastieklokaal. Dit moet geschieden aan den Raad, en B. en W. zijn niet bevoegd, hierover een beslissing te nemen Krachtens vaststaande rechtspraak doet het hierbij niet toe, of het lokaal er al dan niet reeds is. De overige vragen behoeven geen toelich ting, en spreken voor zich zelf. Het is van belang, met het oog op een eventueel beroep op de Kroon, dat de Raad weet, of B. en W. soms reeds het gevraagde bedrag ten on- braham er ook zoo over dacht; dus de verschijning van lord Barrington en de bepaling van den trouwdag had haar een heele verlichting gegeven. Maar toch, alle last was haar nog niet van de schouders genomen. Sedert dien zenuwaanval in de Lange Galerij was een week voorbij gegaan. Zij voelde zich nu veel beter zij werd dagelijks sterker, toch tobde zij nog over allerlei dingen. In de eerste plaats de zoo belangrijke kwestie voor een practisch mensch: waar moesten zij van leven. En als Willem er waarlijk zijn zinnen op gezet had schilder te worden, had hij geld noodig en veel geld ook voor studie en reizen in het buitenland. Zij was eigen lijk blij dat hij zulk een besluit had kunnen nemen. Nu zou hij eerder gene gen zijn iets aan te nemen wat hem werkelijk toeüwam: het geld dat de Van Roon opbracht. Sir Arthur had haar medegedeeld, dat de som, welke het comité voorstelde te betalen voor de Van Roon, duizend pond 's jaars rente kon geven en hij raadde haar sterk aan dit voorstel aan te ne men; zij zou dan voor haar heele leven van alle financieele moeilijkheden af zijn. In Julie's oogen was dit een fabelach tige som. Zij wist daarenboven in haar hart, dat zij dit geld nooit voor zich zelve zou willen besteden Het was het geld van Willem en dat moest zij hem nu aan het verstand brengen. Zij begreep dien morgen al dadelijk, dat dit een onmogelijkheid was Die dui dend pond 's jaars was van haar en rechte, beschikbaar hebben gesteld. Spr. herinnerde eraan, dat Deken Rengs 5 Jan- 1928 bij de officieele opening van de scholen o.m. gezegd heeft: „Mijnheer de Burgemeester, al zal ik het ook met zachte woorden doen, toch moet ik er even aan her inneren, dat deze scholen niet zonder strijd, zonder hevigen strijd mag ik gerust zeggen, zijn gekomen en dat over den bouw van deze scholen ernstige moeilijkheden zijn ge rezen tusschen de schoolbesturen en het College van B. en W., een strijd, die menig lid van het bestuur slapelooze nachten heeft gekost, vooral, omdat wij soms meenden, in de opvattingen van een deel van het College van B. en W. een aanval te zien op onze be ginselen, waarvoor ons de waarborgen in de L. O. wet van 1920 zijn vastgelegd Maar dit alles is nu vergeten. Wie zou er nog den ken, als het eindresultaat is bereikt, aan de begin-moeilijkheden? De scholen zijn er ge komen, de jongens- en meisjesschool met geld van de gemeente, de school voor voorberei dend L. O. en het gymnastieklokaal, geheel betaald door de schoolbesturen zelf. Verder, aldus spr., werd gezegd: „Het geld, dat de zusters met het onderwijs ver dienen, besteden ze ook weer voor het onder wijs". Dit. zoo vervolgde spr., bevestigt vol komen mijn woord, bij de begrooting ge sproken, toen ik wilde dat in deze moeilijke tijden de zusters een deel van het geld, dat zij ontvangen, beschikbaar steiden. Wanneer de zusters dat geld gegeven hebben, dan heb ik daar alle respect voor en dan Is hier een ge- va! van het vriendelijk beleefde verzoek, dat ik bij de begrooting heb geuit. Maar laat men dan nu ook afgaan op de eindafspraak. Toch wil men nu, dat alsnog de belastingbetalende burgers van Alkmaar door de moeilijkheden van financieelen aard in het schoolbestuur 27000 betalen voor het gymnastieklokaal, dat men openlijk officieel verklaarde, zelf te hebben betaald. Ik geloof, dat men de zaak eenvoudig zóó moet beschouwen: ,Hoe is de afspraak en wat heeft men hier voor zich staan?" De Deken heeft in de officieele opening ge zegd, dat zij het zelf hebben betaald en daar aan heeft men zich te nouden. Bovendien heb ben zij de termijn laten voorbijgaan, die de wet voorschrijft. Tusschen fatsoenlijke men- schen is de zaak uitgepraat, als men officieel bij de opening zegt: „Wij hebben het be taald". Voorts wees spr. op een ministerieele be schikking van het schoolbestuur van de Paro chie te N. Scharwoude, waarin beslist werd in een dergelijk geval, dat men zich voor een afzonderlijke aanvrage tot den Raad heeft te richten. In Schoorl heeft zich een dergelijk geval afgespeeld. Spr. vond het jammer, dat hier juristerij bij gehaald moet worden; doch dit was noodig, als men op elkanders woord niet aan kan. Spr. diende tenslotte de volgende vragen in: 1. Is het bedrag ad 124323,92, dat mij in antwoord op mijn vraag 2 werd op gegeven. het bedrag, dat op 26 Sep tember 1929 werd ingediend, of eenig ander, later ontstaan bedrag? 2. Heeft het College van B. en W. in 1926 geweigerd, gelden beschikbaar te stel len voor den bouw van een gymnastiek lokaal? 3. Zoo ja, heeft de Vereeniging St. Joseph in dit besluit berust, of heeft zij ge bruik gemaakt van haar bevoegdheid, neergelegd in art. 77 sub 6 der L. O. wet 1920 om hiertegen in beroep te gaan bij de Kroon? 4. Op grond waarvan zijn B en W. ge rechtigd, uitgaven toe te staan, die de vereeniging St. Joseph niet in haar eigen officieele rekening en verant woording heeft opgenomen, en die B. en W. dus ook niet op grond van art. 81 lid 2 der L. O. wet van 1920 alsnog kunnen toestaan? 5. Wanneer is het verzoek ingekomen, om alsnog het gymnastieklokaal door de gemeente te doen betalen? Tot wien was dit gericht? Hoe luidde de in houd? 6. Zijn B. en W. niet met mij van mee ning, dat dit niet anders is dan uit breiding van een bestaande school, en dat dit valt onder de aanvragen die ex art. 72 der L. O. wet 1920 tot den Raad gericht moeten worden? 7. Hebben B. en W ten onrechte soms reeds een besluit genomen, om de kosten van den bouw en de inrich ting van het gymnastieklokaal voor noemd alsnog aan de Vereeniging St. Joseph te betalen? i niets ter wereld kon hem doen besluiten er een cent van aan te nemen. In som mige dingen gaf hij toe, maar in andere stond zijn besluit rotsvast, dat hij zij al gemerkt. Uit wanhoop bekende .Tulie, dat zij nooit van plan geweest was het geld aan te nemen. Zelfs op het oogenblik, dat zij de Van Roon van hem had afgetroggeld met haar booze voorwendsels, had zij dat alleen gedaan om hem voor zich zelf te redden. Zij had zich zelf als het ware beschouwd als de voogdes, de beheer ster van de Van Roon, zoodat hij, Wil lem niet het slachtoffer werd van den listigen Oom Si, evenals Sir Arthur nu op het oogenblik de beschermer was van het stuk, opdat de listige wereld het hem niet ontstal. Zij begreep echter opnieuw dat het vergeefsche moeite was met hem te re deneeren. Wat hij eenmaal had gegeven, bleef gegeven. Hij had er niets meer over te zeggen. Nu goed dan, zei Juli op boozon toon, als je niet wilt, dan moet je het zelf weten. Dan zal ik het schilderstuk uit jouw naam aan het rijk cadeau geven en dan bezit je geen cent oxn van te leven en je kunt je heele leven blij ven werken als bediende in een winkel, tegen een heel klein loon, om andere menschen rijk te maken, in plaats van in staat te zijn te studeeren en te reizen en een groot schilder te worden Ze wist zeker, dat dit een argument was waar hij niet tegen op kon. Zelfs hij, de droomer, die hij was, moest waar- 8. Zoo ja, hoeveel bedragen deze kosten dan in totaal, .alles inbegrepen, wat tot bouw en inrichting betreft, verdeeld in hetgeen in de rekening en verant woording van 26 September 1929 werd vermeld, en hetgeen daar niet in voorkwam? 9. Van welken datum is het besluit van vraag 7, zoo deze vraag bevestigend wordt beantwoord? De voorzitter merkte op, dat de in gediende vragen, in den vorm van een inter pellatie gehouden, het karakter hebben aan genomen van een ter verantwoording roepen van het College. Spr. merkte op, dat het College alleen ver antwoording verschuldigd is over de huis houding der gemeente en over wat volgens de wet behoort op het terrein van het zelf bestuur der gemeente. Dat het College in dit geval geen bezwaar heeft te antwoorden, beteekent niet, dat het verplicht is, den Raad te kennen in het toegekende bedrag voor het gymnastiekgebouw. Spr. maakte deze theore tische opmerking, omdat hij niet gaarne zou zien, dat met de beantwoording een proce- dent is geschapen waarop terug gekomen kan worden. Het College wil in dit geval wel ant woorden, omdat het in dezen graag een be slissing van den Raad wil hebben. Komende tot de verdediging van het ge voerde beleid, zeide spr., dat hij zich niet zou begeven in wat mr. Langeveld juristerij had genoemd. Liever wilde hij de zaak een beetje van den breeden kant beschouwen. Spr. begreep niet, waarom mr Langeveld de juristerij in den Raad gebracht heeft. Het eenige belang voor den Raad is of de ge meente het geld zal geven of niet. Voor die vraag hebben wij den Raad gesteld, hoewel wij dit naar onze opvatting niet behoefden te doen. „Wij hebben gezegd tot den Raad: „Spreek U uit". Waarom het debat gevoerd moet worden in de richting van de juristerij, begreep spr. niet. Naar zijn meening komt de juristerij eerst te pas, wanneer een gedeelte van den Raad (hetgeen spr. zou betreuren) in beroep zou gaan, tegen de gevallen beslis sing. Dit recht moet z.i. spaarzaam worden gebruikt en in andere overheidscolieges is zoo iets haast nooit voorgekomen. Spr. heeft dan ook geen reden, om het debat in juri dische richting te volgen. Hij zei dit niet, om dat hij zich bezwaard gevoelt door het be toog van mr. Langeveld, dat hij zeer goed kan weerleggen en dat hij dan ook eventueel bij de Kroon zal doen. Het juridische oor deelt hij echter niet het belang van le zaak. Voor den Raad geldt: „Zullen wij het geld geven of niet?" Wanneer wij ons op zuiver formeel stand punt stellen, dan hadden wij de onderhande lingen met het schoolbestuur in die richting kunnen sturen, dat het schoolbestuur gelden voor een gymnastieklokaal voor de school aan de Paardenmarkt had aangevraagd en dan hadden wij kunnen probeeren, het daar heen te leiden, dat het dit geld niet kreeg. Wat zou dit echter in dezen tijd. waarin er terecht op wordt gewezen, dat men het geld niet over de balk moet gooien, voor een eco nomisch beleid zijn geweest? Men zou een gymnastieklokaal voor de school aan de Paardenmarkt hebben moeten laten bouwen en dat aan dc Korenlaan op slot moeten laten draaien en hebben moeten zeggen: „Dat gebruiken we verder niet". Het gemeente bestuur heeft toen terecht gezegd„Laten we niet zoo mal zijn, maar laten wij liever het geld geven voor het lokaal, dat het school bestuur destijds liet bouwen. Dan zijn wij allebei tevreden". Het gemeentebestuur geeft geen cent meer uit en dat is de hoofdzaak van het geval. De Raad heeft destijds de gelden beschik baar gesteld voor den bouw van de school aan de Korenlaan. Het College van B. en W, maakt dan uit, hoe groot het bedrag zal zijn. Daarover heeft de Raad geen zeggingsreebt. Vroeger zijn wij net met het schoolbestuur eens geworden. Nu hebben wij achterai ge zegd: „Wij willen dat gymnastieklokaal ook betalen en daardoor wordt het bedrag hoo- ger, maar de Raad is niet aan een lager be drag gebonden Wij hadden den Raad op de hoogte gesteld, dat het gymnastieklokaal was geweigerd en de Raad leefde dus in de veronderstelling, dat dit niet op kosten van de gemeente is gebouwd. Wij meenden daar om, dat het niet behoorlijk zou ziin, om dit stiekum achter den rug van den Raad om, nog te betalen en wij hebben daar om gezegd: „Laten wij den Raad op de hoogte brengen, dat wij van front zijn ver anderd en de kosten van het gymnastiek lokaal alsnog in de rekening zullen opnemen. De Raad kon nu zeggen, of hij zich daar mede al of niet kon vereenigen. 1 11 r~r— lijk buigen voor zulk een zuivere rede neering. Zonder eenigen twijfel, zij had hem overtuigd. Maar het scheen dat zijn spel op het oogenblik niet heel eerlijk was. Met een snel opkomend blosje, dat voor een meisje verraderlijk was ge weest, was hij genoodzaakt te erkennen dat hij al zijn kaarten niet op tafel ge legd had. Tot Julie's stomme verbazing bezat hij een klein inkomentje van twaalf honderd pond 's jaars. Ik wist niet dat je een rijke tante had, zei Julie heel verbaasd. Neen, geen rijke tante van mij, maar een rijke oom van jou. De dwaze jongen werd al donkerder van gelaats kleur, meer meisjesachtiger dan ooit. Julie begreep er nog niets van: zij kon alleen maar boos kijken. Voor den dag er mee. Ik snap je niet. Het was niet precies de taal van juffrouw Babraham, maar haar geduld was uitgeput en daar haar kracht en gezondheid langzamerhand was terug gekomen, liep ze gevaar een oogenblik te vergeten dat zij een logée was en zat in den meest beroemden Italiaanschen tuin van heel Surrey. En toch begon er een licht voor haar op te gaan. Een van de voorrechten van een practischen geest is in financieele zaken onder hoogen druk te werken. Julie fronste de wenkbrauwen. Bedoel je dat Oom Si je zijn heele fortuin heeft nagelaten, zei zo met ge fronst voorhoofd. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1932 | | pagina 5