alkmaarsche courant
REORGANISATIE OPENBAAR LAGER ONDERWIJS.
No. 58
Siad en^Oméeving.
onderwijs, publiceeren wij me^et oog
£andw
!Bitmenland
In aansluiting °P. °"s-w^nenbaar f^ger
over de reorganisatie bij h P Q
bracht. j„» tjjj de wet van
3t^Dec %'3"Tn d elafctdeUijswe, een
oieuwe leerlingenschaal is aangebracht, naar
n hif Pi* aan gemeenten en schoolbe-
V'jaarwedden en wedden
dér onderwijzers. Deze menwe schaal ,s van
kracht 1 Tan 1933 tot 1 Jan 1937.
De nieuwe schaal is voor alhier bestaan
de openbare en bijzondere scholen voor ge-
woon lager onderwijs belangrijk mmder gun
stig dan de oude schaal, aangezien men
thans eerder dan te voren komt te staan voor
het geval dat een leerkracht als boventallig
moet worden aangemerkt. Volgens de nieuwe
schaal betaalt het rijk 1 leerkracht voor een
school t.m. 34 leerlingen, 2 voor een school
bij 35 t.m. 75 leerlingen, 3 aan een school
bij 76 t.m. 130, 4 aan een school bij 131 t.m.
185 leerlingen, 4 aan een school bij 186 t.m
235 leerlingen, 6 aan een school bij 236 t.m
285 leerlingen en 7 aan een school bij 286
t.m. 335 leerlingen.
Verhoudingsgewijze zijn de nadeelen het
geringst voor de kleine scholen. Zoo is voor
een school met 2 leerkrachten een gemiddeld
aantal leerlingen per leerkracht van ten
minste 18 reeds voldoende en stijgt dit ge
middelde achtereenvolgens voor een school
met 3, 4, 5, 6 en 7 leerkrachten tot resp. 26,
25. 38. 40 en 41.
Dank zij overgangsbepalingen in de wet
bedraagt momenteel het aantal boventallige
onderwijzers aan de openbare lagere scholen
nog niet meer dan waarop gerekend was.
Indien echter de nieuwe schaal op 1 Jan.
1933 reeds ten volle was toegepast gewor
den, dan zou daarvan het gevolg zijn ge
weest een verhocging van het aantal
boventallige leerkrachten van vijf tot negen
ofwel bijna een verdubbeling, waarbij nog
in het oog is te houden, dat bovendien de
wedden van een evenredig grooter aantal
boventallige leerkrachten aan bijzondere
scholen ten laste van de gemeente zouden
zijn gekomen.
De financieele toestand ven de gemeente
laat echter in geen geval vermeerdering var.
uitgaven voor boventallige leerkrachten toe en
maakt het zelfs zeer bezwaarlijk en waar
schijnlijk zelfs onmogelijk, het tegenwoordig
aantal te handhaven, zoodat ten deze naar
beperking moet worden gestreefd.
Tot ons leedwezen, zoo vervolgen B. en W.,
zien wij ons dus genoodzaakt ten aanzien
van het openbaar gewoon lager onderwijs
maatregelen te overwegen, die naar het be
oogde doel leiden. Om daartoe te geraken zal
óf het maximum aantal leerlingen, dat per
klasse mag worden toegelaten, moeten wor
den verhoogd, met waar noodig gelijktijdige
opvoering van de aantallen leerlingen in ver
schillende klassen en opheffing van andere
klassen, óf al dan niet met behoud van de
tegenwoordige schoolorganisatie het aantal
leerkrachten vermindering dienen te onder
gaan door combinatie van klassen.
Hierop volgt een overzicht van de school
bevolking op 1 Jan. j.1., waaruit blijkt, dat de
opleidingsschool 1 bezocht wordt door 205.
de opleidingsschool 8 door 195 leerlingen,
dat de 3 hoogste klassen van de meisjesschool
nog bezocht worden door 77 leerlingen, zoo
dat het totaal aantal leerlingen van de op
leidingsscholen 477 bedraagt.
School 2 aan de Oudegracht, waar het
vorig jaar reed'; geen le en 7e klas werden
gevormd, won bezocht door 136 leerlingen,
school 3 aan den Koningsweg, die geen 4e
klasse heeft, 202 leerlingen, de Vondel
school 280, de Snaarmanslaanschool 242, de
Rochdaleschool zonder 7e klas 206, de Lin-
denschool zonder 7e klas 238 leerlingen, zoo
dat, buiten de 77 leerlingen die nog de oo te
heffen Meisjesschool bezoeken, de 8 openbare
scholen in totaal bezocht worden door 1704
leerlingen.
In geval van verhooging van het aantal
leerlingen per klasse zal de schoolbevolking
per school op 1 Jan. 1935 oor zoover moge
lijk moeten voldoen aan de normen, gesteld
in de nieuwe schaal en dus het aantal leer
lingen van elke school op de vier teldata in
1934 nl. 16 Maart, 16 Juni, 16 Sept. en 16
Dec. een zoodanig cijfer moeten hebben be
reikt, dat het vereischte gemidde de verkre
gen wordt. Uiterlijk 16 Maart 1934 zullen
dus de de treffen maatregelen moeten zijn
ingevoerd. Het behoef geen betoog, zoo ver
volgen B. en W., dat de reorganisatie in den
loop van een schooljaar alleen reeds uit on-
oogpunt, ongewenscht is.
uit aien hoofde komt ons invoering met
P f.anvang voor het eerstvolgende
£kXk"!^,!,S0', 1 A"8US|US
Wil men boventallig personeel geheel ver
mijden, dan is voor ten 6-klassige school met
6 leerkrachten vereischt een gemiddelde van
ter. minste 40 leerlingen per klasse en voor
eCn aa^J100! met 7 leerkrachten een
gemiddelde van ten minste 41 leerlingen per
klasse Voor laatstbedoelde soort school is
dus het tegenwoordige maximum van 40 per
klasse onvoldoende. Voor eerstbedoelde
school is zulks -chter eveneens het geval, al
leen reeds omdat dan het getal 40 niet steeds
in elke klasse zal v.oiden bereikt
Het gewone aantal zal ten minste 42 a 43
moeten bedragen wal men eenige zekerheid
hebben dat het totaal aantal leerlingen vol
doende blijft. Het maximum aantal leerlin
gen per klasse zou daarom naar de meening
van B. en W. op 45 moeten worden gesteld.
Voor wat de toekomstige bezetfing
van de achtereenvolgens te vormen
eerste klasse betreft, zijn de vooruit
zichten niet gunstig.
Het aantal leerlingen, waarvooi in 1933
toelating zal worden verzocht, zal, voor zoo
ver thans te berekenen is, in het algemeen
,a£ern'jn u 31? in laagte jaren het geval
was. Daarbij komt nog voor dit jaar, dat al-
rJ^ren Tden platen, geboren in
een tijdvak van 9 maanden, n.1. met een leef
tijd van 6 jaar, tot 6 jaar en 9 maanden,
wegens een bij K. B. vastgestelde verhoo
ging van den toelatingsleeftijd met jaar
in twee etappes. Wij verwachten, dat dit
jaar voor omstreeks 160 kinderen toelating
zal worden verzocht. In de gegeven omstan
digheden is het uitgesloten, dat hiervoor
acht eerste klassen, elk onder een eigen leer
kracht, worden gevormd. Een geleidelijke be
perking van het aantal eerste klassen, met
handhaving overigens van de bestaande for
matie der hoogere klassen, is echter niet vol
doende om de vereischte beperking te ver
krijgen, omdat de resultaten daarvan in het
algemeen eerst na 4 a 5 jaren merkbaar
zouden zijn. Een algeheele opvoering van de
aantallen leerlingen in de verschillende klas
sen is in den hier gedachten gang van zaken
noodzakelijk.
Wij laten hier volgen, aldus B. en W., een
schema van de maatregelen, die in meer of
mindere mate tot het gestelde doel zullen
kunnen leiden.
Oprichting van een school voor
Centraal 7e (en 8e) leerjaar.
De kans op het hebben van boventallige
leerkrachten is aan een school met 6 leer
krachten aanmerkelijk minder dan aan een
school met 7 leerkrachten. Voor de laatste
toch zijn 50 leerlingen méér vereischt dan
voor de eerste. Dit aantal is hooger dan het
hiervóór genoemde nieuwe maximum per
klasse terwijl verder de gestelde norm vrij
wel nimmer zou worden bereikt door het ver
loop van de leerlingen in het 7e (en 8e) leer
jaar, zelfs met de goed bezette Vondelschool
zal het nog niet het geval zijn. Elk dezer
scholen zou ten minste één boventallige leer
kracht hebben.
Normaal zal kunnen worden gerekend op
drie klassen voor het 7e (en 8e) leerjaar.
Door deze in één school onder drie leerkrach
ten samen te voegen, zijn alle leerkrachten
leeds verplicht, indien het gemiddeld aantal
leerlingen per klasse tenminste 26 bedraagt
en de school ten minste 76 leerlingen telt.
welk aantal vrijwel altijd zal worden bereikt
of overschreden Als bezwaar tegen zooda
nige school wordt aangevoerd, dat de leer
lingen dan het gewone lager onderwijs niet
tot het einde toe kunnen volgen aan de
school, die zij ook voorheen bezochten. Dit
bezwaar zou eerst dan overwegend blijken,
wanneer alle scholen een 7e (en 8e) klasse
hadden.
Dit is intusschen niet zoo. Het vorig jaar
werden leerlingen van drie scholen overge
plaatst naar andere scholen. Zoodanige
overplaatsing naar heeft uiteraard, althans
aanvankelijk, geen gunstigen invloed, noch
op het onderwijs aan die leerlingen, welke
op dezelfde school blijven noch op dat van de
anderen. Beide groepen moeten zich aanpas
sen. Er is dus reeds centralisatie in drie klas
sen in drie scholen. Vergeleken bij den be-
staanden toestand zal centralisatie dezer
klasse in één school, naar het ons voorkomt,
geen meerdere nadeelige gevolgen hebben en
zelfs nuttig werken. Bij overplaatsing was
meestal de woonplaats van den leerling be
slissend ten aanzien van de nieuwe school
en speelden dus beslissing op meer of minder
ontwikkeling geen rol.
Wanneer alle leerlingen op één school
worden geplaatst, kan bij de indeeling in
klassen met beide laatste omstandigheden
wel rekening worden gehouden en wellicht
desgewenscht een afzonderlijke meisjesklasse
worden gevormd. Het leerplan kan naar be
hoefte worden samengesteld. Al of niet toe
wijzing van 7e klassen aan bepaalde scho
len behoeft niet meer plaats te hebben, zoo
dat uit dien hoofde geen verschil tusschen
de scholen meer zal kunnen ontstaan en mits
dien geen bevoorrechting van de eene school
boven de andere in de oogen van ouders en
onderwijzers.
B. Opheffing van gemeente
school no. 2 aan de Oude
gracht.
De leerlingen van de 2e en 3e (nieuwe 3e
en 4e) klassen zouden kunnen worden ver
deeld over dezelfde klassen van andere vak
opleidingsscholen, waardoor deze laatste
gemiddeld ongeveer 40 leerlingen per klasse
zouden tellen, en de bezetting daarvan ten
naaste bij tot de vereischte hoogte zou zijn
opgevoerd. Het aantal 4e en 5e (nieuwe 5e en
6e) klassen zal in verband met d bezetting
geen vermindering kunnen ondergaan.
De 4e (nieuwe 5e) klasse zou in haar ge
heel kunnen overgaan naar de gemeente
school nr. 3 aan den Koningsweg, welke
school thans geen klasse voor dit leerjaar
heeft. De 5e (nieuwe 6e) klasse zou als paral
lel-klasse kunnen worden verbonden aan de
Vondelschool, indien aan deze laatste al
thans geen 7e klasse wordt gevormd. Deze
school zal dan over 1934. behoudens ingeval
van het ontstaan eener vacature, geen bo
ventallige leerkracht hebben.
C. Beperking van het aantal
eerste (nieuwe tweede) klassen.
De vijf eerste klassen van de niet-oplei
dingsscholen zouden kunnen worden ver
minderd tot 4 tweede, elk met een gemiddelde
van 42 leerlingen. Nader kan worden be
paald welke school geen nieuwe 2e klasse zal
hebben, waarbij rekening kan worden ge
houden met de beslissing omtrent het aantal
te vormen nieuwe eerste klassen en de scho
len wanneer deze zullen worden gevormd.
D. Beperking van het aantal
nieuw te vormen eerste klas
sen.
Wanneer elk der 7 thans bestaande eerste
klassen vijf zittenblijvers zou hebben, zullen
de nieuwe eerste klassen naar verwachting
in totaal nog geen 200 leerlingen tellen. Zes
klassen zouden dan elk gemiddeld 32 tot 33
en vijf klassen elk gemiddeld nog geen 40
aanSgin rllen' In het uerste «eval het
aantal leerlingen van elke eerste klasse be
langrijk beneden het hiervoor genoemde ge
middelde voor 42 en 43 blijven, waarbij in
acht is te nemen, dat dit lage cijfer 6 jaren
zijn nadeeligen invloed zal doen gelden ten
zij tusschentijds het aantal klassen werd ver
minderd. Openstelling van de gelegenheid
tot het doen van aangifte voor toelating tot
gemeenteschool no. 2 zou achterwege kunnen
blijven. Met betrekking tot de vorming van
klassen aan andere scholen zouden w ij het
resultaat van de aangifte willen afwachten.
E. Opleidingsscholen.
Behalve eventueel wat betreft de vorming
van nieuwe eerste klassen, zullen maatrege
len met betrekking tot de opleidingsscholen
eerst kunnen worden overwogen, nadat de
eindbeslissing omtrent de bijzondere neutrale
school bekend is. De verhooging van het
maximum aantal leerlingen per klasse zal
vcor deze scholen, in verband met de plaats
ruimte in de verschillende lokalen, praktisch
geen gevolgen kunnen hebben. De bezetting
van de overblijvende klassen van de meisjes
school en die van dezelfde klassen der beide
andere opleidingsscholen laten nog geen
combinatie van de betreffende klassen toe en
het verbinden van de klassen der meisjes
school als parallel-klassen aan de andere
scholen zou voor de gemeente vermeerdering
van uitgaven meebrengen, waarom vervroeg
de opheffing van de meisjesschool voorhands
achterwege dient te blijven.
F. Beperking van hef aantal leer-
krachten
Deze maatregel zou, voor zoover mogelijk,
tot gevolg moeten hebben, dat aan elke
school alle leerkrachten volgens de nieuwe
schaal verplicht zijn. Deze regeling zou op
tweeërlei wijze kunnen worden doorgevoerd,
nl. ten eerste door de leerlingen van twee
daartoe aan elke school aan te wijzen leer
jaren onder de leiding van één leerkracht te
plaatsen, hetzij in éen lokaal, hetzij in twee
aangrenzende lokalen, of ten tweede door de
leerlingen van één aan elke school aan te
wijzen leerjaar te doen plaatsnemen ten deele
bij de leerlingen in het aansluitende lagere-
en ten deele bij die in tiet aansluitende hoo
gere leerjaar, waardoor voor drie leerjaren
twee leerkrachten voldoende zijn. In het eer
ste geval zou dan één leerkracht, en in het
tweede geval zouden twee leerkrachten het
onderwijs in twee leerjaren moeten verzor
gen. Resultaat zou dus zijn, dat aan elke
school één leerkracht minder is dan het aan
tal leerjaren.
Doorvoering van dezen maatregel zal. al
thans voorshands, wellicht tot gevolg heb
ben, dat alle openbare 1 igere scholen (uitge
zonderd de meisjesschool) kunnen blijven
bestaan en aan elk dezer scholen een eerste
klasse kan worden gevormd. Een in het alge
meen ongewenschte overplaatsing op groote
schaal van leerlingen kan dan achterwege
blijven er. met de wenschen der ouders ten
aanzien van de plaatsing hunner kinderen
op een bepaalde school kan in zeer ruime
mate rekening worden gehouden. Deze maat
regel zal er, naar .iet ons voorkomt, echter
niet toe kunnen leiden, dat alle leerlingen het
7e (en 8ste) leerjaar kunnen volgen op de
school die zij ook voorheen bezochten, tenzij
aan meerdere scholen een tweede combinatie,
als hier bedoeld, p'aats heeft.
Het laatste zou misschien dan kunnen
worden vermeden, althans voorloopig, wan
neer de vermindering van het aantal leer
krachten van elke school met één samen
ging met opheffing van de gemeenteschool
no. 2 (hoofd de heer K. Bos), zoodat de leer
lingen van die school op andere scholen
plaats zouden vinden en waardoor de kans
op de aanwezigheid van boventallig per
soneel aan die scholen zou verminderen.
Wij vestigen er nog uitdrukkelijk, aldus
B. en W„ uwe aandacht op, dat de moge
lijkheid niet is uitgesloten, dat de thans te
treffen maatregelen iti de naaste toekomst nog
onvoldoende zullen blijken te zijn. doordat
het aantal kinderen, voor wie achtereenvol
gens toelating tot de eerste klasse zal
worden verzocht, niet toeneemt en als ge
volg daarvan het aantal boventallige leer
krachten weer zou vermeerderen en een on
gunstige ontwikkeling van den financieelen
toestand der gemeente zoodanige vermeerde
ring niet toelaat, of een verdere beperking
dan nu tot stand zal komen, noodzakelijk
maakt.
Omtrent de regeling die zal moeten
worden getroffen hebben wij ons
nog geen definitief oordeel ge
vormd.
Wat wel vast staat is, dat het aantal bo
ventallige onderwijzers geen vermindering
ondergaat (zoodat nog slechts van handha
ving van den op dat punt bestaanden toe
stand zou kunnen worden gesproken) wan
neer:
a. Een centraal 7e leerjaar wordt ge
vormd
b. Aan de niet-opleidingsscholen van vijf
eerste klassen vier nieuwe tweede worden ge
vormd
c. Aan slechto 4 niet-opleidingsscholen
een eerste klasse wordt gevormd met een
nieuwen cursus.
Zou men alle overcomplete leerkrachten
willen vermijden, dan zouden nog verder
gaande maatregelen noodig zijn. Intusschen,
zoowel het een als het ander zou kunnen
worden vermeden bij bepeiking van het aan
tal leerkrachten op de wijze als hiervoor sub
F is aangegeven.
B en W. eindigen het schrijven met de
mededeeling, dat zi, het op prijs zullen stel
len de adviezen omtrent de te nemen maat
regelen voor 1 April te mogen ontvangen en
ook gaarne beschouwingen zul'en ontvangen
hoe op andere wijze het doel bereikt kan
worden.
Een schrijven van het N. O. G-
Naar aanleiding van dit schrijven zond
het bestuur van de afdeeling Alkmaar van
het N.O.G. aan het college van B. en W. een
schrijven, waarin gevraagd werd, of het
college met de besturen der bizondere scho
len de kwestie van de boventallige onderwij
zers reeds besproken had; of het bekend
was, dat deze schoolbesturen zich ten aan
zien van het aantal leerlingen een klas zul
len richten naar de lijnen door het gemeen
tebestuur voor de openbare scholen aan te
geven; of deze schoolbesturen wat het aan
tal boventallige leerkrachten betreft, bereid
zijn, dezelfde regeling te -olgen als het rijk
voor het openbaar onderwijs voorschrijft.
Voorts richtte het N.O.G. aan het college de
vraag, welke lijnen de gemeente denkt te
volgen inzake het op wachtgeld stellen der
onderwijzers.
Medegedeeld werd, dat de afdeeling Alk
maar van het N.O.G. op deze vragen ant
woord verwacht, alvorens ze op het schrij
ven van B. en W. van advies kon dienen.
Zooals men ziet is er nog steeds geen
sprake van de voor het onderwijs zoo ge-
wenschte rust. Noodzakelijk blijkt datgene
door te voeren, waartegen de voorstanders
van het openbaar onderwijszich vroeger
met kracht zouden verzetten. Alkmaar is
echter geen rijke gemeente en zal er dus
naar hebben te streven de voor het onder
wijs zoo nadeelige gevolgen van de wetswij
ziging zooveel mogelijk te beperken, aan
gezien het wel uitgesloten geacht moet
worden, dat vrijwillig de benoodigde gelden
om den toestand onveranderd te laten, bijeen
worden gebracht.
Omdat wij het niet uitgesloten achten, dat
in onzen lezerskring buiten de instanties wien
advies gevraagd is, personen worden gevon
den die waardevolle adviezen kunnen geven,
stellen wij in het stadsbelang en in het on-
derwijsbelang hiervoor gaarne onze kolom
men beschikbaar.
Red. Alkm. Crt.
DE JONGSTE TARIEFSVERHOOGINGEN
VAN DUITSCHLAND VOOR
SLUITKOOL.
In de laatste vergadering van ..De Vier
bond", welke wordt gevormd door de
groentenveilingen van Broek op Langendijk,
Noord-Scharwoude, Warmenhuizen en Ob-
dam, werd de toestand besproken, welke is
ontstaan door de jongste maatregelen van
Duitschland, namelijk de verhooging van de
invoerrechten voor sluitkool met ingang van
1 Maart j.1.
Geconstateerd werd, dat deze maatregel
met een invoerverbod is gelijk te stellen. De
uitvoer van de diverse soorten sluitkool
wordt door deze taiiefsverhooging practisch
onmogelijk gemaakt. Daar genoemde veilin
gen voor hunne producten grootendeels op
den export naar Duitschland zijn gebaseerd,
beteekent deze laatste verhooging voor hen
den bestaansondergang.
De besturen van genoemde veilingen meen
den. dat ons volk deze belemmering van het
handelsverkeer niet langer lijdelijk zal kunnen
aanzien. Door de maatregelen van Duitsch
land wordt toch niet alleen het bestaan van
onzen land- en tuinbouw, maar indirect ook
de welvaart van onze geheele bevolking be
dreigd. Indien onze regeering geen tegen
maatregelen neemt, zal het op den weg van
ons volk liggen zelf handelend op te treden
en voortaan bij zijn inkoopen van goederen
er zich rekenschap van te geven of deze goe
deren afkomstig zijn uit een land, dat ook
van ons wenscht te koopen of uit een land
als Duitschland, dat ons de gelegenheid om
onze eigen producten af te zetten geheel be
neemt. Duitschland, welks invoer in ons land
tot heden in waarde twee maal zooveel be
draagt als de waarde van den Nederlandschen
invoer in Duitschland, zal toch moeten be
denken, dat wij niet kunnen blijven koopen
van een land, dat van ons niets meer wenscht
te koopen. De meeste artikelen, welke wij
thans uit Duitschland betrekken, zullen zoo
ze niet in ons eigen land zijn te verkrijgen,
toch zeker wel te bekomen zijn In landen, die
den import uit ons land niet zoo ernstig be
lemmeren.
Besloten werd af fe wachten of Duitsch
land na de verkiezingen nog eene andere hou
ding zal aannemen, doch mocht dit onver
hoopt niet het geval zijn, dan zullen niet al
leen de leden van „De Vierbond worden op
gewekt geen Duitsche goederen meer te koo
pen. doch zullen tevens stappen worden ge
daan bij de centrale land- en tuinbouworgani
saties om deze actie voor het geheele land te
organiseeren.
VERDERE BEMOEILIJKING VAN
ONZEN BOTER-UITVOER.
Frankrijk laat de 15 tarief
toeslag voor landen nut gcdeprl-
deerde valuta vallen.
Het begint er op te lijken, dat alle autarki
sche en protectionistische demonen thans
gaan samenspannen tegen onzen vaderland-
schen agrarischen export speciaal, consta
teert het Hbld. Na de invoering van prac
tisch prohibitieve rechten op aardappelen,
boter, kaas en eieren in Duitschland, en de
aankondiging van een forsch wetsontwerp
tot steun aan den Engelschen landbouw,
komt thans uit Frankrijk het bericht, dat dit
land bij ministerieel decreet heeft opgeheven
den toeslag, die tot dusver ten bedrage van
15 werd geheven op het botertarief voor
landen met een gedeprecieerd betaalmiddel,
zooals Denemarken, onzen grooten boter-
concurrent.
Het gevolg hiervan is natuurlijk dat ons
land op de Fransche botermarkt voortaan
weer moet concurreeren met boter, die van
wege de valuta-depreciatie in het land van
herkomst, lager in prijs is. De maatregel be
teekent dan ook practisch gezien een tarief-
verlaging van 15 voor onze Scandinavi
sche concurrenten. De Deensche boter za!
dus ongeveer een franc (een dubbeltje) per
kilo goedkooper kunnen worden aangeboder
in Frankrijk dan tot dusver!
ALS DUITSCHLAND ER BIJ BLIJFT.
Wat moet er dan nut onzen rund-
vee- en ptuimveestapel gebeuren?.
Het orgaan van den Alg. Ned Zuivel-
bond (coöperatieve industrie) schrijft:
,,De verhooging van het invoerrecht op
eieren van 5 op 70 markt staat gelijk met een
invoerverbod Ook bij kaas (van 20 op 60
mark) zal dit wel ongeveer het geval zijn;
in elk geval zullen de kaasprijzen door dit
hooge invoerrecht heel sterk gedrukt worden.
Evenals van kaas was Nederland ook van
eieren van 5 op 70 mark staat gelijk met een
importeur. Het is dus Nederland, dat door
deze maatregelen speciaal wordt getroffen en
wij kunnen het dan ook niet anders dan als
een groote onvriendelijkheid jegens ons land
gevoelen, dat deze beslissing genomen werd
zelfs zonder dat het onlangs afgebroken
overleg weer opgevat was".
WILHELM II IS GEEN PRETENDENT
MEER VOOR DEN DUITSCHEN
KEIZERSTROON.
Een bijzondere verslaggever schrijft
uit Doorn aan het Vaderland:
De Duitsche ex-keizer heeft de ver
kiezingen in Duitschland met groote
spanning gevolgd. Hij had aan zijn ge
heele personeel, gevolg en bedienden,
vrij gegeven, opdat deze naar Duitsch
land konden gaan om aan de verkiezin
gen deel te nemen. Voor de reis waren
op kosten van den gewezen keizer auto
bussen gehuurd. De stemming geschied
de te Emmerik.
Tegen 6 uur keerde het personeel op
Huize Doorn terug en van toen af kon
men bij den ex-keizer een toenemende
nerveusiteit opmerken. Om 7 uur werd
de koffer-radio, die naar alle kamers in
het slot verplaatst kan worden, aange
zet en een bediende schreef de medege
deelde verkiezingsresultaten op. De ex-
keizer ging niet naar bed, voor tegen
middernacht de definitieve uitslag was
aangekondigd. Naarmate het duidelijk
werd dat Zwart-Wit-Rood niet het ge
hoopte groote stemmenaantal had be
reikt, werd de stemming van den gewe
zen keizer gedrukter. De depressie
duurde den volgenden morgen nog voort
en bleek ook uit de door den gewezen
keizer, zooals iederen morgen, gehouden
godsdienstoefening, waarbij hij een bij
zonder vurig gebed uitsprak voor het
heil van Duitschland.
De ex-keizer had zeer beslist een groo
te overwinning voor de Duitsch-Natio-
nalen verwacht. Niet echter omdat hij
van een, door de Duitsch-Nationalen be
werkten toestand in Duitschland zijn te
rugroeping op den Keizerstroon zou
hebben verwacht. Ex-keizer Wilhelm
heeft deze hoop definitief opgegeven en
koestert ze in het geheel niet meer.
Hoewel hij zich nog tot de vorige ver
kiezingen voor het rijkspresidentschap
(de tweede Hindenburgverkiezingen)
met beslistheid heeft verzet tegen een
op den voorgrond treden van zijn zoon,
den kroonprins, (zoo zeer, dat hij den
kroonprins ingeval van ongehoorzaam
heid zelfs met onterving bedreigde, om
dat hij niet wilde dat zijn zoon als presi
dent of als vorst eerder dan hij de
macht in Duitschland weer in handen
kreeg), is in deze stemming intusschen
grondig verandering gekomen.
Wilhelm II is geen pretendent meer
van den Duitschen keizerstroon.
In November 1932 is een familieraad
gehouden, waarbij ex-keizer Wilhelm in
tegenwoordigheid van al zijn zonen van
zijn rechten afstand heeft gedaan en
verklaard heeft, den kroonprins niet
meer in den weg te willen staan.
Naar verluidt is deze „aftreding in
den familiekring" in het geheel niet
naar den zin geweest van de echtgenoo-
te van den gewezen keizer. Hermine, die
het n.1. gaarne tot „eerste vrouw van
Duitschland" zou hebben gebracht.
In ieder geval heeft kroonprins Wil
helm, van de vadezdijke toestemming
gebruik makende, van toen af weer een
werkzamer aandeel genomen aan de po
litiek in Duitschland en zich in het
openbare leven daar weer opvallender
vertoond.
Wat ex-keizer Wilhelm betreft, deze
heeft nog maar een enkelen wensch en
wel om naar Duitschland te kunnen te-
rugkeeren. Niet om de teugels der re-
Bezoeker .Je schijnt nog al geluk te hebben gehad
bij ;e schipbreuken."
Oude zeerob „Nou, reken uwe maar. En dan ben ik
ocj. oog er is op een onbewoond eiland aangespoeld met
een alsi »7hlsky en een knaap die een prinserplejeei
gebeeldiivl. juwer was.*' (Humoristi,