Alkmaarsche Courant.
jiadUmeums
Uit een vud
sct\eepsjwrnaaL
JeuitteloH
De gevolgen van een operatie.
Bij Pijnen
wint fier n derQgsH jaargang.
MAANDAG 2 JANUARI
Toen hij weg was, zei Henri;
Malaga.
Ko 1 1933
Dinsdag 3 Januari.
Hilversum, 1875 M. (Uitsluitend AVRO).
8.— Gramofoonplaten. 10. Morgenwij-
ding. 10.15 Gramofoonplaten. 10.30 Concert.
Malka Sluzewski, viool en H. Silzer, piano.
11— Voordracht door F. Hulleman 11.30
Vervol e concert. 12.- Orgelconcert uit
Schiedam door Pierre Palla. 1.30-2- Drs
Diikema- Het zieleleven van onze rijpere kin
deren 2 15 Gramofoonplaten. 3— Knip
cursus. 4 Pianorecital Marie d'Oliveira.
4 30 kindervertellingen. 5 Omroeporkest
o l.v. N. Treep. 5.30 Jeugdhalfuur voor de
VPRO. 6.Vervolg concert en gramofoon
platen. 7.30 Engelsche les. 7.30 Engelsche
les. 8__ Vaz Dias. 8.05 Gramofoonplaten.
8.15 Het ensemble „Russia", o.l.v. A. Douba-
toff. 9.Paul Ostra zingt chansons. Bege
leiding: k. Vermeulen. 9.20 Omroeporkest
o.l.v. N. Treep m. m. v Lia Fuldauer, so
praan. 10.15 Gramofoonplaten. 10.30 Ko-
vacs Laos en zijn orkest. Refreinzang: Bob
Schote, 11.— Vaz Dias. 11.05 Gramofoonpl
11.15—12.Vervolg Kovacs Lajos.
Huizen, 296 M. (Uitsluitend KRO). 8.—
9.15 en 10.Gramofoonpl. 11.30 Godsd.
halfuurtje. 12.15 Trioconcert. 2.— Voor de
vrouw. 3.Modepraatje. 4.Orkestconcert.
6— Lezing. 6.20 Vervolg concert 6 30 Es-
perantoles. 6.50 Causerie. 7.20 Brahmscon-
cert uit Weenen. Ca. 8 15 Vaz Dias. 9 20
Gramofoonpl. 9.45 Schlagermuziek. 1010
Lezing. 10 30—12.— Gramofoonplaten.
Daventry, 1554 M. 8.258.35 Cricket
reportage. 10.35 Morgenwijding. 1050 Tijd
sein, berichten. 1105 Lezing. 12.20 Orgel
concert Harold Ramsay 1.05 Commodore
Grand orkest o.l.v. Muscant. 2.20 A Salis
bury's orkest. 3.20 Eugene Pini en zijn tan
go orkest. 4.05 Concert. Fl. Hooton, cello en
D Maley, piano. 4.35 R. Tapponier en zijn
orkest. 5.35 Kinderuur. 6.20 Berichten. 6.50
Bach's pianomuziek door J. Ching. 7.10 Le
zing. 7.40 Werken van P. Fletcher BBC-
orkest o.l.v. Lewis. 8.30 „Jane Eyre", van
Ch. Brontë Arr. B. Couper en H Rose.
10— Berichten 10.20 Orgelconcert door G.
Ramin. 11.0512.20 Lew Stone en zijn
Band
i-urijs „Radio-Paris11724 M. 12.20 Con
cert door orkest Krettly 7.40 Concert door
orkest Krettly. 8.20 Cabaretprogramma
9 05 Literair-muzikaal programma.
Kalundborg1153 M. 11.20—1.20 Concert
uit het Bellevue-Strandhotel. 2.-4— L.
Preil's orkest m. m. v. K. Kamp, zang en
V. Fischer, piano. 7.20 Italiaansche muziek
door het Omroeporkest o.l.v Reesen. 8.05
Zang door V. Knudsen m. m. v. V. Fischer,
piano. 8 20 Hoorspel. 9.Fransche piano
muziek door F. Jensen. 9.55 Offenbach-con-
cert door het Omroeporkest o.l.v. Reesen
10.20—11.50 Dansmuziek o.l.v. Jens Warny.
Langenberg, 473 M. 6.25—7.20 en 10,40
12.10 Gramofoonplaten. 12.201.50 Om
roeporkest o.l.v. Buschkötter m. m. v. M.
Münstermann, sopraan. 4.205.35 Concert
o.l.v. Eysler m. m. v. saxophoon. 7.25 Con
cert o.l.v. Wolf. In de pauze: Mozartconcert
door het Omroeporkest o.l.v. Kühn, m. m. v
solisten 8 40 „Musikalische Drehbühne",
pianocabaret (DebussyNiemann—T och—
Satie), m. m. v. F. Ludwig, piano.
Rome, 441 M. 8.05 „II natale del reden-
tore", oratorium van Perosi. Orkestleider:
A Paoletti Koorleider: E. Casolari. 935
Kamermuziek m. m. v. koor en orkest. 10.15
Berichten.
Brussel, 508 en 338 M. 508 M.: 12 20
Omroepkleinorkest o.l.v. Leemans. 1.30 Gra-
™°.00"p'aten- 150 Pianorecital mej. Sarrica
2.05—2.20 Gramofoonplaten. 5.20 Omroep-
«r^w? Walpot. 6.35 Gramofoonmuziek
8.20 vC eensch concert ol.v Walpot. 8.50
Zangvoordracht door Hél' Paul. 9.20 Mo
zartconcert o.l.v. A. Meulemans. 10.30
11.20 Gramofoonplaten. 338 M.: 12.20 Gra
mofoonplaten. 1.30 Omroepkleinorkest o.l v.
Leemans. 5.20 Gramofoonplaten. 6.50 Om
roepkleinorkest en Dabbelmannenkwartet
8.2011.20 Bonte avond m. m. v solisten,
mannenkwartet en orkest o.l.v. A. Meule
mans.
Zeesen, 1635 M. 7.20 Noragorkest o l.v
José Eibenschütz. 7.50 Liederen Van Verdi,
m. m. v. Josef Schmidt e.a. 8.40 „Die jagd
nach dem Gold des Kapitan Kid", hoorspel
van R. Schneider—Schelde. 9.45 Berichten
en tot 11 20 Concert uit Hambur?.
Oorspronkelijke roman door Jan Walch.
9
ZESDE HOOFDSTUK.
Straatsburg.
Het zou me bepaald spijten, als we
elkaar niet nog eens in Straatsburg ontmoet
ten", had de nieuwe kennis bij het afscheid
gezegd; en Clara had dat ten volle beaamd
Henri niet; maar het kon zijn, dat hij dezen
wensch niet gehoord had. In elk geval namen
de dame en de heer van hem niet minder be
leefd afscheid, na hun op 't station een hun
speciaal bekenden witkiel te hebben aangewe
zen. Het was altijd een prettig idee, met een
vertrouwd man te doen te hebben, en speciaal
vandaag, want het was erg rumoerig op het
wijde stationsplein, dat zij hadden over te
steken. Groepen manifestantenmet roode
vlaggen trokken in strijdlustige of minstens
strijdbereide houding voorbij; andere groe
pen, met een lelie-insigne, stonden het spot
tend aan te zien. Wat was er aan de hand?
Maar ineens schoot hem te binnen: ach ja,
natuurlijk! Eén Mei!
De porteur sprak Fransch, maar met een
sterk Duitsch accent. Henri sprak hem daar
om, terwijl hij hun den weg wees, maar eens
in het Duitsch toe, maar hij antwoordde weer
in 't Fransch. „Deutsch ist doch gewisz ihre
Journaal, gehouden op 's Lanus Oor
logsschepen „de Glinthorst" en „het
Zeepaard door Joannes Veltkamp,
opper heel- en geneesheer op 's Lands
Vloote ten dienste van de Admiraliteit
Amsterdam. 1759—1764.
INLEIDING.
Met de bovenaangehaalde woorden betitelt
de Zwolsche scheeps-chirurgijn Joannes Velt
kamp het manuscript, dat wij thans in een
aantal feuilletons waarvan wij er eiken
Maandag en Donderdag een zullen opnemen
gaan publiceeren.
In zijn goed bijgehouden journaal vertelt
deze eenvoudige Hollander stijl en spel
ling wijzen op dien eenvoud en wij hebben
daarom zijn journaal nog al eens in modern
ederlandsch overgezet over zijn beleve
nissen aan boord vah Hollandsche oorlogs
bodems en in de landen en steden, welke hij
met die schepen bezocht. Veltkamp beschikt
over een gezond verstand en zijn opmerkin
gen geven blijk van een scherp oog, waar
door hij de zeden en gewoonten in verschil
lende landen in die dagen zijn journaal
loopt van Juni 1759 met een kleine onderbre
king tot Juni 1764 vlot weet te schetsen
en het leven aan boord duidelijk op schrift
stelt.
Er is naar onze meening geen beter mate
riaal om een indruk van een zekere tijdspe
riode te krijgen en om dus een vtrgelijking te
kunnen trekken tussdien het verleden en he
den, dan een dagboe}. Daarin toch heeft de
schrijver slechts ten plez:ere van zichzelf
geregeld onopgesmukt zijn dagelijksche
beslommeringen en dagelijksche indrukken
vastgelegd. Men krijgt zoo een idee van het
leven-van-den-dag in zoo'n periode, en geen
globaal overzicht over een tijdvak van jaren,
zooals de geschiedschrijver voor ons heeft
nagelaten.
De lezer zal bij het bestudeeren van het
journaal vaak glimlachen over de wijze,
waarop men, nu één-drie-kwart eeuw gele
den, leefde en werkte; hij zal zich verwonde
ren misschien over de rust en primitieve toe
stonden in die maatschappij waar men
bijvoorbeeld dertien dagen noodig had om
met een schip van Amsterdam over het Pam
pus naar Texel te komen doch zich tevens
verbazen over het feit, dat het op sommige
punten vroeger al net zoo was als thans, dat
de menschen geen zier veranderen, dat het
gezegde „andere tijden, andere zeden" in
zijn algemeenheid niet opgaat.
Tot goed begrip van de eerste reis, waar
van Veltkamp ons zal vertellen, leggen we
vast, dat de eigenaars der koopvaardijsche
pen tijdens Anna's regentschap sterk hadden
aangedrongen op verbetering van 's Lands
vloot, opdat de koopvaardijschepen goed
konden geconvoieerd worden. In de Middel-
landsche Zee en daarbuiten waren de Alge-
rijnsche piraten de grootste schrik der koop
vaarders en in 1755 had de Dey den Hollan
ders zelfs den oorlog verklaard om zijn on
derdanen gelegenheid te geven vrijelijk te
kunnen rooven. Het gelukte den Schout-bij-
Nacht der Admiraliteit van Amsterdam,
Joost Seis, met veel beleid om in 1757 te Al
giers den vrede te sluiten, die de volle goed
keuring van de Staten kon verkrijgen en
waarvoor Seis een „aanzienlijk geschenk"
van 3.000 werd toegekend benevens de be
tuiging we schrijven het curiositeitshalve
af „van allezins te zijn voldaan over de
goede conduite, dexteriteit en prudentie bij
hem gehouden en in de behandeling van de
negotiatie aangewend".
Twee jaren later rezen er nieuwe geschil
len met den Dey, daar zijn Algerijnen een
„schip met lood" hadden genomen. En dat in
vollen vrede! Gelukkig was de vloot met een
vijf-en-twintig schepen uitgebreid en met een
vijftal schepen van deze nieuwe uitrusting
werd in 1760 Kapitein Pieter Revnst zoon
van den kort te voren overleden Lt. Admiraal
Jacob Reynst naar Algiers gezonden om
voldoening over het genomen schip te vragen,
de „jaarlijksche geschenken" over te brengen,
en om de voortduring van het vredescontract
van 1757 te bestendigen. Reynst slaagde er
niet in om het geroofde schip terug te beko
men, maar de „Ampliatie" van 1760 op het
verdrag van 1757 bewerkstelligde den ge-
wenschten vrede. Verder diene nog, dat op
zee de Negenjarige zeeoorlog tusschen
Muttersprache?" „Non, monsieur, je suis
Alsacien; donc Francais", antwoordde hij
stug. „Dat bevreemdt me" zei Henri tegen
Clara. Ik had het vast gedacht". Clara dacht
het nóg; maar opheldering was hier nu een
maal dat iets niet waar was?
Ze kwamen aan het hotel; het zag er inder
daad zeer goed uit. De chef de réception
sprak hun, toen hij hen tegen elkander eemge
woorden in het Hollandsch had hooren wis
selen, in het Duitsch toe; gaf ook in hei
Duitsch den porteur een aanwijzing, waar hij
de bagage moest neerzetten, waarop die met
„Jawohlantwoordde Ze hadden een rustige
kamer gevraagd, maar er waren alleen ka
mers aan den voorkant. Dan maar een beetje
hoog. En daar zaten ze dan voor de open ra
men, moe van de reis, en hoorden naar het
rumoer op het plein, dat zich allengs in twee
groepen deelde. Dreunend, op de wijze van
het „Air des Lampions", klonk het van de
ééne zij, en dreunend klonk het antwoord van
den overkant. Wat ze riepen, was onver
staanbaar.
Wat roepen ze?" vroeg Henri aan den
kellner, die hun het middagmaal kwam bren-
gen.
Désarmement" zei die met het air van
onverstoorbaar dédain, waarover kellners
van qualiteit beschikken.
En de anderen?"
De kellner bukte zich over de tafel, die hij
bezig was te dekken. Het antwoord draalde.
D«e ande^n wat roepen die?"
Vive la Fxance glaube ich, oder so et-
was..."
Frankrijk en Engeiand heersen te.
Over dezen tocht nu laten we verder Velt
kamp aan het woord, die ons meer over lan
den en steden zal vertellen dan over het vre
desluiten, hetwelk hij aan de geschiedschrij
vers heeft overgelaten.
Het verhaal begint.
De bescheiden auteur vangt zijn geschrift
goede gewoonte van die dagen met een
gedicht aan, dat wij merkwaardigheidshalve
hier laten volgen
„Hij die deez' blaaderen door ziet,
„die stoor hem aan de schrijftrant niet,
„op woord, op letter, meer of min,
„maar lette op de heele zin.
„En op mijn teekenen groot en klein,
„schoon het niet naar de kunst mocht zijn,
„op jaaren die ik toenmaals had,
„toen ik niet was in huis of stad,
„maar op een dobberend zeekasteel.
„Dat maakt hierin een groot verschéel,
„want dat wierd heen en weer gebonsd,
„door wind en golven dat het gonst.
„Dan ook het kraken van het canon,
„Zoodat men zien noch hooren kon;
„en dan weer trommen en de flujt,
„dan frisch en zoo, weer een ge'uid,
„dan vloeken, stampen ende slaan,
„en slingeren dat men niet kon staan
„Zoo ging het dan, van hier naar dnar
„Mijn peneseel en pen wierd raar.
„mijn schrift kreeg dan geen vloeibaar
trant,
„Daarom verschoont het na dien stand".
II.
Eerste reis met het ,,'s landsschip
van oorloge" „de Glinthorst", ge
commandeerd door Kap. P. H.
Reynst, naar Malaga, Livorno,
Gibraltar, Algiers en Cadix.
1759. Den 20sten Juni van dit jaar kwam
ik te Amsterdam aan om te monsteren op het
„schip van oorloge" van de Admiraliteit van
Amsterdam „De Glinthorst", dat gecomman
deerd werd door Kapitein P. H. Reynst. Dien
middag tti avond vermaakten wij ons zeer
goed onder het spelen van muziek en het
crinken van een glaasje wijn. Onze matrozen
tn soldaten waren ook zeer vroolijk en lieten
zich met drinken niet onbetuigd. Die het aan
glaasjes ontbrak, zetten het jenevervaatie voor
den mond en dronken zoo uit het spondgat en
zij reikten het zelfs elkaar ook zoo toe; som
migen dronken op die manier zóó lang, dat
zij met het vaatje voor den mond achterovei
vielen.
Durgerdam. Na op 26 Juni 's middags te
2 uur onder zeil te zijn gegaan, lieten wij
omstreeks half vier het anker vallen voor
Durgerdam, waar wij de Scheepskameelen
bij ons kregen. Aan beide zijden van ons
schip werd een „kameel" gelegd en men liet
die zoodanig vol water loopen, dat zij bijna
on.laag zonken en dat het schuinsche of holle
gedeelte aan weerszijden onder ons schip
kwam te liggen. Touwen, waarmede de ka-
meelen met elkaar verbonden waren, werden
nu vastgedraaid en door de geschutspoorten
werden balken naar buiten gebracht, die bo
ven op de kameelen kwamen te rusten. Toen
dit alles terdege was verzorgd en vastge
maakt, werden de kameelen leeg gepompt en
ons schip rees toen met de kameelen in de
hoogte, hetgeen een geweldig gekraak met
zich meebracht. De kameelen zijn van binnen
in kamertjes of vakken verdeeld en op ieder
staat een pomp.
Op 30 Juni zeilden of liever dreven
wij met dit gevaarte over het Pampus en wij
werden ook nog voortgesleept door een zestal
waterschuiten, die alle achter elkaar als zes
paarden ons schip voorttrokken.
Den 3den Juli zeilden wij van Pampus
naar Urk, alwaar wij om 7 uur 's avonds voor
anker gingen. Den 8sten Juli vertrokken wij
weer van Urk en op 9 Juli werden wij ont
last van de kameelen, hetgeen niet zoo heel
gemakkelijk in zijn werk ging. Men liet beide
eerst weer vol water loopen, waarbij men er
voor moest oppassen, dat het eene niet eerder
dan het andere omlaag zakte, en zij gelijl
lijk met schip naar beneden gingen. Wij wei
den dus van deze vrienden ontlast, doch om
vingen daarvoor in de olaats 58 vuurspu-
wers of wel „donderdraken", die bollen kon
den uitbraken van achttien, twaalf, acht en
l) Scheepslichters.
Ik geloof, dat .we in een erg Duitsch
hotel zijn".
Ja, enfin, 't eten ziet er goed uit", ant
woordde Clara. En dat was het eerst be
langrijke, want ze hadden honger.
Den volgenden morgen om een uur of tien
ze zaten rustig in de heerlijke Meizon voor de
open ramen te ontbijten, kwam de kellner zeg
gen, dat er voor hen getelefoneerd werd.
Voor ons? Maar dat is onmogelijk
Herr Hóghen Loegt?"
Ja. 't Is vreemd Enfin, ik zal even
gaan
Hij volgde den Ober. Plotseling kreeg
Clara het idee, dat het wel goed kon zijn, ais
zij er bij was. Ze was, zoo ver van huis, de
noodzakelijkheid van dat toezicht even ver
gaten Maar ja Even kwam de gedach
te bij haar op, dat het wel 'n beetje gek was,
als zij daar achteraan liep; ook Henri zelf
zou 't zonderling vinden zou ze 't dan
maar op zijn beloop laten?
Ze was opgestaan, maar draalde, aarze
lend of ze de deur zou uitgaan, of niet
Het was nu misschien al te laat Meteen
vielen haar de jas en hoed van haar man aan
den kapstok in 't oog Wacht, dat was een ge
schikt voorwendsel! Ze zou hem die brengen,
zeggen, dat ze had gedacht, dat dat tele
foontje hem misschien voor een boodschap
r.aar buiten riep.
Snel de trap afloopend werkte ze het idee
nader uit. Daar stond hij, in de telefooncel,
in de hal, dicht bil het bureau de réception
Hij stond nog te luisteren Ze trok de deur
onen, hield hoed en jas in de hoogte, wenkt;
hem dringend, zoo dringend dht hy ia de.
zes ponden zwaar; deze werden ons met lich
ters of „kagen" aan boord gebracht.
Den 27sten Juli gingen wij 's middags
onder zeil en voeren voorbij het schip Groene-
woud, dat naar het Noorderkwartier was uit
gevaren, doch aldaar was omgeslagen en ge
zonken; zijn mast en boegspriet staken nog
boven het water uit. De luitenant Lindenhof
was bij deze schipbreuk verdronken; wij
:adden een constabelsmaat bij ons aan
boord, die nog op dit schip had gediend. Des
avonds om 7 uur gingen wij bij het eiland
Texel voor anker.
Op 3 Augustus werden al onze kanonnen
schoongemaakt, met los kruit geladen en één
voor één afgeschoten, hetgeen een aardig ge
bulder veroorzaakte. Na een keer vergeefs de
ankers gelicht te hebben, aangezien de wind
niet sterk genoeg was, zeilden wij dan toch
op 21 September van Texel met een vloot van
19 oorlogs- en koopvaardijschepen. Den
22sten September kregen wij de Fransche
kust in het oog. Het geheele Kanaal door
zagen wij meestentijds aan beide zijden land,
doch het best zichtbaar waren de rotsen aan
de Engelsche kust. Den 26sten September
verlieten wij het kanaal en kwamen in de
Spaansche Zee.
Op 25 October kwamen wij ter hoogte van
de „Barling" Volgens het scheepsgebruik
moesten allen, die nog niet eerder de „Bar-
lings" gepasseerd waren, gedoopt worden of
zij moesten den man niet minder betalen dan
twee schellingen. Maar er werd meer 1, 2, 3
guldens of een ducaat betaald dan twee schel
lingen.
Dat doopen ging dan zoo in zijn werk: in
de groote sloep, die, als men op zee is. mid
den op het schip staat boven de barkas en de
kleine sloep, gaan dan eenige onderofficieren
zitten met eenige putsen water bij zich en wie
nu in den kuil daar passeert en geen doop
geld heeft betaald, kriigt zoo'n puto vol
water over zijn hoofd. Het geld wordt door
het volk wederom verteerd in wijn of bier of
iets anders, al naar het best geoordeeld
wordt en het best op de eeiste reede, waar
men aankomt, te krijgen is. Desgelijks wordt
ook gedaan op de «dienen, die de „Tropens"
of de Linie passeeren.
Op 30 October zeilden wii voorbij Kaap
Vincent, een uithoek van de Portugeesche
kust. Daar boven op het gebergte staat ten
klooster, dat van verre een raar gezicht op
levert en daarom door de zeelui het ..munnik
kenstrontie" genoemd wordt.
Den 7den November kwamen wij in het
nauwe gedeelte van de Straat van Gibraltar
en hadden aan onze rechterhand de kust van
Afrika en aan de linkerhand de kust van
Europa.
Op 8 November kwamen wij voor Je M d-
dellandsche Zee. Den gepasseerden nacht
hadden wij wel vier of acht maal loos alarm
gehad voor oefening. Als de trommen alarm
sloegen, was onze post in de „Bottelarie";
dan kwamen de ondermeesters met de lan
taarn om het kistje met „slagverband" te
halen, waarmede zij dan naar de „Bottelarie"
trokken en daar tevens de bedden voor de ge
blesseerden klaar maakten. Hiertoe werden
dan de zeilen uit de zeilkooi gehaald en rond
om als bedden in de „Bottelarie" gelegd. Als
de aftrom werd geslagen, werd dan ook alles
wederom opgeborgen en iedereen ging weer
naar zijn kooi, waarna het somtijds nauwe
lijks een „hard uur" duurde of het was al
weer alarm. Als de trom alarm slaat, weet
een ieder zijn post. van den groototen tot den
kleinsten toe. Zoo moest bijvoorbeeld de
Dominee bij de lantaarn van de voorste
kruitkamer staan, de secretaris was dan
Commandeur van twee stukken kanon in de
kajuih en zoo ook de hofmeester. De kleine
jongens moesten met de „cardoeskokers"
loopen om daarmede de „cardoesen" uit de
kruitkamer naar de stukken te brengen, zoo
dat binnen een kwartier tijd ieder op zijn
post en het geheele schip in slagorde is. ter
wijl niemand „malkander" in den weg loopt.
Wie de wacht had, moest toch boven blij
ven; alle vier uren werd de wacht afgelost en
deze was verdeeld in twee deelen: het eene
deel werd het Prinsen-kwartier en het ande
re deel het Graaf Maurits-kwartier genoemd.
Er waren zes wachten van elk 4 uur en daar
van had elk „kwartier" dan drie wachten
De eerste wacht werd. na het slaan van de
taptoe uitgezet om 8 uur 's avonds; dan
kwam de provoost met een stok bij het groo
te luik tusschendeks en sloeg driemaal op de
trap, daarbij met luider stemme roepende:
„Hoort mannen, hoort, de eene zegt het den
anderen voort, niemand drinkt zich dronken
in bier of wijn, het zal vanavond Prinsen
kwartier (of Graaf Mauritskwartier) zijn'"
De eerste wacht duurde dan tot 12 uur;
de nachtwacht van 12 tot 4 uur; de dag
wacht van 4 tot 8 uur; de „voordemiddag
s) Scilly Islands.
telefoon zei: „Excuseert u mij één oogen-
blik „Wat is er?" vroeg hij haar toen.
Ik dacht, dat je misschien uit moest".
O nee. Het zijn die heer en dame uit den
trein van gisteren. Ze vragen, of we lust
hebben om een autorit met hen te maken naar
St. Odiliënberg. Ik heb gezegd, dat ik geen
lust had, maar jij misschien wel".
O, dan kom ik net van pas", ant
woordde zij. „Ik zal even met ze spreken
Neen, ga jij nu even weg en doe de celdeur
dicht; ik kan niet rustig praten als er iemand
bij me staat Ik ik ben een beetje ner
veus". Het viel haar even op, dat zij zooveel
te meer loog, nu hij 't niet meer deed. Zoo
„vullen echtgenooten elkander aan". Maar
aan zulke beschouwingen kwam zij niet toe,
geagiteerd greep zij den hoorn. „Ik hoor dat
u zoo vrendelijk is ons uit te noodigen tot een
autotocht? Wat zegt u? Nog een paar Elzas-
sische vrienden gaan ook mee O juist
De telefoon is niet erg duidelijk, wat zegt u?
Niets van de „Administration" deugt? Haha,
heel aardig Maar Ja, nu versta ik u
beter. Een paarElzassische vrienden; u hadt
gedacht, dat 't voor mijn man wel aardig was
geweest, eens kennis met hen te maken, om
den geest in 't land wat beter te leeren ken
nen? O ja, dat zou zeker, maar ze wierp
een schichtigen blik achter zich; gelukkig,
Henri stond nogal afzijdig U zegt?
Hij heeft het geweigerd, zeer gedecideerd ge
weigerd O, maar mevrouw, het spijt mij
ook zeer Het is hm nog een ge
volg van zijn ziekte. Een beetje kort aange
bonden, zegt u? Och, mevrouw, u moet hem
dat vergeven; hü is anders de hoffelijkheid
en vele ongesteldheden, zuilen U de hier ge»
noemde genezende en pijnstillende
Mijnhardt's Poeders
spoedig helpen; Mijnhardt's Hoofdpijnpoedert
Kiespijnpoeders. Verkoudheidspoeders.
Hoestpoeders Rheumatiekpoeders.
Maagpoeders Pijnstillende poeders.
Op poeders en doos staat de naam Mijnhardt.
Let bij het koopen hierop! Prijs per poeder 8 ct.
en per doos 45 ct. Verkrijgbaar bij Uw drogist.
wacht" van 8 tot 12 uur; de achtermiddag-
wacht van 12 tot 4 uur en dan nog de
„platvoetwacht" van 4 tot 8 uur; in deze
wacht is dan alles in beweging; men mag
dan zingen, spelen en dansen en allerhande
grappen maken, tenminste voorzoover als
wind en weer zulks toelaten.
Den 9den November zeilden wij, door mis-
verkennen van het land, Malaga voorbij en
zagen den anderen dag 's morgens, dat wij
voor Venus Malaga waren. Wij moesten
toen wenden en des achtermiddags om 6 uren
kwam er een valwind uit het N.N W. over
het gebergte, dat „de Granaatbergen" wordt
genoemd en altijd met sneeuw bedekt is, dat
onze voorsteng en bramsteng van boven
neergooide en onze groote steng knakte. Dit
bracht een groote confusie op ons schip te
weeg; wij moesten het anker midden op zee
laten vallen en alles was in de weer. Ik
stond op het halfdek, toen het gebeurde,
maar de splinters, touwen en zeilen vlogen
mij zoo „om de kop", dat ik mij haast niet
wist te bergen: ik nam de vlucht naar achte
ren en zocht dekking op het campanjedek
Wij bleven op een mijl afstand van Malaga
liggen en zetten de nieuwe stengen op, die
wij nog in voorraad hadden. A' het touw- en
wantwerk, zoowel van de groote als van de
bramstengen, moest uit en in „malkander".
Den 17den November kwamen wij in de
haven van Malaga aan en lagen daar met
de touwen van het schip aan den wal vast,
hetgeen een zeer vrije en veilige ligplaats
was. 's Avonds om half 8 raakte achbr het
havenhoofd een Spaansche bark in brand;
onze barkas werd er dadelijk heen gezonden
met de brandspuit, en de kleine sloep met
waterfusten. De brand was niet te blus-
schen en des nachts sprongen de vier stukken
kanon van de bark; des morgens was de
bark tot op het water toe afgebrand.
Malaga is een vo1krijke stad en de huizen
zijn meest op ziin Moorsch gebouwd, dat is
met een plaats in het midden. De voordeur
gelijkt meer op den ingang van een paarden
stal dan op dien van een huis. Deze stad is
ook voorzien van een groote en fraaie kerk,
terwijl kort bij op een berg ook een kasteel
of sterkte ligt, het Moorsch Kasteel ge
naamd. Dicht bii deze stad was ook een
„vermakelijke" plaats, die de waterplaats
wordt genoemd en waar wij ons versch wa
ter vandaan haalden, dat van boven van de
bergen kwam afloopen en trapsgewijze door
marmeren leeuwenkoppen en bakken stroom
de. Het uitzicht was daar overheerlijk; men
zag er uit over de groene, bloeiende en tege
lijk vruchtdragende boomen: kastanjes, gra
naatappels, citroenen, oranje appelen, vij
gen, kersen, moerbeien, waarmede geheele
velden en akkers bedekt waren. Verder zag
men boven die bloeiende zomer de ijselijk
hooge met sneeuw en ijs bedekte bergen, dus
zomer en winter tegelijk. Ook zag ik daar
van verre de overschoone wijnbergen, alsof
zij door een mantel van sneeuw omhuld wa
ren.
Men eet in Malaga erg lekker brood, dat
van kastanjes wordt gebakken. Dit brood is
zeer aangenaam om te eten met versche vij
gen; ook eet men de vijgen met amandelen,
die er eveneens in groote hoeveelheden
groeien. De amandel en olijfboomen komen
er even overvloedig voor als de wilgen in
Holland; de watermeloenen en „kanteloe
pen" groeien hier ook welig.
Men maakt hier ook een soort kaasjes van
gedroogde vijgen en amandelen, die daartoe
in bevlochte matjes samengeperst worden,
waarna men deze vaste en stijve massa in
plakjes kan snijden, welke zeer lekker zijn
om te eten. De weinige boter, die hier gewon
nen wordt, wordt meestal in belstendarmen
gedaan en zoo verkocht en verzonden. De
lekkere en aangenaam verkwikkende wijn,
die hier in overvloed wordt gemaakt, wordt
meest per „quarterkas" verkocht, dat is een
vat, waarin ruim 3 ankers gaan, en men
berekende dat een flesch ons op een halve
Hollandsche stuiver kwam te staan; de wijn
wordt hier meestal met sneeuwwater gedron
ken.
De mannen gaan des daags meest in
bruine of zwarte mantels gekleed met groote
ronde hoeden of mutsen oo het hoofd, die
voor en achter ziin ongeslagen De „hand
werks'uicCn", hetzii timmerman of metse
laarsknecht. gaan met hun mantel om naar
hun werk: als zii aan het werk oraan leegen
zij mantel en hoed bii zich neer. De vrouwen
zelve Een dag uitstellen? Ja, ziet u
ik weet niet of we hier dan nog zijn Wat
zegt u? Een bijeenkomst vanavond? Ik zal
het mijn man vragen, maar als hij zich nog
te vermoeid voelt, vindt u wel goed
Op dit oogenblik trok Henri de celdeur
open.
Nog niet klaar?"
Zij wenkte hem af. „Dadelijk. Wacht nog
even „Neen, neen zei ze in t toestel
„Ik wou graag eens even aanzien, hoe hij zich
houdt. Mag ik u dan vanmiddag even opbel
len? Goed; dadelijk na het déjeuner. Afge
sproken. Ja, ik noteer het nummer. Moet ik
aan naar u vragen? O, niet noodig; goed
mevrouw. U neemt mijn man zijn ietwat
abrupt antwoord toch niet kwalijk? O, u
is al te vriendelijk. Tot vanmiddag, me
vrouw". En zij legde resoluut een vrouw,
die de zaken moet afdoenden hoorn neer,
en kwam naar buiten.
Het gesprek had althans weer het besef,
dat langzaam aan 't insluimeren was, in
haar gewekt, dat zij wel zeer noodig was, ook
in den vreemde, om het verkeer met de buiten
wereld niet aan Henri alleen over te laten.
Nu", zei hij. „jij hebt je er toch zeker
ook afgemaakt?"
Ja zei ze voorzichtig, o, wat
was het telkens moeilijk, met hem ook 't
juiste woord te kiezen; en dan zoo zonder
steun hier „Ja, maar ze was een beetje
ontstemd, dat jij het zoo bot-af had gewei
gerd?"
(Wordt vervolgd.)!