Alkmaarsche Courant. «EXCELSIOR I ALCM. VICTRIXI £atuU at Juitt&ouux Eeri Oudejaarsavond. canlerd «ter n tferOesli Jaargang. ZATERDAG 31 DECEMBER op No. 68 één hoog woonde de familie Blok, bestaande uit man en vrouw, een put- tertje in een kooitje en een kleine rolronde hond, luisterend naar den naam van Pim. Ze woonden daar al jaren en waren vastge groeid in de buurt, die trouwens erg achter uitging: je kon je met niemand meer be moeien. Vroeger was dat anders geweest, toen was er die vriendelijke slager "op den hoek met zoo'n lieve vrouw en schuin tegen over hen de ambtenaar bij de belasting, waar ze een kaartavond je mee hadden; en dan de benedenburen niet te vergeten, zoo gezellig was dat geweest, nooit ruzie, jammer dat ze na drie maanden alweer verhuisd waren! Maar in later jaren was 't alles hard achter uit gegaan, de slagerij was weg, nu was er een kroeg, die slecht oekend stond, en de benedenburen Och. och, oat ze 't daar mee vier jaar hadden uitgehouden! Hij was 'n goede man, veel weg, erg veel, maar z'n vrouw wist zich te troosten, daar zou je ver halen van kunnen ophangen! 't Was maar goed, dat ze eindelijk naar een andere buurt waren vertrokken: Nu dezen zomer was 't huis weer verhuurd aan zulke beste menschen. Zij, zoo'n knap mensch, zei dadelijk „Mevrouw" Blok, ze wist tenminste wat iemand toekwam, hij, meneer Stam, chef van een afdee'.ing in een warenhuis, was ook 'n geschikte man, 'hield in zijn vrijen tijd zijn tuintje zóó netjes als 't nooit was geweest, dat was zoo zijn liefhebberij. Meneer Stam en meneer Blok konden ook goed opschieten, ze hadden samen één avond geschaakt. Wat 'n gezellig avond je was dat geweest! De dames hadden heer lijk zitten praten, over de kinderen van me vrouw Stam. beiden in Indië, over Pim de hond en de tuin en natuurlijk over tegen woordige en vroegere Huren. De heeren had den niets gezegd, behalve zoo nu en dan een binnensmonds geuite verwensching na een domme zet, ze hadden 'n pracht spel ge speeld en ondertusschen Stertabak gerookt, 't Was zoo ineens 11 uur geweest en tijd om weer naar boven te gaan. Londensch aanteekenboek Geneeskundige brieven Zondag a.s.r 2 uur (R'dam) tfo 309 1932 Na dién éénen keer waren ze niet meer bij elkaar geweest maar nu had de familie Blok de benedenburen gevraagd bij hen boven de Oudejaarsavond te komen vieren. Oudejaarsavond kwam, de familie Blok ging eerst naar de kerk en nadat ze waren thuis gekomen duurde 't niet al te lang meer, of een belletje kondigde 't bezoek aan Pim kefte heftig, hij hield niet van dat gebel 's avonds. De visite kwam boven. „Dag mevrouw, hoe maakt U het? Was 't vol in de kerk?" „Mensch, praat er niet van, geen stoel on bezet Mooie preek jammer dat U er niet was." „Och, m'n man houdt daar niet zoo van. Vroeger gingen we altijd." „Maar gaat U zitten, daar bij de kachel! Nee, Pim doet geen kwaad, hii ruikt zeker Uw poesje. Meneer Stam daar in die mak kelijke stoel. Zoo. nu 'n lekker kopje thee, dat komt 'n mensch toe." Allen zitten. Meneer Stam kijkt met 'n zelf voldaan gezicht ror.d, z'n blik blijft han gen aan de roode geranium, die ondanks de winter in vollen bloei staat „Zoo. buurman, kweekt U peiargoniums?" „Pelar „Pelargonium." „M'n man bedoelt die roode" zegt mevrouw Stam. „O U bedoelt de geranium ja daar „Pelargonium is de naam" valt Stam in de rede. „Ik houd ervan de planten bij hun waren naam te noemen, de geranium be hoort tot dez'-'.fde familie, maai dit is een pelargonium. „Och man, dat ken meneer Blok toch niet weten." „Kan" verbetert Stam z'n vrouw. „Zal je dat nu nooit leeren?" Stilte. „Mevrouw 'n kersenbonbon?" Hiermee verbreekt mevrouw Blok de stilte, die pijnlijk wordt. „Graag, dank U". „Koopt U ze ook bij Jamin, ze zijn daar zoo lekker en voordec ig ook. Meneer, n bonbonnet je?" „Dank U, ik gebruik geen sterken drank, dat tast de hersenen aan." Man, voor dezen keer, zooveel zal er toen niet in 'zitten" waagt mevrouw Stam te pleiten. Maar meneer volhardt bij z'n weige- 111 Pim bedelt om wat lekkers, de beide dames halen hem aan en beginnen een gesprek over hun huisdieren Stam kijkt even met gefronste wenkbrauwen dan klinkt het verpletterend: .Die hond heeft schurft! Vrouw, laat t beest toch loopen." Verschrikt trekt ze haar hand terug Maar mevrouw Blok krijgt n kleur. Voor ze echter kan antwoorden zegt Blok: „Maar meneer, de hond mankeert niets. „Die hond heeft schurft, kijk maar naar die kaie plek op z'n rug.' Dan barsten de heer en mevrouw Blok in lachen uit: „O. dat plekje? Nee die is go Pim is buiten tegen een geteerd hek aanse- loopen 't wou niet van z n haren af en t stort zoo leelijk op die witte plek, toen heb ben we 't er maar afgeknipt, t groeit wel W°Stamazwijgt, kijkt wantrouwend naar Pim, dan plotseling houdt hij zn ^oofd schuin en kijkt met een verheven uitdrukfang in de verte. Allen worden er stil van. zwak hooren ze de radio van de buren, verder niets SX'v'hoor 'n beetje". „Ja, dat was goed - Chopin. Pracht miBlok"meende flauwtjes i J* Donau" van Strauss te boor», dat had hij vroeger wel gezongen, maar hij zegt t maar niet, zoo zeker is hij er niet van- nar*j;He Mevrouw Blok stelt nu voor een partijtje tc kaarten. Zoo met om te bridgen Mevrouw Stair^ kijkt' haar niets. Blok staat al op om de zegt: te hal€n' maar Stam Rj|kf^el ^?"kaarf' dat is een slecht spel" M^arom?08 Staan' n slecht sPel? „Gaan jullie dan schaken" zegt Stam. mevrouw „Vanavond ben ik niet gedisponeerd om te schaken antwoordt haar man Blok gaat weer zitten, de heeren praten nu over hun werk. Mevrouw Stam vertelt over vaste kleed, dat zoo'n stofnest was voor ze de stofzuiger had, mevrouw Blok luistert maar met n half oor, ze wil ook wel weten, waar de heeren over praten. Brokstukken vangt ze op, steeds van Stam: „Die meisjes tegenwoordig in mijn afdeeling, staan daar hun nagels te polijsten en ik zeg, juffrouw, dat komt toch niet te pasontslagen, meneerja f is 'n moeilijke tijdkwam de liftjongen naar me toeja allemaal ko men ze bij mijvoor 400 aan steenen schalenen verantwoording Dan plotseling moet ze denken: „Kan ik nu warme wijn geven? Hoe moet dat, 't staat al te trekken, 'k Zal 't maar wagen". Ze presenteert haar wijn en haar appel bollen. Natuurlijk bedankt Stam voor 'n glaasje, maar z'n vrouw neemt het, ondanks de waarschuwende blik van haar man. 't Gesprek wil niet erg meer vlotten, alles wat Blok beweert, wordt door Stam tegen gesproken en verbeterd. Blok wordt er stil van, wat toch niet z'n gewoonte is. Met z'n vrouw wisselt Stam geen woord meer. Zij zit met roode wangen en onrustige oogen achter haar glas wijn, ze weet wat dat stil zwijgen beteekent. Eindelijk slaat de klok twaalf slagen, dan volgen wederzijdsche gelukwenschen. De heeren gaan buiten luisteren hoe de stoom fluiten en schoten 't oude jaar uitgeleide doen. Dan duurt 't ook niet lang meer, voor de familie Stam naar huis gaat. Alleen gebleven, kijken meneer en mevrouw Blok elkaar aan, lacher, en zeggen uit den grond van hun hart: .Wat een avond, alles moest hij beter weten, wat een oj>schepper, volgend jaar vieren we weer alleen Oude jaarsavond". C. M. GROOT. (Van onzen eigen correspondent). De totalisator bedreigd. Hooge rechters in Londen hebben uitge maakt dat totaiisators of wedmachines bij hondenrenbanen zijn verboden. Dit is een ernstige bedreiging voor deze instellingen, welke de groote meerderheid der verstandige menschen, zoo niet alle verstandige men schen in het land welkom heeten. En er is geen twijfel aan dat zij vurig hopen dat op de bedreiging de uitroeiing zal volgen. To taiisators zijn in Engeland betrekkelijk nieuw. Haar invoering was feitelijk rechtens uitge sloten omdat ze, gebonden aan een vaste standplaats op een paardenrenbaan, een plaats voor hazardspel vormden. En zulk een plaats is bij een wet, die driekwart eeuw oud is. in het land verboden. Maar om de to talisator bij paardenrennen mogelijk te ma ken, werd de wet herzien. De totalisator, die op de paardenrenbanen kwam, kwam onder een officieele controle te staan. Een goed deel van de winst, door de machine gemaakt, moest ten goede komen aan verhooging van de kwaliteit van het renpaardenras en het paardenras in het algemeen en aan de ver edeling van de paardensport. Het bedrijf van de totalisator kwam onder allerlei beperken de bepalingen. En de bookmakers mochten er naast hun bedrijf blijven uitoefenen. Het antwoord op de vraag, dat de lezer zich mis schien zal stellen, waarom bookmakers hun bedrijf kunnen uitoefenen in een land, waar wedden bij de wet is verboden, is dat dit ver bod alleen geldt voor „plaatsen", dat wil zeg- fen statonnaire inrichtingen (gebouwen, ramen, tenten etc.). Een bookmaker is op zijn standplaats op een renbaan feitelijk ook stationnair, maar hij wordt blijkbaar voor de wet als een ambulante instelling beschouwd Maar over zulke juridische verfijningen (waarvan ik toch ook het fijne niet kan we ten) verder niet meer. Het is duidelijk dat de totalisator naar de geamendeerde wet duidelijk te verstaan gaf alleen mocht werken op de paardenrenba nen. Maar de directies van hondenrenbanen, die de laatste jaren bij honderden ever het gansche land als uit den grond zijn opge schoten, zagen in de wedmachine een prach tig middel den toeloop naar hun banen, toch al aanzienlijk omdat het er wemelde van bookmakers en er dus gelegenheid genoeg was om er zich aan het nationale kwaad te buiten te gaan, te vergrooten; en niet a!'.en den toeloop te vergrooten, maar ook hun eigen winsten. De gedachte dat de totalisator op hun terreinen onwettig zou kunnen zijn, terwijl ze het op de terreinen waar de paar denrennen niet was, kon met bij hen opko men. De machine werd ook spoedig de groote attractie voor een nieuw soort clubs voor den minderen man, waar deze niet alleen whisky dronk en biljart spelde, maar ook een totali sator was opgericht, waar hij de shillingen, welke hij meende te kunnen missen, kon zet ten op den hazewind van zijn keuze. Deze to- talisatorclubs, kortweg „tote clubs" genoemd, begonnen enorm te floreeren en verrezen overal in de volksbuurten van de steden. Er is nog nooit in de geschiedenis van Engeland zooveel gelegenheid tot gokken geweest als thans wordt geboden door deze totalisator- clubs. Maatschappelijke werkers en hervor mers hebben al maanden lang hun stemmen verheven tegen dit huns inziens funest ver schijnsel van zedelijke verwording. Zij heb ben aangetoond dat de maatschappijen, die de hondenrenbanen exploiteren en de parti culiere ondernemers, die deze totalisator- clubs houden, welvarend worden ten koste van de economische zwakste klasse na tuurlijk de grootste klasse van de samen leving, die de verstandelijke en geestelijke eigenschappen mist, noodig om voor uitbui ting te worden behoed. Het maatschappelijk gevaar, dat deze nieuw ontketende wed-woe de (zoo gemakkelijk te koelen) oplevert, wordt door elk weldenkend mensch ingezien. Daarom is de hierboven vermelde rechter lijke uitspraak met zooveel instemming be groet. Men hoopt en verwacht dat dit het be- gin zal zijn van het einde van instellingen welke het volkskarakter ernstig bederven. Maar de ondernemers, die over ruime finan- cieele middelen beschikken om hun belangen te verdedigen, zullen zich wel niet zoo gauw gewonnen geven. En men mag verwachten dat een langdurig proces van propaganda wetsontwijking en listige juristerij in rechts gedingen zal volgen voordat de rechtspositie van totaiisators en tote clubs duidelijk zal zijn aangegeven. De zelfde Kerstdrukte. In hun nationale gewoonten laten de En- gelschen zich niet licht terneerslaan door hachelijke omstandigheden. Men krijgt den indruk dat er meer werk wordt gemaakt van Kerstmis dan ooir te voren. De groote maga zijnen zijn meer dan ooit ware tooverpalei- zen. Er zijn stadskwartieren waar de winkel wijken zijn versierd met vlaggen en guirlan des aan gevels en boven de straat, als ver wachtte men den blijden intocht van Santa Claus in hoogsteigen persoon Dat is nimmer tevoren gezien. In het West End wordt meer schoonheid, meer vindingrijkheid, meer weel de en meer licht tentoongespreid. De oorzaak zal wel zijn, dat de winkeliers hebben beseft, dat koop-weerstand in dezen tijd moeilijker te overwinnen is dan in welvarender dagen. In den aanblik van hun uitstallingen en van het aigemeenc sprookjesachtige interieur van hun établissementen vergeet men de benard heid der dagen en laat men zich gemakkelijk bewegen de financieele omzichtigheid, weike men den laatsten tijd in praktijk heeft ge bracht, althans prijs te geven wanneer men op zoek is naar het meest geschikte. De Engelsche geest verzet zich tegen alle invloeden, die die geliefde traditie zouden kunnen ondermijnen. Aan 'n Amerikaansche schuld of aan hooge belastingen of aan het besef van wereldmalaise wordt niet toege staan de vreugde van Kerstmis te bederven. Ze krijgen geen kans. Er is niets te zien van die kwellende dingen in de aankleeding der winkels en straten. De pers moet haar nieuws brengen van de bedenkelijke financieele en ecosomische omstandigheden van de wereld, maar doet nochtans haar best, in samenwer king met de winkels, haar lezers het gevoelen bij te brengen, dat men den toestand slechts ellendiger zou maken indien men de Kerst vreugde en de Kerst-vrijgevigheid en welda digheid er door zou laten lijden. Het komt neer op een samenspanning, ongetwijfeld een heilzame samenspanning tegen het publiek, dat geneigd zou kunnen zijn te tobben over de toekomst en aldus de ware Kerststemming zou kunnen verliezen. De winkels en de kran ten hebben overigens niet zulk een moeilijke taak het publiek over te halen tot een ge dragslijn, welke het maar al te graag volgt. Wie genezen wil worden van zwaarmoedig heid kan niet beter doen dan naar de feeste lijke winkelwijken van het West End gaan Geen beter middel om zorg te veranderen In optimisme en blijhartigheid kan men zich denken. Daar bevolken zij weer de trottoirs voor de groote winkelruiten en alle passages in de winkels tusschen de smaakvolle uitstal lingen, de duizenden en duizenden zoekers en zoeksters naar een geschenk dat vrienden en verwanten prettige verrassing moet geven Wat een verkwikkende massabeweging ont springt er zich aan een heel volk in die don kere dagen voor Kerstmis, een beweging vrij en onvoorwaardelijk gericht op hulp en steun en prettige attentie voor elkaar. Het is inderdaad goed dat in deze beweging geen verzwakking of verval merkbaar is. HAAR. BE- EN MIS-HANDELING. Reeds lang sta ik in de schuld bij een lezeres, die mij uitnoodigde, eens een brief aan het „permanenten" te wijden. Een van de redenen, waardoor ik tot dusver verzuimde, aan dat verzoek te voldoen, was zeker wel de vrees, dat ik mij daarmede zou begeven op het uiterst gevaarlijke en glibberige terrein der da mesmode, waarop een nuchter manne lijk wezen kwalijk iets goeds kan doen. Maar er is geen feitelijk bezwaar om meer in het algemeen iets te zeggen over den menschel ijken haardos. Wij noemen den mensch een behaard wezen. Al klinkt 'tietwat euphemis- tisch, toch is het zoo, en alleen de hand palmen en voetzooien zijn haarvrij. De verdeeling over de geheele huid is even wel zeer onregelmatig. Wij kunnen ons derhalve beperken tot het behaarde hoofd, waar de haren het overvloedigst zijn (iemand heeft eens berekend 80000) en zullen ons ook niet bezig houden met de vele haren in het gelaat van den man. De haren zijn in de huid ingeplant en ontspruiten op de haarpapil, van waar uit de voeding geschiedt. Het onderste deel van het haar, dat door de huid ver loopt, is omgeven door een koker, de haarscheede genoemd en in die scheede mondt de uitvoerbuis van de talkklier uit, welke elke haar vergezelt. Door die talkklier wordt het huidsmeer afge scheiden, waardoor de huid in meerdere of mindere mate vettig wordt gehouden. Voor de vochtigheid zorgen de nimmer ontbrekende zweetklieren. Dat alles bij elkaar: haar, papil, scheede, talk- en zweetklier, bloedvaten en zenuw vormt een soort eenheid, het haarkwabje. Niet alle kwabjes zijn gelijk. In de jeugd vinden wij de vlasharen, die minder diep zijn ingeplant en een wijderen uit- voergang hebben. Dit verklaart waarom juist op jeugdigen leeftijd meer haar ziekten voorkomen. Elke haar is buis vormig. In het centrum verloopt het merg, dat de kleurstof bevat. Met die kleurstof is het merkwaardig gesteld. Men kan de vraag stellen of het haar leeft of een dood aanhangsel is. Levens teekenen worden er niet aan waargeno men. Van afknippen gevoelt men niets. Hoe komt het dan, dat iemands haar van donker in één nacht spierwit kan worden? Dit is toch, zij het ook niet vaak, zonder twijfel waargenomen. De doorsnee van een haar is van rolrond tot ovaal. Hoe meer ovaal, cles te meer neiging om te krullen. De geregelde haargroei bedraagt bijna 1 centimeter per maand. Omtrent de hygiëne van het behaarde hoofd hebben niet steeds dezelfde op vattingen geheerscht. Vader Cats dichtte: Wasch je handen, wasch je tanden, Doe het dikwijls, doe het goed. Maar wasch zelden uwen voet. En, wat immer u geschiedt, Wasch je hoofd je leven niet! Zoo wordt er tegenwoordig niet meer over gedacht. Een andere vraag is, of het nu soms ook te vaak geschiedt. Vas te regels zijn moeilijk te stellen. Er zijn toch groote individueele verschillen. Het eene hoofd vertoont een zoo groote afscheiding van huidsmeer, dat het hoofd en alle haren voortdurend vet zijn; een ander hoofd is zóó droog, dat de operhuid gaat afschilferen en de ha ren bezaaid zijn met schubbetjes, meest al gepaard met heftig jeuken. Het ligt voor de hand dat in het eerste geval eenvoudig wasschen voldoende zal zijn. Spoedig komt van zelf wel weer de noo- dige vettigheid op de huid. In het tweede geval zal het gewenscht zijn om het tekort aan vet kunstmatig aan te vullen. Maar in beide gevallen zullen wij toch beginnen met de haren goed te reinigen, wat dus meteen beteekent: ze berooven van het aanklevende vet. Dat gelukt met gewone zeep niet gemakke lijk. Beter gaat het als eenig alcali aan de zeep wordt toegevoegd, zooals soda of ammoniak. In de meeste shampoo vloeistoffen bevindt zich ook alcali, maar nu krijgen wij het bezwaar, dat alcali voor het haar zelf lang geen on verschillige zelfstandigheid is. Op den duur wordt haar door alcali opgelost. Dat gaat niet zoo maar in eens, maar er vertoonen zich op eenigen afstand van het uiteinde kleine knopjes en het einde zelf begint ér uitgerafeld uit te zien, zooiets als een penseeltje. Op de plaats van die knopjes zal het haar weldra uitbreken en de onjuiste indruk ontstaat, dat het haar niet meer groeien wil. Er zijn dames, die het al cali heel slecht verdragen. Er volgt dadelijk een branderig gevoel en na een paar dagen begint de huid af te schilfe ren. Door te veel of te herhaaldelijk ge bruik van alcali breekt niet alleen het haar af, maar het gaat tevens verkleu ren en men is geneigd de oorzaak, die feitelijk voor de hand ligt, elders te zoe ken. Door een bekend huidarts is de verge lijking gemaakt met alcoholische dran ken. Een enkele borrel, zelfs een enkele dronkenschap kan voorbijgaan zonder sporen achter te laten. Maar het gere geld gebruik van drank brengt blijven de veranderingen teweeg, zooals de ver anderde huidkleur, met name van den neus, lichte trillende bewegingen enz. Zoo kunnen ook de haren veranderen zonder dat men de oorzaak vermoedt. Er wordt dan wel eens gedacht dat de haren ziek zijn. Dien toestand kan men voorkomen door zuiver, liefst regenwa ter te gebruiken met zeep, die geen of zeer weinig alcali bevat. De meeste shampoos' deugen in dit opzicht ook niet. Vertoonen de haren reeds veel knobbeltjes en splijtingen, dan wordt een aftreksel van Panamahout aange raden, in vergevorderde gevallen ge klopt met het dooier van twee eieren. Na het wasschen kan men de haren drogen met een niet al te heete Föhn of door opstrijken met een warm strijk ijzer tusschen twee handdoeken. Dat de haren niet tegen te hooge warmtegraden bestand zijn, blijkt ook uit het frizeeren en onduleeren. Als de tang daarbij warmer is dan bijv. 65 gra den dan vindt men de haren, welke daaraan blootgesteld zijn, evenzoo kor ter door afbreken en de genoemde knobbeltjes in de nog aanwezige haren. Erger nog is het zoogen. permanenten, waarbij het haar, stijf opgerold, een tijd lang in een verw armde oplossing wordt gebracht, hetzij door electriciteit, hetzij door water met ongebluschte kalk. Het minst bestand tegen deze procedure zijn de fijne haren en die, welke vroeger ge verfd of gebleekt met waterstofsuper- oxyd waren. Deze staan dus op één lijn met de haren, waarop langen tijd sham- poo's met een te hoog alcaligehalte zijn toegepast. Een nawassching met vi- naigre kan wel iets helpen, maar is toch nooit afdoende. Ten slotte nog een woord over het verven van haar. Men zou kunnen on derscheiden tusschen ontkleurings- en werkelijke kleurmiddelen. Over de ontkleuring, waarvoor meestal water- stof-superoxyd gebruikt wordt, is reeds iets gezegd. De toegepaste kleurmidde len zijn van plantaardigen oorsprong of bepaalde chemische verbindingen. Het meest bekende product van de eerste soort is de henna, welke in twee soor ten, de gele en de groene henna, voor komt. Beide soorten worden ook wel met elkaar of met nog andere stoffen gemengd, gebruikt. Henna is een on schuldige kleurstof, maar schijnt zeer lastig in de behandeling te zijn. En de bijvoegsels nemen maar al te vaak de onschadelijkheid weg. De metaalver bindingen. welke veelvuldig gebruikt worden, zijn lang niet altijd onschade lijk en daarom is, bijv. voor het bekende „para" de grootste voorzichtigheid aan te bevelen. Over de motieven, die tot het verven van het haar aanleiding geven, zal ik hier geen uitvoerige beschouwingen houden. Misschien zal een enkelen keer een afdoende sociale indicatie aan wezig zijn, maar in verreweg de meeste gevallen kan men veilig beweren, dat het verven overbodig is en in elk geval niet in staat is om de gevaren, daaraan verbonden, te rechtvaardigen. In dit opzicht is het in den regel oneindig veel beter, zich aan de natuur te houden. H. A. S. VERSLAGEN VAN DE PROEVEN GENOMEN DOOR DE COMMISSIE VAN CORRESPONDENTEN VAN DEN PLANTENZIEKTEN- KUNDIGEN DIENST „KRING LANGENDIJK" IN HET JAAR 1932. Proeven ter bestrijding van knol voet in kool. Op eenige plaatsen is dil jaar een proef genomen met een pasta die ter beschikking gesteld werd door de N.V. „Defa" te Arn hem. Ook vorig jaar waren reeds proeven met dit middel genomen. Toen waren eenige resultaten waar te nemen tegen knolvoet doch tevens bleek het middel een buitenge wone invloed te hebben op den groei. Dit jaar werden drie proefveldjes aange legd en wel te Alkmaar in den proeftuin, te Tjallewal bij den heer de Geus en te Heer- hugowaard bij den heer Gootjers. De proef werd genomen met Deensche witte kool en met roode kool. Naast de pasta werd nog versch-geblusch- te kalk geprobeerd en natuurlijk ontbraken de controle-veldjes niet. Van een gunstigen invloed op den groei van de pasta viel nu niets te bespeuren. Evenmin konden resultaten worden geboekt ten opzichte van de te bestrijden kwaad. Dit moge blijken uit de volgende cijfers. In alle perceelen behandeld met versch- gebluschte kalk kwam een gemiddelde voor van 36 procent ziek. In alle perceelen behandeld met pasta kwam een gemiddelde voor van 47 procent ziek en in alle perceelen die voor controle dienden kwam een gemiddeld percentage van 30 zieke planten voor. Men ziet dus nog wel verschillen maar bij knolvoet zijn cijfers alleen niet voldoende omdat deze ziekte zeer pleksgewijze op het land voorkomen kan. Omdat de mogelijkheid zeer groot is, dat men een volgend jaar meer resultaten zal kunnen zien van de versch-gebluschte kalk is het de bedoeling volgend jaar weer precies op dezelfde plaats kool te verbouwen als dat mogelijk is. Ontsmetten van koolzaad. In de voorjaarsvergadering werd door den heer Muller de wenschelijkheid bepleit, eenige vergelijkende proeven te nemen met het ontsmetten van koolzaad Wel is waar is het een gelukkig verschijnsel, dat vrijwel alle koolzaad voor het uitzaaien wordt be handeld; evenwel, men mag daarin niet ver slappen en het kan geen kwaad, dat de bou wers zoo nu en dan, aan de hand van proe ven op het nut der ontsmetting worden ge wezen. Door den correspondent Mallekote werden deze proeven opgezet. Door het optreden van de draaihartigheid moest een perceel buiten beschouwing blijven terwijl het vol gende perceel, door een misverstand te klein genomen werd zoodat ook die resultaten niet betrouwbaar genoeg kunnen geacht worden. Op de laatste vergadering is besloten die proeven niet weer te herhalen. Ontsmetten van uienzaad. Sedert 1930 houdt onze commissie zich bezig met het aanleggen van proefvelden, waarop wordt nagegaan, of de behandeling van uienzaad met de gebruikelijke ontsmet tingsmiddelen (Germisan en Usnulun) gun stige resultaten oplevert. Het kan niet wor den ontkent, dat in enkele gevallen inder daad duidelijke verschillen in het voordeel van de ontsmetting zijn geconstateerd. Daar naast dient erkend, dat meerdere malen geen verschillen tusschen het behandelde en het onbehandelde deel waren op te merken. Ver gelijkende proeven ziin door den correspon dent MaJlekote in 1932 bij 5 verschillende tuinders genomen. In hofdzaak is het zaad behandeld met 1/4 procent Germisan-op1os«<ng waarin het uienzaad gedurende een half uur werd on dergedompeld. Bii 2 bouwers, nl. de heeren K. van Dijk en Gebr. Duijves waren geen verschillen vast te stellen. Wel vertoonde bii den heer van Dijk tijdens den groei het ontsmette deel een gunstiger stand doch bij het oogsten was de opbrengst van dit deel vrijwel celiik aan die van het onbehande'de nerceel. Zoo ook bij den heer Duijves. Verme'd zijn dat de op brengst zeer goed was. De 3e bouwer, de heer Hense'man te Noord-Scharwoude heeft een akker bezaaid met ontsmet zaad en een andere akker met onbehandeld zaad. Tus schen deze twee percee'en was een groot ver schil op te merken. Voor ons heeft deze proef echter geen waarde omdat bet zaad niet op een en dezelfde akker is uitgezaaid. Meer waarde heeft het perceel van den heer 11. Kaan in dezelfde plaa+s Deze akker was 22 snees groot, waarvan 10 snees met ontsmet zaad werd bezaaid terwiil 12 snees bezaaid werd met niet ontsmet zaad. Het ontsmette zaad kwam beter op, moeri meer gedund worden en streek groen. Het onbehandelde stierf staande af. De heer Kaan kwam bii het oogsten tot de conclusie, dat het ontsmetten een oofstver- meerdering gaf van 15 a 20 procent De 5e proefnemer was de heer Abr. de Geus te Noord-Scharwoude. Ook deze akker was 22 snees groot waarvan 8 snees onthand"'d bleef. 3 snees werd hezaaid met zaad, dat met Uspulun „droog" behande'd was en 11 snees werd bezaaid met zaad, dat met Ger misan was behandeld. Tijdens de groeiperiode waren ook op dit perceel duidelijke verschillen waargenomen Bij het oogsten bleek, dat het Usnu'unge- deelte 10 procent meer opbrengst gaf in ver gelijking met het controleperceel en het Ger- misanperceel gaf zelfs een meeropbrengst van 20 procent vergeleken bij het controle veldje. Alle proefnemers hebben nu een gedeelte van de uien afzonderlijk gehoont om na te gaan, of de ontsmetting ook van invloed op de bewaarbaarheid is. Proeven ter bestrijding van de draaihartigheid in kool. Evenals vorige jaren werden ook dit jaar weer proeven genomen ter bestrijding van de draaihajtigheid. Deze proeven werden door

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1932 | | pagina 9