Alkmaarsche Courant. De bruid van het Glomdal Radionieuws JceuiiCetoa 3-oonee& Honrien) fier en dertigste Jaargang. DONDERDAG 27 OCTOBER Brieven uit Berlijn ïfo. 254 1932 Vrijdag 28 October. Hilversum, 296 M. (8.—12.—4.-8.— en 11.-12.- VARA, 12.-4.- AVRO en de VPRO van 8.—11.— uur). 8— Gramofoon platen. 10.— VPRO-Morgenwijding. 10.15 Declamatie door J. van Oogen. 10.30 Orgel spel J. Brookhouse MacCarthy. 11.15 Kook- praatje door P. J. Kers. 11.45 Declamatie door J. van Oogen. 12.— AVRO-Kleinorkest o-l.v. N Treep en gramofoonplaten. 2. Gramofoonplaten. 2.10 Mevr. I. de Leeuw- van Rees: Kinderkleeding. 2.30 AVRO- Kamerorkest o.l.v. L. Schmidt en gramo foonplaten. 4.Gramofoonplaten. 4.40 Voor de jeugd. 5.20 „De Notenkrakers" o.l.v. D. Wins en gramofoonplaten. 6.15 Orgel spel door Joh. Jong. 6.40 Causerie door P. Kiès. 7.— Vervolg orgelspel. 7.15 „De Flie refluiters". 7.30 VARA-Front. 7.35 ,.De Flierefluiters". 8— Mej. Dr. Bruining: Het einde der 19de eeuw. 8.30 Concert. Otto Couperus, viool en Anth. v. d. Horst, piano. 9.Causerie. 9.30 Vervolg concert. 10. Vrijz. Godsd. Persbureau. 10.05 Vaz Dias. 10.15 Lezing door ds. E. D. Spelberg. 10.45 en 11.12.Gramofoonplaten. Huizen, 1875 M. (Algemeen programma, te verzorgen door de N.C.R.V.) 8.— Schrift lezing 8.15 Gramofoonplaten. 10.30 Mor genwijding. 11.— Concert. H. Hermann, viool. T. G. v. d. Haar, dito. H. v. d. Horst Jr., cello en mevr. R. A. v. d. Horst—Bleek rode, piano. 1.Concert. Elize de Haas, zang. L. Laguna, viool en mevr. H. de Va!Ie, piano. 2.Zenderverzorging. 2.30 volg concert. 3.30 Orgelconcert D. v. Wil genburg. 4.30 Gramofoonplaten. 5.Bota nisch halfuurtje voor de jeugd. 5.30 Voor jeugdige amateurfotografen. 6.Causerie door H. J. Steinvoort. o.30 Lezing door A. J. Herwig. 7.T. de Bruijn: De literatuur als getuigenis. 7.45 Gramofoonplaten. 8.Sym- phonieconcert door de H.O.V. o.l.v. F. Schuurman m. m. v. het NCR V-Dameskoor o.l.v. L Lauenroth en Elsa Nolthenius, piano, o.a. Ouv. „Michel Angelo", Gade. 9.Le zing. 9.30 Vervolg concert. 0.a. Pianocon cert c kl.t. op. 18, Rachmaninoff. Ca. 10. Vaz Dias. 10.3011.30 Gramofoonplaten. Daventry, 1554 M. 10.35 Morgenwijding. 10.50 Weerbericht. 11.05—11.20 Medische causerie. 12.20 Orgelconcert H. Dawson. 1.05 Shepherd's Bush Paviljoen-orkest. 2.20 Voor scholen. 3.20 Gramofoonplaten. 4.15 Northern Studio-orkest o.l.v. J. Bridge. 5.05 BBC-Dansorkest o.l.v. Henry Hall. 5.35 Kinderuur. 6.20 Berichten 6 50 Bach's Toc cata's en fuga's door G. Thalben Ball, orgel. 7.10, 7.25 en 7.50 Lezingen. 8.20 Jack Hul- bert's Follies (Radjg-Revue). 9.20 Berichten en hierna Debat over- Ontwapening. 10.20 Concert. Mischa Elman, viool en A. Cran- mer, bariton. 11,2512.20 Savoy Hotel Orpheans. Parijs „Radio-Paris"1725 M. 8 05 Gra mofoonplaten. 12.50 en 7.40 Krettly-orkest. 9.05 Radio-tooneel. 10.20 Gramofoonmuziek. Kalundborg1153 M. 12.05—1.20 Con cert uit Rest. „Wivex". 2.4.L. Preii's orkest m. m. v. E. Fabricius, cello en V. Fischer, piano. 7.3050 Trioconcert en Radiotooneel. 8.20 Hartmann-programma m. m. v. B. P. en P. Knudsen, zang. 9 20 1 20 Uitzending uit „National-Scala" ter ge legenheid van het 10 jarig bestaan van de Kopenhaagsche Radio vereeniging. Langenberg, 473 M. 6 257.20 Gramo foonplaten. 11.2012.10 Concert uit Mün- chen o.l.v. Klosz. 12.201.50. Concert o.l.v. Eysoldt, m. m. v. solisten. 4.20—5.35 Con cert o.l.v. Wolf. 7.50 Uit München: Concert o.l.v. H. A. Winter m. m. v. Julius Patzak, tenor. 8.55—9.35 en 10.05—11 20 Concert o.l.v. Leo Eysoldt. Rome, 441 M. 8.05 Herdenking 10e ver jaardag opmarsch naar Rome. 10.15 Berich ten. Brussel, 508 en 338 M. 508 M.: 12.20 Omroep-kieinorkest o.l.v. Leemans. 1.30 Gra mofoonplaten. 5.20 Symphonie-orkest o.l.v. Meulemans. 6.35 Gramofoonpl. 8.20 Om roeporkest o.l.v. André m. m. v. zangsoliste. 10.3&—11.20 Gramofoonplaten. 338 M.: 12.20 Gramofoonplaten. 1.30 Omrcep-klein orkest. 5.20 Omroeporkest o.l.v André. 6.20 Gramofoonplaten. 6.50 Omroep-k!einorkest. 7 20 Carillonbespeling. 8.20 Radio-Sympho- uit het Noorsch van Jacob B. Buil. 6, Nu bleef hij staan. Daar ten Noorden der Vik lag Braaten. Nog een poosje en hij zou den jongen, zoowel als den ouden te pakken hebben! Zijn woede nam toe. Daar woon de hij, die pachtersjongen, die zijn dochter had belaagd. Ha, ha, ha! Een booze glimlach verscheen op zijn gelaat, terwijl hij er stond. Hij zou hem mores leeren! Er kwam zulk een zonderlinge, scherpe lucht in zijn neus. Het rook naar woudontginning en kolemijten. Je zoudt zien, dat ze daar noord waarts bezig waren met kolen branden! Ze zouden dezen winter zeker wel met een paar vrachten houtskool naar boven moeten, naar Röraas en daarvoor bij hem paarden moe ten leenen! 01a Glomgaarden liep verder het woud door en wond zich intusschen al meer en meer op over hetgeen hij zeggen zou, wanneer hij aan gekomen was. Plotseling bleef hij weer staan. Hij was nu bij de bocht, waar het woud op hield en wist niet, wat hij zag. Rondom de oude gebouwen op Braaten-plaats was bouw grond gekomen met paalwerk omsloten en zuidwaarts vele morgen omheinde weidegrond. Het was formeel een kleine hoeve geworden! nie orkest o.l.v. A. Meulemans, m. m. v. solisten. 9.05 Radio tooneel. 9.20 Vervolg concert. 10.30—11.20 Dansmuziek uit St. Sauveur. Zeesen, 1635 Af. 7.20 Mozartconcert door het Philh. orkest te Hamburg o.l.v. Wilcken. 8.40 Symphonie-concert o.l.v. J. Eiben- schuetz. 9.05 Lezing. 9.30 Berichten. 9.50 Kurt G. Sell: Worueber man in Amerika spricht. Hierna tot 11.20 Concert o.l.v. Blumann. DE UITZENDING VAN DE V.A.R.A. OP 8 NOVEMBER. Gaat niet door; minister Reymer heeft overwegend bezwaar. Naar aanleiding van de bekende vragen van het Tweede Kamerlid Knottenbelt: 1. Acht de minister het in het algemeen belang gewenscht, dat op 8 November a.s. ter gelegenheid van de voorgenomen betoo gingen op Houtrust en in de straten van Den Haag, de te houden redevoeringen en het ver loop der straatbetoogingen per radio worden verbreid? 2. Zoo neen, ligt het dan in het voornemen van den minister zijn medewerking daaraan te onthouden, door niet aan de algemeene omroepvereeniging A.V.R.O. den plicht op te leggen, voor dat doeleinde eenige zenduren, aan de sociaal-democratische omroepvereeni ging V.A.R.A. af te staan? 3. Waaraan zou de minister de bevoegd heid, tot het opleggen van een dergelijken plicht, ontleenen? heeft de minister van waterstaat gisteren een brief aan den voorzitter van de Tweede Kamer gezonden, waarin hij mededeelt, ter zake een beslissing te hebben genomen: h ij heeft overwegend bezwaar om zijn medewerking te ver- leenen ten behoeve van het bedoelde ruilen van zend uren. De aangevraagde uitzending zal dus niet plaats hebben. De minister voegt aan deze mededeeling nog toe: Ik acht het wenschelijk, met het oog op den vereischenden spoed, u hiermede thans reeds in kennis te stellen; de heer Knottenbelt zal, na kennisneming van mijn beslissing en in verband met hetgeen ik reeds in mijn vorigen brief mocht opmerken, wellicht termen kun nen vinden, om van het opnieuw stellen van zijn vragen af te zien. Ik moge voor een en ander uw hoog gewaardeerde tusschenkomst verzoeken. Het Duitsche volk staat weer eens aan den vooravond van groote verkiezingen. Het zai op 6 November a.s. voor de tweede maal in dit jaar een Rijksdag moeten kiezen, nadat de onlangs gekozene reeds in den loop van den tweeden zittingsdag door de rijks- regeering naar huis gezonden werd. Luistert men hier te lande onder de men- schen rond, dan merkt men al gauw, dat al dit politieke gedoe begint te vervelen en dat men zirh afvraagt, waar de verstandige lei ders zitten, die het niet op dikke woorden, maar op fiksche daden laten aankomen. Het tegenwoordige Duitsche rijkskabinet scheen in de eerste weken van zijn optreden zulk een energiek stel mannen, en de bijna onver schillige manier, waarop deze regeering met haar politieke tegenstanders omging, was van menschelijk standpunt gezien wellicht niet sympathiek, maar naar het ons alleen hier toescheen: gewettigd in de zeer kritieke tijden, die het Duitsche volk nu eenmaal doormaakt. Ten slotte is het vaderland be langrijker dan de verdienstelijkste minister. Daarom berustten de massa's hier te lande er in, dat mannen als dr. Bruening en gene raal Gröner, en de socialisten Otto Braun en Carl Severing op onzachte wijze uit hun machtsposities in het Rijk en in Pruisen ver wijderd worden omdat men hoopte, dat de blijkbaar hoogst energieke nieuwe regeerders door radicale maatregelen wat lucht in de onhoudbare politieke bedomptheid zouden brengen. Nu men na vier maanden „nieuw regime" tot de ontdekking gekomen is, dat er eigenlijk bitter weinig is veranderd, dat veel slechter, weinig beter geworden is, dat alle regeeringsplannen op bluf gebaseerd waren en het aantal werkloozen alweer gevaarlijk aan het stijgen is, begint een katerstemming, die door de échecs der regeering op het gebied van de buitenlandsche politiek nog aange wakkerd wordt. De gemiddelde Duitscher, die nog niet in een of ander radicaal vaarwater geraakt is, begint te bemerken, dat zijn vaderland er weer eens in geslaagd is, zich in het buiten land onbemind te maken; en dat in een tijd, waarin Duitschland zulke wrijvingen minder dan ooit verdragen kan. i i 1 En middenin stond Tore met de bijl in de hand. Vlammen laaiden op en lekten in het rond, waar opgestapelde wortels en ander ver molmd hout brandden. De scherpe brandlucht sloeg 01a Eriksen op de oogen bij den noor denwind en benauwde hem de borst. En al de groote en booze woorden, die hij tot Tore en diens vader wilde zeggen, werden zoo bedroevend murw en klein binnen in zijn borst. Ja, waarlijk, had de jongen zich zelf een hoeve ontgonnen, onder zulke moeilijke om standigheden! Maar daarna stak de toorn weer op. Wat duivel had hij met Tore Braatens prul hoeve te maken? En hoe voor den duivel kreeg de kerel het in zijn hoofd om zijn dochter na te loopen? Wat voor gebouwen waren dat hier? En wa voor een veestapel was het? En het woud? Dat kieine boschje, dat bi) de plaats behoorde! Ola Glomgaarden ging dwars over het ont gonnen land zonder om te zien naar Tore, die de bijl had laten zakken en nu verwonderd stond te kijken. Hij liep recht op het hek af cen nieuwe poort was er gekomen, ook het paalwerk was nieuw! het scheen hem beter toe, om eerst met den oude te praten! Daar zag hij iemand voor het raam verschij nen en weer verdwijnen ook; het leek op een vrouwenmuts je zult zien, zij was ook thuis, Kari, de huisvrouw! Ja, daaraan was niets te doen! Wat hij te zeggen had, dat moest gezegd worden. Daar was hij mans genoeg vöor! Hij ging recht op het huis af. Niemand kwam naar buiten. Hij lichtte de klink op, trad bin nen. keerde zich om in de lage deuropening en Over buitenlandsche politiek wordt de lezer in dit land na den oorlog zeer slecht ingelicht. Er zijn wel groote Duitsche bla den, die over uitstekende buitenlandsche correspondenten beschikken; maar deze hee- ren moeten zich tot korte telegrammen en hoogstens een tot tweemalen per maand een een koren brief beperken. De Duitsche bladen geven niet half zooveel papier als de Neder landsche, de Skandinavische of de Angel saksische. Ze zijn op weinige uitzonderingen na („Frankfurter Zeitung", „Deutsche All- gemeine ZertungrVökische Beobachteri' e.a.) zeer klein van formaat en tamelijk goed van advertenties voorzien, zoodat voor den eigenlijken tekst niet al te veel plaats overblijft. En dit plaats wordt dan nog in hoofdzaak door de binnenlandsche politiek en door overal gelijkluidende berichten van de correspondentiebureaux ingenomen. Het gevolg daarvan is, dat de Duitscher zelden of nooit eerlijk te lezen krijgt, hoe men over hem en zijn land in het buitenland denkt. Komt het zoo nu en dan gelijk in deze dagen tot een zeer gespannen verhouding en zelfs tot anti-Duitsche buitenlandsche uitingen, dan is de Duitsche krantenlezer, dien men zooiets natuurlijk niet langer ver zwijgen kan, uiterst verrast en stellig over tuigd, het recht aan zijn zijde te hebben. Zoo heb ik vastgesteld, dat de Duitscher volstrekt niet begrijpt, waarom „plotseling" in Denemarken en Zweden, in Zwitserland en Nederland de stemming jegens Duitschland beneden het nulpunt gezonken is. Van Polen, Frankrijk, België en Tsjecho-Slowakije (om bij naaste buren te blijven) was hij niet an ders gewend. Maar van Nederland! Het „stammesverwandte" volk, met zijn eigenlijk- Duitsche taal, die men „uitstekend verstaat als men een beetje plat-Duisch kan"! Neder land, dat tijdens den oorlog zoo mooi neu traal gebleven is, dat „aan Duitschland zoo veel verdiend heeft" Het land van „Wil- lemienchen", met z'n oorspronkelijk Duit- schen prins-gemaal en dat steeds zijn meeste landbouw-, veeteelt- en veredelingsproducten naar Duitschland heeft kunnen afzetten. En dat kleine Nederland is boos! Wil gaan boycotteeren? Weigert met onze commissies te onderhandelen? Weigert onze handelsrei zigers te ontvangen? Weigert Duitsche pro ducten te koopen? Men is hier eenigszins versteld over dit alles, ook wel verergerd en geneigd tot een beetje hoonen. „Men begrijpt bij jullie thuis blijkbaar al tijd nog niet, hoe jammerlijk de toestanden bij ons zijn", zei me dezer dagen een jegens Nederland steeds uiterst welwillend gezinde Duitscher. „Anders kan ik me dit domme verzet niet voorstellen. De Hollander is altijd een zoo nuchtere zakenman geweest. Van waar nu ineens deze onverstandige opwin ding, waarbij hij tenslotte toch aan het kort ste end zal trekken? Nederland begint zelf met contingenten voor zijn invoer en verwijt ons nu, dat wij, ten einde raad, hetzelfde gaan doen. En kon men het nu niet onder handelen ééns worden? Was het nu noodig, ons zóó voor den koop te stooten?" Ik tracht hier, alle Nederlandsche argu menten ingang te doen vinden, maar ontdek slechts bij uitzondering Duitschers, die iets voor ons standpunt gevoelen. En bij de tegen woordige rijksregeering is begrip voor onze houding zeker het allerminst te ontdekken. Het gevolg van een en ander is natuurlijk, dat Duitschland en Nederland verder dan ooit van elkaar staan, ofschoon ze toch zoo veel gemeenschappelijke belangen, neigingen en karakter eigenschappen bezitten. Het is noodig en nuttig, dat de diverse Nederlandsch-Duitsche Vereenigingen en Deutsch-Niederlandische Gesel lschaften, die zich tot nu toe in hoofdzaak met „cultureele" dingen bezig gehouden hebben, nu ook eens belangstelling voor deze wederzijdsche ont stemming als gevolg van economische strijd- kwesties gaan toonen. Want zoolang we het met Duitschland over in- en uitvoer niet eens worden, is van „cultureele banden" niet al te veel meer te verwachten. Het is mij bekend, dat van eenige „Deutsch-Niederlandische Gesellschafte" in het Ruhrgebied thans een actie uitgaat om te komen tot een Duitsch- Hollandsche bijeenkomst, waarbij men hoopt van Nederlandsche zijde den heer dr. H. Coliin als spreker te krijgen. Elke poging om in deze gespannen tijden beide volkeren weer tot toenadering te brengen, moet met warmte worden toegejuicht. Over deze toenadering is ook gesproken op het dertiende congres van den „Nederlana- schen Bond in Duitschland" dat ditmaal te Essen plaats had en dat ik helaas niet in de gelegenheid was bij te wonen. Uit berichteu van mijn collega's lees ik intusschen, dat het een somber congres geweest is, waarbij uit sluitend over den nood van onze lafldgenoo- ten in Duitschland gesproken is. Inderdaad, sloot de deur achter zich. Goedendag, zei hij. Jakob Braaten zat bij den haard en Kari, zijn vrouw, op de bank voor het raam. Het rook naar gekookte kool daarbinnen. Ze moesten zeker weldra gaan eten. O, goedendag, antwoordde Jakob Braa ten. Hij bleef zitten. Kari stond op van de bank en trad nader. Ga zitten, zei ze en schoof een stoel aan. O, dank je, ik doe het liever niet, ant woordde Ola Eriksen en bleef staan. Ik moest alleen maar eens met je praten, Jakob, vervolgde hij. Ga toch zitten, zei Kari. Men ziet je zoo zelden! Ze schoof den stoel dichter bij den haard, nam een schaal en ging naar den kelder. De beide mannen waren alleen. Nu ging Ola Eriksen zitten. Hij vond het beter om maar dadelijk met de zaak voor den dag te komen, voor de vrouw terug kwam. Dus schraapte hij eens flink zijn keel en begon: Je bent aan het ontginnen, zie ik, zei hij. Jakob Braaten keek op. Niet ik, gaf hij ten antwoord. Het is Tore, die dat doet! Ola Eriksen spuwde ferm. Dat blijft volkomen hetzelfde, zei hij. Jakob Braaten richtte zich op en zat kaars recht. Ja, voor anderen kan dat wel volkomen hetzelfde wezen, zei hij een beetje bits. Hij was van goede afkomst, de oude Braaten, al zat hij hier slechts op een pachthoeve. Het gezicht van Ola Eriksen verduisterde. O, dat weet ik zoo niet, zei hij. Zoo? Jakob Braaten scharrelde met de dat kan ik bevestigen. Nood, bittere nood heerscht in duizenden van deze gezinnen, en het is een prachtig werk van dezen „Neder- landschen Bond in Duitschland", in samen werking met zijn Steuncomité in Nederland en Nederlandsche regeeringsorganen reeds vele honderden ondervoede of zieke kinderen uit deze gezinnen eenige weken naar het va derland overgebracht te hebben om daar op hun verhaal te komen. Men werkt hier met het bekende stelsel der tijdelijke „pleegouders", dat veel beter is dan de onderbrenging in meestal veel te dure vacantiekolonies, die onze arme landgenoot- ies uit Duitschland, die ook nog dure spoor kaartjes bekostingen moeten, nu eenmaal niet betalen kunnen. Ik hoop van harte, dat mijn lezers, die zeker het hart op de rechte plaats hebben, ook in de naatste toekomst dit werk der barm hartigheid, dat door den oud-bondsvoorzitter luitenant-generaal b. d. jhr. E. J. M. Wittert geleid wordt, hetzij met geldelijke bijdragen dan wel door het opnemen van „pleegkinde ren'' steunen zullen. Niet alleen uit over wegingen van internationale menschelijkheid, niet alleen, omdat men na zooveel Duit sche, Oostenrijksche, Belgische, Hongaar- sche kinderen gered te hebben nu ook iets voor kleuters van eigen nationaliteit wil doen; maar vooral ook om iets waaraan men stellig niet gedacht heeft; om uiting te geven aan bewondering en erkentelijkheid voor de arme ouders dezer ondervoede kin deren, die tientallen jaren in den vreemde hun vaderland trouw gebleven zijn, die on danks hun armoede het geld voor Neder landsche Vereeniging en Bond opgebracht hebben, die elk vrij uurtje er voor over had den nieuwe aanhangers voor deze nationale beweging te winnen, die er te voet en per fiets op uittrokken, hun Zondagen offerden, om t werven voor Nederland! Nu zijn hun kinderen zwak en ziek. Ik geloof, dat er weinig landgenooten in Nederland zullen zijn die, dit wetende en lezende, en zelf in staat eenige weken een kleuter uit Duitschland op te nemen, niet be reid zullen zijn, generaal Wittert te helpen bij zijn werk van barmhartigheid! Want niet alleen het kind en zijn ouders steunt men ook zijn land en de warme uitingen van nationaal leven in den vreemde. Deze half- of driekwart verduitsche Neder landsche kinderen komen als goede Hollan ders, die hun taal geleerd hebben, naar huis terug, worden leden der ieugdafdeelingen in de Nederlandsche Vereenigingen, en later bondsleden van de allerbeste soort, bonds leden, voor wie een man als minister De Vis ser alle 5 jaren naar Duitschland overkwam om hen op jubileumscongressen te huldigen en hun moed in te spreken. Het is een mooi werk, dat de „Holland- sche Bond in Duitschland" begonnen is. Het mag in zware tijden niet te gronde gaan! ROLAND. N.V. AMSTERDAMSCHE TOONEEL- VEREENIGING. Opvoering in de Harmonie van „In de Groene Papagaai" en ,filanco PosneCs ware gedaante". De oorzaak, dat het stuk, dat gisteravond als eerste abonnementsvoorstelling ten too- neele gebracht werd de Groene Papagaai heet, is een zeer toevallige, want Groene Pa pagaai is de naam van de Parijsche nacht kroeg waarin het speelt. Het zou evengoed elke andere denkbare naam kunnen dragen en het is de vraag of de kastelein, die het voorrecht had in den tijd der Fransche re volutie te leven er niet beter aan gedaan had zijn etablissement een naam met een meer democratisch tintje te geven. Maar daaraan is nu eenmaal niets te ver anderen. De herberg waarin zich dit blij spelachtige drama afspeelt heet nu eenmaal de Groene Papagaai en we hebben daarin natuurlijk te berusten. We bevinden ons dus in de Groene Papa gaai en we treffen daar een eigenaardig ge zelschap aan. Men kent het verhaal we laten in het midden of het een sprookje is van de reisezelschappen, die Parijs bij nacht gaan zien. Zij worden dan in zoogenaamde apachenkroegen gebracht en de leider van het gezelschap doet zijn best de dames en heeren uit de onderwereld, die men daar aantreft, als rasechte apachen voor te stel len, wat hem gemakkelijk gemaakt wordt door deze namaak-Indianen zelf, die zich zoo onguur gedragen, dat de bezoekers na afloop rotstvast gelooven, dat zij ternauwer nood aan den dood ontsnapt zijn. Arthur Schnitzler, die de schrijver van dit stuk is, heeft misschien wel eens deel van een dergelijk reisgezelschap uitgemaakt en om dat hij een fantast is, heeft hij daarvan da delijk een dankbaar gebruik gemaakt en pre cies hetzelfde in den tijd der Fransche revo lutie laten spelen. Dus komen in de herberg De Groene Pa pagaai de op sensatie beluste edelen bijeen om te genieten van de griezelige voorstellin gen van een aantal artistieke schurken, die zoo natuurlijk spel leveren, dat een Vicomte uit de provincie kersversch in Parijs voortdurend meent, dat het ernst is. Het dwaze van het geheele geval is, dat zelfs de toeschouwers niet weten of het al dan niet ernst is want de grens tusschen Wahrheit und Dichtung is hier uiterst moei* lijk te trekken. Door een zekere perversiteit vinden deze edel lieden er behagen in op ruwe en onbeschof te wijze te worden toegesproken en de kaste lein, Prospère, is daar een matador in. Hij vloekt zijn gasten uit en vertelt hun, dat het niet zoo lang meer zal duren of het opstan dige volk zal hun hoofden opeischen en in tusschen stellen zijn „artisten" zich aan of zij de grootste roofmoordenaars van hun tijd zijn. De vicomtes, hertogen, markiezen en chevaliers men heeft zelfs een markiezin in de vunzige wijnkelder gebracht vinden dat alles buitengewoon interessant, maar boven hun hoofden speelt zich de grootste gebeurtenis der achttiende eeuw af, de be storming en verovering van de Bastille, het sein tot de vrijmaking van het Fransche volk. Henri, de best betaalde acteur, speelt op natuurgetrouwe wijze de scène, dat zijn jon ge vrouw Leocadie, een bekende actrice, door den hertog de Cadignan verleid is en dat hij den hertog vermoord heeft. Het aristocrati sche gezelschap juicht hem toe en applaudi- seert en de speler, vangt de opmerking op, dat inderdaad die hertog de vrouw in zijn ar men gehad heeft. Dan komt de edelman bin nen en Henri werpt zich op hem. Eerst op dit moment ziet men de grens tusschen werke lijkheid en verbeelding want de hertog wordt inderdaad vermoord en plotseling dringt de waarheid tot het illustre gezelschap door, dat het in doodsgevaar verkeert. Op hetzelfde oogenblik breekt het gepeupel de deur open en verkondigen de vrijgevochten citoyens, dat de Bastille gevallen is en dat het uur van Frankrijks bevrijding heeft geslagen. De dreigende volksmassa, die zich tegen de groep der adelijke bezoekers keert speelt niet langer tooneel. Terwijl de edellieden een vei- ligen aftocht zoeken rent het gepeupel de straat op vanwaar de vrijheidskreten der massa reeds tot dezen onderaardschen kelder zijn doorgedrongen. Ziedaar het stuk, dat gespeeld wordt met een buitengewoon goed décor en met costu- mes uit den tijd der Fransche vicomtes, zoo schitterend, dat de gelijke en gelijkvormige colbertjasjes uit onze prozaische eeuw ons nog veel leelijker voorkomen dan vóór wij dit stuk gezien hadden. Niet minder dan negentien dames en hee ren artisten hebben hier een rol te vervullen en het allergemakkelijkst hebben het zeker de figurant-edelen, die op de eerste en de tweede verdieping grenadine drinken en de toeschouwers suggereeren, dat het Fransche wijn is. Maar de anderen komen er niet zoo gemakkelijk af en zonder nu alle artisten met name te noemen we moeten vooral als er twee stukken op een avond gegeven worden een beetje om >nze plaatsruimte den ken willen wij toch voor enkelen een uit zondering maken. Allereerst voor van Dal- sum als de acteur Henri, die zoo volkomen in zijn rol opging, dat zelfs de kroegbaas ten slotte niet meer wist of hij de moordscène al dan niet moest gelooven, de heeren Cruys Voorberg, Carpentier Alting, Paauw en van Warmelo als leden van het gezelschap Fran sche edelen, W. Haak als Leocadie en Char- lotte Kohier die zich in deze rol een zekere beperking moest opleggen als de markie zin Sévérine. Het is bekend, dat papagaaien heel oud kunnen worden en het zou dus niet te ver wonderen zijn als dit stuk nog lang op het repertoir bleef. Juist het klassieke en histori sche karakter maken dit stuk tot een pret tige afwisseling in de lange reeks van mo derne werken, die tegenwoordig ten tooneele gevoerd worden. Hoewel Shaw niet gewoon is om als num- mero twee voor het voetlicht te treden, werd zijn stuk „Blanco Posnet's ware gedaante" eerst na de pauze op de planken gebracht. We hebben het allereerst gewaardeerd als kijkspel, want het bracht een verzameling kostelijke volkstypen als wij nog zelden op een tooneel bij elkaar gezien hebben. En dat in een omgeving, die zich daarvoor bij uit stek leende. Het was werkplaats, gerechts tang de gloeiende kolen bijeen voor in den haard. Dus hier zal nu een boerenzoon komen? vroeg Ola Eriksen weer. Jakob Braaten lei de tang neer. Dat weet ik niet, antwoordde hij. Wat mij betreft kan Tore doen wat hij wil. Jakob Braaten zat met de handen op de knie. Ja, wat mij betreft ook, gaf Ola Eriksen ten antwoord, mits hij zich niet inlaat met het geen mij behoort! Jakob Braaten keek op. Dat kan ik niet gelooven, zei hij. Ola Eriksen bleef een oogenblik zwijgen. Het moet dus uit zijn met Berit, kwam er scherp. Jakob Braaten staarde hem aan. Wat zeg je, zei hij. Ik zeg wat ik zei, antwoordde Ola Erik sen. En ik zeg het tot jou, die zijn vader bent en die beter diende te weten, dat je zoon er een eind aan moest maken om meisjes hier naar boven te halen en dat wel onmiddellijk. Ik wil daar niets van weten! Hij was opgestaan. Jakob Braaten zat nog steeds. Hij was iets bleeker geworden in het gezicht, toen hij ant woordde: Dat heeft hij nooit gedaan. Ja, dat heeft hij wel. Neen, dat heeft hij niet. Dat weet ik stel lig. Jakob Braaten was nu ook opgestaan. Zij is zelf gekomen, voegde hij er aan toe. Ola Eriksen lachte. En dat geloof jij, zei hij. Jakob Braaten ging naar het venster, Ik geloof het. Jouw dochter doet wat z# zelf wil, zei hij. Dat doet mijn zoon ook. Ola Eriksen lachte weer. Hierin zijn we het niet eens! Jakob Braaten ging weer zitten. Spreek jij er met Tore over, zei hij. Ik wil er buiten blijven. Ik heb niets verkeerds ge daan! O, jij had dat ook moeten begrijpen, barstte Ola Eriksen uit. Overigens zal ik hem de les wel lezen! Hij stond bij de deur. Op dat oogenblik kwam Kari, de vrouw, binnen. Hemel, wat beteekent dat hier, zei ze. Ze keek van den een naar den ander. O, niets voor jou, antwoordde Ola Erik sen. Hij wilde heengaan. Is het over Tore? riep Kari. Ja, dat is hetOla Eriksen keerde zich om bij de deur en bleef staan met de oogen strak op haar gericht. Ik kon het wel denken, zei ze. Ja, het is erg dat. Maar wat zal men er aan doen! Er klonk wanhoop in haar stem. O, iemand, die volwassen is, moet zijn verstand gebruiken, bracht Ola Glomgaar den in het midden. Ja, dat is wel noodig, antwoordde Kari Overigens zijn ze nu beiden volwassen, voeg de ze er aan toe. Je zult nog zien, dat zij niet volwas sen zijn, riep Ola Eriksen. Ja, dat lijkt wel zoo, antwoordde Kan Braaten. De een neemt een vrouw van bui ten het dorp en de ander krijgt een zoon, die een hoeve wil hebben! (Wordt vervojgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1932 | | pagina 5