Alkmaarsche Courant.
HEEREN BAAI
£aad= enJxiüt&ouiu
Spoel
HoMierd vier en dertigste Jaargang.
Zaterdag 19 Maart.
Men kan aardappelen op de aanwezig-
COETHE.
Bij de herdenking van zijn sterfdag, 22 Maart 1832.
Zz pond
ZO cf. per ons 10ct.per1/ions.
No. 67 1932
SINTPANCRAS.
De tuinbouwvereeniging „De Tuinbouw"
vergaderde Donderdag in het café van den
j,eer Bouwstra onder leiding van den heer
C. Kloosterboer.
De voorzitter wijdde een gedachtenis
woord aan ons aller vriend en bestuurslid
wijlen den heer P. Madderom. Hij was een
bestuurslid van onze vereeniging met den
noodigen ernst om de algemeene belangen te
behartigen. Daarenboven bracht de hem aan
geboren gemoedelijkheid en gepaste humor,
steeds een genoeglijke en aangename stem
ming in leden- en bestuursvergaderingen.
Onze vereeniging verliest in hem een
trouw lid niet alleen, doch ook een nauwge
zet penningmeester. Spr. verzocht een enkel
oogenblik den overledene in eerbiedige stilte
te herdenken door op te staan.
Spr. vroeg instemming voor een deelne
mend schrijven aan de weduwe en de kinde
ren
Mededeelingen. De zoon van den heer
Madderom zal tot 31 Dec. 1932 het penning
meesterschap voeren.
Een schrijven was ingekomen van den neer
den heer van Herwijnen over Zelio Pasta, een
rattenverdelgingsmiddel. Een en ander wordt
nader toegelicht.
Een schrijven is ontvangen van den Ned.
Bond van Arbeiders in het Landbouw-, Tuin
bouw- en Zuivelbedrijf. Dit behelsde een ver
zoek om indien groote, aanvoer van produc
ten op de markt plaats vind, dit niet door de
transportarbeiders te laten verwerken. Indien
de tuinders niet zooveel bij het lossen hiel
pen, zou dit voor de betrokken landarbeiders
veel werk geven en dan moest worden aange
vuld met losse arbeiders.
Het bestuur stelde voor om kleine sproei-
machines aan te schaffen, omdat men met een
groote machine niet bij vele perceel en kan
komen.
Deze zouden dan tegen een matige huur
aan de leden kunnen worden beschikbaar ge
steld.
De heer T. Bakker wilde, dat de tuinders
ze zelf moeten koopen.
Dit werd overeenkomstig het bestuurs
voorstel aangenomen. Men zal een onder
zoek instellen naar kosten enz.
Bespreking bechrijvingsbrief. Voor recla
me 1/20 becnikbaar te stellen werd algemeen
goedgevonden.
De heer akker bestrijd de verhooging van
het veilingspercentage.
De heer Hoogland meende, dat voor het
uitbetalen van doorgeloopen kool veel geld
noodig is, als de Prov, Commissie in begin
sel besluit om door te gaan, dan zijn wij er
toch ook nog.
Wij blijven medezeggenschap houden.
De heer De Jong stelde voor om dit punt
aan te nemen en lichtte dit nader toe. Hij
stelde bijv. de arbeidersorganisatie hier tegen
over. In stemming gebracht werd het voor
stel verworpen met 35 om 43 stemmen.
De subsidie voor de kanalisatie wordt zon
der meer verworpen.
Statutenwijziging., De heer Roos vroeg of
de bollenveiling er ook meer in zit.
De heer Jb. de Vries las het gedeelte voor
uit het verslag van de L.G.C.-vergadering
van 1929 daar is het besluit vastgelegd, hier
moeten we ons aan vasthouden, zegt spreker.
De heer Hoogland deelde mede, dat een ge
meenschappelijke bestuursvergadering is ge
houden met de vereenigingen van Broek op
Langendijk, Zuid-Scharwoude en Koedijk, en
bracht hierover verslag uit. Indien wij ook
aansprakelijkheid hebben moeten wij ook me
dezeggingschap hebben. De schuld bedraagt,
thans 24.000. Alles ging tot heden van een
leien dakje, doch nu staan wij voor het feit
dat ieder lid aansprakelijk wordt gesteld.
Nemen we dit niet aan, dan moeten we uit-
bieden.
De stemmingen in het hoofdbestuur zijn
per ledental.
Indien de bollenveiling gecheiden blijft stel
de spr. voor om dit voorstel aan te nemen.
Aldus besloten.
Ontslag veilingleider. De heeren Bakker en
Roos bepleiten dit voorstel.
De heer Hoogland vroeg: Wil de vergade
ring leiding en wil de organisatie combina
tie? Dit is niet mogelijk, wij moeten bij voor
komende keuringsgevallen een directe uit
spraak hebben.
Uitvoerwet pootaardappelen. De heer
Hoogland lichtte dit voorstel toe.
Uitvoer verbod koolzaad. Men ging met het
bestuur accoord.
Bij de rondvraag verzocht de heer T. Bak
ker vroegere bezorging der convocaties.
De heer H. Gerritsen had thans willen
stemmen voor afgevaardigden voor de alge
meene vergadering en niet zooals altijd op de
ledenlijst af.
Daarna sluiting.
WAARSCHUWING AAN SELECTEURS
EN VERBOUWERS VAN
AARDAPPELEN.
Uit onderzoekingen, verricht aan het
Laboratorium voor mycologie en aard-'
appelonderzoek, is gebleken, dat de
ziekte, aangeduid met den naam „pseu-
donetnecrose", met het pootgoeó op het
nieuwe gewas wordt overgebracht. Bij
deze ziekte vertoonen zich op de door
snede van de aardappels grootero en
kleinere bruine plekken in het vleesch.
Vaak komen deze stippen het talrijkst
voor nabij de schil terwijl ook het top-
gedeelte van de F.nol zeer dikwijls het
hevigst is aangetast. Deze verschijnselen
lijken op die van kringerigheid (vurig
heid), maar bij deze ziekte (kringerig
heid) zijn de bruine plekken meestal in
den vorm van gebogen lijnen, terwijl zij
bij pseudonetnecrose meer tot stippen,
somt tot vederachtige teekeningen ir-
«wigevloeid beperkt blijven.
door te snijden of hier en daar oen stuk
je van de schil weg te nemen. Bij den
oogst is dikwijls van het verschijnsel n oe
weinig te zien, doch tegen het voorjaar
kan het zich zeer sterk vertoonen.
Bij twijfel of men met het verschijnsel
te doen heeft, zende men een aantal ver
dachte knollen op aan den Plantenziek-
tenkundigen Dienst te Wageningen
Waar gebleken is, dat de ziekte soms
in benaalde stammen voorkomt, is het
voor de verbouwers, die zich met den
stamboomteeL Lezig houden, ten zeerste
aan te bevejen, al hun stammen op de
aanwezigheid van pseudonetnecrose te
onderzoeken. Speciaal is dit gewenscht
voor de soort Roode Star. daar gebleken
is, dat bij deze soort de ziekte soms in
sterke mate optreedt. Deze waarschu
wing geldt echter niet alleen voor de
selecteurs, maar ook voor de gewone
verbouwers. Door aansnijden van een
aantal knollen van de partij, die men
'.vil uitpoten, kan men zich van de al of
niet aanwezigheid van de ziekte over
tuigen.
Stammen of partijen, waarin de ziek
te voorkomt, gebruike men niet voor de
teelt, daar de kans zeer groot is, dat de
oogst onverkoopbaar wordt.
GOETHE op 79-jarigen leeftijd, naar een
door Stieler geschilderd portret.
Over Goethe zou het gemakkelijk zijn een
boek te schrijven. Een courantenartikel over
hem is moeilijker. De figuur is zóó groot,
zóó veelzijdig, dat men niet goed weet, waar
haar aan te vatten om het belangrijkste naar
voren te brengen. Gelukkig kan men op
Goethe het woord van Faust's „Lustige Per-
son" toepassen:
Greift nur hinein in's volle Menschenleben,
Und wo ihr's packt, da ist 's interessant.
Welk een menschenleven was dat van
Goethe en hoe vol was het! Het is begrijpe
lijk, dat bij de herdenking van zijn sterfdag
de meest verschillende kringen hem eeren,
dat schouwburgen tooneelstukken van hem
opvoeren, voordrachts-kunstenaars zijn poëzie
laten ruischen, philiosophen zijn diepzinnig
denken bepeinzen, mannen van exacte weten
schap zich zijn natuur-wetenschappelijke on
derzoekingen herinneren en... dat jonge en
oude menschen denken aan Gretchen en
Clhrche en in die teere figuren en haar liefde
iets terugvinden van hun eigen liefdeleven
en heel veel van den machtigen liefdedrang
van Duitschland's genialen, grootsten dich
ter.
Goethe is twee en tachtig jaar oud ge
worden. Het jaar 1832 was hij aangevangen
in volkomen helderheid van hoofd maar met
een verzwakt lichaam. Maanden lang had hij
de vermindering van zijn lichaamskrachten
reeds gevoeld. Hem, wien niets ontging, voor
wien alles bij het prachtige evenwicht van
zijn geest voorwerp was tot bespiegeling,
ontging die verandering niet. En ik vermoed,
dat hij dóarom op zijn twee en tachtigsten
verjaardag, den 28en Augustus 1831, be
hoefte gevoelde het feestgedruisch te Weimar
te ontloopen en naar zijn geliefd Ilmenau te
gaan, waar hij van het Gasthof zum Löwen
te voet opklom naar het kleine jachthuisje
van hertog Carl August. Hij had er oude
herinneringen. Eens, lang geleden, had hij
er in een mooien zomer acht dagen doorge
bracht. Het was in 1780 geweest, meer dan
vijftig jaar geleden. Nu kwam hij er als
grijsaard en hij zocht naar dê verzen, die
hij er den 7en September van dat verre jaar
aan den wand had geschreven. Ze stonden
er nog, dicht bij het zuidelijke venster; het
potloodschrift was niet uitgewischt en hij
las de woorden, die thans heel de lezende
wereld kent:
Ueber a'len Gipfeln
Ist Ruh.
In allen Wipfeln
Spürest du
Kaum einen Hauch.
Die Vögelein schweigen im Walde.
W'arte nur, balde
Ruhest du auch.
De lectuur van die regelen ontroerde hem
„Heel langzaam zoo vertelt Mahr, die
hem begeleidde trok hij zijn sneeuwwitten
zakdoek uit zijn donkerblauwe lakensche jas,
droogde zijn tranen, sprak zachtjes en wee
moedig: „Ja, wacht maar, spoedig rust gij
cok", zweeg een halve minuut, keek nog
eens door het venster naar het donkere spar
renbosch en wendde zich daarop tot mij met
de woorden: „Nu gaan we maar weer te-
ru;
.'hans was het niet de sentimenteele fan
tasie van den jongen dichter, die op dertig
jarigen leeftijd meent de vergankelijkheids
gedachte te moeten cajoleeren, maar het be
sef van den grijsaard, die voelt, dat het leven
hem ontvliedt. Het zou inderdaad zijn laat
ste verjaardag zijn. Het ging niet meer, zoo
als hij wilde met zijn lichaam. De klassieke
lijnen zijner imponeerende gestalte leden on
der de verzwakking. Zoo naderde Maart;
hij bleef veel thuis; de frissche buitenlucht
begon hij te vreezen. Den 22en zette zich een
bedenkelijke verzwakking in, vergezeld van
pijn. Hij voelde zich benauwd en wenschte,
dat de luiken geopend zouden worden Zijn
bewustzijn was een tijd lang weg, doch het
kwam terug en, bewust, dat hij stenen
^ing, gaf hij zich over en zoo kwam liet ein
de. Zijn rust was gekomen. HM had geleefd,
een vol leven ohne Hast, ohne Rast, zoo
als de woorden luidden op een gouden ze
gelstempel, dat hem op zijn 82sten verjaar
dag door vijftien Engelschen ten teeken van
bewonderende hulde was aangeboden: een
vol leven, zonder haast, zonder rust.
Eckermann, aan wiens Gesprache mit
Goethe we zooveel te danken hebben, ver
telt, dat hij den volgenden morgen de sterf
kamer bezocht. Daar lag hij, de groote
Goethe: „ein volkommener Mensch lag in
groszer Schönheit vor mir, und das Ent-
züeken, das ich darüber empfand, liesz mich
auf Augenblicke vergessen, dasz der unster-
bliche Geist eirië solche Hülle verlassen".
Wordsworth zou gezegd hebben:
And all that mighty hearf is lying still.
Tusschen 28 Augustus 1749 en 22 Maart
1832 is het volle menschenleven ingesloten,
welks invloed zoo ver en zoo diep doordrong,
dat er wellicht geen naam van zóó groote
autoriteit is te vinden in de letterkundige
wereld der laatste eeuwen. Goethe had zijn
scherpen blik gericht op alles, wat de wereld
en het leven belangrijks boden. In het ouder
lijk huis, „Am groszen Hirschgraben" te
Frankfort, had zijn vader hem gewend aan
orde en stelselmatigheid, aan het goed ge
bruiken van zijn tijd, aan het openen van zijn
geest voor alles, wat belangrijk was. „Herr
Rat" was streng, doch gaf zelf het voor
beeld. En „Frau Rat" of „Frau Aja",
Goethe's beminnelijk „Mütterchen" zorgde
voor den^zonneschijn en voor de fantasie, die
het kind noodig had.
Aldus voorbereid voor een ernstige en toch
moedige opvatting van het leven, verlaat hij
de ouderlijke woning. Behalve de herinne
ring hieraan neemt hij de vriendelijke indruk
ken mede van grootvader Textor, die hem
liefde voor het tooneel, speciaal voor de
Fransche tooneelspelers, inboezemde, en van
zijn mooie Frankfort, waar, als een myste
rieuze attractie, de Jodenwijk haar schatten
moest bewaren aan de Oostersche vrouwen
typen. Hij gaat naar Leipzig om er te stu-
deeren. Hij is nog heel jong. maar ouder,
veel ouder dan zijn leeftijd. Zijn eerste ken
nismaking met „de wereld" is een teleurstel
ling. „De wereld" is niet, wat hij gedacht
had, en zij stelde hein niet zoo hoog als hij
zich zelf stelde. Maar tegenspoeden werken
opvoedend en, afgaande op een passage in
zijn „Herinneringen", mogen we gelooven,
dat reeds daar te Leipzig hij was toen
zeventien! de eerste gedachte van zijn
Faust bij hem opkwam en de eerste vage
trekken van het plan voor dit werk door hem
werden getrokken.
Na Leipzig is het Straatsburg, waar hij
zijn studiën voortzet en zijn zieleleven ver
diept. „Ik werd niet moede", zoo schrijft hij,
,.na te denken over de ijdelheid der affectiën,
over de onstandvastigheid van den mensch
en over alles, wat er verhevens en dieps be
staat en waarvan de aaneenschakeling be
schouwd kan worden als het raadsel van het
menschel ijk leven".
Drie invloeden: een wijsgeer, een liefelijk
beeld van- de liefde op zestien jaren, en een
grootsch bouwwerk Herder, Friederike
Brion en de Straatsburger dom hebben
een beslissenden geep op het hart en de ver
beelding van Goethe. In de schoo! van
Herder leerde hij den onuitputtelijken rijk
dom kennen en waardeeren der bijbelsche
poëzie. En dan: de geest, die over het jon
gere geslacht veer als een bruisende storm
wind. Het was de tijd van het jonge, ontwa
kende Duitschland. de tijd van het revolu-
tionnaire ongeduld, dat op daden wachtte.
Een vage onrust had zich van de geesten
meester gemaakt; elke stoutmoedigheid gold
voor een geniaal werk, elke verandering voor
een vooruitgang Goethe met zijn gevoeügen,
vibreerenden geest stormt mee. Maar hij
moet voor de hem overweldigende gedachten
een uitweg banen Zijn genadegaven van
dichter zijn de veiligheidskleppen van zijn
stoomenden geest. Hij werpt zich op zijn
Faust. Later, als hij twee en tachtig is, zal
hij aan zijn vriend Zeiler schrijven:
„Het is geen kleinigheid op den leeftijd
van 82 jaar te eindigen wat men op twintig
jarigen 'leeftijd heeft geconcipieerd'
Twintig jaar en de conceptie van de
Faust, het is onbegrijpelijk grootsch!
Om zijn tooneelen te bezielen heeft hij be
koorlijke beelden, heeft hij een hoogst aan
trekkelijke figuur noodig: de omstandighe
den belasten er zich mee hem die aan te bie
den in de lieflijke Friederike Brion, het
domineesdochtertje van Sesenheim. Van den
Straatsburger toren kan hij de pastorie van
Sesenheim zien liggen. Soms wordt het hem
ondraaglijk, alléén te zijn. Of in zijn per
soon, of in zijn gedichten, ijlt hij naar de
bekende gedichtjes, dezer dagen door Wüll-
ner weder zoo ontroerend voorgedragenEs
schlug mein Herz. gcschwind zu Pferde en
Kleine Blumen, kleine Blatter, Heidenrös-
lein Nahe des Geliebten en andere Kerst
mis'nadert; men heeft hem uitgenoodigd in
het gastvrije huis; hi< heeft de uitnoodiging
afgeslagen; zijn studie bindt hem. Maar hij
houdt het niet uit. Friederike is daar, daar in
de verte En al zijn plannen werpt hij omver
en zendt de blijde, de kinderlijke, de jubelen
de boodschap:
Ich komme bald, ihr goldnen Kinder;
Vergebens sperret uns der Winter
In unsre warme 3tuben ein
Wir wollen uns zum Feuer setzen
Und tausendfaltig uns ergötzen,
Uns lieben, wie die Engeiein;
Wir wollen kleine Kranzchen winden,
Wir wollen kleine Straschen binden
Und wie die kleinen Kinder sein.
Goethe's jeugd is voorbij. Daarna: studiën
op alle gebied, reizen door Italië, ervaringen
van menschen en daden; ze hebben hem ge
rijpt tot een man. Frankfort heeft zijn be
gaafden zoon weer opgenomen en de zoon
beantwoordt dit met het ontdekken van zijn
schatten. De dichter en schrijver ontpopt
zich glanzend. Zijn werk wordt algemeen
eigendom. Zijn Götz von Berlichingen maakt
hem beroemd; zijn Leiden des jungen Wert-
hers wordt het 'ooek, dat uiting geeft aan al
wat men een tijdsziekte zou kunnen noemen,
doch waarin we Goethe zelf in deze periode
van zijn leven leeren kennen. Zegt hij niet
zelf:
Was ihr den Geist der Zeiten heiszt,
Das ist im Grund der Herren eigner Geist,
In dem die Zeiten sich bespiegeln.
De publicatiën vermeerderen zich; op al
lerlei gebied scherpt hij zijn geest. Maar hij
blijft, van de Werther-periode bevrijd, de
sterke, nuchtere, critische beschouwer der
dingen. Daaruit is m.i. alleen te verklaren,
dat hij het grootste deel van zijn leven
zeven en vijftig jaar lang te Weimar kon
doorbrengen. Want dit gebeurt. Hij had het
zelf niet vermoed, misschien zelfs niet ge
wild. De jonge erfprins van Saksen-Weimar
roept hem naar „das Loch", zooals Goethe
het noemde, en daar, in dat ..gat" zal hij alles
vinden, wat hij nobdig heeft: regelmatigen
arbeid, rust voor zijn werk, eer en vrouwen
liefde en hij zal er de oogen sluiten „les Trei-
bens möde". De kleine omgeving, maar die
een groot geestelijk leven omsloot, was hem
voldoende. Hij beheerschte haar, was er het
groote, erkende middenpunt. Een verlicht
vorst begrijpt hem in zijn waarde als dichter,
schrijver, wetenschappelijk navorscher en
denker. Weimar, waar groote geesten als
Schiller kunnen ademen, wordt groot, mede
door hef. Hij weet dit en geniet er van. Het
stadje wordt een bedevaartplaats voor zijn
vereerders. En zijn ambtelijke arbeid als mi
nister van Financiën, het vertrouwen, dat de
hertog, later groot-hertog, hem geeft, de adel
lijke titel hem verleend, strelen zijn eerzucht.
Want Goethe, die ons uit zijn werken te ge
moed treedt als een groote wijze, die de din
gen der wereld met toetsenden blik be
schouwt. is een mar. van realiteit. Hij staat
krachtig op den vasten bodem en de geneug
ten, stoffelijke en geestelijke, zijn hem ver van
onverschillig. Dat Napoleon hem wilde ont
moeten, dat deze hem het Legioen van Eer
schonk, was hem een reden tot blijdschap.
„Das ist ein Mann", zeide hij van den groo-
ten Fransehman, die, sprekende over Goethe,
merkwaardiger wijze in het Fransch den
zelfden indruk weergaf: „Et voila un
homme". Hij, Goethe, heeft waarschijnlijk als
zijn tijdgenoot Frederik de Groote, aan zich
zelf gevoeld, hoe eerzucht, liefde tot roem,
leidt tot groote daden. Symbolisch is dit uit
gedrukt door den maker van het Schiller en
Goethe standbeeld. Hij laat Schiller met op
waarts gerichten blik des krans dien zij
beiden vasthouden, even beroeren, terwijl
Goethe, recht vooruit ziend, dien met vaste
hand omklemt.
Ja, Goethe. die zijn grooteu, veelzijdigen
geest naar alle zijden laat stralen, is een man
van de realiteit. Hij is niet. wat men noemt,
een dogmatisch godsdienstig man, wiens
levenssteun te vinden is boven de aardsche
regionen. Hij is, men veroorlove mij het te
zeggen, een achttiende-eeu>vsche heiden; hij
gelooft aan hetgeen hier, op aarde, is Hij is
de man van de „Diesseitigkeit"; hij iieeft het
„Daseinsglaube". Er is in zijn gedichten een
stille, teere natuurvergoding, een vereering
van „dat onbekende, hcogere wezen, dat wij
vermoeden". Hieruit is vellicht ook te ver
klaren, dat-in zijn werk geen groote helden-
gestaken ie vinden zijn, maar ..beschauliche
Naturen", die „sich nach der Tat sehner.".
Men moet Goethe zien als kind van zijn
tijd. Het is de tijd van de uitvinding der ma
chine, die aan de wereld zooveel van haar
rust en schoonheid ontneemt; de tijd van de
nog ongelijk bedeelden, van de in „heer-
sehers" en „dienaren" gescheiden mensch-
heid. Goethe, de natuurvorscher, zag de na
tuur nog geheel als de wereld van het oog;
hij bestudeerde de kleuren zonder mathema
tiek, de gesteenten zonder chemie, de bota
nie zonder microscoop. Zijn onbegrensde ver
eering voor „die Antike" is een hulde aan
een tijdperk, waarin de scheiding tusschen
kunst en leven nog niet bestond. Toch is hij
doortrokken van gedachten, die het christen
dom naderen. In Faust schildert hij een
Ucbermensch, maar ook zich zelf, ook den
mensch, in zijn strijden, vallen en omhoog
stijgen, in zijn worstelen om het geluk.
en Faust's laatste woorden, uitsprekende
dat de mensch eerst waarg eluk kan smaken,
zoo hij werkt voor het heil der menschheja,
per
ECHTE FRIESCHE
c»
schijnen haast een variant op Paulus' woord:
„Niemand leeft zich zelf".
Goethe, de groote Duitscher, behoort door
zijn werk niet ran één land, maar aan de
wereld. Hij trachtte alle volken, hun ziel,
hun kunst, te begrijpen. Hij is een groote,
internationale, universeele figuur. Het is
daarom begrijpelijk, dat bij "de herdenking
van zijn dood, de grenzen wegvallen voor
de hulde en de vereenng, die dezen grooten
mensch worden gebracht.
A. J. BOTHENIUS BROUWER.
De slag aan de Schelde.
Nog ongeveer 24 uur scheiden ons van de
46ste ontmoeting tusschen de vertegenwoor
digende elftallen van Nederland en België. 1
Nog ongeveer 24 uren en dan zullen de dui
zenden toeschouwers weer de Oranjemannen
en de Roode Duivels met vurige kreten aan
moedigen, dan zal de bal over het groene veld
getrapt worden, dan zullen doelverdedigers
prachtpige staaltjes van hun kunnen laten
zien, dan zullen voorhoedespelers knallen,
dan zullen
Dan zullen duizenden, tienduizenden luis
teren naar het verslag van Hollander, die op
de hem eigen wijze zijn radioverhaal dooi
den aether zal lanceeren!
Hoe staan de kansen voor Nederland?
't Is lang, heel lang geleden, dat ons elftal
in Antwerpen gewonnen heeft en eigenlijk
moet men de periode van voor den wereldoor
log nemen, om te zien, hoe sterk het Ned.
elftal was. Toen kwamen normale overwin
ningen, te Antwerpen behaald, toen kwa
men onverwachte nederlagen, maar deze
waren niet talrijk.
Hoe is dat na den oorlog veranderd! Bel-''
giê bleek snelle vorderingen te hébben ge-'
maakt en Nederland had gebrek aan inter
nationale sterren. Zeker, we hadden altijd een
prachtige achterhoede, die een voorhoede
lang tegen kon houden. En aan die achter
hoede was het succes van een gelijk spel of
een kleine nederlaag te danken. Maar voor
de rest? Voor de rest was ons elftal ake-'
lig zwak.
Langzaam kwam er een verbetering. Het
regelmatige oefenen op het verlichte V.U.C -
veld, het steeds weer opnieuw spelen tegen
Engelsche beroepsclubs, dat alles bracht ons
spelpeil omhoog. We kregen een elftal, dat
niet alleen gcede spelers bevatte, maar dat
één was.
Successen kwamenEerst kwam er de over
winning op België in ons Stadion. Een over
winning, die volkomen verdiend was. Welnu,
ook in Antwerpen zou Nederland eens laten
zien, wat het kon.
Nederland kwam en de eerste goal was
voor Nederland. Maar, helaas! Nederland
bleek niet opgewassen tegen België en ver
loor!
De keuzecommissie zat echter niet stil.
Steeds werkte ze door en zond ons elftal
naar Denemarken. Een nieuwe overwinning!
Het elftal werd naar Parijs gestuurd. Weer
een overwinning! En wat voor een!
Toen kwam, slechts een paar weken ge
leden, België weer ins ons Stadion. Een nieu
we overwinning werd verwacht. maar
helaas!, 't werd een nederlaag. Met 3—2
wonnen de Belgen.
En nu gaan we weer naar Antwerpen.
Weer is de hoop aanwezig, dat deze keer een
einde zal worden gemaakt aan de serie
nederlagen. En weer is er kans op!
Inderdaad, de kans op een overwinning is
er! We hebben de vorige maand gezien, dat
België zeker te kloppen is. Het mag dan
gewonnen hebben van de Oranjemenschen,
een overtuigende overwinning was het niet.
Allereerst misten we v. d. Meulen, Weber
en Adam en daarnaast was het veld voor de
zwaardere spelers buitengewoon moeilijk be
speelbaar. Ons geheel elftal speelde beneden
den vorm, waarin het kan spelen. Er lag een
matheid over de ploeg, er was niet het beken
de enthousiasme, noch bij de spelers, noch bij
het publiek.
Dat zal er morgen wel zijn. Morgen is er
de echte sfeer, die noodig is, om een interland
wedstrijd te doen slagen. En morgen
komt ons elftal sterker uit dan een maand ge
leden. Weliswaar speelt v. d. Meulen nog
niet, maar v. Male zal hem behoorlijk ver
vangen, beter dan Odijk het indertijd deed.
Maar Adam is er wel en Weber ook.
Vooral het meespelen van Adam achten we
van groot belang. Hij, en hij alleen kan hel
enthousiasme in de voorhoede brengenhij en
Wels zullen de Belgen voor tal van raadsels
plaatsen; onze rechtervleugel zal kansen
scheppen voor zich zelf en voor anderen. De
Belgische achterhoede zal het zeer zwaar
krijgen, te zwaar (hopen wij!). En Neder
land zal met een overwinning terugkee-
ren!
o
Wij zijn zeer optimistisch! Dat blijkt wel
uit bovenstaande, 't Is natuurlijk mogelijk,
dat België wint, maar voor ons heeft Neder
land thans een betere kans dan ooit, om te
winnen. Ons elftal lijkt ons sterker dan een
jaar geleden, het lijkt ons misschien sterker
dan dat, hetwelk in Parijs zegevierde En wij
hebben zoo'n idee, dat de noodige sfeer er
ain zal- 't Weer Mikt schitterend niet u