Alkmaarsche Courant.
De vernielde gedenksteen.
Fortinbras' toovermacht
^Radionieuws
JeuiUetoft
Stad en Omgeving.
HonlenJ der en dertigste Jaargang.
DONDERDAG 13 OCTOBER
Het antwoord van B. en W.
KAMER VAN KOOPHANDEL
EN FABRIEKEN.
Openbare ledenvergadering op
Woensdag 12 Oct.
Ingekomen stukken.
Ifo. 242
1932
Zeesen1635 M. 7.20 50-jarig bestaan
„Deutsche Kolonialgesellschaft". 8-25 Ko-
nigsberger Opera-orkest o.l.v. Cl. Krauss, m.
m. v. Frieda Leider, sopraan. 9.25 Berichten.
9.50 K. G. Sell: „Worüber man in Amerika
spricht". Daarna tot 11.20 Concert o.l.v. H.
Henrich.
Vrijdag 14 October.
Hilversum, 296 M- (8.12.4.8 en
11—12-VARA, 12.—4.— AVRO en de
VPRO van 8.11.uur). 8.Gramofoon-
platen. 10VPRO-morgenwijding. 10.15
Orgelspel door Joh. Jong. 11.Gramofoon-
platen. 11.15 P. J. Kers: Onze keuken. 11.45
Voordracht door J. van Oogen. 12.AVRO-
kleinorkest o.l.v. N. Treep en gramofoonpl.
2Gramofoonplaten. 2.30—4— AVRO-
Kamerorkest o.l.v. L. Schmidt en gramofoon
platen. 4.Gramofoonplaten. 4.40 Voor de
jeugd. 5.20 Concert door VARA-kleinorkest
ol v. P. Duchant. 6.15 Orgelspel J. Brook-
house McCarthy, m. m. v. Leo ruld. 6 40 Dr.
IJ Tinbergen: „Verspilling van productieve
krachten" III. 7.— Vervolg orgelspel. 7.15
Vervolg orkestconcert. 8.— Mej. Dr. N. A.
.Bruining: „Orthodoxie". 8.30 Concert. Mej.
\V. Canté v. Amerongen, sopraan. Jan
Keessen, 1ste viool. E. Brantehaar, 2de
viool. L! Werner, cello. A. Adema, piano en
JJ. Stroomenbergh, bas, o.a. Cantate no. 5,
Buxtehude. 9.Dr. W. Banning: Democra
tie" 9.30 Vervolg concert, o.a. Cantate no.
21, Bach. 10.— Vrijz. Godsd. Persbureau.
1005 Vaz Dias. 10.15 Causerie. 10.45 Gra
mofoonplaten. 11.12.Gramofoonplaten.
Huizen, 1875 M. (Algemeen programma
ie verzorgen door de NCRV). 8-Schrift
lezing. 8.15 Gramofoonplaten. 10-30 Mor
genwijding. 11.—12.— Harmoniumconcert
door H. F. Jurjaanz, m. m. v. Mej. G.
Koeman, sopraan. 12.15 Trioconcert door H.
Herman, viool. H. v. d. Horst Jr., cello en
mevr. R. A. v. d. Horst—Bleekrode, piano
i j 302.Orgelconcert A. Schellevis. 2.30
'Vervolg trioconcert, m. m. v. T. G. v. d.
Haar, cello. 3.15 Vervolg orgelconcert. 3.45
'Gramofoonplaten. 4.— Chopin-concert door
B. Verboom, piano. 4.30 Gramofoonplaten.
5._ Voor jeugdige postzegelverzamelaars
5 30 Voor jeugdige amateurfotografen. 6.—
Lezing door H. J. Steinvoort. 6.30 Causerie
over het Leger des Heils. 7.7.30 Causerie
door A. J. Herwig. 7.45 Gramofoonplaten.
8 Concert door de H.O.V., symphonie-
orkest o.l.v. F. Schuurman, m. m. v. A. de
Rook van Leeuwen, sopraan, o.a. Pastorale
Mistique, Massenet. 9.Dr. Ph. J. Iden-
burg: ,,De toekomst van de hedendaagsche
student". 9.30 Vervolg concert, o.a. suite no.
1 in C gr.t., Bach, ca. 10.— Vaz Dias. 10.30
11.30 Gramofoonplaten.
Daventry, 1554 M. 10.35 Morgenwijding.
10.50 Tijdsein en weerbericht. 11.05 Lezing
12 20 Orgelrecital H. Dawson. 1.05 Shep
herd's Bush Paviljoenorkest o.l.v. H. Fryer.
2.20 Voor de scholen. 4.15 Northern Studio
orkest o.l.v. J. Bridge. 5.05 BBC-dansorkest
o.l.v. H. Hall. 5.35 Kinderuur. 6.20 Berich-
ten. 6.50 Corelli's vioolmuziek door Orrea
Pernel. 7.10,' 7.25 en 7.50 Lezingen. 8 20
Vaudeville-programma. 9 20 Berichten. 9 40
Lezing. 9.55 BBC-orkest o.l.v. S. Robinson
m. m. v. Melsa, viool, o.a. Havanaise, St.
Saëns en Jota de Falla. 11.05 Lezing. 11.10
—12.20 Dansmuziek door de Savoy Hotel
Orpheans.
Parijs „Radio-Paris?'1724 M. 8.05, 12.50
en 7.40 Gramofoonplaten. 9.05 „Pelléas et
Méiisande", van Debussy. Dirigent: Henri
Defosse.
Kalundborg, 1153 M.-12.051.20 Concert
uit hotel Angleterre. 2.20—4.20 Omroep
orkest o.l.v. F. Mahler, m. m v. V. Holboll,
zang en V. Fischer, piano. 7.309.05 „Det
gamle Hjem", spel in drie bedrijven van G.
Esmann. 9.2510.25 Radio-Symphonie-
orkest o l.v. E. Reesen, m. m. v. C. Fessel,
viool en F Jensen, piano. Werken van Noor-
sche componisten. 10.2511.50 Dansmuziek
uit rest. „Ritz".
Langenberg, 473 M. 6.257.20 Gramo
foonplaten. 11.2012.10 Concert door het
Omroeporkest o.l.v. W. Caspar. 12.20150
Concert o.l.v. Eysoldt. 4.205.20 Concert.
7.20—8.25 Herdenkingsfeest „Deutsche Ko
lonialgesellschaft" 8.30 Kalmanconcert door
het Omroeporkest o.l.v. Kühn 10.0511.20
Concert o.l.v. Wolf. x
Rome, 441 NI. 9.05 Concert door het orkest
van de Politieschool o.l.v. A. Marschesini
Brussel, 508 en 338 M. 508 M.: 12.20 Om
roeporkest o.l.v. Leemans. 1.30 Gramofoon-
laten. 5 20 Radio-Symphonie-orkest o.l.v.
leulemans. 6.20 Gramofoonplaten. 8 20
Omroeporkest o.l.v. André, m. m. v. Mej. S.
Leslie, zang. 10.30 Gramofoonplaten. 338
M.: 12.20 Gramofoonplaten. 1.30 Omroep-
kleinorkest o.l.v. Leemans. 5.20 Omroep
orkest o.l.v. André. 6.20 Gramofoonplaten.
6 50 Omroepkleinorkest o.l.v. Leemans. 8.20
Radio-Symphonie-orkest o.I.y. Meulemans.
8.35 Radiotooneel. 9.20 Vervolg concert.
10.30 Dansmuziek uit St. Sauveur.
naar het Engeisch van William Locke
door J. E. d. B. K.
13,
Ze was zoo moe, alsof er iets in haar
was doodgebloed. Maar in haar hart
was iets nieuws en wonderlijks geboren.
Ze was half voorbereid geweest op deze
ontdekking. In haar gesprekken met
haar oom en met Martin was ze telkens
gestuit op iets, wat niet recht door zee
was. Ze had hem beschuldigd voor haar
iets te verbergen en in de nagedachtenis
van haar moeder was iets nevelachtigs.
Als ze op dien ongeluksavond had ge
hoord, dat die havelooze vrouw haar
moeder was, zou ze dien schok niet te
boven zijn gekomen. Nu was die schok
door die maandenlange onzekerheid
verzacht en de opoffering van haar va
der was een machtige vergoeding.
Toen hij uitgesproken had, weende zij
bittere tranen en ze knielde voor hem
neer, vroeg hem om vergiffenis en
noemde hem bij de liefste namen.
Wij hebben er dezer dagen reeds melding
van gemaakt dat aan B. en W. door de
heeren Vogelaar en Ringers de volgende
vragen gesteld waren:
Ondergeteekenden, leden van den Raad,
nemen hierbij de vrijheid de volgende vragen
tot uw college te richten
a. Is uw college bereid de juiste toedracht
mede te deelen inzake het gebeurde met den
gedenksteen in 't gebouw van de Lichtbedrij-
ven, waarop betrekking hebben de artikelen
in de Alkmaarsche Courant van 19 en 21
September j.1.;
b. Is uw college tevens bereid de corres
pondentie welke daaromtrent door of namens
uw college of de administratie der Lichtbe-
drijven mocht zijn gevoerd of ontvangen, ter
inzage te leggen voor de leden van den
Raad?
B. en W. hebben dit als schriftelijke vragen
beschouwd en daarop in bijlage no. 156 het
volgende schriftelijke antwoord gegeven:
Ons College heeft deze vragen als volgt
beantwoord
a. Onder dagteekening van 8 Maart j.1.
ontvingen wij van den heer W. K. M. de Kat,
directeur der gemeentelijke lichtbedrijven en
waterleiding te Breda, het verzoek, van de bij
het vertrek van den heer Ir. A. M. van De
venter in de gasfabriek aangebrachte gedenk
plaat, vermeldende: „Deze fabriek is ont
worpen en gebouwd door Ir. A. M. van De'
venter, directeur der Gemeente-Lichtbedrijven
October 1915Februari 1931", te verwijde
ren het woord „ontworpen", of de geheele
gedenkplaat te doen verwijderen.
De heer De Kat gevoelde zich n.1. door
deze vermelding bezwaard, omdat, naar hij
opmerkte, het ontwerp der fabriek door hem
was gemaakt en niet door den heer Van De
venter.
Wij vroegen bij brief van 31 Maart d.a.v.
het oordeel van den heer Van Deventer over
het verzoek van den heer De Kat.
De heer Van Deventer antwoordde bij brie1
van 6 April 1932, dat hij de ontwerper was
van de fabriek en dat hij den heer De Kat
het recht ontzegde om zich de ontwerper te
noemen.
De tegenstrijdige brieven van de heeren De
Kat en Van Deventer plaatsten ons voor een
groote moeilijkheid. Terwijl wij overwogen
welk standpunt wij zouden moeten innemen
ontvingen wij van den heer De Kat bij brie
van 26 April d.a.v. een omvangrijk dossier,
bevattende
1. algemeene beschouwingen bij de aan
vragen betreffende den t/uw der fa
briek;
2. correspondentie over de fabrieksinrich-
ting;
3. contracten
4. rapporten
5. begrooting
alles betreffende den fabrieksbouw. Deze
stukken zijn alle van de hand van den heer
De Kat.
De heer De Kat schreef daarbij
„Ik twijfel niet of het zal U uit dit vele
werk duidelijk blijken dat ik de technische
ontwerper van de gasfabriek ben en dat door
mij ook de contracten opgemaakt zijn, vol
gens welke de uitvoering plaats heeft gehad.
Wat de plaatsing van de gebouwen en in
richtingen op het beschikbare terrein betreft
kan ik u nog mededeelen, dat ik hiervoor ver
schillende ontwerpen maakte (totaal 4).
Nr. 3 en nr. 4 verschillen alleen hierin,
dat in nr. 3 de gashouders, evenals in 1 en 2
achter op het terrein stonden, terwijl in nr. 4
deze gashouders op zij (achter het zuiver'
huis) geprojecteerd waren.
Daar deze laatste opstelling een besparing
van 2500 gaf, bracht ik beide ontwerpen in
de gascommissiedeze verkoos nr. 3 omdat
(inderdaad) deze opstelling uit een bouwkun
dig oogpunt bezien mooier was. Dit ontwerp
is door den bouw-ingenieur Van Deventer
toen nader uitgewerkt, waarbij de plaats van
de gebouwen als architectonisch geheel na
der gepreciseerd werd".
Bij brief van 11 Mei 1932 stelden wij ons
andermaal met den heer Van Deventer in
verbinding, hem mededeelende, dat wij de
bovenbedoelde stukken van den heer De Kat
hadden ontvangen. Het zooeven tusschen
aanhalingsteekens geplaatste gedeelte van
den brief van den heer De Kat brachten wij
eveneens ter kennis van den heer Van Deven
ter. Wij wezen er daarbij op, dat, naar ons
bij onderzoek was gebleken, de Raad aan den
heer Van Deventer èn aan den heer De Kat
bij besluit van 23 Augustus 1917 ieder een
gratificatie had toegekend, berekend naar
100 per maand, aan den heer De Kat over
iet tijdvak van 1 Januari 1914—1 October
1915 (in welk tijdvak de bouw werd voorbe
reid) en aan den heer Van Deventer over het
tijdvak van 1 October 1915 (toen de heer Van
Deventer werd benoemd als opvolger van den
heer De Kat, die te Schiedam was aange
steld) tot 1 September 1917 (de fabriek was
op 10 Juli 1917 in gebruik genomen). De
commissie van bijstand voor de lichtbedrij
ven, die tot de toekenning van deze gratifica
ties had geadviseerd, motiveerde dit advies
met de overweging, dat de voorbereiding
voor den bouw en de leiding tijdens deze
laatste periode, vooral in verband met de
zeer moeilijke tijdsomstandigheden, van de
beide bovengenoemde directeuren een arbeid
heeft geëischt, die met de gewone jaarwedde
niet voldoende beloond mag worden geacht
en die bovendien veelal is verricht in vrijen
tijd".
Ook hieruit was, naar wij meenden, af te
leiden, dat de heer De Kat althans naar het
qfcirdeel destijds van de commissie van bij
stand, van B. en W. en van den Raad arbeid
van beteekenis moet hebben verricht.
Wij deelden dit- den heer Van Deventer me
de en lieten daarop volgen: „Wij kunnen deze
feiten niet negeeren. Evenmin kunnen wij
deze zaak uitsluitend beschouwen uit een
oogpunt van de verhouding tusschen u en het
personeel der fabriek, al respecteeren wij ten
volle de gevoelens, waarvan deze gedenk
plaat getuigt. Doordat de steen deel uit
maakt van een gemeentelijk gebouw, hebben
wij voor het opschrift mede de verantwoorde
lijkheid aanvagrd. Wij zouden ons daarom
verplicht rekenen, op een of andere wijze
een correctie aan te brengen zoo het op
schrift aanleiding kan geven tot gerechtvaar
digde critiek. Wij zouden daartoe intusschen,
gelijk voor de hand ligt, zeer ongaarne over
gaan en een wijziging, zoo zij noodig mocht
zijn, willen beperken tot het strikt onvermij
delijke. Opnieuw leggen wij u daarom de
vraag voor, welk standpunt ons college zal
moeten innemen. Wij vragen o-/; af, of alle
meeningsverschil niet zou verdwijnen, wan
neer de gedenkplaat alleen vermeldde, dat de
fabriek door u is gebouwd, zonder dat van
het ontwerpen wordt gesproken. Zoudt u
zich met deze oplossing kunnen vereenigen,
dan vernemen wij dat alsnog gaarne".
De heer Van Deventer handhaafde bij brief
van 21 Mei 1932 zijn standpunt en wees er
op, dat de heer De Kat een gelegenheid om
op dit punt critiek te oefenen bij een College
dat den gang van zaken uit eigen ervaring
zou hebben gekend, in 1917 heeft laten voor
bijgaan toen bij de opening der fabriek een
gedenkboek is uitgegeven, waarin uitdrukke
lijk vermeld staat, dat de plannen voor fa
briek en administratie-gebouw zijn opge
maakt door den cfviel-ingenieur A. M. van
Deventer, onder wiens directe leiding ook de
uitvoering is totstandgekomen.
Hiermede was, naar ons voorkwam, het be
wijsmateriaal van den heer De Kat niet weer
legd. Wel verklaarde de heer Van Deventer
in den brief, dat hij om een bepaalde door
hem aangegeven reden er niets voor gevoelde,
den heer J>e Kat op den door dezen bij zijn
betoog ingeslagen weg te volgen, doch ook
hiermede was naar wii meenden, dfc klacht
van den heer De Kat niet ontzenuwd.
Nu de heer Van Deventer, daartoe twee
maal in de gelegenheid gesteld, ons geen ma
teriaal verschafte om het bezwaar van den
heer De Kat ongegrond te verklaren en wij
daarentegen uit hetgeen destijds bij de toe
kenning van gratificaties aan de heeren De
Kat en Van Deventer blijkens de in het ar
chief berustende stukken was voorgevallen,
moesten afleiden, dat de heer De Kat bij de
voorbereiding is betrokken gewëest en daar
in, naar het bedrag der gratificatie te oordee-
len, zelfs een belangrijk aandeel heeft gehad,
hebben wij ons, zij het zeer tot ons leedwe
zen, genoodzaakt gezien, dit punt van twist
weg te nemen en het opschrift van den steen
uitsluitend betrekking te doen hebben op den
bouw. Wij hebben hiermede zoowel den heer
Van Deventer als den heer De Kat in kennis
gesteld.
b. De onder a aangehaalde stukken heb
ben wij voor den Raad ter inzage gelegd.
Wie deze beantwoording van B. en W.
leest, zal tot de conclusie komen, dat daarin
weinig meer staat dan reeds was opgenomen
in het uitvoerige artikel dat wij in de cou
rant van 19 September j.1. over deze kwestie
hebben geschreven.
Slechts wordt thans door B. en W. die
over de correspondentie met den heer De Kat
beschikken nog nader gepreciseerd welk
dossier deze heeft ingezonden om te bewijzen,
dat hij in het ontwerpen der fabriek een be
langrijk aandeel gehad heeft.
B. en W. wijzen er bij bespreking van de
gratificaties welke beide directeuren hebben
ontvangen op, dat de heer De Kat deze ont
ving over het tijdvak van 1 Januari 1914
En terwijl hij haar over het donkere
haar streek, zei hij:
Ik ben alleen maar een bankroete
Marchand de Bonheur.
U zult altijd Marchand de Bonheur
zijn, zei zij," wat hebt u mij vanavond
niet een geluk gebracht.
In elk geval, lieve kind, hebben wij
elkaar eindelijk teruggevonden.
Ze ging naar bed en lag nog lang te
denken' over die nieuwe wereld van lij
den en van heldhaftig dragen, die zich
voor haar had geopenbaard.
Wat was zij, een onbeteekenend jong
meisje, om mannen zoo oppervlakkig te
beoordeelen! Ze had haar vader zoo
hard veroordeeld tot schade van haar
liefde voor hem. Over Martin had ze
ook zoo'n bitter oordeeld geveld. Wat
wist ze van den storm in zijn ziel? Nu
gaf hij zijn leven voor een hoog ideaal.
Dat maakte haar nederig. En haar oom
Gaspard, zoo groot met zijn teeder hart,
lag daar ver weg met een kogel door zijn
longen. Ze bad vurig voor die beiden.
En den volgenden morgen ging ze aan
den arbeid met vernieuwden moed en
vernieuwd vertrouwen.
Twee dagen daarna kreeg ze een slor
dig geschreven brief van Corinna Has-
tings. Corinna schreef uiterst zelden.
Félise zat er lang over te peinzen en gaf
den brief aan haar vader.
Ik begrijp er niets van, zei ze.
Fortinbras zette zijn bril op en toen
hij den brief ontcijferd had, zette hij zijn
bril weer af, en gaf zijp vriendelijken
glimlach als Marchand de Bonheur ten
beste.
Laat dat maar aan mij over, lieve
kind. Ik zal Corinna antwoorden.
In het kleine stadje Wenplebury, in
het roezige huishouden van haar ouders,
verteerde Corinna van hartzeer en er
gernis. In het laatst van Juni was ze
teruggekomen, een berooide mislukke-
linge. In theorie voelde ze voor het
Vrouwenkiesrecht, doch de heftigheid
van de suffragettes keurde ze af en ze
maakte zich los na heftigen woorden
strijd. Zonder werk en met hongerlijden
in het vooruitzicht kwam ze in Wendle-
bury. Ze snakte naar arbeid, maar wat
kon een meisje zonder geld beginnen.
Ze breide sokken en bouffanten voor de
soldaten en collecteerde voor de Belgi
sche vluchtelingen.
Een paar maal kwam er een brief
kaart van Martin uit de Argonne. Ze
haatte zich zelf, haar lot en haar sekse.
Als ze een man was, zou ze een geweer
kunnen nemen en naar het front gaan.
1 October 1915, in welk tijdvak, naar zij zeg
gen, de bouw werd voorbereid en aan den
heer Van Deventer over het tijdvak van 1 Oc
tober 1915 toen hij benoemd werd tot op
volger van den heer De Kat, die te Schiedam
was aangesteld, tot 1 September 1917, nadat
de fabriek in gebruik was genomen.
Wie niet beter weet, moet hieruit wel de
conclusie trekken, dat de heer De Kat tot Oc
tober 1915 den voorbereidenden arbeid ver
richt heeft en eerst daarna de heer Van De
venter tot directeur is benoemd en toen bij de
zen fabrieksbouw betrokken is geworden.
Uit het gedenkboek blijkt evenwel duide
lijk, dat de heer Van Deventer, die bouwkun
dig ingenieur was, reeds op 1 Januari 1914
tot hoofd van het bouwbureau voor deze fa
briek benoemd werd. Hij moge den scheikun
dig-ingenieur De Kat dan op 1 October 1915
als directeur der Gem. Lichtbedrijven opge
volgd zijn, vast staat, dat hij in het geheele
door B. en W. aangegeven tijdvak van den
voorbereidenden bouw hoofd van het bureau
geweest is.
Wij geven toe, dat het uiterst moeilijk te
beoordeelen is hoe de werkzaamheden in
dien tijd verdeeld zijn geweest.
Wij hebben nimmer ontkend, dat de heer
De Kat veel werk voor de nieuwe fabriék
verricht heeft en de heer Van Deventer ont
kent dit evenmin. Hij heeft er slechts op ge
wezen, dat hij voor het ontwerpen en bou
wen van de nieuwe fabriek speciaal is be
noemd en dat plan, indeeling enz. alles zijn
werk is. Hij heeft ons verklaard hoeveel tijd
en moeite hij zich gegeven heeft om tot een
zoo practisch mogelijken opzet der fabriek
te komen, hoe hij daarvoor dag en nacht heeft
gewerkt en het inwendige en uitwendige van
de fabriek heeft ontworpen, hoe hij een fa
briekscomplex heeft samengesteld, zoodanig,
dat er een rationeel geheel uit ontstaan is.
Dit zegt de heer Van Deventer noem
ik het ontwerpen en het voorrecht dit tot
stand te hebben mogen brengen kan ik mij
door niemand laten ontnemen.
Is nu het feit, dat de heer De Kat een dos
sier met stukken, welke zijn werkzaamheid
betreffen, heeft ingezonden het bewijs, dat hij
alleen de ontwerper is geweest?
Wie bedenkt, dat de heer Van Deventer in
den tijd der voorbereiding hoofd van het
bouwbureau was, kan wel begrijpen, dat
deze in staat moet zijn minstens even dikke
dossiers met stukken over zijn arbeid aan het
college toe te zenden.
Hij heeft dat niet gedaan, zeggen B. en W.,
hoewel hij daartoe tweemaal in de gelegen
heid is geweest. Maar zij vergeten daarbij te
zeggen, dat zij hem geen van beide keeren
verzocht hebben hun dit materiaal toe te zen
den.
De heer Van Deventer heeft zich in zijn
langen diensttijd in Alkmaar als een hoogst-
bekwaam, zeer eenvoudig en eerlijk ambte
naar doen kennen. Zelfs al zou hij op dit
oogenblik geen enkel stuk uit dien tijd meer
in zijn bezit hebben, dan is zijn verklaring,
dat plan, indeeling enz. alles zijn werk is
voor ons voldoende om aan te nemen,
dat hij in de voorbereiding tot den bouw een
zeer belangrijk aandeel gehad heeft.
Wanneer dit als vaststaande mag worden
aangenomen en er is geen enkele reden
daaraan te twijfelen dan mag men niet
alleen den heer De Kat, maar moet men ook
hem ontwerper dezer fabriek noemen.
Dan was het opschrift op het gedepkteeken
dus niet fout of misleidend, maar dan had
men hoogstens tot de conclusie kunnen ko
men, dat ook de heer De Kat nog gehuldigd
moest worden en men had, om met zijn ge
voeligheid rekening te houden, op een andere
plaats in de groote fabriek nog wel een steen
tje kunnen aanbrengen waarop ook hij als
ontwerper genoemd wordt.
De heer De Kat thans directeur in Bre
da heeft Alkmaar al lange jaren verlaten.
Wij kennen dezen heer niet, maar wij we
ten, dat hij niets van zich heeft laten
hooren toen hij destijds het gedenkboek
ontving waarin vermeld is, dat de
plannen voor fabrieks- en administratie
gebouw door den heer Van Deventer zijn op
gemaakt. Wat hem kan bewogen hebben
thans zoo plotseling de eerste -plaats te wil
len innemen, zelfs te verlangen dat een ge
denksteen, die een dankbaar personeel zijn
vertrekkenden chef aanbood, alleen te zijnen
believe verminkt of verwijderd moest worden,
is een psychisch raadsel waarvan wij de oor
zaken nier niet verder zullen naspeuren.
Vast staat, dat B. en W. in die vroegere
stilzwijgendheid motief genoeg hadden kun
nen vinden om hem er op te wijzen, dat zijn
protesten thans te laat komen Vast staat,
dat B. en W. althans iets hadden kunnen
doen om hem te bewegen van deze actie af te
zien, maar uit deze beantwoording van het
college is daarvan niets gebleken.
Integendeel, B. en W. hebben zich onmid
dellijk bereidwillig aan zijn zijde geschaard
Maar ze was een vrouw, het meest hul-
pelooze wezen op den aardbodem. Ze be
gon zelfs haar moeder, die ze om haar
weinige wetenschappelijke ontwikkeling
miskend had, te benijden. Deze had ten
minste haar plichten als vrouw nauwge
zet vervuld. Martin's laatste briefkaart
had haar gemeld, dat Bigourdin naar
het front was vertrokken. In haar ge
dwongen afzondering van de groote ge
beurtenissen in de buitenwereld, had zij
de pijnlijke zekerheid gekregen, dat er
op de heele wereld maar één mensch
was, die haar noodig had. En deze we
tenschap kan onze ziel öf nieuw letven
schenken öf haar verzengen. Toen ont
ving ze in het begin van November een
verkeerd gespelden brief, met moeite
met potlood geschreven op hard glan
zend papier. De brief kwam uit een hos
pitaal in Noord-Frankrijk.
Mademoiselle Corinna,
Ik heb getracht te strijden voor mijn
vaderland. Het was geschreven, dat
ik het doen moest, en het was wel
licht ook geschreven, dat ik mijn
leven daaraan geven moest. Ik dic
teer dezen brief aan mijn buurman,
die een gewonde knie heeft. Ik heb
een Duitschen kogel in mijn long
gekregen en de doktoren zeggen, dat
om den heer Van Deventer ter verantwoor
ding te roepen. Zij hebben geen oogenblik
ernstig getracht te voorkomen, dat een ge-
denkteeken, dat een uiting van dankbaarheid
en waardeering was, op voor den betrokkene
vernederende wijze veranderd en ver.
minkt zou worden, zij hebben blijkbaar geen
oogenblik bedacht hoe pijnlijk dit moest zijn
voor een ambtenaar, die jaren lang zijn beste
krachten aan onze gemeente heeft gegeven
en over wiens arbeid nog steeds met de
grootste waardeering wordt gesproken.
Ondanks zijn protest en tegen zijn wil is
deze gedenksteen vernield en tegen den wil
ook maar zelfs zonder eenige voorkennis
van het personeel, dat dezen steen heeft
geschonken.
Dat de heer Van Deventer met de beslis
sing van B. en W. in kennis gesteld is, mee-
nen wij ernstig te mogen betwijfelen.
Wij zullen hier niet nagaan in hoeverre B.
en W. gerechtigd waren dit gedenkteeken te
vernielen, maar een allereerste eisch van be
leefdheid zou het toch geweest zijn den schen
kers van hun voornemen in kennis te stellen
en hen de gelegenheid te laten met den heer
Van Deventer te overleggen in hoeverre men
er thans nog prijs op stelde dezen gedenk
steen ter plaatse te behouden.
Het is bij de politieke samenstelling van
onzen Raad mogelijk, dat eventueele moties
of voorstellen om dit kwaad alsnog te her
stellen door een raadsmeerderheid zullen
worden verworpen.
Maar wij weten, dat er ook in die meerder
heid Alkmaarders zijn, die persoonlijk de
vernieling van dit monument ten zeerste af
keuren.
Wij hebben den laats ten tijd zoovele
bewijzen van instemming met het door
ons geschreven artikel ontvangen, dat wij
den heer Van Deventer de verzekering
kunnen geven, dat, wat men te zijnen op
zichte ook bedrijven moge, zeer vele stad-
genooten met groote waardeering aan zijn
persoon en zijn werk terugdenken en zich'
met ons gegriefd voelen, dat een bestuurs
college zich niet ontzien heeft een te zijner
eere onthuld gedenkteeken, op eerste aanma--
ning van een ontevredene, opzettelijk te ver»
nielen.
L
Gistermiddag werd ten Stadhuize een
ledenvergadering gehouden van de K. v. K.
Afwezig waren de heeren Endel en Nobel,
beiden met kennisgeving.
Na opening stelde de voorzitter, de heei
S. W. A r n t z, aan de orde
a. Mededeeling van den directeur van het
postkantoor te Alkmaar, dat de postagent
schappen aan den Kennemerstraatweg en
Voormeer, die een gering verkeer hebben,
zullen worden opgeheven, terwijl de sta
tions voor den telegraaf- en telefoondienst
aldaar gevestigd blijven.
Voor kennisgeving aangenomen.
b. Antwoord van den minister van water
staat op het schrijven der Kamer d.d. 1 April
1931 waarin wordt medegedeeld, dat
door het snoeien en rooien van boomen en
houtgewas de overwegen bij Alkmaar en
Heitoo verbeterd zullen worden.
Als voren.
c. Antwoord van B. en W. te Amsterdam,
dat de handelsschool te Alkmaar niet erkend
wordt als school, waarvan het einddiploma
bevoegdheid geeft tot het afleggen van het
candidaatsexamen aan de handelsfaculteit te
Amsterdam. (Het Bureau der Kamer had een
verzoek tot erkenning dezer handelsschool
van B. en W. te Alkmaar ondersteund ten be
hoeve van een oud-leeriing dezer school).
De secretaris deelde mede, dat ge
tracht wordt het programma der school in
overeenstemming te brengen met dat der
handelsfaculteit bovengenoemd.
d. Afschrift van een adres der K. v. K. te
Rotterdam, gericht aan den minister van
Justitie, inzake het innen van kleine vorde
ringen.
Besloten werd tot het zenden van een
adres aan den minister, ter ondersteuning van
het Rotterdamsche adres. De Kamer ging ae-
coord met de bewering van den heer De
Raat, dat de middenstand vrijwel rechteloos
staat tegenover de debiteuren, althans als h^t
kleine posten betreft.
e. Motie van den Bond van bedrijfsauto
houders in Nederland, aangenomen op de
vergadering van 8 Sept. 1.1. te Utrecht ter be
spreking van de voorstellen van de commissie-
Weiter, inzake het autotransport en de wegen-
politiek.
(Deze motie is reeds eerder gepubliceerd).
De heer Ringers deed mededeelingen
ik het misschien niet halen zal.
Maar nu ik nog spreken kan, wil ik
u zeggen, dat ik op het slagveld uw
beeld steeds voor oogen heb gehad
en dat ik u nog altijd lief heb met
teederheid en toewijding. Mocht ik
blijven leven, Mademoiselle Corin
na, dan bid ik u, vergeet dezen
brief; ik wil u geen verdriet veroor
zaken. Maar moet ik sterven, laat
mij dan den troost, dat u aan mij
denken zult als aan een die overle
den is, niet onwaardig en niet on
willig, voor een nobele zaak.
Gaspard Marie Bigourdin.
Tot in haar ziel versteend van schrik, zat
Corinna langen tijd uit haar slaapkamer te
staren naar den herftsregen en naar de natte
bladen in den tuin van de pastorie. En toen
met bevende lippen ging ze zitten aan den
kleinen lessenaar uit haar kinderjaren en
schreef aan Bigourdin. Ze sloot den brief
en liep uit in den regen naar de dichtsbij zijn
de brievenbus. Op haar kamer teruggekeerd,
realiseerde ze het gebrekkige harer woorden
en ze wierp zich op haar bed en schreide.
Daarna schreef ze haar onsamenhangenden
brief aan Félise.
(Wordt vervolgd).