^Rechtszaken
iBaekett
menschen te dooden". pSr. oordeelt dit
naïef. Hij geeft toe. dat niemand de sa
menstelling van Parijsch-groen lieeit
geweten, maar hij moet begrepen heb
ben, dat het stof was die men niet ge
vaarloos aan een mensch kan geven.
Bovendien is er door verdachte E. met
verdachte B. over den toestand vc,n J.
B gesproken. De man kou tenslotte niet
meer loopen en toen had verdachte E
toch zijn doel bereikt. Wat nut bad het
dan nog voor hem om er mede door te
gaan? Toch gaf hij op 23 October zelfs
2 fleschjes en spr. neemt daarom geen
genoegen met de bedoeling van ziek en
kwijnerij te spreken, maar hier is ook
sprake van opzet om te dooden.
Dat daarmede de verdachte E. ook de
bedoeling mo't gehad hebben, zijn eigen
vrouw naar het leven te staan, geloofde
spr. niet, gezien de goede verstandhou
ding, die er tusschen hem en zijn vrouw
heeft bestaan en nog bestaat.
Zijn bedoeling was, verdachte B. al
leen voor zich te hebben.
Spr. oordeelt, dat beiden schuldig
zijn aan de poging om met voorbedachte
rade iemand van het leven te berooven.
Van haar zijde was het een welbe
raamd plan en de verdachte E. moot het
ook geweten hebben.
Spr. neemt aan dat verdachte B in
kalm beraad het voornemen neeft ge
had, na rijp beraad haar man van
het leven te berooven en dan heeft men
hier te doen met een poging tot moord,
aangezien, door omstandigheden buiten
haar wil, de dood niet is ingetreden.
Door het toeval, is de stof een gunstige
richting uitgegaan en dus daardoor niet in
voldoende kwantiteit toegediend. Wanneer
het nog één week had geduurd, Dr. P. heeft
dit verklaard, zou B. zeker dood zijn
gegaan.
Bij verdachte B. dus een poging tot moord,
verdachte E. heeft erkend een poging tot het
toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Tegenover haar heeft hij echter aanvaard me
deplichtigheid aan poging tot moord. Er is
sprake van mededaderschap, doch spr. mag
de verklaring van de medeverdachte niet ge
bruiken tegenover den ander.
De kwestie, dat E. gezegd heeft „wij moe
ten B voor zijn" wordt door niets gestaafd.
Ook J. B heeft in die zaak nog geen ver
klaring afgelegd, al neemt spr. aan dat de
vrouw te goeuer trouw verklaarde dat E.
het gezegd heeft.
Spr. blijft dan ook bij medeplichtigheid en
wijst er op, dat verdachte B. niet de minste
liefde had .voor haar man. Meer uitvoeriger
schetst spreker hierop hoe door het toeval
beiden in Bergen qaast elkander waren komen
wonen.
Wij hebben E. hooren schilderen als iemand
die graag iemand wil helpen en lichtzinnig
is Zijn lichtzinnigheid is echter overgegaan
in misdadigheid.
Voor B. acht spr. poging tot moord bewe
zen en voor E. medeplichtigheid aan poging
tot moord.
Komende tot de strafmaat besprak hij de
personen van de verdachten en voor verdach
te B. verwijst hij naar het rapport van Dr.
Kruijtbosch, waaruit bleek, dat zij intellec
tueel en moreel een defect heeft en dit blijkt
ook uit haar uitlating „als hij dood was, zou
ik 'n mooi levén hegben." Heeft zij nooit ge
dacht, dat haar zoontje kwam vragen „waar
is vader" en zou moeten antwoorden „ik ben
zijn moordenares".
Verdachte B. zat te snikken.
De officier gaat voort en zeide: Toch is
wel eens bij haar opgekomen, dat dit geen
bodem kan zijn voor een mco? leven. Zij
stond onder den invloed van E. en deed wat
hij wilde.
Toch is zij toerekenbaar. Spreker wil ook
rekening er meehouden, dat zij bekend heeft
Dat getuigt van berouw. Zij heeft ook ver
giffenis aan haar man gevraagd en denkt
ook aan haar kind
De mogelijkheid is niet uitgesloten, dat na
de boe;, doening de diein is ge tgd van beier
schap. Daartegenover staat de ontzettende
manier, waarop zij haar man heeft doen
lijden. Sincs de iceoiening van djn inhoud
van de fleschjes heeft zij moeten zien, dat zijn
'toestand achteruit ging Steeds als er ruzie
twam, diende zij het toe. Is het echter won
der, dat de man onder deze omstandigheden
geprikkeld wa-;? M n heeft hem dood willen
maken, dat is de donkere zijde. De persoon
van E. is moenijker te peilen Getuigen heb
ben verklaard, dat bij niet in staat is iemand
naar het leven te staan, doch wel om iemand
met gevaar te redden. Hij steunt op de repu
tatie van zijn vader en eigen leed zou hij diep
verbergen. Deze getuigen hebebn hem echter
niet in zijn ware gedaante gekend.
Hij heeft een dubbel leven geleid. Spr.
neemt aan, dat E. veel van zijn vrouw hield
en veel offerde om haar gezond te krijgen.
Daarnaast ziet spr. een E., die de overspelige
bedrieger is van ziin vrouw, waarvan hij ziels
veel houdt.
Hoe is het mogelijk, dat een man met zoo'n
geheim zijn vrouw nadert.
Het is een dubbel leven dat hij geleid heeft
en dit is mogelijk geweest door zijn geslo
tenheid Natuurlijk heeft hij geweten hoe het
met J- B was.
Aar, zijn zijde mist hij elk besef van schuld.
Van berouw heeft spr. niets gemerkt. De man
heeft door den toestand van zijn vrouw vee
verdriet gehad en dat hij dit niet heeft geuit
is iets anders dan geen berouw te toonen
Het was zijn plicht geweest om medelijden
met het slachtoffer te toonen en pas 4 maan
den daarna uitte hij in een briefje aan B. op
koele wijze berouw. Spr. zag dit als comedie
Zijn oude vader heeft enorm verdriet over
deze kwestie en van diens eersten brief aan
zii". zoon k'.eeg spr tranen in de oogen.
1 oen had hij gedacht, dat dit een gelegenheid
was om als een berouwvolle zoon tot den
vader te komen. Niets daarvan. En toch was
hij dit in de le plaats aan zijn vader verplicht
geweest, die een eervolle naam vestigde
welke door den zoon wordt benadeeld
Verdachte heeft bet lijden van J B gewe
ten Voor E. kon hij geen lichtpunten vinden
Hij ziet in bem iemand, die een leeüjke rol
heeft gespeeld en daarom zal hij in dit geval
tegenover nem geen lagere strat vragen dan
tegenover B
De eisch.
Maximum stelt de wet 13 en 8'A jaar. Spr
zal er heel wat afdoen, doch vorderde tegen
ieder een gevangenisstraf van 6 jaar.
Verdachte E. werd door den president,
naar aanleiding van de gevoelvolle woorden
van den officier, toegesproken. Hij deed een
beroep om de waarheid te spreken en er werd
op gewezen dat hij zich schuldig heeft ge
maakt aan een misdrijf tegenover den man.
Het heeft ook hem getroffen, dat verdachte
geen berouw heeft getoond.
Ziet u niet in bet groote leed, dat u heeft
berokkend. Is er geen drang om het uit te
krijten: „ik heb misdreven wees mij genadig"'
Ik zie niets dan een onbewogen man.
Verdachte: Dat is onjuist. Ik heb mijn
berouw bekend, tegenover mijn vader, mijn
vi ouw en tegenover ai ij zelf.
De president: Geen moment.
De verdachte: Ik had gehoord, dat
wij naar het ziekenhuis zouden gaan en
dan had ik B. om vergiffenis gevraagd.
Ik vind den eisch buitengewoon zwaar en
hoop, dat oe rechtbank mij genadig zal zijn.
Verdachte B. zeide te heLben misdre-
ven en tc-t aanvaarding van straf bereid te
zijn.
De verdediging aan het woord.
De ve rd e d i
op den diepe tragischen ondergrond. De zaak
heeft enorme beroering gebracht.
Pleiter bracht een woord van hulde aan den
president voor de menschkundige wijze
waarop hij de zitting heeft geleid, waardoor
hij het leven van zijn cliënte heeft verlicht.
Mede namens verdachte, die zit te
snikken, brengt ook spr. den wenscb
naar voren, dat J. B. geheel zal her
stellen.
Een woord van groote waardeering
tot dr. Pameijer, in wien hij dengene ziet,
die erger heeft voorkomen, meent hij ook
te moeten brengen.
De ernst in de zaal mag hem niet be
letten voor zijn cliënte naar voren te
brengen wat mogelijk is. Hij zal zich
daarbij onthouden van het uitspelen van
de eene verdachte tegen den ander en
•zich bepalen tot wat juridisch in de dag
vaarding ten laste wordt gelegd en wijst
er op dat de officier het primaire ten
laste gelegde heeft losgelaten. Toch
oordeelt hij het noodig vast te stellen,
«la- er in rechten niets bewezen is van
een te voren vooraf opgemaakt plan. om
B. van het leven te berooven. Juist door
de verklaringen van E. is daardoor in
rechten niets bewezen.
Spr. verwees naar Noyon pagina 301
en wees er op, dat hier ook de bekente
nissen verschillend zijn.
Bij spr. was ernstige twijfel gerezen,
of het ondanks de bekentenis van zijn
cliënt, wel juist is dat is komen vast te
staan, dat ij het voornemen heeft ge
had haar man om het leven te brengen.
•Pleiter stelt vast. dat niet bewezen is,
dat zij aan haar man heeft toegediend
een oplossing van Parijsch-groen in wa
ter.
Niet bewezen is, dat hetgeen verdach
te aan haar man heeft gegeven ook af
komstig geweest uit de flesch, waaruit
de inspecteur een hoeveelheid kocht en
waaruit E. ook een hoeveelheid heeft
gekocht. Het zrkje met Parij-ch groen
dat E heeft gekocht is integendeel in
ongeschonden hoeveelheid bij E. in zijn
pakhuis terug gevonden en hij heeft dit
willen gebruiken voor zijn boomen.
Maar dan is het zoo, dat hetgeen de
deskundige verklaard in dt, stof die hij
niet dezelfde stof is, die E. aan de vrouw
voor het voedsel van haar man heeft
gegeven. Men heeft iets onderzocht wat
niet gebruikt is. Ook heeft de getuige-
deskundige verklaart in de stof die hij
heeft onderzocht, niet het zuur te heb
ben gevonden dat er wetenschappelijk
in behoort te zijn. Dan is niet bewezen,
dat hetgeen onderzocht was Parijsch-
groen was, maar dan is dus ook niet be
wezen het primair ten laste gelegde.
Ook op ander gebied is er twijfel. Dr
Hoeneveld heeft verklaard, dat wanneer
hij niet geweten had met een arseni
cumvergiftiging te doen te nebben, hij
het niet uitgesloten zou hebben ge
acht dat de zenuwaandoening een
andere oorzaak had. Voorts wijst
pleiter op het onderzoek in Utrecht,
waar gebleken is, dat dr. P. ten onrech
te als onomstootelijk vaststaande aan
nam, dat er een hoeveelheid arsenicum
is gevonden 14 maal zooveel als nor
maal. Uit de verklaringen van getuige-
deskundige Kam is gebleken, dat '/«woite
milligram arsenicum per liter nog nor
maal is, terwijl hier 1,4 maal zooveel is
gevonden.
Gezien dat er in Februari nog een
hoeveelheid arsenicum bij den man
aanwezig is, oordeelt spr., dat er hier
sprake is van iets bijzonders met den
n an en daardoor is bij hem twijfel ge
rezen of het wel waar is, dat aan den
man arsenicum is toegediend. De vrouw
heeft niet na kalm behaad 't opzet gehad
om den man to dooden, maar wel het
opzet zich middelen te verschaffen die
zij gebruiken kon, als zij haar man
wilde dooden.
Herhaaldelijk is zij teruggetreden en
hier is ook komen vast te staan dat ze
een paar maal de fleschjes weggooide en
den man alleen weer wat gaf als hij
haar weer had uitgescholden.
Bovendien pleegde zij met den dokter
overleg om haar man weer beter te
krijgen. 23 October ging zij nog naar een
dokter om te vertellen dat haar man
zich zoo beroerd gevoelde Zij zegt wel
het opzet te hebben gehad om te dooden,
maar steeds bleek, dat zij terug deinsde
en van haar hooorde spreker: „het was
om te probeeren."
Haar uitdrukking „het zal opgeruimd
zijn als hij er niet meer was", mag niet
gezien worden als een bewijs van haar
opzet, maar staat in verband met de
mededeeling die /.ij van den dokter ont
ving, dat haar man ernstig ziek was.
Voorts staat vast dat zij niet geweten
heeft weik zoed het was dat zii aan haar
man toediende.
Dat Piet niet aan den leegen boel mocht
komen, behoeft niet te wijzen op een
vrees, dat net kind iets verkeerds uit
een leeg glas zou binnen Krijgen, maar
kan ook in het algemeen bedoeld zijn
als een verbod met het oog op breken
enz.
De hond speelt wel een eigenaardige
rol. De man wilde een groote, zij een
kleine. De hond maakte een smeerboel
in de keuken en hoe eerder de groote
hond weg was, hoe liever het haar was
en toch heet het „de hond mocht het
niet hebben."
Het deed pleiter genoegen dat dokter voor hij door J. B. van zijn ambtsgeheim
Kruijtbosch gister uitdrukkelijk ver- werd ontslagen. Ook deed hij op een goede
in dit verband op haar verklaring over h
jodium en de verklaring van haar man dl,
hij nooit haar leven heeft bedreigd lemiTnH
die als B. in een dergelijken ziektetoestand
verkeert, zal toch wel zijn uiterste best do"„
om de waarheid te zeggen.
Pleiter verwijst naar de verklaring van 3i
December productie 67, waarin hij erkent wel
gezegd te hebben tegen E., dat hij hem den
kop zou inslaan, als het niet uit was.
Voorts heeft verdachte B. steeds gezegd
E co verdachte B I ?iet de indr"k heeft Sat
had aangeroerd. Toch behoort de pleiter
de tegenstrijdigheden naar voren te
brengen.
Ook spr. brengt den pres. en de recht
bank hulde voor het streven, de waarheid
op den voorgrond te stellen, alsmede het
sneven om den mensch te begrijpen.
Ook brengt hij hulde aan den officier voor
zijn uitstekend requisitoir, J is pleiter het
over geen enkel punt met hem eens en zeker
niet over zijn opvatting van den invloed van
hij niet overgegaan is tot eenige mededeeling
klaard heeft, dat de vrouw lijdende is
aan geestelijke vermogens, maar dan
geldt art 37 van het wetboek van straf
recht
Geestelijk staat zij op bet peil van een
kind, dat voor bepaalde handelingen
toerekeningsvatbaar is, doch een han
deling als verdachte deed, door een kind
bedreven, is geen handeling waarvoor
een kind toerekeningsvatbaar is.
Pleiter oordeelt, dat zijn cliënt een
grensgeval is van het toerekeningsvat
bare en net niet-toerekeningsvatbare.
Dat met een gevangenisstraf van 6
jaar zijn cliënt gebaat zou zijn acht spr.
uitgesloten. Men heeft hier te maken
met iemand van geringe ontwikkeling
die onder suggestie van anderen han
delde. Hier treedt uitsluitend de persoon
van de verdachte op den voorgrond en
is geen gevangenisstraf maar een maat
regel op zijn plaats.
Bij de behandeling van de psychopa-
tenwet is ook aangenomen eerst een ver
oordeeling en daarna een maatregel,
opdat zoo iemand wordt verpleegd en
als 3e de mogelijkheid dat men zoo
iemand in de gelegenheid stelt zich te
ontplooien en krijgt men de voorwaar
delijke beschikking.
Dr. P. heeft verklaard, dat het huwe
lijk niet slecht was en ook verdachte
zeide, dat het de jaren in de Meer
goed was, al was er wel eens oneenig-
heid, doch die is er in elk huwelijk
Het is gebleken dat er de laatste \Vi
jaar herhaaldelijk moeielijkheden waren
en dit omdat ook deze vrouw geleid
heeft een dubbel leven, omdat zij een
minnaar had, die als man daaraan be
hoefte had en die het eerst een bepaalde
handeling verrichtte.
De verdachte B. was er mede gevleid.
Deze verdachte is psychologisch een
ander wezen gebleken dan verdachte E
omdat ze in haar kleinheid toch nog ge
voeld heeft dat er een geweten is en
pleiter heeft de innige overtuiging, 1at
hetgeen zij gezegd heeft, de waarheid is.
Als moeder hield ze veel van haar
kind, dat voor haar alles is. Daardoor
kwamen er conflicten tusschen de
ouders.
De verdachte B zit te snikken.
De verdediger gaat voort en be
toogt, dat haar geestesleven werd gé-
prikkeld door het conflict met haar man
over het kind.
Zij heeft zich geen rekenschap gege
ven van haar handelingen. Nooit heeft
zij zich gerealiseerd dat zij degene zou
zijn die haar man van het leven nou
hebben beroofd
Ten aanzien van het primair ten laste
gelegde aan beiden concludeert spr. tot
vrijspraak en ten aanzien van het subsi
diair aan zijn cliënt komt pleiter ook tot
een vrijspraak.
Mocht de rechtbank een veroordeeling
noodig achten, dan gelooft spr., dat de
rechtbank zegen over het gezin B
zal uitspreken door genade voor recht
te laten gelden, wanneer rekening wordt
gehouden met haar persoonlijkheid
(Eenige instemming op de publieke
tribune).
De zitting wordt hierop oi» 12.40 ge
schorst tot 1.30 uur.
Het openbaar belang gediend
met opname van bekl. B. in een
psychopaten-gesticht
Om kwart voor 2 wordt de geschorste
zitting heropend en stroomt de publieke
tribune vol belangstellenden.
Ook de advocatenbank is geheel be
zet met juristen, vol belangstelling
naar het pleidooi van Mr. M. M
Allereerst vraagt de president Dr
Kruijtbosch naar zijn oordeel over 'en
door Mr. de Groot voorgestelden maatre
gel tegenover verdachte B.
Dr. Kr.jytbosch zegt, dat men het be
grip van psysopaath wel ruim moest
nemen. Ook gelooft hij niet dat er reden
is om haar haar straf te laten ondergaan
in de bijzondere strafgevangenis te S^he-
veningen.
De verdediger mr. de Groot is
van oordeel, dat hier wei degelijk sprake
is van gebrekkige ontwikkeling van de
geestvermogens, zoodat hier wel de psy-
sophatenwet Kan worden toegepast.
Dr. Kruijtbosch: Hier is geen
voorwaarde dat het algemeen belang dit
vordert.
De verdediger: Daaronder moet
toch ook haar geval begrepen worden.
De p r e s i d e n t tot getuige-deskun
dige: „acht u het openbaar belang hier
niet aanwezig?"
Dr. Kruijtbosch: Ze zou niet te
rug gestuuid worden, doch ik geloof niet
dat het openbaar belang opname in het
arsyl vordert, omdat het gevaar dat zi;
opgeleverd heeft zich gelocaliseerd
heeft tot haar gezin.'
Mr. de Groot beveelt aan een art.
van Dr. Barnhoorn en betoogt dat hier
wel aanleiding is voor opname in een
psychopatenasy'
Dr. Kruijtbosch erkent de juist
heid van dit artikel, doch gelooft niet
dat hier het openbaar belang opname
vordert
Mr. de Groot bleef zijn zienswijze
handhaven.
Het pleidooi van Mr. Muller
Massis.
Mr Muller Massis sprak eveneens op
de atmosfeer die ook de voriae pleiter
wijze alles om zijn patiënt te redden.
Ook bracht hij hulde aan zijn mede
pleiter, bij wiens juridisch betoog bij zich zou
aansluiten.
Hulde bracht hij ook aan mr. de Groot
voor de soberheid tegenover E. betracht,
tracht
Voorts sprak hij een woord van groote
deernis met het slachtolfer en hij onder
streepte wat E. had gezegd, dat hij zeker
zijn spijt zou hebben betuigd wanneer men
naar het ziekenhuis was gegaan.
De president heeft alle moeite gedaan de
waarheid te hooren. Het is de vraag: wat is
er gebeurd en wat is er gewild. Pleiter zou
in herhaling treden, als hij de vraag beant
woordde, wat er gebeurd is. Mr de Groot
toonde dit reeds aan.
Objectief staat juridisch absoluut niet vast
wat er aan B. is toegediend.
Objectief is het niet voldoende, dat uit een
geneeskundig onderzoek is gebleken, dat er
iets met arsenicum is toegediend en dat men
heeft een verklaring van één der verdachten.
Vast staat, dat wat spr.'s cliënt kocht, on
aangetast is gebleven. Ook staat vast, dat
wat onderzocht is, niet identiek gelijk is aan
hetgeen J. B. in zijn eten heeft gekregen.
Ook bewijst het onderzoek van den schei
kundige W. niei voldoende de eigenschap
van de stof.
Kan men, als de officier, op zoo'n gebrek
kig rapport, redeneeren, dat dit er niet toe
doet, omdat het Parijsch groen geweest is?
Het geldt hier een poging tot moord en er
staat niet vast, dat Panisch-groen gebruikt
is. Dit geldt ook voor E.'s mede verdachte.
Hierop ging pleiter in op het onderzoek.
Van verwijt is hier geen sprake. Noch dr. P
noch de knecht in Utrecht treft verwijt, maar
de mogelijkheid van een verwisseling is niet
uitgesloten. Men weet niet wat er gebeurd is
en gewoonlijk plegen dergelijke onderzoeken
zoo te geschieden, dat geen twijfel mogelijk
is en hier is twijfel aanwezig. Het is in reen
ten niet bewezen, dat de faecaliën zijn onder
zocht.
Getuige-deskundige Kam heeft er met na
druk op gewezen, dat 't voedsel een grooten
invloed heeft op het vinden van arsenicum
in de menschelijke uitwerpselen. Er is een
waarschijnlijkheid van toediening van arse
nicum bij het voedsel, maar absoluut zeker
is het niet, zoolang het voedsel bij het vast
stellen van arsenicum een rol speelt Het
gaat om het wettig bewijs en in het rapport
van de deskundigen is er ook twijfel aanwe-
Ijw rechtbank heeft gehoord, wat dr
Hoeneveld verklaarde. Wel is merkwaardig,
dat de nieren niet waren aangetast.
Ook de mondontsteking was geen ver
schijnsel van arsenicumvergiftiging.
Als toch voor de rechtbank vaststaat dat
er wel arsenicum op een of andere wijze In
het lichaam van den man is gebracht, dan
is nog niet wettig en overtuigend bewe
zen, dat dit Parijsch-groen is geweest.
De dagvaarding zegt niet anders dan Pa
rijsch-groen, de rechtbank is daar aan ge
bonden en reeds op dien grond zit er niets
anders dan vrijspraak oip.
Voorts wijst hij, aan de hand van de stuk
ken, op de verklaringen van verdachte E. en
vraagt: wat is het voor een oplossing ge
weest, door E. in de flesch gedaan?
Is nu voor mijn cliënt op grond van de ver
klaring van verdachte B. die zeide dat het
een groen bezinksel was? In rechten is er
niets gebleken.
Spr. komt hierop tot de jurdische vraag
„welk opzet hebben beiden gehad?"
Ik zou dit achterwege kunnen laten, want
er moet toch vrijspraak volgen, doch ik wil
de psychologische vraag „wie van deze moet
men gelooven", wel onder de oogen zien.
De rechtbank staat voor een groote moei
lijkheid. Zij bekent poging tot moord, hij me
deplichtigheid aan poging tot het toebrengen
van zwaar lichamelijk letsel.
Men heeft dus 2 bekentenissen en geen van
de verklaringun kan tegen de andere worden
gebruikt.
Het is pleiters bedoeling niet om steenen te
werpen, doch het is tegenover den officier
noodig er op te wijzen, dat aanvankelijk ook
verdachte B. alles ontkend heeft. Is her waar
wat zij zegt, .samenspanning" met het oog
merk den man op te ruimen?
Heeft ze E. niet in den waan gelaten, dat
het doel was, den man voor niet gewilde
handelingen onbekwaam te maken en dat zij
het geheime doel had, den man van kant te
maken
Vanmorgen heeft men uit haar mond nog
kunnen hooren, dat ze met E. heeft willen
spreken, als haar man niet dood ging en met
Mei met haar naar de boerderij ging. Dit is
in strijd met het plan hem van het leven te
berooven. Het moreele en intellectueele de
fect van haar geldt ook voor spr.'s cliënt
voor zoover het betreft 't geloof hechten aan
haar verklaringen.
Psychologisch is het lang niet waar dat
zij de waarheid zegt. Voor een vrouw is he*
trouwens heel moeilijk te weten wat zij wil.
De officier zegt, zoo vervolgt pleiter, dat
verdachte B., E niet heeft willen verzwaren
en beroept zich voor de bewering op de stuk
ken. Daartegenover wil spr. wijzen op het
feit, dat zij hier is gekomen met een nieuwe
verklaring, al., dat zii gezegd had, dat haar
man haar wilde dooden, waarop E. geant
woord zou hebben „Dan moeten wij hem voor
zijn". Dit wijst er op, dat ze alles gedaan
heeft om miin cliënt te sparen.
In de stukken zegt ze niet te weten aan
wien de gedachte om haar man van het
leven te berooven is uitgegaan.
En dit stuk geldt als de uitstorting van
haar ziel voor den rechter-commissaris. Zij
weet niet wat ze heeft gewild Ook wijst spr
Zij veronderstelde, dat het in zijn ges+el
lag en heeft verdachte E. in dien waan gela.
ten. Ook dr. Kruytbosch verklaart in zijn rap!
port, dat zij dit ook altijd tegenover hem heelt
volgehouden.
Hier wordt mijn cliënt gesuggereerd, dat
het^ goedje, dat hij gaf, weinig uitwerking
Waar is al de comedie voor noodig, wart-
neer die menschen het plan hadden den man
dood te maken? Voelt u niet de tegenstrijdig
heid?
In haar eigen denken gaat zij op 23 Oc
tober nog kalkwater halen voor haar man
dien zij zegt te hebben willen doodmaken. Wat
is waar? Daarmede zult u rekening hebben
te houden en dan gaat het niet aan te zeggen
„een verdachte heeft eenmaal iets bekend
dan moet hij hangen".
Dat men het eerst met j'odium heeft
geprobeert, een huismiddel, is een be
wijs, dat men niet de bedoeling beeft
gehad om den man te dooden. maar dat
men het in Ieeken-gedachte gedaan
heeft om zijn geheele temperament f©
kalmeeren.
Voorts wijst hij er op da; verdachte E
in het bezit had een gevaarlijk vergif
dat bij haar gevonden is en diende voor
de genezing van E.'s vrouw.
Als men iemand wil dooden dan geeft
men dit en geen jodium.
E. heeft geen andere bedoeling gehad
dan den man suf te maken.
Nu houdt de officier vast dat E wist
dat Parijsch groen vergif was. Is bet nu
zoo vreemd, dal als men iets kent als
vergif voor slakken, luizen en insecten,
dat men zich dan nog niet bewust is dat
hejt een vergif is voor menschen?
Men heeft gezie: hoe het met het
Parijsch groen gaat
Pleiter oordeelt dat dit voldoende
naar voren kwam in de verklaring van
den handelsreiziger uit Avenhorn.
Ook is gebleken, dat er niets is, dat er op
wijst, dat de man geweten heeft, dat het Pa
rijsch groen arsenicum bevatte.
De vraag is of hij heeft kunnen begrijpen,
dat er kans bestond, dat de man daardoor
dood ging.
Pleiter gelooft, dat, gezien de verklarin
gen van de getuigen, op grond van de
gemakkelijke verkrijgbaarheid, verdachte E.
niet begrepen heeft, dat er arsenicum in zat.
Voorts maakt pleiter nog een scherp on
derscheid tusschen zwaar vergif en vergif.
De verklaringen van den bediende, dat hij
er op zette „zwaar vergif", wordt te niet ge
daan, door het feit dat deze op het zakje,
dat hij aan inspecteur Vader verkocht alleen
„vergif" zette, terwijl het in het filiaal zon
der eenig opschrift werd verkocht.
De veronderstelling, dat E. erg jaloersch
was en verdachte B. alleen voor zich wilde
hebben is een verondersteling, doch niet be
wezen. Hij had een gelukkig samenleven met
zijn eigen vrouw. Als man behoefde hij ver
dachte B., maar dan had hij geen belang den
anderen man het leven te benemen. Dan zou
hij juist die vrouw aan zijn eigen hals heb
ben gekregen.
Er was dus voor hem niet het minste be
lang om den man uit den weg te ruimen. Moei
lijkheden zouden met zijn eigen vrouw dan te
wachten staan en hij is er te nuchter voor
om die te wiüen.
Het is logisch te denken, dat het is zooals
hij verklaard heeft, dat n.1. de hulp die hij
verschaft heeft, deze geweest is, „B. suf te
maken".
Spr. hoopt, dat de rechtbank door de ge
tuigenverklaringen inzicht in het karakter
van zijn cliënt heeft gekregen.
Het is een dood goede kerel, die nimmer
zijn medewerking tot moord heeft kunnen
verleenen.
De ziting duurt voort.
DE GOUDSCHE ZENDER.
Een mild vonnis.
De kantonrechter te Gouda heeft heden
vonnis gewezen in de zaak tegen P. R te
Gouda, die terecht heeit gestaan wegens
overtreding van het radioreglement. Het be
treft hier het bekende geval van den gehei
men zender, die 's Zaterdags na midder
nacht een vroolijk programma uitzond. Be
klaagde werd veroordeeld tot 20 boete subs
5 dagen hechtenis met bevel tot teruggave
van de inbeslaggenomen voorwerpen. In het
vonnis werd o.m. overwogen, dat overtreding
van het radiobesluit zeer ernstig is en streng
gestraft dient te worden, doch in aanmerking
werd genomen de tijd waarop de uitzendin
gen plaats hadden en voorts ook de aard van
het uitgezondene, die vrij onschuldig was
gebleken.
Verschenen is het Mimosa-handboek, een
raadgever voor de behandeing van Mimosa-
papieren, -platen en -films, eer. uitgave der
Mimosa A. G. Dresde-, 21. Het k'eine boekje
geeft op de meest uitgebieide wijze alle ge-
wenschte inlichtingen o,fer de behandeling
van de diverse Mimcsa-pr-xlucten. Het be
handelt de ontwikkelingspapieren, bet kleu
ren daarvan, de daglichtpapieren, het opna
me-materiaal en het werk in het laboratori
um.
Tenslotte is een aantal recepten opgeno
men en een handleiding voor het bewaren
van chemicaliën en hun diverse h*na:r,-ng;0-
Deze zeer nuttige handleiding is bij al.e -wan
delaren in fotografische artikelen te verkrij
gen.