Het einde der Zuiderzeevisscherij. WAT KIKKER KAREL EN TUIMELTJE BELEEFDEN Financieel Overzicht. De gevolgen van de volledige afsluiting. De houding der visschers. Hun werk in de toekomst. Een overzicht van de werkzaamheden bij Medemblik. De haven van Volendam. De dijk in aanbouw. daar volgt men wederom het N.H.-Kanaal, doch thans in de richting Alkmaar om na over de spoorbaan te zijn gereden, den lsten zijweg recht3 naar Julianadorp in te slaan, tot aan den duinvoet, maar men links afslaat. Daarna den duinvoet volgende komt men in Callantsoog, een klein pitoresk badplaatsje met een in kleine typische huisjes wonende rustige bevolking. Bij Callantsoog gaat men den dijk langs en komt men aan een duinge bied, waar men langs rijdt en halverwege 're- komen verstandig doet even te stoppen om te gen het duin op te loopen. Vanaf den duin rug aldaar heeft men een prachtig gezicht op het Zwanenwater, gelegen in een duinpan van Jhr. v. d. Boll. Dit duin mag men niet be treden, aangezien zich daar de broedplaatsen bevinden van allerlei vogels. Juist in den paringstij d is het een bijzonder genoegen het leven van de gevleugelde duinbewoners gade te slaan. Vandaar rijdt men weer door tot het N.H.- Kanaal, vervolgens tot de Burgervlotbrug om van daar rechtsaf naar Petten, een lief klein dorpje, waar de bevolking in hoofdzaak be staat uit arbeiders, werkzaam bij de Hondsch bossche Zeeweering, te rijden. Vanaf Petten volgt men den weg langs deze zeeweering tot Camperduin. Even voor Camperduin kan men nog in zee het wrak zien liggen van den Engelschen kruiser, die daar voor 'n tiental jaren strandde. Van Camperduin gaat het over Hargen en Groet naar Schoor!, door 'n wondermooie streek naar Bergen. Wanneer men deze tekende badplaats heeft bereikt, heeft men er een 100 K.M. op zitten. Wie naar het zuiden moet doet verstandig om van Bergen den duinvoet naar Castricum te volgen. Langs dezen weg, die 18 K.M. lang is, passeert men, vooral tusschen Bergen en Egmond aan den Hoef, aan beide zijden eveneens mooie bloemenvelden, die te midden van het groen een bizonderen aanblik opleve ren. Te Castricum bereikt men den Rijksstraat weg AlkmaarHaarlem en wie dan nog meer bloemen wil zien rijdt naar Limmen, waar men bloemenvelden met een gezamen lijke oppervlakte van 80 H.A. vindt, voor een deel langs beide kanten van den straatweg verrichten zij zwaren arbeid, want er is nau welijks een werk, dat in zwaarte opweegt te en voor een deel langs linksche en rechtsche gen het werk op zee: het inhalen van de net- paralelwegen, die gemakkelijk met auto's be- ten of het manoeuvreeren bij stormachtig reden kunnen worden. weer; maar dit werk valt niet op geregelde Wandelaars die vanuit Alkmaar in de di- tijden. De arbeid, die een visscher op zee ver- recte omgeving bloemenvelden willen bezoe- richt, grenst dikwijls aan het ongelooflijke, ken, raden wij aan per autobus naar Limmen rustig echter een tuintje omspitten, dat kan hij niet. Het is begrijpelijk, dat andere te rijden, daar uit te stappen en een wande ling te maken langs de genoemde paralelwe- gen, die bij de bevolking bekend staan als de Dusscheldorppersweg en de Westerweg. Voor wandelaars verdient het ook aanbeve- I ng om vanuit Alkmaar per stoomtram naar i.gmond aan den Hoef te rijden en van daar naar Bergen, afstand 9 K.M., te wandelen. Deze weg gaat over in handen van het Hoogheemraadschap N.H. Noorderkwartier, dat dezen weg voor het toerisme zal ontslui ten door er een rij vlak van 5 M. breedte aan te brengen, met aan weerskanten een rijwiel pad. Reeds de volgende week wordt met de eer ste werkzaamheden hiervoor begonnen. door F. E. HOLLANDER. Nog enkele maanden en de groote kranen zullen het laatste gat in den afsluitdijk tus schen Wieringen en Friesland volstorten. Nog even een geweldige trek en een zuigini door een opening van een paar meters bn te; met al zijn loracht zal net laatste Noord zeewater door de nauwe ruimte dringen. De grijpers laten nog enkele massa's klei en steenen vallen, nog tien, nog vier, nog één en dan is de Zuiderzee dicht. Zware stormen kunnen woeden, zonder dat er gevaar bestaat voor de bevolking, het vee en net land langs de kust, want de Noordzee is dan buitenge sloten, onherroepelijk. Maar met net Noordzeewater stuiten ook de visschen op leen zwaren, breeden dijk. De haringen kun nen niet meer komen om kuit te schieten en de kleine palingen kunnen in de Zuiderzee niet meer opgroeien. Iedere viscn kwam met een andere bood schap in de Zuiderzee. De kuit van de ha ring moet zinken, zoodat de haring water met een gering zoutgehalte opzoekt om kuit te schieten. Wil de hiit van de bot zich ver der ontwikkelen, dan moet zij zweven, zoo dat de bot juist wegtrok uit de Zuiderzee om te telen; zij zoekt water met een hoog zout gehalte. De paling kon zich in de Zuiderzee niet voortplanten, want om kuit te schieten heeft zij water noodig van een diepte van meer dan duizend meter, zoodat zij bijv. ten Westen van Ierland ging. Tegen den tijd, dat de paling wegtrok, werden er eenvoudig fui ken langs de Friesche kust gezet, want de visschers wisten heel precies welken weg de paling volgde. De ansjovis heeft niet zulke vaste leefregels. Soms verscheen zij jaren lang niet in de Zuiderzee en dan plotseling weer in overvloed. De visschen, die nu nog in de Zuiderzee zijn, zullen gevangen worden, maar dan is er geen werk meer voor de duizenden vis schers langs de kust. Al jaren, ja, eigenlijk al eeuwen hebben zij den tijd gehad om ver trouwd te raken met het plan der droogleg ging. E>e eerste plannen dateeren reeds uit de 17e eeuw, maar toen was er nog nie mand, die ook maar een oogenblik aan de mogelijkheid van uitvoering dacht. Ernstiger werd het echter in het midden der vorige eeuw, toen bijv. Van Diggelen (1849) en Leemans (1877) met hun uitvoerig uitge werkte plannen en berekeningen kwamen Toen werden de visschers er langzamer hand wel van doordrongen, dat er kans be stond, dat hun nakomelingen misschien al hun kinderen of kleinkinderen het am bacht, dat al eeuwen in de familie was, niet meer zouden kunnen uitoefenen. Van dat oogenblik af ging de stemming van de vis schers voortdurend op en neer. Was eenige jaren de vischvangst heel slecht geweest, zooals bijv. omstreeks 1880, in welke jaren de toestand zoo wanhopig was, dat de vis schers bijna gedwongen waren te bedelen, dan werden de oude visschers cynisch en dachten: „We vangen toch niets en verdie nen hier geen droog brood; laten ze de Zui derzee maar dichtgooien!" Als echter de vangst eenigen tijd heel f;oed was geweest en de geheele visscherij angs de kusten der Zuiderzee bloeide, zoo als bijv. aan het begin van deze eeuw, dan kwam de visschersbevolking in opstand. Men kan zeggen dat de visschersbevol king en vooral die langs de Noord-Holland- sche kust ongecultiveerd is, maar het is een van de weinige deelen van het Nederland- sche volk, dat nog onvervalscht en echt Hol- landsch is. Zij zijn volkomen onberoerd ge bleven door invloeden van buiten. Zij heb ben hun eigen eeuwen-oude gewoonten en ge bruiken weten te bewaren. De Volendam- mers en de bewoners van het eiland Marken kunnen zelfs de Amerikaansche bezoekers en de andere vreemdelingen en Hollanders, die er als Amerikanen uitzien, nog uitlachen en naroepen, al weten ze er aan den anderen kant heel goed profijt van te trekken. Men kan lang twisten over de voor- en nadeelen van de drooglegging, of datgene wat ge wonnen wordt, opweegt tegen alles wat ver loren gaat, maar het is zeker, dat er één ding verdwijnt, dat nooit door wat ook ver vangen kan worden: dat zijn de kleeder drachten en bijzondere voorwerpen, de ge woonten en gebruiken, in één woord: het spe cifieke der visschersbevolking. Wanneer langzamerhand het eiland Mar ken een deel van het vaste land zal zijn ge worden, wanneer de zeestadjes Bunschoten, Elburg en Hoorn midden in het land komen te liggen, dan verliezen zij hun apart karak ter. De mannen zullen hun wijde pofbroeken niet meer dragen, omdat zij een broek, die snel in den wind droogt, niet meer noodig hebben. De dracht der vrouwen zal echter niet zoo spoedig verdwijnen, omdat zij over het algemeen zeer flatteus is! Het eiland Marken heeft waterleiding en electrisch licht en zal» zoodra het gemakkelijk per tram of fiets of auto te bereiken is, veel van zijn aantrekkelijkheden moeten inboeten. In het stadje Urk, temidden van vruchtbare lande rijen, zullen die enkele families niet meer on der elkaar trouwen en het nieuwe frissche bloed zal veel ouds en dierbaars verdrijven. Deze algeheele „moderniseering" zou op den duur tóch tot stand zijn gekomen. Dit pro ces is nu kunstmatig versneld en wel zoo sterk, dat men zich zeer zal moeten haasten, wil men de overblijfselen van een oude cul tuur nog voor latere geslachten kunnen be waren. Deze visschers, de eenige Hollanders, die nu nog zijn, zooals de ouae Watergeuzen wa ren, nemen geen blad voor den mond, als hen iets niet bevalt. Daarom waren de pro testen, die natuurlijk vooral na 1918 voort durend opkwamen, dikwijls zeer heftig. Maar toch was de stemming niet zoo, zooals men wel verwachten zou, als men bedenkt, wat er voor de visschers verloren gaat. De vis schers wisten echter van het eerste oogen blik af, nadat den 14den Juni 19'8 het ont werp van Lely was aangenomen, dat er voor hen goed gezorgd zou worden. Niemand zou eenige schade van de drooglegging on dervinden. „Er mocht geen smet op het werk rusten!" De jongeren zouden drie iaar lang ondersteund worden, terwijl de ouderen, die natuurlijk meer moeite hebben een nieuw vak te leeren en ook lastiger werk kunnen vin den, vijf jaar geholpen zouden worden. De leeftijdsgrens werd op 30 jaar gesteld. Eerst zouden alleen de visschers schadeloos gesteld worden, maar men had niet aan alle nevenbedrijven gedacht. Er werd dus aan de steunwet toegevoegd, dat, behalve de vis- scherspatroons en -knechts, ook alle andere menscnen, die bij het stopzetten der vissche rij schade zouden ondervinden, een vergoe ding zouden krijgen en ondersteund en ge holpen zouden worden. Het bleek, dat er 27 bedrijven waren, die belang bij de Zuider zeevisscherij hadden. Hiervan zijn slechts te noemen: de scheepsbouwers en de herstel lers, de zeil- en de nettenmakers, de taan- ders, de kistenmakers, de haringzouters enz. enz. Al deze menschen werden in de eerste plaats aan ander werk geholpen. Veel vis schers hebben reeds in verschillende deelen van het land vischwinkels geopend. Al ja ren lang werden de jongens niet meer tot visschers opgeleid. Een groot aantal ging naar vakscholen, waarvan er in de laatste jaren vele iangs de Zuiderzeekust zijn opge richt. Maar de meeste jongens moesten on middellijk op hun veertiende, vijftiende jaar gaan verdienen, want de visschersgezinnen zijn heel groot en tien, twaalf kinderen in één gezin zijn geen uitzondering. Daar komt nog bij, dat de economische toestand onder de visschers in de laatste jaren niet bijzonder gunstig was, ondanks het feit, dat de visch- rijkdom zoo groot was als zelden tevoren. Zou dit laatste een pijnlijk toeval of een ge volg van het steeds enger wordende gat in den afsluitdijk, waardoor de visschen, als het ware naar binnen gezogen worden, zijn? De slechte economische toestand vindt zijn oorzaak in het feit, dat, toen in 1918 de drooglegging kwam vast te staan, de vis schers sindsdien alleen het hoognoodige aan hun schuiten lieten repareeren. Van de aan schaffing van nieuwe schepen was heele- maal geen sprake, omdat er in de steunwet is opgenomen, dat geen visscher, die na 1918 een nieuw bedrijf begint, een ondersteuning krijgt. Nu deed vroeger een schipper over het algemeen 8 a 10 jaar met zijn schuit, zoodat men zich wel kan voorstellen hoe het materiaal is, waarmee men in den laatsten tijd gewerkt heeft. Bovendien is het crediet, dat de visschers bij alle leveranciers en fa brikanten genoten omdat deze wisten, dat er voor de visschers na een slechten altijd weer een goeden tijd moest volgen), nu vanzelf sprekend achterwege gebleven. In vele ge vallen moesten de jongens na de schoolop leiding onmiddellijk in de leer en er werd dan voor gezorgd, dat zij ineens iets verdienen. Er zijn een groot aantal visschers te werk gesteld bij de Zuiderzeewerken, maar dan vooral daar, waar eenig zeemanschap noo dig is'. Want de visschers kunnen nu eenmaal aan gezet werk niet wennen. Met genoegen visschers niet meer aan landarbeid kunnen wennen, maar ook de jonge en toch heel krachtige visschers konden bijv. het werk van de polderjongens niet langer dan 14 dagen uithouden. Er zullen nog eenige gene raties overheen moeten gaan, voor al het oude visschersbloed uit de aderen verdwe nen is. Deze omstandigheid en de tegen woordige crisis in het landbouwbedrijf heb ben veroorzaakt, dat er nog geen visschers in den landbouw zijn gegaan. Het zou voor de hand liggen, dat althans een deel van de visschersbevolking zich aan de Noordzee zou vestigen om daar haar be roep verder uit te oefenen. Dit is echter niet het geval. Vroeger voeren de Volendammers vaak naar de Noordzee, omdat zij zeer groo te schuiten hadden, maar tegenwoordig wa gen zich nog slechts enkele Urker visschers daarheen, want de Noordzeevisscherij ver- eischt een heel andere vaardigheid. Zij ver- eischt vooral een diepgaande studie van de zeestroomingen, de haventoestanden enz., terwijl bovendien de outillage zeer verschilt. Het is op de Noordzee zelfs voor de meest ervaren Zuiderzeevisschers soms levensge vaarlijk. Daar komt nog bij, dat de Noord zeevisscherij in de laatste jaren niet bloeide, zoodat er nu ook voor hen geen plaats is. Ook in het toekomstige IJselmeer zal er voor de visschers geen werk zijn, omdat de zoetwatervisscherij in Holland van vrijwel geen belang is. Dit blükt wel zeer duidelijk uit den prijs van het visrhwater in de Frie sche meren. Het is bekend, dat dit water bui tengewoon vischriik is: niettemin bedraagt de pacht van één H.A. vischwater daar slechts 40 cent! Tot nu toe was de eendenfokkerij voor veel visschers een bijverdienste. Nu zijn er zich enkelen heelemaal op gaan toeleggen en heb ben hun bedrijf uitgebreid en gereorgani seerd door de verbetering van den watertoe voer en een verandering in de voeding. Ook andere dergelijke bedrijven zullen worden vergroot. Bovendien maken enkele visschers plannen voor het vestigen van nieuwe in- austriën, maar bijzonderheden hierover zijn nog niet bekend. De omvang der koersdaling op de voornaamste Beurzen Verscherping van den toestand bij het Kreuge- roncern, Meer dan een milliard kronen verloren. Steunverleening door de Zweedsche regeering aan een der groote banken. Amerikaansche begrootings- zorgen. Vrees voor een bui- tenlandsch moratorium van Duitschland. Overeenstem ming tot regeling der suiker productie bereikt. Verdere daling van transatlantische passagierstarieven. De omvang van de koersdaling op alle fondsenmarkten wordt wel duidelijk gede monstreerd door de ontwikkeling van het in ternationale beufs-indexcijfer, waarin het verloop der voornaamste fondsen der leiden de effectenbeurzen is verwerkt. Den gemid delden koersstand aan het eind van 1927, d.i. dus voor de geweldige haqjse, die de no teeringen tot in het onmatige had opgedre ven, op 100 stellend, komt men per 26 Maart j.1. voor de Londensche beurs op een index cijfer van 38.7, voor de Parijsche beurs op 63.4, voor New York op 42.6. Een opmerkelijk slecht figuur maakt de Amsterdamsche beurs, waarvoor een index cijfer van slechts 25.8 wordt opgegeven. Hieruit blijkt dus, dat de koersen van die fondsen, welke voor Amsterdam als het meest „representatief" worden beschouwd (weshal ve zij in het indexcijfer zijn verwerkt), gemid- del tot ca. een vierde van hun beurswaarde aan het einde van 1927 zijn gedaald. Nog veel ongunstiger is het beeld, dat de beurs te Stockholm biedt. Hiervoor komt men op een indexcijfer van slechts 11.9, m.aw., de noteeringen der toonaangevende op de beurs te Stockholm verhandelde aandeelen vertegenwoordigen nog niet eens een achtste van hun beurswaarde einde 1927. De buitengewoon sterke omvang van de koersdaling in Stockholm is natuurlijk toe ie schrijven aan het feit, dat in het vaderland van den vroegeren leider van het Kreuger- concern de verschillende fondsen van de tot dit concern behoorende ondernemingen verre weg de voornaamste plaats op de beurzen in innemen. In de eerste weken na het beker.d worden der moeilijkheden van dit concern was de beurs te Stockholm gesloten gebleven, uit vrees voor overstelpend aanbod van de Kreugerfondsen, niet alleen uit Zweden zelf, maar ook uit het buitenland. Er zijn pogin gen aangewend, cm de besturen der buiten- Iandsche beurzen er toe te brengen, ook van hun zijde geen noteeringen voor de Kreuger fondsen toe te laten, welke pogingen echter geen succes hebben gehad. Terecht hebben de beursbesturen, waaron der die te Amsterdam, zich op het standpunt gesteld, dat er geen aanleiding was, om in den vrijen handel in te grijpen door maat regelen, waardoor de houders van de desbe treffende fondsen verhinderd zouden worden zich van hun bezit, - zij het dan tot vS lagere koersen, te ontdoen. Uit de verdere ontwikkeling van den toe stand, voor zoover deze tenminste tot dus verre reeds is te overzien, is reeds geble ken, dat degenen, die van de gelegenheid tot verkoop van hun Kreugerfondsen gebruik hebben gemaakt, de verstandigste partij heb ben gekozen. Dezer dagen is het eerste rap port verschenen van de door de Zweedacne regeering benoemde Commissie van Deskun digen, aan wie een onderzoek naar den toe- activa der maatschappij bij een gedwongen liquida tie door faillissement, op basis van de tegen woordige waarde niet met zekerheid voldoen de zouden zijn ter betaling van alle verplich tingen der Maatschappij, ook wanneer men geen rekening houdt met de uitstaande winst- deelende obligatiën. Uit deze mededeeling kan wel niet anders worden afgeleid, dan dat zoowel voor de aan deelhouders van Kreuger Toll als voor de houders der winstdeelende obligatiën (die ook op de Amsterdamsche beurs verhandeld wor den), weinig of niets meer te verwachten is. Aangezien het aandeelenkapitaal 76 millioen Kronen bedroeg, de uitstaande obligatiën 139 millioen, terwijl de reserve met 802 mil lioen te boek stond, moet dus in totaal meer dan 1000 millioen Kronen verloren zijn ge gaan. Dit is wel een treurig einde voor het eens zoo machtige Zweedsche concern. Een ernstige beschuldiging vormt ook de voorzichtig gestelde uiting in het officieel* communiqué der Commissie, dat „de boek houding den gang der voor de maatschappij zelf of voor de van haar afhankelijke onaer- nemingen afgesloten transacties niet geheel verklaart". De Zweedsche bladen hebben deze uiting in dier voege aangevuld, dat de boekhouding in de laatste maanden zeer ge brekkig is geweest en dat Kreuger zelfs in den laatsten tijd geenerlei mededeelingen heeft gedaan over "zijn transacties, zooaat men hieromtrent geheel in het onzekere ver keert. Of de toestand van de voornaamste doch teronderneming, cle Zweedsche Luciferetrust, even wanhopig is als die van de Kreuger Toll A.B. zelf. is nog niet te overzien. Op zich zelf moge de toestand der exploitatie maatschappij gezonder zijn dan die der financieringsmaatschappij, de beide onder nemingen zijn zoo zeer samengevlochten, dat de ineenstorting van de ééne wel catastro- phale gevolge ook voor de andere moet heb ben. Zoo is het heel goed mogelijk, dat de Zweedsche Luciferstrust Kreuger Toll ge holpen heeft met leeningen voor de financie ring van nieuwe transacties, waarvoor geen geld op de open markt meer kon worden ver kregen, terwijl ook het gevaar bestaat, dat in groeten omvang steunaankcopen in Kreuger fondsen bewerkstelligd zijn, waarop nu groote verliezen rusten. Behalve de Kreugercndernemingen zelf dreigt ook een der groote en tot dusverre meest krachtige der Zweedsche banken, de Skandinaviska Kredit A.B., door de moei lijkheden van het concern te worden medege- sleept. Om een verdere ontwrichting te voor komen, heeft de Zweedsche regeering zich in- tusschen tot een steunactie bereid Verklaard, waarbij aan de in moeilijkheden verkeerende instellingen en ondernemingen voorschotten zullen worden verstrekt. Of dit echter zal kunnen geschieden zonder een belangrijke uit zetting van de biljettencirculatie, waardoor de Zweedsche valuta aan ernstige gevaren zal zijn blootgesteld, dien te worden afge wacht. De Zweedsche wisselkoers zoowel als de Zweedsche staatsleeningen zijn tijdelijk opnieuw scherp gedaald. De fondsen van de tot het Kreugerconcern behoorende onder nemingen, alsmede de aandeelen van de bo vengenoemde bankinstellingen, daalden ver der met tientallen percenten tegelijk, na de publicatie van het ongunstige rapport der Commissie van onderzoek. Op de aankondi ging der steunactie is echter eenig herstel in getreden. De hernieuwde daling van Kreugerwaar- den heeft ook op de beursstemming yt het al gemeen een ongunstigen invloed uitgeoefend. Hierbij kwamen nog andere ongunstige facto ren, zooals de tegenstand, welke de Ameri kaansche regeering ontmoet bij haar pogin gen, om de begrooting sluitend te maken. De vrees, dat als gevolg van een niet-sluitende Amerikaansche begrooting de Amerikaansche valuta gevaar zou kunnen gaan loopen, heeft zelfs reeds voorbijgaand tot een flauwe stem ming voor den dollar en tot aanbod van doi- larcbligatiën geleid. Dit begin van een dollar" is echter tot staan gekomen toen het bekend werd, dat de Amerikaansche regee ring, in plaats van de door het Congres ver worpen omzetbelasting, andere belasting- 187. Heel in de verte zagen de kikkers, dat de ooievaar Tuimeltje losliet. Tuimeltje viel heel snel naar beneden en kwam in een groote schoorsteen terecht. De kikkers zagen hem er in verdwijnen en ijlden direct naar de plaats waar Tuimeltje gevallen was. De ooievaar die zijn hart nu genoeg had opgehaald, vloog heel kalm weer naar zijn nest terug. 188. Tuimeltje die in de schoorsteen was gevallen, stond al heel gauw op den grond. Hij bemerkte in een vertrek te zijn, waar allemaal verfpotten stonden. Hè, dacht Tui meltje, daar kon ik wel eens iets mee schilderen. Maar wat? En toen kwam er eensklaps een leuk idee bij hem op.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1932 | | pagina 6