Alkmaarsche Courant.
«EXCELSIOR I
ALCM. VICTRIXI
£atuU at Juitt&ouux
Eeri Oudejaarsavond.
canlerd «ter n tferOesli Jaargang.
ZATERDAG 31 DECEMBER
op No. 68 één hoog woonde de familie
Blok, bestaande uit man en vrouw, een put-
tertje in een kooitje en een kleine rolronde
hond, luisterend naar den naam van Pim. Ze
woonden daar al jaren en waren vastge
groeid in de buurt, die trouwens erg achter
uitging: je kon je met niemand meer be
moeien. Vroeger was dat anders geweest,
toen was er die vriendelijke slager "op den
hoek met zoo'n lieve vrouw en schuin tegen
over hen de ambtenaar bij de belasting, waar
ze een kaartavond je mee hadden; en dan de
benedenburen niet te vergeten, zoo gezellig
was dat geweest, nooit ruzie, jammer dat ze
na drie maanden alweer verhuisd waren!
Maar in later jaren was 't alles hard achter
uit gegaan, de slagerij was weg, nu was er
een kroeg, die slecht oekend stond, en de
benedenburen Och. och, oat ze 't daar
mee vier jaar hadden uitgehouden! Hij was
'n goede man, veel weg, erg veel, maar z'n
vrouw wist zich te troosten, daar zou je ver
halen van kunnen ophangen! 't Was maar
goed, dat ze eindelijk naar een andere buurt
waren vertrokken: Nu dezen zomer was 't huis
weer verhuurd aan zulke beste menschen. Zij,
zoo'n knap mensch, zei dadelijk „Mevrouw"
Blok, ze wist tenminste wat iemand toekwam,
hij, meneer Stam, chef van een afdee'.ing in
een warenhuis, was ook 'n geschikte man,
'hield in zijn vrijen tijd zijn tuintje zóó netjes
als 't nooit was geweest, dat was zoo zijn
liefhebberij. Meneer Stam en meneer Blok
konden ook goed opschieten, ze hadden samen
één avond geschaakt. Wat 'n gezellig avond
je was dat geweest! De dames hadden heer
lijk zitten praten, over de kinderen van me
vrouw Stam. beiden in Indië, over Pim de
hond en de tuin en natuurlijk over tegen
woordige en vroegere Huren. De heeren had
den niets gezegd, behalve zoo nu en dan een
binnensmonds geuite verwensching na een
domme zet, ze hadden 'n pracht spel ge
speeld en ondertusschen Stertabak gerookt,
't Was zoo ineens 11 uur geweest en tijd om
weer naar boven te gaan.
Londensch aanteekenboek
Geneeskundige brieven
Zondag a.s.r 2 uur
(R'dam)
tfo 309 1932
Na dién éénen keer waren ze niet meer bij
elkaar geweest maar nu had de familie Blok
de benedenburen gevraagd bij hen boven de
Oudejaarsavond te komen vieren.
Oudejaarsavond kwam, de familie Blok ging
eerst naar de kerk en nadat ze waren thuis
gekomen duurde 't niet al te lang meer, of een
belletje kondigde 't bezoek aan Pim kefte
heftig, hij hield niet van dat gebel 's avonds.
De visite kwam boven.
„Dag mevrouw, hoe maakt U het? Was 't
vol in de kerk?"
„Mensch, praat er niet van, geen stoel on
bezet Mooie preek jammer dat U er niet
was."
„Och, m'n man houdt daar niet zoo van.
Vroeger gingen we altijd."
„Maar gaat U zitten, daar bij de kachel!
Nee, Pim doet geen kwaad, hii ruikt zeker
Uw poesje. Meneer Stam daar in die mak
kelijke stoel. Zoo. nu 'n lekker kopje thee,
dat komt 'n mensch toe."
Allen zitten. Meneer Stam kijkt met 'n
zelf voldaan gezicht ror.d, z'n blik blijft han
gen aan de roode geranium, die ondanks de
winter in vollen bloei staat
„Zoo. buurman, kweekt U peiargoniums?"
„Pelar
„Pelargonium."
„M'n man bedoelt die roode" zegt mevrouw
Stam.
„O U bedoelt de geranium ja daar
„Pelargonium is de naam" valt Stam in
de rede. „Ik houd ervan de planten bij hun
waren naam te noemen, de geranium be
hoort tot dez'-'.fde familie, maai dit is een
pelargonium.
„Och man, dat ken meneer Blok toch niet
weten."
„Kan" verbetert Stam z'n vrouw. „Zal je
dat nu nooit leeren?"
Stilte.
„Mevrouw 'n kersenbonbon?" Hiermee
verbreekt mevrouw Blok de stilte, die pijnlijk
wordt.
„Graag, dank U".
„Koopt U ze ook bij Jamin, ze zijn daar
zoo lekker en voordec ig ook. Meneer, n
bonbonnet je?"
„Dank U, ik gebruik geen sterken drank,
dat tast de hersenen aan."
Man, voor dezen keer, zooveel zal er toen
niet in 'zitten" waagt mevrouw Stam te
pleiten. Maar meneer volhardt bij z'n weige-
111 Pim bedelt om wat lekkers, de beide dames
halen hem aan en beginnen een gesprek over
hun huisdieren Stam kijkt even met gefronste
wenkbrauwen dan klinkt het verpletterend:
.Die hond heeft schurft! Vrouw, laat t beest
toch loopen." Verschrikt trekt ze haar hand
terug Maar mevrouw Blok krijgt n kleur.
Voor ze echter kan antwoorden zegt Blok:
„Maar meneer, de hond mankeert niets.
„Die hond heeft schurft, kijk maar naar die
kaie plek op z'n rug.'
Dan barsten de heer en mevrouw Blok in
lachen uit: „O. dat plekje? Nee die is go
Pim is buiten tegen een geteerd hek aanse-
loopen 't wou niet van z n haren af en t
stort zoo leelijk op die witte plek, toen heb
ben we 't er maar afgeknipt, t groeit wel
W°Stamazwijgt, kijkt wantrouwend naar
Pim, dan plotseling houdt hij zn ^oofd
schuin en kijkt met een verheven uitdrukfang
in de verte. Allen worden er stil van. zwak
hooren ze de radio van de buren, verder
niets
SX'v'hoor
'n beetje".
„Ja, dat was goed -
Chopin. Pracht
miBlok"meende flauwtjes i J*
Donau" van Strauss te boor», dat had hij
vroeger wel gezongen, maar hij zegt t maar
niet, zoo zeker is hij er niet van- nar*j;He
Mevrouw Blok stelt nu voor een partijtje
tc kaarten. Zoo met
om te bridgen Mevrouw Stair^ kijkt' haar
niets. Blok staat al op om de
zegt: te hal€n' maar Stam
Rj|kf^el ^?"kaarf' dat is een slecht spel"
M^arom?08 Staan' n slecht sPel?
„Gaan jullie dan schaken" zegt
Stam.
mevrouw
„Vanavond ben ik niet gedisponeerd om te
schaken antwoordt haar man
Blok gaat weer zitten, de heeren praten nu
over hun werk. Mevrouw Stam vertelt over
vaste kleed, dat zoo'n stofnest was voor
ze de stofzuiger had, mevrouw Blok luistert
maar met n half oor, ze wil ook wel weten,
waar de heeren over praten. Brokstukken
vangt ze op, steeds van Stam: „Die meisjes
tegenwoordig in mijn afdeeling, staan daar
hun nagels te polijsten en ik zeg, juffrouw,
dat komt toch niet te pasontslagen,
meneerja f is 'n moeilijke tijdkwam
de liftjongen naar me toeja allemaal ko
men ze bij mijvoor 400 aan steenen
schalenen verantwoording
Dan plotseling moet ze denken: „Kan ik
nu warme wijn geven? Hoe moet dat, 't staat
al te trekken, 'k Zal 't maar wagen".
Ze presenteert haar wijn en haar appel
bollen. Natuurlijk bedankt Stam voor 'n
glaasje, maar z'n vrouw neemt het, ondanks
de waarschuwende blik van haar man.
't Gesprek wil niet erg meer vlotten, alles
wat Blok beweert, wordt door Stam tegen
gesproken en verbeterd. Blok wordt er stil
van, wat toch niet z'n gewoonte is. Met z'n
vrouw wisselt Stam geen woord meer. Zij
zit met roode wangen en onrustige oogen
achter haar glas wijn, ze weet wat dat stil
zwijgen beteekent.
Eindelijk slaat de klok twaalf slagen, dan
volgen wederzijdsche gelukwenschen. De
heeren gaan buiten luisteren hoe de stoom
fluiten en schoten 't oude jaar uitgeleide
doen.
Dan duurt 't ook niet lang meer, voor de
familie Stam naar huis gaat.
Alleen gebleven, kijken meneer en mevrouw
Blok elkaar aan, lacher, en zeggen uit den
grond van hun hart: .Wat een avond, alles
moest hij beter weten, wat een oj>schepper,
volgend jaar vieren we weer alleen Oude
jaarsavond".
C. M. GROOT.
(Van onzen eigen correspondent).
De totalisator bedreigd.
Hooge rechters in Londen hebben uitge
maakt dat totaiisators of wedmachines bij
hondenrenbanen zijn verboden. Dit is een
ernstige bedreiging voor deze instellingen,
welke de groote meerderheid der verstandige
menschen, zoo niet alle verstandige men
schen in het land welkom heeten. En er is
geen twijfel aan dat zij vurig hopen dat op
de bedreiging de uitroeiing zal volgen. To
taiisators zijn in Engeland betrekkelijk nieuw.
Haar invoering was feitelijk rechtens uitge
sloten omdat ze, gebonden aan een vaste
standplaats op een paardenrenbaan, een
plaats voor hazardspel vormden. En zulk
een plaats is bij een wet, die driekwart eeuw
oud is. in het land verboden. Maar om de to
talisator bij paardenrennen mogelijk te ma
ken, werd de wet herzien. De totalisator, die
op de paardenrenbanen kwam, kwam onder
een officieele controle te staan. Een goed
deel van de winst, door de machine gemaakt,
moest ten goede komen aan verhooging van
de kwaliteit van het renpaardenras en het
paardenras in het algemeen en aan de ver
edeling van de paardensport. Het bedrijf van
de totalisator kwam onder allerlei beperken
de bepalingen. En de bookmakers mochten er
naast hun bedrijf blijven uitoefenen. Het
antwoord op de vraag, dat de lezer zich mis
schien zal stellen, waarom bookmakers hun
bedrijf kunnen uitoefenen in een land, waar
wedden bij de wet is verboden, is dat dit ver
bod alleen geldt voor „plaatsen", dat wil zeg-
fen statonnaire inrichtingen (gebouwen,
ramen, tenten etc.). Een bookmaker is op
zijn standplaats op een renbaan feitelijk ook
stationnair, maar hij wordt blijkbaar voor de
wet als een ambulante instelling beschouwd
Maar over zulke juridische verfijningen
(waarvan ik toch ook het fijne niet kan we
ten) verder niet meer.
Het is duidelijk dat de totalisator naar de
geamendeerde wet duidelijk te verstaan gaf
alleen mocht werken op de paardenrenba
nen. Maar de directies van hondenrenbanen,
die de laatste jaren bij honderden ever het
gansche land als uit den grond zijn opge
schoten, zagen in de wedmachine een prach
tig middel den toeloop naar hun banen, toch
al aanzienlijk omdat het er wemelde van
bookmakers en er dus gelegenheid genoeg
was om er zich aan het nationale kwaad te
buiten te gaan, te vergrooten; en niet a!'.en
den toeloop te vergrooten, maar ook hun
eigen winsten. De gedachte dat de totalisator
op hun terreinen onwettig zou kunnen zijn,
terwijl ze het op de terreinen waar de paar
denrennen niet was, kon met bij hen opko
men. De machine werd ook spoedig de groote
attractie voor een nieuw soort clubs voor den
minderen man, waar deze niet alleen whisky
dronk en biljart spelde, maar ook een totali
sator was opgericht, waar hij de shillingen,
welke hij meende te kunnen missen, kon zet
ten op den hazewind van zijn keuze. Deze to-
talisatorclubs, kortweg „tote clubs" genoemd,
begonnen enorm te floreeren en verrezen
overal in de volksbuurten van de steden. Er
is nog nooit in de geschiedenis van Engeland
zooveel gelegenheid tot gokken geweest als
thans wordt geboden door deze totalisator-
clubs. Maatschappelijke werkers en hervor
mers hebben al maanden lang hun stemmen
verheven tegen dit huns inziens funest ver
schijnsel van zedelijke verwording. Zij heb
ben aangetoond dat de maatschappijen, die
de hondenrenbanen exploiteren en de parti
culiere ondernemers, die deze totalisator-
clubs houden, welvarend worden ten koste
van de economische zwakste klasse na
tuurlijk de grootste klasse van de samen
leving, die de verstandelijke en geestelijke
eigenschappen mist, noodig om voor uitbui
ting te worden behoed. Het maatschappelijk
gevaar, dat deze nieuw ontketende wed-woe
de (zoo gemakkelijk te koelen) oplevert, wordt
door elk weldenkend mensch ingezien.
Daarom is de hierboven vermelde rechter
lijke uitspraak met zooveel instemming be
groet. Men hoopt en verwacht dat dit het be-
gin zal zijn van het einde van instellingen
welke het volkskarakter ernstig bederven.
Maar de ondernemers, die over ruime finan-
cieele middelen beschikken om hun belangen
te verdedigen, zullen zich wel niet zoo gauw
gewonnen geven. En men mag verwachten
dat een langdurig proces van propaganda
wetsontwijking en listige juristerij in rechts
gedingen zal volgen voordat de rechtspositie
van totaiisators en tote clubs duidelijk zal
zijn aangegeven.
De zelfde Kerstdrukte.
In hun nationale gewoonten laten de En-
gelschen zich niet licht terneerslaan door
hachelijke omstandigheden. Men krijgt den
indruk dat er meer werk wordt gemaakt van
Kerstmis dan ooir te voren. De groote maga
zijnen zijn meer dan ooit ware tooverpalei-
zen. Er zijn stadskwartieren waar de winkel
wijken zijn versierd met vlaggen en guirlan
des aan gevels en boven de straat, als ver
wachtte men den blijden intocht van Santa
Claus in hoogsteigen persoon Dat is nimmer
tevoren gezien. In het West End wordt meer
schoonheid, meer vindingrijkheid, meer weel
de en meer licht tentoongespreid. De oorzaak
zal wel zijn, dat de winkeliers hebben beseft,
dat koop-weerstand in dezen tijd moeilijker
te overwinnen is dan in welvarender dagen.
In den aanblik van hun uitstallingen en van
het aigemeenc sprookjesachtige interieur van
hun établissementen vergeet men de benard
heid der dagen en laat men zich gemakkelijk
bewegen de financieele omzichtigheid, weike
men den laatsten tijd in praktijk heeft ge
bracht, althans prijs te geven wanneer men
op zoek is naar het meest geschikte.
De Engelsche geest verzet zich tegen alle
invloeden, die die geliefde traditie zouden
kunnen ondermijnen. Aan 'n Amerikaansche
schuld of aan hooge belastingen of aan het
besef van wereldmalaise wordt niet toege
staan de vreugde van Kerstmis te bederven.
Ze krijgen geen kans. Er is niets te zien van
die kwellende dingen in de aankleeding der
winkels en straten. De pers moet haar nieuws
brengen van de bedenkelijke financieele en
ecosomische omstandigheden van de wereld,
maar doet nochtans haar best, in samenwer
king met de winkels, haar lezers het gevoelen
bij te brengen, dat men den toestand slechts
ellendiger zou maken indien men de Kerst
vreugde en de Kerst-vrijgevigheid en welda
digheid er door zou laten lijden. Het komt
neer op een samenspanning, ongetwijfeld een
heilzame samenspanning tegen het publiek,
dat geneigd zou kunnen zijn te tobben over de
toekomst en aldus de ware Kerststemming
zou kunnen verliezen. De winkels en de kran
ten hebben overigens niet zulk een moeilijke
taak het publiek over te halen tot een ge
dragslijn, welke het maar al te graag volgt.
Wie genezen wil worden van zwaarmoedig
heid kan niet beter doen dan naar de feeste
lijke winkelwijken van het West End gaan
Geen beter middel om zorg te veranderen In
optimisme en blijhartigheid kan men zich
denken. Daar bevolken zij weer de trottoirs
voor de groote winkelruiten en alle passages
in de winkels tusschen de smaakvolle uitstal
lingen, de duizenden en duizenden zoekers
en zoeksters naar een geschenk dat vrienden
en verwanten prettige verrassing moet geven
Wat een verkwikkende massabeweging ont
springt er zich aan een heel volk in die don
kere dagen voor Kerstmis, een beweging vrij
en onvoorwaardelijk gericht op hulp en
steun en prettige attentie voor elkaar. Het
is inderdaad goed dat in deze beweging geen
verzwakking of verval merkbaar is.
HAAR. BE- EN MIS-HANDELING.
Reeds lang sta ik in de schuld bij een
lezeres, die mij uitnoodigde, eens een
brief aan het „permanenten" te wijden.
Een van de redenen, waardoor ik tot
dusver verzuimde, aan dat verzoek te
voldoen, was zeker wel de vrees, dat ik
mij daarmede zou begeven op het uiterst
gevaarlijke en glibberige terrein der da
mesmode, waarop een nuchter manne
lijk wezen kwalijk iets goeds kan doen.
Maar er is geen feitelijk bezwaar om
meer in het algemeen iets te zeggen
over den menschel ijken haardos.
Wij noemen den mensch een behaard
wezen. Al klinkt 'tietwat euphemis-
tisch, toch is het zoo, en alleen de hand
palmen en voetzooien zijn haarvrij. De
verdeeling over de geheele huid is even
wel zeer onregelmatig. Wij kunnen ons
derhalve beperken tot het behaarde
hoofd, waar de haren het overvloedigst
zijn (iemand heeft eens berekend 80000)
en zullen ons ook niet bezig houden met
de vele haren in het gelaat van den
man.
De haren zijn in de huid ingeplant en
ontspruiten op de haarpapil, van waar
uit de voeding geschiedt. Het onderste
deel van het haar, dat door de huid ver
loopt, is omgeven door een koker, de
haarscheede genoemd en in die scheede
mondt de uitvoerbuis van de talkklier
uit, welke elke haar vergezelt. Door die
talkklier wordt het huidsmeer afge
scheiden, waardoor de huid in meerdere
of mindere mate vettig wordt gehouden.
Voor de vochtigheid zorgen de nimmer
ontbrekende zweetklieren. Dat alles bij
elkaar: haar, papil, scheede, talk- en
zweetklier, bloedvaten en zenuw vormt
een soort eenheid, het haarkwabje. Niet
alle kwabjes zijn gelijk. In de jeugd
vinden wij de vlasharen, die minder
diep zijn ingeplant en een wijderen uit-
voergang hebben. Dit verklaart waarom
juist op jeugdigen leeftijd meer haar
ziekten voorkomen. Elke haar is buis
vormig. In het centrum verloopt het
merg, dat de kleurstof bevat. Met die
kleurstof is het merkwaardig gesteld.
Men kan de vraag stellen of het haar
leeft of een dood aanhangsel is. Levens
teekenen worden er niet aan waargeno
men. Van afknippen gevoelt men niets.
Hoe komt het dan, dat iemands haar
van donker in één nacht spierwit kan
worden? Dit is toch, zij het ook niet
vaak, zonder twijfel waargenomen. De
doorsnee van een haar is van rolrond
tot ovaal. Hoe meer ovaal, cles te meer
neiging om te krullen. De geregelde
haargroei bedraagt bijna 1 centimeter
per maand.
Omtrent de hygiëne van het behaarde
hoofd hebben niet steeds dezelfde op
vattingen geheerscht. Vader Cats
dichtte:
Wasch je handen, wasch je tanden,
Doe het dikwijls, doe het goed.
Maar wasch zelden uwen voet.
En, wat immer u geschiedt,
Wasch je hoofd je leven niet!
Zoo wordt er tegenwoordig niet meer
over gedacht. Een andere vraag is, of
het nu soms ook te vaak geschiedt. Vas
te regels zijn moeilijk te stellen. Er zijn
toch groote individueele verschillen.
Het eene hoofd vertoont een zoo groote
afscheiding van huidsmeer, dat het
hoofd en alle haren voortdurend vet
zijn; een ander hoofd is zóó droog, dat
de operhuid gaat afschilferen en de ha
ren bezaaid zijn met schubbetjes, meest
al gepaard met heftig jeuken. Het ligt
voor de hand dat in het eerste geval
eenvoudig wasschen voldoende zal zijn.
Spoedig komt van zelf wel weer de noo-
dige vettigheid op de huid. In het
tweede geval zal het gewenscht zijn om
het tekort aan vet kunstmatig aan te
vullen. Maar in beide gevallen zullen
wij toch beginnen met de haren goed te
reinigen, wat dus meteen beteekent: ze
berooven van het aanklevende vet. Dat
gelukt met gewone zeep niet gemakke
lijk. Beter gaat het als eenig alcali aan
de zeep wordt toegevoegd, zooals soda
of ammoniak. In de meeste shampoo
vloeistoffen bevindt zich ook alcali,
maar nu krijgen wij het bezwaar, dat
alcali voor het haar zelf lang geen on
verschillige zelfstandigheid is.
Op den duur wordt haar door alcali
opgelost. Dat gaat niet zoo maar in
eens, maar er vertoonen zich op eenigen
afstand van het uiteinde kleine knopjes
en het einde zelf begint ér uitgerafeld
uit te zien, zooiets als een penseeltje.
Op de plaats van die knopjes zal het
haar weldra uitbreken en de onjuiste
indruk ontstaat, dat het haar niet meer
groeien wil. Er zijn dames, die het al
cali heel slecht verdragen. Er volgt
dadelijk een branderig gevoel en na een
paar dagen begint de huid af te schilfe
ren. Door te veel of te herhaaldelijk ge
bruik van alcali breekt niet alleen het
haar af, maar het gaat tevens verkleu
ren en men is geneigd de oorzaak, die
feitelijk voor de hand ligt, elders te zoe
ken.
Door een bekend huidarts is de verge
lijking gemaakt met alcoholische dran
ken. Een enkele borrel, zelfs een enkele
dronkenschap kan voorbijgaan zonder
sporen achter te laten. Maar het gere
geld gebruik van drank brengt blijven
de veranderingen teweeg, zooals de ver
anderde huidkleur, met name van den
neus, lichte trillende bewegingen enz.
Zoo kunnen ook de haren veranderen
zonder dat men de oorzaak vermoedt.
Er wordt dan wel eens gedacht dat de
haren ziek zijn. Dien toestand kan men
voorkomen door zuiver, liefst regenwa
ter te gebruiken met zeep, die geen of
zeer weinig alcali bevat. De meeste
shampoos' deugen in dit opzicht ook
niet. Vertoonen de haren reeds veel
knobbeltjes en splijtingen, dan wordt
een aftreksel van Panamahout aange
raden, in vergevorderde gevallen ge
klopt met het dooier van twee eieren.
Na het wasschen kan men de haren
drogen met een niet al te heete Föhn of
door opstrijken met een warm strijk
ijzer tusschen twee handdoeken.
Dat de haren niet tegen te hooge
warmtegraden bestand zijn, blijkt ook
uit het frizeeren en onduleeren. Als de
tang daarbij warmer is dan bijv. 65 gra
den dan vindt men de haren, welke
daaraan blootgesteld zijn, evenzoo kor
ter door afbreken en de genoemde
knobbeltjes in de nog aanwezige haren.
Erger nog is het zoogen. permanenten,
waarbij het haar, stijf opgerold, een tijd
lang in een verw armde oplossing wordt
gebracht, hetzij door electriciteit, hetzij
door water met ongebluschte kalk. Het
minst bestand tegen deze procedure zijn
de fijne haren en die, welke vroeger ge
verfd of gebleekt met waterstofsuper-
oxyd waren. Deze staan dus op één lijn
met de haren, waarop langen tijd sham-
poo's met een te hoog alcaligehalte zijn
toegepast. Een nawassching met vi-
naigre kan wel iets helpen, maar is
toch nooit afdoende.
Ten slotte nog een woord over het
verven van haar. Men zou kunnen on
derscheiden tusschen ontkleurings- en
werkelijke kleurmiddelen. Over de
ontkleuring, waarvoor meestal water-
stof-superoxyd gebruikt wordt, is reeds
iets gezegd. De toegepaste kleurmidde
len zijn van plantaardigen oorsprong of
bepaalde chemische verbindingen. Het
meest bekende product van de eerste
soort is de henna, welke in twee soor
ten, de gele en de groene henna, voor
komt. Beide soorten worden ook wel
met elkaar of met nog andere stoffen
gemengd, gebruikt. Henna is een on
schuldige kleurstof, maar schijnt zeer
lastig in de behandeling te zijn. En de
bijvoegsels nemen maar al te vaak de
onschadelijkheid weg. De metaalver
bindingen. welke veelvuldig gebruikt
worden, zijn lang niet altijd onschade
lijk en daarom is, bijv. voor het bekende
„para" de grootste voorzichtigheid aan
te bevelen.
Over de motieven, die tot het verven
van het haar aanleiding geven, zal ik
hier geen uitvoerige beschouwingen
houden. Misschien zal een enkelen
keer een afdoende sociale indicatie aan
wezig zijn, maar in verreweg de meeste
gevallen kan men veilig beweren, dat
het verven overbodig is en in elk geval
niet in staat is om de gevaren, daaraan
verbonden, te rechtvaardigen. In dit
opzicht is het in den regel oneindig veel
beter, zich aan de natuur te houden.
H. A. S.
VERSLAGEN VAN DE PROEVEN
GENOMEN DOOR DE COMMISSIE
VAN CORRESPONDENTEN VAN
DEN PLANTENZIEKTEN-
KUNDIGEN DIENST „KRING
LANGENDIJK" IN HET JAAR 1932.
Proeven ter bestrijding van knol
voet in kool.
Op eenige plaatsen is dil jaar een proef
genomen met een pasta die ter beschikking
gesteld werd door de N.V. „Defa" te Arn
hem. Ook vorig jaar waren reeds proeven
met dit middel genomen. Toen waren eenige
resultaten waar te nemen tegen knolvoet
doch tevens bleek het middel een buitenge
wone invloed te hebben op den groei.
Dit jaar werden drie proefveldjes aange
legd en wel te Alkmaar in den proeftuin, te
Tjallewal bij den heer de Geus en te Heer-
hugowaard bij den heer Gootjers. De proef
werd genomen met Deensche witte kool en
met roode kool.
Naast de pasta werd nog versch-geblusch-
te kalk geprobeerd en natuurlijk ontbraken
de controle-veldjes niet.
Van een gunstigen invloed op den groei
van de pasta viel nu niets te bespeuren.
Evenmin konden resultaten worden geboekt
ten opzichte van de te bestrijden kwaad. Dit
moge blijken uit de volgende cijfers.
In alle perceelen behandeld met versch-
gebluschte kalk kwam een gemiddelde voor
van 36 procent ziek.
In alle perceelen behandeld met pasta
kwam een gemiddelde voor van 47 procent
ziek en in alle perceelen die voor controle
dienden kwam een gemiddeld percentage van
30 zieke planten voor.
Men ziet dus nog wel verschillen maar bij
knolvoet zijn cijfers alleen niet voldoende
omdat deze ziekte zeer pleksgewijze op het
land voorkomen kan.
Omdat de mogelijkheid zeer groot is, dat
men een volgend jaar meer resultaten zal
kunnen zien van de versch-gebluschte kalk is
het de bedoeling volgend jaar weer precies
op dezelfde plaats kool te verbouwen als dat
mogelijk is.
Ontsmetten van koolzaad.
In de voorjaarsvergadering werd door
den heer Muller de wenschelijkheid bepleit,
eenige vergelijkende proeven te nemen met
het ontsmetten van koolzaad Wel is waar
is het een gelukkig verschijnsel, dat vrijwel
alle koolzaad voor het uitzaaien wordt be
handeld; evenwel, men mag daarin niet ver
slappen en het kan geen kwaad, dat de bou
wers zoo nu en dan, aan de hand van proe
ven op het nut der ontsmetting worden ge
wezen.
Door den correspondent Mallekote werden
deze proeven opgezet. Door het optreden
van de draaihartigheid moest een perceel
buiten beschouwing blijven terwijl het vol
gende perceel, door een misverstand te klein
genomen werd zoodat ook die resultaten niet
betrouwbaar genoeg kunnen geacht worden.
Op de laatste vergadering is besloten die
proeven niet weer te herhalen.
Ontsmetten van uienzaad.
Sedert 1930 houdt onze commissie zich
bezig met het aanleggen van proefvelden,
waarop wordt nagegaan, of de behandeling
van uienzaad met de gebruikelijke ontsmet
tingsmiddelen (Germisan en Usnulun) gun
stige resultaten oplevert. Het kan niet wor
den ontkent, dat in enkele gevallen inder
daad duidelijke verschillen in het voordeel
van de ontsmetting zijn geconstateerd. Daar
naast dient erkend, dat meerdere malen geen
verschillen tusschen het behandelde en het
onbehandelde deel waren op te merken. Ver
gelijkende proeven ziin door den correspon
dent MaJlekote in 1932 bij 5 verschillende
tuinders genomen.
In hofdzaak is het zaad behandeld met
1/4 procent Germisan-op1os«<ng waarin het
uienzaad gedurende een half uur werd on
dergedompeld.
Bii 2 bouwers, nl. de heeren K. van Dijk
en Gebr. Duijves waren geen verschillen
vast te stellen. Wel vertoonde bii den heer
van Dijk tijdens den groei het ontsmette deel
een gunstiger stand doch bij het oogsten was
de opbrengst van dit deel vrijwel celiik aan
die van het onbehande'de nerceel. Zoo ook bij
den heer Duijves. Verme'd zijn dat de op
brengst zeer goed was. De 3e bouwer, de
heer Hense'man te Noord-Scharwoude heeft
een akker bezaaid met ontsmet zaad en een
andere akker met onbehandeld zaad. Tus
schen deze twee percee'en was een groot ver
schil op te merken. Voor ons heeft deze proef
echter geen waarde omdat bet zaad niet op
een en dezelfde akker is uitgezaaid. Meer
waarde heeft het perceel van den heer 11.
Kaan in dezelfde plaa+s Deze akker was 22
snees groot, waarvan 10 snees met ontsmet
zaad werd bezaaid terwiil 12 snees bezaaid
werd met niet ontsmet zaad. Het ontsmette
zaad kwam beter op, moeri meer gedund
worden en streek groen. Het onbehandelde
stierf staande af.
De heer Kaan kwam bii het oogsten tot de
conclusie, dat het ontsmetten een oofstver-
meerdering gaf van 15 a 20 procent De 5e
proefnemer was de heer Abr. de Geus te
Noord-Scharwoude. Ook deze akker was 22
snees groot waarvan 8 snees onthand"'d
bleef. 3 snees werd hezaaid met zaad, dat
met Uspulun „droog" behande'd was en 11
snees werd bezaaid met zaad, dat met Ger
misan was behandeld.
Tijdens de groeiperiode waren ook op dit
perceel duidelijke verschillen waargenomen
Bij het oogsten bleek, dat het Usnu'unge-
deelte 10 procent meer opbrengst gaf in ver
gelijking met het controleperceel en het Ger-
misanperceel gaf zelfs een meeropbrengst
van 20 procent vergeleken bij het controle
veldje.
Alle proefnemers hebben nu een gedeelte
van de uien afzonderlijk gehoont om na te
gaan, of de ontsmetting ook van invloed op
de bewaarbaarheid is.
Proeven ter bestrijding van de
draaihartigheid in kool.
Evenals vorige jaren werden ook dit jaar
weer proeven genomen ter bestrijding van de
draaihajtigheid. Deze proeven werden door