DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Hotel Toelast. TAFELTENNIS. De politieke toestand in Duitschland. No. 57 Woensdag 8 Maart 1933 135e Jaargang Uit hel JUulement Bayetiiksch Oueczicht Begin April zal de nieuw gekozen Rijksdag in de garnizoenskerk te Potsdam bijeen- komen ter bespreking van de grondweti wijziging. DE NIEUWE VLAGGEN Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.—, tranco door het geheele Rijk 2.50. Losse nummers 5 cents. PRIJS DER GEWONE ADVERTENTIEN; Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk kerij v b. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9, postgiro 37060. Telef. 3, redactie 33. Directeur: C. KRAK. Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA. Dit nummer bestaat uit drie bladen. DEN HAAG 7 Maart 1933. De vergadering van heden van de Tweede Kamer is nagenoeg uitsluitend ingenomen geweest door de interpellatie van den heer A 1 b a r d a (s d.a.p.) over de muiterij op „De Zeven Provinciën". Nadat een paar wetsontwerpen waren aangehouden wegens ongesteldheid van den betrokken minister van \Va.e<staat kreeg de heer Albarda het woord voor zijn interpellatie. De interpellant had voor zijn vragen zestien punten opgesteld en hoewel het wat veel schijnt, meenen we toch goed te doen ze hier weer te geven. De toelich ting op die vragen was in het algemeen zoo bondig, dat we meenen te kunnen volstaan met de reproductie van !e vra gen. Zij luiden: 1. Hij vroeg of nadere mededeelingen niet hebben bevestigd dat de bewoordin gen van het telegram van den Ine schen vlootvoogd, waarvan de inhoud op 31 Dec. des voormiddags tusschen 9 en 10 uur „voor den boeg" ter kennis van de schepelingen is gebracht, terstond hij velen de opvatting hebben doen post vatten, dat van de tweede salariskor ting, in afwachting van een salarisher ziening, was afgezien, alsmede dat die opvatting door den marine-commandant te Soerabaja en door verscheidene dag bladen aanvankelijk is gedeeld? 2. Waarop de heer Albarda liet volgen de tweede vraag: Waarom heeft dc vloot voogd toen toch ook hem gebleken moest zijn dat de opvatting van zijn telegram door de schepelingen niet strookte met de bedoeling, neergelegd in het telegram van den minister van Koloniën aan den G.-G- niet op de snelste manier maat regelen getroffen om het misverstand weg te nemen en waarom heeft de com-1' mandant der marine eerst op 3 Januari; nadat de vloot was uitgevaren, een recti ficatie gegeven in eer dagblad? 3. Heeft de Regeering, toen in Neder land de berichten vernomen werden omtrent de vreugde, waarvoor hét tele gram van den vlootvoogd stof had gege ven/geen aanleiding gevonden om aan stonds te bevorderen, dat het misver stand werd opgehelderd? De Regeering heeft een groote fout be gaan geen bijzondere audiëntie coe te staan aan het Cambo. Do heer Albarda vroeg in dit verband: 4 Was de audiëntie, welke het Cambo op 30 Dec. telegrafisch bij den minister van Defensie had aangevraagd en welke op 7 Januari door den minister Schrifte lijk is geweigerd, indien zij tijdig was verleend, niet een goede gelegenheid ge weest om door tusschenkomst van dat comité het vlootpersoneel ten aanzien van de regeeringsbedoelingen uit een verkeerden waan te verlosen en ook, om omtrent de stemming van dat personeel en de actie van het Cambo te worden ingelicht? De heer Albarda merkte voorts op, dat juist de marinebonden alle mogelijke moeite hebben gedaan de rust onder de schepelingen te bewaren. Zij hebben in een motie iri Den Helder hun trouw aan de krijgstucht en aan het gezag uitge sproken. De schepelingen hadden tot voorbeeld het gebeurde op de Engelsche en Australische vloot. De bestuurders hebben denkbeelden in die richting be streden. Zij hebben den mannen op het hart gedrukt op den legalen weg te blij ven. Er is geen enkel bewijs van het tegendeel. De heer Albarda stelde hier de volgen de^ vraag: 5. Is der Regeering bekend, dat de bon den voor het marine-personeel en ook t Cambo, niet alleen na het uitbreken van de muiterij op de „Zéven Provin ciën" daarover hun afkeuring onbe wimpeld hebben uitgesproken, maar dat zij ook te voren en inzonderheid de be stuurders van den Bond van Marine schepelingen hier en in Indië hun krachten hebben ingespanen om het muitende vlootpersoneel, ook dat op de „Zeven Provinciën", van illegals. actie te weerhouden? 6. Wanneer ontving de bemanning van de „Zeven Provinciën" mededeeling van de besluiten der Regeering om op de sa larissen van het Europeesche mindere personeel nog 4 percent en op die van het inheemsche personeel nog 7 pet. te korten, zulks met ingang van 1 Febr.? Is de regeering niet van oordeel, dat die besluiten bij de bemanning, die'teSoe- i abaja de meening had opgevat, dat geen tw eede kortingen zouden worden toege past, plotselinge en diepe teleurstellin gen moesten teweeg brengen? Reeds te Sabang was er met de beman ning iets niet in orde. Zij wilden verga- uer^n, doch dat werd verboden. 7- Konden en mochten de coonpahdant van de officieren van de „Zeven Pro vinciën" onbekend zijn met de stemming die onder de bemanning van het schip leefde, vooral nadat zich te Sabang reeds onrustbarende teekenen hadden ver toond? 8. Had de commandant met een aantal zijner officieren het schip mogen verla ten voor een samenzijn aan den wal, terwijl hij moest weten, dat de geest on der de bemanning verbitterd was? De heer Albarda releveerde vervolg-ns dc zorgeloosheid der officieren te Oleh- Oleh op 5 Febr. Hij achtto de muiterij onmogelijk als er maar geringe waak zaamheid was getoond. Het schip was overgelaten aan jeugdige officieren, die nog niets deden toen de poging werd ge daan om de statietrap op te halen. De heer Albarda vroeg: 9. Is het waar, dat de commandant twee keer gewaarschuwd was, eenmaal door middel van een rapport van een politle-ambtenaar, die vernomen had, dat de bemanning,zonder den comman dant wilde uitvaren, en eenmaal door den vlootvoogd, die hem vermaand had oo zijn hoede te zijn; en dat die com mandant desondanks geen enkelen voor zorgsmaatregel heeft getroffen en zelfs de aan boord achterblijvende officieren niet ingelicht heeft? 10. Is de Regeering dan niet van oor deel, dat de stemming, waardoor de muiterij is voortgebracht, veroorzaakt Is door den zeer betreurenswaardigen gang van zaken bij de voorbereiding van do salariskortingen, en dat de uiteraard volstrekt ontoelaatbare handeling van de schepelingen, die eigenmachtig met het schip zijn uitgevaren, niet had kun nen plaats hebben, indien zij niet door de achteloosheid van den commandant en zijn officieren mogelijk en zelfs ge makkelijk was gemaakt? Men heeft de daad overdreven. Het is geen poging tot opstand of rc lutie ge weest. Alleen een demonstratie. De daad op zichzelf is afkeurenswaardig, maar merr overdrijve de beteekenis daarvan rfiet.' Iri Ehgelan'd heeft men de dienst weigering indertijd ook tot haar ware proportiesteruggebracht. 11. Is. het waar, dat het schip is uitge varen en is blijven varen onder Neder- landsche vlag; dat van het schip ten minste drie maal, op 6, 9 en 10 Februari, is geseind; dat men slechts een protest demonstratie bedoelde, geen geweld in den zin had, naar Soerabaja wilde gaan om een. dag vóór aankomst aldaar het schip aan het wettig marine-gezag terug te geven en dat het schip zelfs op "0 Februari toen het eskader het ontmoet te, niet gevechtsklaar was gemaakt? Zoo ja ziet de^ regeering dan niet een groot onderscheid tusschen de in zeer afkeu- rënswaardigen vorm ondernomen de monstratie en een muiterij, die een po ging. tot strijd tegen het Ned. gezag zou hebben bedoeld? Moest met dit onder scheid bij -het optreden tegen het schip geen rekening zijn gehouden? De heer Albarda begreep volkomen, dat nien het schip niet naar Soerabaja, dat in ppwincjing verkeerde, kon laten doorvaren. Maar. waarom niet een offi cier in een vliegtuig of in een snelva rende boot- naar de „Zeven Provinciën" toegezonden en aan de muiters een dui delijke,'laatste Waarschuwing gegeven? De volgende vragen stelde hij nog: 12. Is'het w'garj dat eenige korporaals van de marine te Soerabaja, onmiddel lijk na het bekend worden van de mui terij, op.5 Febvuari zich bij den comman dant der marine hebben aangeboden om met «en vliegtuig naar de „Zeven Pro vinciën" te gaan,' teneinde de muitende bëmannïng tot onderwerping te bewe gen en dat, dij aanbod is afgewezen? Zoo ja, heeft dan de commandant der marine eigenmachtig dat aanbod afge wezen, zonder dat de vlootvoogd, de In dische Regeering en de Nederlandsche Regeering daarmede in kennis waren géstéld? Is'de Re'geering niet van mee ning, dat aauvaardjngvan het aanbod eén kans zou hebben opgeleverd om aan de muiterij zonder bloedvergieten een einde te maken? 13. Is het waar, dat het bestuur van het Verbond van Vereenigingen van Overheidsdienaren op Zondag 5 Fe bruari te Banfloeng aan den vlootvoogd heeft verzocht zich draadloos te mogen wenden tot de bemaning van dc „Zeven Provinciën" met den dringenden raad, om naar Oleh-leh terug te keeren en zich te onderwerpen aan het gezag en dat dit verzoek nadat het door den vloot voogd ter kennis van de Regeering was gebracht, eveneens is afgewezen? Hierop volgden pog de volgende vra gen: 14. Jndien de beide vorige vragen be vestigend worden beantwoord, is de Re geering dan niet van oordeel, dat niet al het mogelijke is beproefd om een op- losmg met gewéld te vermijden? 15. HoeTijmt de Regèering het gebruik var( een bonu ujt <en bombardements vliegtuig in vredestijd neergeworpen op een schip met Nederlandsche onderda nen met de verklaring, enkele dagen te voren door den minister van Buiten- landsche Zaken in de ontwapeningscon ferentie te Genève afgelegd, dat de Ned. Regeering het Fransche voorstel, om het gebruik van bombardements-vliegtuigen zelfs tegen vijandelijke troepen* in oor logstijd te verbieden van harte toege juicht? 16. Is de Regeering niet van oordeel, dat bij de rechtspleging over de muiters voor den Krijgsraad in Ned.-Indië, deze den rechtskundigen bijstand behoeven van verdedigers ,die van de Regeering en van de militaire overheden onafhan kelijk zijn en wil hij met den grootsten spoed bevorderen, dat door een wijziging en aanvulling van art. 114 van de van het jaar 1814 dateerende rechtspleging voor de zeemacht mogelijk wordt ge maakt? Namens de regeering heeft Minister Dec kers geantwoord, terwijl de Mi nister van Koloniën, de heer De Graaff, als zwijgende getuige naast hem zat. Ondanks vele interupties, waarbij voor al de heer D u ys (s d.a.p.) zich uitsloof de als suporter van den interpellant, heeft de bewindsman rustig en met groo te kennis van zaken geantwoord. Hij be gon evenwel met de opmerking, dat er, gelijk men weet, - .en Witboek is te wach ten, waarin het gansche gebeuren met de „Zeven Provinciën" en wat er mede sa menhangt zal worden medegedeeld. Hij zou dus op sommige punten het ant woord moeten schuldig blijven omdat daaromtrent het onderzoek niet geëin digd zou zijn. Intusschen hebben wij van de ontstentenis van betrouwbare inlichtingen niet veel kunnen bemerken. In antwoord op de eerste vraag merk te de Minister op, dat men in marine kringen wel degelijk rekening hield met de mogelijkheid van het doorgaan van de korting; bij de interpellatiè-Drop had hij dit trouwens ook reeds medegedeeld. Hoe die mededeeling bij de talrijke hon derden mannen is ingeslagen, valt niet na te gaan, doch in een vergadering van neutrale bonden heeft men erkend, dat er niet aan te tornen of te twijfelen viel. Wat de tweede vraag aangaat: op 31 December is het bericht betreffende de korting verschenen. De rectificatie op het onjuiste bericht kon de commandant niet geven, omdat in de kranten van 2 Januari de onjuiste mededeeling was verschenen. Het meerendeel van de equipage heeft van die rectificatie echter kennis genomen en het is een onjuiste voorstelling van zaken te beweren, dat de tweede korting pas was afgekomen toen de vloot was uitgevaren. Natuurlijk is het zeer te begrijpen, dat de Europeesche bemanning in haar nop jes was, toen zij meende dat de korting geheel achterwege zou blijven, maar goede grond voor die onderstelling was er waarlijk niet en zeker niet voor het vermoeden, dat de korting geheel ach terwege zou blijven. Wat vraag betreft, verklaarde de minister dat er voor hem geen enkele reden bestond om het Cam bo in bijzondere audiëntie te ontvangen. Ware er iets ernstigs te verwachten ge weest, dan had het Cambo zich onmid dellijk tot den minister moeten begeven. Het heeft echter daadwerkelijk getoond geen behoefte aan een bijzondere au diëntie te hebben. Dat het Cambo zich in volstrekten zin vfkeurend heeft uitgela ten over de muiterij, is den minister niet bekend. Het bestuur van Cambo is in %voord en geschrift zonder tact te werk gegaan. Men ried wel: houd je kalm, doch intus schen zei men het op een wijze, die moest werken als een roode doek op een stier. Wat betreft de vragen 8 en 9 erkende de Minister, dat er slechte verschijnselen waren waargenomen op „De Zeven P o- vinciën", doch de bevelvoering van het schip schijnt er niets van bemerkt te hebben en de commandant heeft dan ook nagelaten de noodige voorzorgs maatregelen te nemen. Tweemaal is hij gewaarschuwd, dat het aan boord niet pluis was, doch de commandant heeft, toen de vloctcom- mandant hem had gewaarschuwd, z':n officieren enkel tot meer waakzaamh -id aangespoord, en toen hij docr de politie werd gewaarschuwd, die door den ma troos Haastrecht op de hoogte was ge bracht, heeft hij eenvoudig de schouders opgehaald. Niet de kortingen, doch de gansch ver keerde geest aan boord heeft de muiterij doen uitbreken. De daad der schepelingen mag men niet als een demonstratie beschouwen. Demonstreeren doet men op een andere wijze, doch het is niets anders dan mui terij geweest. En Jat is een strafbaar feit, gelijk trouwens ook de heer Albar da erkent. Wie eenig begrip heeft van krijgtucht, zai moeten toegeven, dat het aanbod van de korporaals te Soerabaja niet voor aanneming vatbaar was. Op die wijze zou het gezag niet ge handhaafd zijn. Daarom kon ook niet met de muiters in onderhandeling wor den getreden. Er is intusschen volstrekt niet met geweld opgetreden. Er zijn duidelijke sommaties gegeven en de muiters dragen de verantwoordelijk heid voor het vergoten bloed, evenals zij die hen in de oproerige stemming hebben gebracht. Er is daarbij gebruik gemaakt van vliegtuigen. Dat was na tuurlijk volkomen in den haak, waar te Genève slechts een tot niets bindende verklaring tegen het gebruik van vlieg tuigen was afgelegd. Vliegtuigen behoo- ren nog steeds tot de bewapening van onze defensie en niets verbied, het ge bruik hiervan, vooral niet in een geval als dit .waarbij een torpedo of geschut vuur ongetwijfeld zwaarder onheil zou hebben veroorzaakt. Wat de rechtspleging betreft, de mi nister verklaarde zich geen blinde be wonderaar van het thans geldende stel sel, doch hij zag er geen bezwaar in, dat de verdachten zouden verdedigd worden door officieren, d'e onderricht in het militaire recht hebben ontvangen en al licht beter op de hoogte er van zijn dan een jurist van beroep. Ten onrechte heeft de heer Albarda hun onpartijdig heid in verdenking gebracht. Maar de regeering is bereid te overwegen of er in het bestaande stelsel cok wijziging moet worden gebracht. De hierop volgende repliek van den heer Albarda bracht uit den aard der zaak geen nieuwe gezichtspunten. Het gaf alleen, toen de interpellant den heer Vliegen huldigde wegens zijn bedanken voor zijn functie te Genève, den sociaal democraten aanleiding tot een ap plausje. Alhoewel de heer Marchant (v.d.) meende, dat er ook wel andere midde len mogelijk waren geweest om de mui ters tot beter inzicht te brengen (de commandant had b v. zich aan boord kunnen begeven), erkende hij niettemin, dat we hier met muiterij te doen heb ben. waartegen do overheid met kracht Op veler wen&ch voortaan Woensdag» avonds 812 uur. moest optreden. Maar hij zette uiteeu, dat de grondoorzaak van het gebeurde is te zoeken in het geldende stelsel, dat hij kenschetste met den eisch: maak geen moeilijkheden". Wie zich daar niet aan houdt maakt geen carrière en wordt slachtoffer. Daarom moet er een nieuw regime komen, waarbij in de eerste plaats de regeering de baas blijft tegen over de organisaties. De heer Eerdmans (libweet aan de s.d.a.p., met name aan den overleden volksvertegenwoordiger Hugenholtz, den slechten geest op de vloot en hij knoopte daaraan vast een philippica tegen de s.d.a.p., die als politiek-parlementaire partij het maatschappelijk leven onder mijnt en het gezag afbreekt, wat haat* tegenover de slapheid van karakter, welke thans bij zoovelen valt waar te nerren, niet moeilijk valt. De heer Tilanus (c.h die zich krach tig uitliet tegen het beleid van onze marineofficieren ,die zich te weinig be moeien met de minderen en er vreemd tegenover staan, toonde zich in het bij zonder gebeten op de militaire bonden, welke feitelijk van alles de 3chuld dra gen. Ook de heer Van Rappard (lib.)' was over die bonden niet te preken. Nadat de heeren Wijnkoop (ccmm.) en Duys (s.d.a.p.) een beetje met elkander hadden geredetwist over de vraag, wie eigenlijk de ondermijners van het gezag zijn en minister Deckers nog een kritiek had doen hooren op het optreden van het Cambo, besloot de heer Albarda de in terpellatie met een motie, waarbij aan- gedTongen werd op eeri wijziging van de militaire rechtspleging wat betreft de verdediging van beklaagden in een strafproces. Deze motie komt, daar het aantal leden niet meer voldoende was, morgen in stemming. De Duitsche rijksregeering is Dinsdag in de rijkskanselarij te Berlijn in een zitting bijeen gekomen, teneinde haar standpunt te bepalen tot den uitslag der verkiezingen. Rijkskanselier bracht een rapport uit over de nieuwe situatie. Bij besluit van het kabinet zal de nieuw- gekozen rijksdag van 3 tot 8 April bijeenko men. De plechtige openingszitting zal plaats hebben in de garnizoenskerk te Potsdam. Voor de zittingen, welke daarna zullen plaats hebben, is de zetel nog niet vastge steld. De kerkdiensten voor de afgevaardig den zullen op den dag dei' rijksdagbijeen komst plaats vinden in de protestantsche Nikolai-kerk en voor de katholieken te Pots dam. Rijkspresident von Hindenburg zal dien dag op het graf van Frederik den Groote een krans leggen. o In deze kabinetszitting legde Hitier er den nadruk op, dat thans een groote arbeid voor de deur staat. Voorts wees hij op de nood zakelijkheid van den gemeenschappelijke politiek in rijk cn lanoen. Den rijksdag za! een machtjgingswet wor den voorgelegd, welke het karakier zal dra gen van een grondwetswijziging. Von Papen dankte den rijkskanselier en de nationaal-socialistische organisatie namens het rijkskabinet voor de geweldige prestaties bij de verkiezingen. Voor het strijdfront zwart-wit-rood dankte minister Seldte. Dr. Frick rapporteerde de gebeurtenissen te Hamburg, Bremen Lubeck en in Hessen Dr. Frick zeide dat de maatregelen van het rijk moesten volgen, omdat anders groot ge vaar zou bestaan voor de orde en veiligheid in deze landen. De discipline der politie schijnt in gevaar, wanneer het rijk niet in grijpt. De juiste datum voor de bijeenkomst van den rijksdag is dus nog niet vastgesteld Waarschijnlijk gaat Hitier niet naar Genève. Misschien spreekt Hitier einde dezer week voor de microfoon. Er zal een ministerie voor propaganda in het leven worden geroepen met als leider dr. Goebbels. Feitelijk is het bovenstaande het eenige nieuws, dat er van ae Duitsche regeering te vermelden is. Daar staat tegenover, dat er over politieke botsingen e.d. nog wel eenige kolommen geschreven zouden kunnen wor den Plaatsgebrek noopt ons dat in telegram stijl te doen. Er wordt overal druk gevlagd. Op het huis van den rijkscagpresident, dat tegenover het rijksdaggebouw is gelegen, is Dinsdagmiddag de swastice-vlag gehe- schen. Te Hannover werden op het nieuwe stadhuis de zwart-wit-rcode en de haken- kruisvlaggen geheschen. Te Maagden- fa u r g op de i egeeringsgebouwen en op eeni ge kazernes. Te A 11 o n a heschen SA-lieden de Hakenkruisvlag op het gerechtsgebouw. Zij zongen ondertusschen het Horst Wessel- lied. Te Breslau, Koningsbergen, Potsdam en Liegnitzental van andere plaatsen geschiedde hetzelfde. Te B r e s 1 a u is het tot een incident geko men, toen men op het gerechtsgebouw tot deze plechtigheid wilde overgaan. Dr. Zint, de president, die lid is van de SPD, maakten bezwaren. De menigte eischte evenwel, dat hij de plechtigheid zou bijwonen. Een afdee- ling SA en Stahlhelm begaf zich naar bin nen om den president te sommeeren naar buiten te komen om de voorstelling bij te wonen. Ten slotte stemde dr. Zint toe. Hij werd op straat door de menigte uitgefloten. Dr. Zint heeft ontslag aangevraagd, hetgeen hem is toegekend. Te Stuttgart had een soortgelijke plechtigheid plaats. De president van den landdag, Mergenthaler, nam hier het woord en stelde in zijn toespraak den eisch, dat dr. Bolz onverwijld zou aftreden, omdat de rijks regeering anders een ander woordje met hem te spreken zou hebben. Het hijschen van zwart-wit-rood? én swas- ticavlaggen op officieele gebouwen is in Hal le en Eilenbarg op moeilijkheden gestuit. In Halle weigerde de opper-burge- meester dr Rive loestemming tot hijschen van de sw asflcavlag. De politie weigerde echter het nijschen van de vlag te verhinde ren. Zij bezette de stedelijke officieele gebou wen en onder haar bescherming werd de

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1933 | | pagina 1