Het einde der Zuiderzeevisscherij.
WAT KIKKER KAREL EN TUIMELTJE BELEEFDEN
Financieel Overzicht.
De gevolgen van de volledige afsluiting. De houding der
visschers. Hun werk in de toekomst.
Een overzicht van de werkzaamheden bij Medemblik.
De haven van Volendam.
De dijk in aanbouw.
daar volgt men wederom het N.H.-Kanaal,
doch thans in de richting Alkmaar om na
over de spoorbaan te zijn gereden, den lsten
zijweg recht3 naar Julianadorp in te slaan,
tot aan den duinvoet, maar men links afslaat.
Daarna den duinvoet volgende komt men in
Callantsoog, een klein pitoresk badplaatsje
met een in kleine typische huisjes wonende
rustige bevolking. Bij Callantsoog gaat men
den dijk langs en komt men aan een duinge
bied, waar men langs rijdt en halverwege 're-
komen verstandig doet even te stoppen om te
gen het duin op te loopen. Vanaf den duin
rug aldaar heeft men een prachtig gezicht op
het Zwanenwater, gelegen in een duinpan
van Jhr. v. d. Boll. Dit duin mag men niet be
treden, aangezien zich daar de broedplaatsen
bevinden van allerlei vogels. Juist in den
paringstij d is het een bijzonder genoegen het
leven van de gevleugelde duinbewoners gade
te slaan.
Vandaar rijdt men weer door tot het N.H.-
Kanaal, vervolgens tot de Burgervlotbrug om
van daar rechtsaf naar Petten, een lief klein
dorpje, waar de bevolking in hoofdzaak be
staat uit arbeiders, werkzaam bij de Hondsch
bossche Zeeweering, te rijden. Vanaf Petten
volgt men den weg langs deze zeeweering tot
Camperduin. Even voor Camperduin kan
men nog in zee het wrak zien liggen van den
Engelschen kruiser, die daar voor 'n tiental
jaren strandde. Van Camperduin gaat het
over Hargen en Groet naar Schoor!, door 'n
wondermooie streek naar Bergen. Wanneer
men deze tekende badplaats heeft bereikt,
heeft men er een 100 K.M. op zitten.
Wie naar het zuiden moet doet verstandig
om van Bergen den duinvoet naar Castricum
te volgen. Langs dezen weg, die 18 K.M. lang
is, passeert men, vooral tusschen Bergen en
Egmond aan den Hoef, aan beide zijden
eveneens mooie bloemenvelden, die te midden
van het groen een bizonderen aanblik opleve
ren.
Te Castricum bereikt men den Rijksstraat
weg AlkmaarHaarlem en wie dan nog
meer bloemen wil zien rijdt naar Limmen,
waar men bloemenvelden met een gezamen
lijke oppervlakte van 80 H.A. vindt, voor een
deel langs beide kanten van den straatweg
verrichten zij zwaren arbeid, want er is nau
welijks een werk, dat in zwaarte opweegt te
en voor een deel langs linksche en rechtsche gen het werk op zee: het inhalen van de net-
paralelwegen, die gemakkelijk met auto's be- ten of het manoeuvreeren bij stormachtig
reden kunnen worden. weer; maar dit werk valt niet op geregelde
Wandelaars die vanuit Alkmaar in de di- tijden. De arbeid, die een visscher op zee ver-
recte omgeving bloemenvelden willen bezoe- richt, grenst dikwijls aan het ongelooflijke,
ken, raden wij aan per autobus naar Limmen rustig echter een tuintje omspitten, dat
kan hij niet. Het is begrijpelijk, dat andere
te rijden, daar uit te stappen en een wande
ling te maken langs de genoemde paralelwe-
gen, die bij de bevolking bekend staan als de
Dusscheldorppersweg en de Westerweg.
Voor wandelaars verdient het ook aanbeve-
I ng om vanuit Alkmaar per stoomtram naar
i.gmond aan den Hoef te rijden en van daar
naar Bergen, afstand 9 K.M., te wandelen.
Deze weg gaat over in handen van het
Hoogheemraadschap N.H. Noorderkwartier,
dat dezen weg voor het toerisme zal ontslui
ten door er een rij vlak van 5 M. breedte aan
te brengen, met aan weerskanten een rijwiel
pad.
Reeds de volgende week wordt met de eer
ste werkzaamheden hiervoor begonnen.
door F. E. HOLLANDER.
Nog enkele maanden en de groote kranen
zullen het laatste gat in den afsluitdijk tus
schen Wieringen en Friesland volstorten.
Nog even een geweldige trek en een zuigini
door een opening van een paar meters bn
te; met al zijn loracht zal net laatste Noord
zeewater door de nauwe ruimte dringen. De
grijpers laten nog enkele massa's klei en
steenen vallen, nog tien, nog vier, nog één
en dan is de Zuiderzee dicht. Zware stormen
kunnen woeden, zonder dat er gevaar bestaat
voor de bevolking, het vee en net land langs
de kust, want de Noordzee is dan buitenge
sloten, onherroepelijk. Maar met net
Noordzeewater stuiten ook de visschen op
leen zwaren, breeden dijk. De haringen kun
nen niet meer komen om kuit te schieten en
de kleine palingen kunnen in de Zuiderzee
niet meer opgroeien.
Iedere viscn kwam met een andere bood
schap in de Zuiderzee. De kuit van de ha
ring moet zinken, zoodat de haring water
met een gering zoutgehalte opzoekt om kuit
te schieten. Wil de hiit van de bot zich ver
der ontwikkelen, dan moet zij zweven, zoo
dat de bot juist wegtrok uit de Zuiderzee om
te telen; zij zoekt water met een hoog zout
gehalte. De paling kon zich in de Zuiderzee
niet voortplanten, want om kuit te schieten
heeft zij water noodig van een diepte van
meer dan duizend meter, zoodat zij bijv. ten
Westen van Ierland ging. Tegen den tijd, dat
de paling wegtrok, werden er eenvoudig fui
ken langs de Friesche kust gezet, want de
visschers wisten heel precies welken weg de
paling volgde. De ansjovis heeft niet zulke
vaste leefregels. Soms verscheen zij jaren
lang niet in de Zuiderzee en dan plotseling
weer in overvloed.
De visschen, die nu nog in de Zuiderzee
zijn, zullen gevangen worden, maar dan is
er geen werk meer voor de duizenden vis
schers langs de kust. Al jaren, ja, eigenlijk
al eeuwen hebben zij den tijd gehad om ver
trouwd te raken met het plan der droogleg
ging. E>e eerste plannen dateeren reeds uit
de 17e eeuw, maar toen was er nog nie
mand, die ook maar een oogenblik aan de
mogelijkheid van uitvoering dacht. Ernstiger
werd het echter in het midden der vorige
eeuw, toen bijv. Van Diggelen (1849) en
Leemans (1877) met hun uitvoerig uitge
werkte plannen en berekeningen kwamen
Toen werden de visschers er langzamer
hand wel van doordrongen, dat er kans be
stond, dat hun nakomelingen misschien
al hun kinderen of kleinkinderen het am
bacht, dat al eeuwen in de familie was, niet
meer zouden kunnen uitoefenen. Van dat
oogenblik af ging de stemming van de vis
schers voortdurend op en neer. Was eenige
jaren de vischvangst heel slecht geweest,
zooals bijv. omstreeks 1880, in welke jaren
de toestand zoo wanhopig was, dat de vis
schers bijna gedwongen waren te bedelen,
dan werden de oude visschers cynisch en
dachten: „We vangen toch niets en verdie
nen hier geen droog brood; laten ze de Zui
derzee maar dichtgooien!"
Als echter de vangst eenigen tijd heel
f;oed was geweest en de geheele visscherij
angs de kusten der Zuiderzee bloeide, zoo
als bijv. aan het begin van deze eeuw, dan
kwam de visschersbevolking in opstand.
Men kan zeggen dat de visschersbevol
king en vooral die langs de Noord-Holland-
sche kust ongecultiveerd is, maar het is een
van de weinige deelen van het Nederland-
sche volk, dat nog onvervalscht en echt Hol-
landsch is. Zij zijn volkomen onberoerd ge
bleven door invloeden van buiten. Zij heb
ben hun eigen eeuwen-oude gewoonten en ge
bruiken weten te bewaren. De Volendam-
mers en de bewoners van het eiland Marken
kunnen zelfs de Amerikaansche bezoekers en
de andere vreemdelingen en Hollanders, die
er als Amerikanen uitzien, nog uitlachen en
naroepen, al weten ze er aan den anderen
kant heel goed profijt van te trekken. Men
kan lang twisten over de voor- en nadeelen
van de drooglegging, of datgene wat ge
wonnen wordt, opweegt tegen alles wat ver
loren gaat, maar het is zeker, dat er één
ding verdwijnt, dat nooit door wat ook ver
vangen kan worden: dat zijn de kleeder
drachten en bijzondere voorwerpen, de ge
woonten en gebruiken, in één woord: het spe
cifieke der visschersbevolking.
Wanneer langzamerhand het eiland Mar
ken een deel van het vaste land zal zijn ge
worden, wanneer de zeestadjes Bunschoten,
Elburg en Hoorn midden in het land komen
te liggen, dan verliezen zij hun apart karak
ter. De mannen zullen hun wijde pofbroeken
niet meer dragen, omdat zij een broek, die
snel in den wind droogt, niet meer noodig
hebben. De dracht der vrouwen zal echter
niet zoo spoedig verdwijnen, omdat zij over
het algemeen zeer flatteus is! Het eiland
Marken heeft waterleiding en electrisch
licht en zal» zoodra het gemakkelijk per tram
of fiets of auto te bereiken is, veel van zijn
aantrekkelijkheden moeten inboeten. In het
stadje Urk, temidden van vruchtbare lande
rijen, zullen die enkele families niet meer on
der elkaar trouwen en het nieuwe frissche
bloed zal veel ouds en dierbaars verdrijven.
Deze algeheele „moderniseering" zou op den
duur tóch tot stand zijn gekomen. Dit pro
ces is nu kunstmatig versneld en wel zoo
sterk, dat men zich zeer zal moeten haasten,
wil men de overblijfselen van een oude cul
tuur nog voor latere geslachten kunnen be
waren.
Deze visschers, de eenige Hollanders, die
nu nog zijn, zooals de ouae Watergeuzen wa
ren, nemen geen blad voor den mond, als
hen iets niet bevalt. Daarom waren de pro
testen, die natuurlijk vooral na 1918 voort
durend opkwamen, dikwijls zeer heftig. Maar
toch was de stemming niet zoo, zooals men
wel verwachten zou, als men bedenkt, wat er
voor de visschers verloren gaat. De vis
schers wisten echter van het eerste oogen
blik af, nadat den 14den Juni 19'8 het ont
werp van Lely was aangenomen, dat er voor
hen goed gezorgd zou worden. Niemand
zou eenige schade van de drooglegging on
dervinden. „Er mocht geen smet op het werk
rusten!" De jongeren zouden drie iaar lang
ondersteund worden, terwijl de ouderen, die
natuurlijk meer moeite hebben een nieuw vak
te leeren en ook lastiger werk kunnen vin
den, vijf jaar geholpen zouden worden. De
leeftijdsgrens werd op 30 jaar gesteld.
Eerst zouden alleen de visschers schadeloos
gesteld worden, maar men had niet aan alle
nevenbedrijven gedacht. Er werd dus aan de
steunwet toegevoegd, dat, behalve de vis-
scherspatroons en -knechts, ook alle andere
menscnen, die bij het stopzetten der vissche
rij schade zouden ondervinden, een vergoe
ding zouden krijgen en ondersteund en ge
holpen zouden worden. Het bleek, dat er 27
bedrijven waren, die belang bij de Zuider
zeevisscherij hadden. Hiervan zijn slechts te
noemen: de scheepsbouwers en de herstel
lers, de zeil- en de nettenmakers, de taan-
ders, de kistenmakers, de haringzouters enz.
enz.
Al deze menschen werden in de eerste
plaats aan ander werk geholpen. Veel vis
schers hebben reeds in verschillende deelen
van het land vischwinkels geopend. Al ja
ren lang werden de jongens niet meer tot
visschers opgeleid. Een groot aantal ging
naar vakscholen, waarvan er in de laatste
jaren vele iangs de Zuiderzeekust zijn opge
richt. Maar de meeste jongens moesten on
middellijk op hun veertiende, vijftiende jaar
gaan verdienen, want de visschersgezinnen
zijn heel groot en tien, twaalf kinderen in één
gezin zijn geen uitzondering. Daar komt nog
bij, dat de economische toestand onder de
visschers in de laatste jaren niet bijzonder
gunstig was, ondanks het feit, dat de visch-
rijkdom zoo groot was als zelden tevoren.
Zou dit laatste een pijnlijk toeval of een ge
volg van het steeds enger wordende gat in
den afsluitdijk, waardoor de visschen, als
het ware naar binnen gezogen worden, zijn?
De slechte economische toestand vindt zijn
oorzaak in het feit, dat, toen in 1918 de
drooglegging kwam vast te staan, de vis
schers sindsdien alleen het hoognoodige aan
hun schuiten lieten repareeren. Van de aan
schaffing van nieuwe schepen was heele-
maal geen sprake, omdat er in de steunwet
is opgenomen, dat geen visscher, die na 1918
een nieuw bedrijf begint, een ondersteuning
krijgt. Nu deed vroeger een schipper over
het algemeen 8 a 10 jaar met zijn schuit,
zoodat men zich wel kan voorstellen hoe het
materiaal is, waarmee men in den laatsten
tijd gewerkt heeft. Bovendien is het crediet,
dat de visschers bij alle leveranciers en fa
brikanten genoten omdat deze wisten, dat er
voor de visschers na een slechten altijd weer
een goeden tijd moest volgen), nu vanzelf
sprekend achterwege gebleven. In vele ge
vallen moesten de jongens na de schoolop
leiding onmiddellijk in de leer en er werd dan
voor gezorgd, dat zij ineens iets verdienen.
Er zijn een groot aantal visschers te werk
gesteld bij de Zuiderzeewerken, maar dan
vooral daar, waar eenig zeemanschap noo
dig is'. Want de visschers kunnen nu eenmaal
aan gezet werk niet wennen. Met genoegen
visschers niet meer aan landarbeid kunnen
wennen, maar ook de jonge en toch heel
krachtige visschers konden bijv. het werk
van de polderjongens niet langer dan 14
dagen uithouden. Er zullen nog eenige gene
raties overheen moeten gaan, voor al het
oude visschersbloed uit de aderen verdwe
nen is. Deze omstandigheid en de tegen
woordige crisis in het landbouwbedrijf heb
ben veroorzaakt, dat er nog geen visschers
in den landbouw zijn gegaan.
Het zou voor de hand liggen, dat althans
een deel van de visschersbevolking zich aan
de Noordzee zou vestigen om daar haar be
roep verder uit te oefenen. Dit is echter niet
het geval. Vroeger voeren de Volendammers
vaak naar de Noordzee, omdat zij zeer groo
te schuiten hadden, maar tegenwoordig wa
gen zich nog slechts enkele Urker visschers
daarheen, want de Noordzeevisscherij ver-
eischt een heel andere vaardigheid. Zij ver-
eischt vooral een diepgaande studie van de
zeestroomingen, de haventoestanden enz.,
terwijl bovendien de outillage zeer verschilt.
Het is op de Noordzee zelfs voor de meest
ervaren Zuiderzeevisschers soms levensge
vaarlijk. Daar komt nog bij, dat de Noord
zeevisscherij in de laatste jaren niet bloeide,
zoodat er nu ook voor hen geen plaats is.
Ook in het toekomstige IJselmeer zal er
voor de visschers geen werk zijn, omdat de
zoetwatervisscherij in Holland van vrijwel
geen belang is. Dit blükt wel zeer duidelijk
uit den prijs van het visrhwater in de Frie
sche meren. Het is bekend, dat dit water bui
tengewoon vischriik is: niettemin bedraagt
de pacht van één H.A. vischwater daar
slechts 40 cent!
Tot nu toe was de eendenfokkerij voor veel
visschers een bijverdienste. Nu zijn er zich
enkelen heelemaal op gaan toeleggen en heb
ben hun bedrijf uitgebreid en gereorgani
seerd door de verbetering van den watertoe
voer en een verandering in de voeding. Ook
andere dergelijke bedrijven zullen worden
vergroot. Bovendien maken enkele visschers
plannen voor het vestigen van nieuwe in-
austriën, maar bijzonderheden hierover zijn
nog niet bekend.
De omvang der koersdaling op
de voornaamste Beurzen
Verscherping van den toestand
bij het Kreuge- roncern,
Meer dan een milliard kronen
verloren. Steunverleening
door de Zweedsche regeering
aan een der groote banken.
Amerikaansche begrootings-
zorgen. Vrees voor een bui-
tenlandsch moratorium van
Duitschland. Overeenstem
ming tot regeling der suiker
productie bereikt. Verdere
daling van transatlantische
passagierstarieven.
De omvang van de koersdaling op alle
fondsenmarkten wordt wel duidelijk gede
monstreerd door de ontwikkeling van het in
ternationale beufs-indexcijfer, waarin het
verloop der voornaamste fondsen der leiden
de effectenbeurzen is verwerkt. Den gemid
delden koersstand aan het eind van 1927,
d.i. dus voor de geweldige haqjse, die de no
teeringen tot in het onmatige had opgedre
ven, op 100 stellend, komt men per 26 Maart
j.1. voor de Londensche beurs op een index
cijfer van 38.7, voor de Parijsche beurs op
63.4, voor New York op 42.6.
Een opmerkelijk slecht figuur maakt de
Amsterdamsche beurs, waarvoor een index
cijfer van slechts 25.8 wordt opgegeven.
Hieruit blijkt dus, dat de koersen van die
fondsen, welke voor Amsterdam als het meest
„representatief" worden beschouwd (weshal
ve zij in het indexcijfer zijn verwerkt), gemid-
del tot ca. een vierde van hun beurswaarde
aan het einde van 1927 zijn gedaald.
Nog veel ongunstiger is het beeld, dat de
beurs te Stockholm biedt. Hiervoor komt men
op een indexcijfer van slechts 11.9, m.aw.,
de noteeringen der toonaangevende op de
beurs te Stockholm verhandelde aandeelen
vertegenwoordigen nog niet eens een achtste
van hun beurswaarde einde 1927.
De buitengewoon sterke omvang van de
koersdaling in Stockholm is natuurlijk toe ie
schrijven aan het feit, dat in het vaderland
van den vroegeren leider van het Kreuger-
concern de verschillende fondsen van de tot
dit concern behoorende ondernemingen verre
weg de voornaamste plaats op de beurzen in
innemen. In de eerste weken na het beker.d
worden der moeilijkheden van dit concern
was de beurs te Stockholm gesloten gebleven,
uit vrees voor overstelpend aanbod van de
Kreugerfondsen, niet alleen uit Zweden zelf,
maar ook uit het buitenland. Er zijn pogin
gen aangewend, cm de besturen der buiten-
Iandsche beurzen er toe te brengen, ook van
hun zijde geen noteeringen voor de Kreuger
fondsen toe te laten, welke pogingen echter
geen succes hebben gehad.
Terecht hebben de beursbesturen, waaron
der die te Amsterdam, zich op het standpunt
gesteld, dat er geen aanleiding was, om in
den vrijen handel in te grijpen door maat
regelen, waardoor de houders van de desbe
treffende fondsen verhinderd zouden worden
zich van hun bezit, - zij het dan tot vS
lagere koersen, te ontdoen.
Uit de verdere ontwikkeling van den toe
stand, voor zoover deze tenminste tot dus
verre reeds is te overzien, is reeds geble
ken, dat degenen, die van de gelegenheid tot
verkoop van hun Kreugerfondsen gebruik
hebben gemaakt, de verstandigste partij heb
ben gekozen. Dezer dagen is het eerste rap
port verschenen van de door de Zweedacne
regeering benoemde Commissie van Deskun
digen, aan wie een onderzoek naar den toe-
activa
der maatschappij bij een gedwongen liquida
tie door faillissement, op basis van de tegen
woordige waarde niet met zekerheid voldoen
de zouden zijn ter betaling van alle verplich
tingen der Maatschappij, ook wanneer men
geen rekening houdt met de uitstaande winst-
deelende obligatiën.
Uit deze mededeeling kan wel niet anders
worden afgeleid, dan dat zoowel voor de aan
deelhouders van Kreuger Toll als voor de
houders der winstdeelende obligatiën (die ook
op de Amsterdamsche beurs verhandeld wor
den), weinig of niets meer te verwachten is.
Aangezien het aandeelenkapitaal 76 millioen
Kronen bedroeg, de uitstaande obligatiën
139 millioen, terwijl de reserve met 802 mil
lioen te boek stond, moet dus in totaal meer
dan 1000 millioen Kronen verloren zijn ge
gaan. Dit is wel een treurig einde voor het
eens zoo machtige Zweedsche concern.
Een ernstige beschuldiging vormt ook de
voorzichtig gestelde uiting in het officieel*
communiqué der Commissie, dat „de boek
houding den gang der voor de maatschappij
zelf of voor de van haar afhankelijke onaer-
nemingen afgesloten transacties niet geheel
verklaart". De Zweedsche bladen hebben
deze uiting in dier voege aangevuld, dat de
boekhouding in de laatste maanden zeer ge
brekkig is geweest en dat Kreuger zelfs in
den laatsten tijd geenerlei mededeelingen
heeft gedaan over "zijn transacties, zooaat
men hieromtrent geheel in het onzekere ver
keert.
Of de toestand van de voornaamste doch
teronderneming, cle Zweedsche Luciferetrust,
even wanhopig is als die van de Kreuger
Toll A.B. zelf. is nog niet te overzien. Op
zich zelf moge de toestand der exploitatie
maatschappij gezonder zijn dan die der
financieringsmaatschappij, de beide onder
nemingen zijn zoo zeer samengevlochten, dat
de ineenstorting van de ééne wel catastro-
phale gevolge ook voor de andere moet heb
ben. Zoo is het heel goed mogelijk, dat de
Zweedsche Luciferstrust Kreuger Toll ge
holpen heeft met leeningen voor de financie
ring van nieuwe transacties, waarvoor geen
geld op de open markt meer kon worden ver
kregen, terwijl ook het gevaar bestaat, dat in
groeten omvang steunaankcopen in Kreuger
fondsen bewerkstelligd zijn, waarop nu
groote verliezen rusten.
Behalve de Kreugercndernemingen zelf
dreigt ook een der groote en tot dusverre
meest krachtige der Zweedsche banken, de
Skandinaviska Kredit A.B., door de moei
lijkheden van het concern te worden medege-
sleept. Om een verdere ontwrichting te voor
komen, heeft de Zweedsche regeering zich in-
tusschen tot een steunactie bereid Verklaard,
waarbij aan de in moeilijkheden verkeerende
instellingen en ondernemingen voorschotten
zullen worden verstrekt. Of dit echter zal
kunnen geschieden zonder een belangrijke uit
zetting van de biljettencirculatie, waardoor
de Zweedsche valuta aan ernstige gevaren
zal zijn blootgesteld, dien te worden afge
wacht. De Zweedsche wisselkoers zoowel als
de Zweedsche staatsleeningen zijn tijdelijk
opnieuw scherp gedaald. De fondsen van de
tot het Kreugerconcern behoorende onder
nemingen, alsmede de aandeelen van de bo
vengenoemde bankinstellingen, daalden ver
der met tientallen percenten tegelijk, na de
publicatie van het ongunstige rapport der
Commissie van onderzoek. Op de aankondi
ging der steunactie is echter eenig herstel in
getreden.
De hernieuwde daling van Kreugerwaar-
den heeft ook op de beursstemming yt het al
gemeen een ongunstigen invloed uitgeoefend.
Hierbij kwamen nog andere ongunstige facto
ren, zooals de tegenstand, welke de Ameri
kaansche regeering ontmoet bij haar pogin
gen, om de begrooting sluitend te maken. De
vrees, dat als gevolg van een niet-sluitende
Amerikaansche begrooting de Amerikaansche
valuta gevaar zou kunnen gaan loopen, heeft
zelfs reeds voorbijgaand tot een flauwe stem
ming voor den dollar en tot aanbod van doi-
larcbligatiën geleid. Dit begin van een
dollar" is echter tot staan gekomen toen het
bekend werd, dat de Amerikaansche regee
ring, in plaats van de door het Congres ver
worpen omzetbelasting, andere belasting-
187. Heel in de verte zagen de kikkers, dat de ooievaar
Tuimeltje losliet. Tuimeltje viel heel snel naar beneden
en kwam in een groote schoorsteen terecht. De kikkers
zagen hem er in verdwijnen en ijlden direct naar de plaats
waar Tuimeltje gevallen was. De ooievaar die zijn hart
nu genoeg had opgehaald, vloog heel kalm weer naar zijn
nest terug.
188. Tuimeltje die in de schoorsteen was gevallen, stond
al heel gauw op den grond. Hij bemerkte in een vertrek
te zijn, waar allemaal verfpotten stonden. Hè, dacht Tui
meltje, daar kon ik wel eens iets mee schilderen. Maar
wat? En toen kwam er eensklaps een leuk idee bij hem
op.