alkmaarsche courant REORGANISATIE OPENBAAR LAGER ONDERWIJS. No. 58 Siad en^Oméeving. onderwijs, publiceeren wij me^et oog £andw !Bitmenland In aansluiting °P. °"s-w^nenbaar f^ger over de reorganisatie bij h P Q bracht. j„» tjjj de wet van 3t^Dec %'3"Tn d elafctdeUijswe, een oieuwe leerlingenschaal is aangebracht, naar n hif Pi* aan gemeenten en schoolbe- V'jaarwedden en wedden dér onderwijzers. Deze menwe schaal ,s van kracht 1 Tan 1933 tot 1 Jan 1937. De nieuwe schaal is voor alhier bestaan de openbare en bijzondere scholen voor ge- woon lager onderwijs belangrijk mmder gun stig dan de oude schaal, aangezien men thans eerder dan te voren komt te staan voor het geval dat een leerkracht als boventallig moet worden aangemerkt. Volgens de nieuwe schaal betaalt het rijk 1 leerkracht voor een school t.m. 34 leerlingen, 2 voor een school bij 35 t.m. 75 leerlingen, 3 aan een school bij 76 t.m. 130, 4 aan een school bij 131 t.m. 185 leerlingen, 4 aan een school bij 186 t.m 235 leerlingen, 6 aan een school bij 236 t.m 285 leerlingen en 7 aan een school bij 286 t.m. 335 leerlingen. Verhoudingsgewijze zijn de nadeelen het geringst voor de kleine scholen. Zoo is voor een school met 2 leerkrachten een gemiddeld aantal leerlingen per leerkracht van ten minste 18 reeds voldoende en stijgt dit ge middelde achtereenvolgens voor een school met 3, 4, 5, 6 en 7 leerkrachten tot resp. 26, 25. 38. 40 en 41. Dank zij overgangsbepalingen in de wet bedraagt momenteel het aantal boventallige onderwijzers aan de openbare lagere scholen nog niet meer dan waarop gerekend was. Indien echter de nieuwe schaal op 1 Jan. 1933 reeds ten volle was toegepast gewor den, dan zou daarvan het gevolg zijn ge weest een verhocging van het aantal boventallige leerkrachten van vijf tot negen ofwel bijna een verdubbeling, waarbij nog in het oog is te houden, dat bovendien de wedden van een evenredig grooter aantal boventallige leerkrachten aan bijzondere scholen ten laste van de gemeente zouden zijn gekomen. De financieele toestand ven de gemeente laat echter in geen geval vermeerdering var. uitgaven voor boventallige leerkrachten toe en maakt het zelfs zeer bezwaarlijk en waar schijnlijk zelfs onmogelijk, het tegenwoordig aantal te handhaven, zoodat ten deze naar beperking moet worden gestreefd. Tot ons leedwezen, zoo vervolgen B. en W., zien wij ons dus genoodzaakt ten aanzien van het openbaar gewoon lager onderwijs maatregelen te overwegen, die naar het be oogde doel leiden. Om daartoe te geraken zal óf het maximum aantal leerlingen, dat per klasse mag worden toegelaten, moeten wor den verhoogd, met waar noodig gelijktijdige opvoering van de aantallen leerlingen in ver schillende klassen en opheffing van andere klassen, óf al dan niet met behoud van de tegenwoordige schoolorganisatie het aantal leerkrachten vermindering dienen te onder gaan door combinatie van klassen. Hierop volgt een overzicht van de school bevolking op 1 Jan. j.1., waaruit blijkt, dat de opleidingsschool 1 bezocht wordt door 205. de opleidingsschool 8 door 195 leerlingen, dat de 3 hoogste klassen van de meisjesschool nog bezocht worden door 77 leerlingen, zoo dat het totaal aantal leerlingen van de op leidingsscholen 477 bedraagt. School 2 aan de Oudegracht, waar het vorig jaar reed'; geen le en 7e klas werden gevormd, won bezocht door 136 leerlingen, school 3 aan den Koningsweg, die geen 4e klasse heeft, 202 leerlingen, de Vondel school 280, de Snaarmanslaanschool 242, de Rochdaleschool zonder 7e klas 206, de Lin- denschool zonder 7e klas 238 leerlingen, zoo dat, buiten de 77 leerlingen die nog de oo te heffen Meisjesschool bezoeken, de 8 openbare scholen in totaal bezocht worden door 1704 leerlingen. In geval van verhooging van het aantal leerlingen per klasse zal de schoolbevolking per school op 1 Jan. 1935 oor zoover moge lijk moeten voldoen aan de normen, gesteld in de nieuwe schaal en dus het aantal leer lingen van elke school op de vier teldata in 1934 nl. 16 Maart, 16 Juni, 16 Sept. en 16 Dec. een zoodanig cijfer moeten hebben be reikt, dat het vereischte gemidde de verkre gen wordt. Uiterlijk 16 Maart 1934 zullen dus de de treffen maatregelen moeten zijn ingevoerd. Het behoef geen betoog, zoo ver volgen B. en W., dat de reorganisatie in den loop van een schooljaar alleen reeds uit on- oogpunt, ongewenscht is. uit aien hoofde komt ons invoering met P f.anvang voor het eerstvolgende £kXk"!^,!,S0', 1 A"8US|US Wil men boventallig personeel geheel ver mijden, dan is voor ten 6-klassige school met 6 leerkrachten vereischt een gemiddelde van ter. minste 40 leerlingen per klasse en voor eCn aa^J100! met 7 leerkrachten een gemiddelde van ten minste 41 leerlingen per klasse Voor laatstbedoelde soort school is dus het tegenwoordige maximum van 40 per klasse onvoldoende. Voor eerstbedoelde school is zulks -chter eveneens het geval, al leen reeds omdat dan het getal 40 niet steeds in elke klasse zal v.oiden bereikt Het gewone aantal zal ten minste 42 a 43 moeten bedragen wal men eenige zekerheid hebben dat het totaal aantal leerlingen vol doende blijft. Het maximum aantal leerlin gen per klasse zou daarom naar de meening van B. en W. op 45 moeten worden gesteld. Voor wat de toekomstige bezetfing van de achtereenvolgens te vormen eerste klasse betreft, zijn de vooruit zichten niet gunstig. Het aantal leerlingen, waarvooi in 1933 toelating zal worden verzocht, zal, voor zoo ver thans te berekenen is, in het algemeen ,a£ern'jn u 31? in laagte jaren het geval was. Daarbij komt nog voor dit jaar, dat al- rJ^ren Tden platen, geboren in een tijdvak van 9 maanden, n.1. met een leef tijd van 6 jaar, tot 6 jaar en 9 maanden, wegens een bij K. B. vastgestelde verhoo ging van den toelatingsleeftijd met jaar in twee etappes. Wij verwachten, dat dit jaar voor omstreeks 160 kinderen toelating zal worden verzocht. In de gegeven omstan digheden is het uitgesloten, dat hiervoor acht eerste klassen, elk onder een eigen leer kracht, worden gevormd. Een geleidelijke be perking van het aantal eerste klassen, met handhaving overigens van de bestaande for matie der hoogere klassen, is echter niet vol doende om de vereischte beperking te ver krijgen, omdat de resultaten daarvan in het algemeen eerst na 4 a 5 jaren merkbaar zouden zijn. Een algeheele opvoering van de aantallen leerlingen in de verschillende klas sen is in den hier gedachten gang van zaken noodzakelijk. Wij laten hier volgen, aldus B. en W., een schema van de maatregelen, die in meer of mindere mate tot het gestelde doel zullen kunnen leiden. Oprichting van een school voor Centraal 7e (en 8e) leerjaar. De kans op het hebben van boventallige leerkrachten is aan een school met 6 leer krachten aanmerkelijk minder dan aan een school met 7 leerkrachten. Voor de laatste toch zijn 50 leerlingen méér vereischt dan voor de eerste. Dit aantal is hooger dan het hiervóór genoemde nieuwe maximum per klasse terwijl verder de gestelde norm vrij wel nimmer zou worden bereikt door het ver loop van de leerlingen in het 7e (en 8e) leer jaar, zelfs met de goed bezette Vondelschool zal het nog niet het geval zijn. Elk dezer scholen zou ten minste één boventallige leer kracht hebben. Normaal zal kunnen worden gerekend op drie klassen voor het 7e (en 8e) leerjaar. Door deze in één school onder drie leerkrach ten samen te voegen, zijn alle leerkrachten leeds verplicht, indien het gemiddeld aantal leerlingen per klasse tenminste 26 bedraagt en de school ten minste 76 leerlingen telt. welk aantal vrijwel altijd zal worden bereikt of overschreden Als bezwaar tegen zooda nige school wordt aangevoerd, dat de leer lingen dan het gewone lager onderwijs niet tot het einde toe kunnen volgen aan de school, die zij ook voorheen bezochten. Dit bezwaar zou eerst dan overwegend blijken, wanneer alle scholen een 7e (en 8e) klasse hadden. Dit is intusschen niet zoo. Het vorig jaar werden leerlingen van drie scholen overge plaatst naar andere scholen. Zoodanige overplaatsing naar heeft uiteraard, althans aanvankelijk, geen gunstigen invloed, noch op het onderwijs aan die leerlingen, welke op dezelfde school blijven noch op dat van de anderen. Beide groepen moeten zich aanpas sen. Er is dus reeds centralisatie in drie klas sen in drie scholen. Vergeleken bij den be- staanden toestand zal centralisatie dezer klasse in één school, naar het ons voorkomt, geen meerdere nadeelige gevolgen hebben en zelfs nuttig werken. Bij overplaatsing was meestal de woonplaats van den leerling be slissend ten aanzien van de nieuwe school en speelden dus beslissing op meer of minder ontwikkeling geen rol. Wanneer alle leerlingen op één school worden geplaatst, kan bij de indeeling in klassen met beide laatste omstandigheden wel rekening worden gehouden en wellicht desgewenscht een afzonderlijke meisjesklasse worden gevormd. Het leerplan kan naar be hoefte worden samengesteld. Al of niet toe wijzing van 7e klassen aan bepaalde scho len behoeft niet meer plaats te hebben, zoo dat uit dien hoofde geen verschil tusschen de scholen meer zal kunnen ontstaan en mits dien geen bevoorrechting van de eene school boven de andere in de oogen van ouders en onderwijzers. B. Opheffing van gemeente school no. 2 aan de Oude gracht. De leerlingen van de 2e en 3e (nieuwe 3e en 4e) klassen zouden kunnen worden ver deeld over dezelfde klassen van andere vak opleidingsscholen, waardoor deze laatste gemiddeld ongeveer 40 leerlingen per klasse zouden tellen, en de bezetting daarvan ten naaste bij tot de vereischte hoogte zou zijn opgevoerd. Het aantal 4e en 5e (nieuwe 5e en 6e) klassen zal in verband met d bezetting geen vermindering kunnen ondergaan. De 4e (nieuwe 5e) klasse zou in haar ge heel kunnen overgaan naar de gemeente school nr. 3 aan den Koningsweg, welke school thans geen klasse voor dit leerjaar heeft. De 5e (nieuwe 6e) klasse zou als paral lel-klasse kunnen worden verbonden aan de Vondelschool, indien aan deze laatste al thans geen 7e klasse wordt gevormd. Deze school zal dan over 1934. behoudens ingeval van het ontstaan eener vacature, geen bo ventallige leerkracht hebben. C. Beperking van het aantal eerste (nieuwe tweede) klassen. De vijf eerste klassen van de niet-oplei dingsscholen zouden kunnen worden ver minderd tot 4 tweede, elk met een gemiddelde van 42 leerlingen. Nader kan worden be paald welke school geen nieuwe 2e klasse zal hebben, waarbij rekening kan worden ge houden met de beslissing omtrent het aantal te vormen nieuwe eerste klassen en de scho len wanneer deze zullen worden gevormd. D. Beperking van het aantal nieuw te vormen eerste klas sen. Wanneer elk der 7 thans bestaande eerste klassen vijf zittenblijvers zou hebben, zullen de nieuwe eerste klassen naar verwachting in totaal nog geen 200 leerlingen tellen. Zes klassen zouden dan elk gemiddeld 32 tot 33 en vijf klassen elk gemiddeld nog geen 40 aanSgin rllen' In het uerste «eval het aantal leerlingen van elke eerste klasse be langrijk beneden het hiervoor genoemde ge middelde voor 42 en 43 blijven, waarbij in acht is te nemen, dat dit lage cijfer 6 jaren zijn nadeeligen invloed zal doen gelden ten zij tusschentijds het aantal klassen werd ver minderd. Openstelling van de gelegenheid tot het doen van aangifte voor toelating tot gemeenteschool no. 2 zou achterwege kunnen blijven. Met betrekking tot de vorming van klassen aan andere scholen zouden w ij het resultaat van de aangifte willen afwachten. E. Opleidingsscholen. Behalve eventueel wat betreft de vorming van nieuwe eerste klassen, zullen maatrege len met betrekking tot de opleidingsscholen eerst kunnen worden overwogen, nadat de eindbeslissing omtrent de bijzondere neutrale school bekend is. De verhooging van het maximum aantal leerlingen per klasse zal vcor deze scholen, in verband met de plaats ruimte in de verschillende lokalen, praktisch geen gevolgen kunnen hebben. De bezetting van de overblijvende klassen van de meisjes school en die van dezelfde klassen der beide andere opleidingsscholen laten nog geen combinatie van de betreffende klassen toe en het verbinden van de klassen der meisjes school als parallel-klassen aan de andere scholen zou voor de gemeente vermeerdering van uitgaven meebrengen, waarom vervroeg de opheffing van de meisjesschool voorhands achterwege dient te blijven. F. Beperking van hef aantal leer- krachten Deze maatregel zou, voor zoover mogelijk, tot gevolg moeten hebben, dat aan elke school alle leerkrachten volgens de nieuwe schaal verplicht zijn. Deze regeling zou op tweeërlei wijze kunnen worden doorgevoerd, nl. ten eerste door de leerlingen van twee daartoe aan elke school aan te wijzen leer jaren onder de leiding van één leerkracht te plaatsen, hetzij in éen lokaal, hetzij in twee aangrenzende lokalen, of ten tweede door de leerlingen van één aan elke school aan te wijzen leerjaar te doen plaatsnemen ten deele bij de leerlingen in het aansluitende lagere- en ten deele bij die in tiet aansluitende hoo gere leerjaar, waardoor voor drie leerjaren twee leerkrachten voldoende zijn. In het eer ste geval zou dan één leerkracht, en in het tweede geval zouden twee leerkrachten het onderwijs in twee leerjaren moeten verzor gen. Resultaat zou dus zijn, dat aan elke school één leerkracht minder is dan het aan tal leerjaren. Doorvoering van dezen maatregel zal. al thans voorshands, wellicht tot gevolg heb ben, dat alle openbare 1 igere scholen (uitge zonderd de meisjesschool) kunnen blijven bestaan en aan elk dezer scholen een eerste klasse kan worden gevormd. Een in het alge meen ongewenschte overplaatsing op groote schaal van leerlingen kan dan achterwege blijven er. met de wenschen der ouders ten aanzien van de plaatsing hunner kinderen op een bepaalde school kan in zeer ruime mate rekening worden gehouden. Deze maat regel zal er, naar .iet ons voorkomt, echter niet toe kunnen leiden, dat alle leerlingen het 7e (en 8ste) leerjaar kunnen volgen op de school die zij ook voorheen bezochten, tenzij aan meerdere scholen een tweede combinatie, als hier bedoeld, p'aats heeft. Het laatste zou misschien dan kunnen worden vermeden, althans voorloopig, wan neer de vermindering van het aantal leer krachten van elke school met één samen ging met opheffing van de gemeenteschool no. 2 (hoofd de heer K. Bos), zoodat de leer lingen van die school op andere scholen plaats zouden vinden en waardoor de kans op de aanwezigheid van boventallig per soneel aan die scholen zou verminderen. Wij vestigen er nog uitdrukkelijk, aldus B. en W„ uwe aandacht op, dat de moge lijkheid niet is uitgesloten, dat de thans te treffen maatregelen iti de naaste toekomst nog onvoldoende zullen blijken te zijn. doordat het aantal kinderen, voor wie achtereenvol gens toelating tot de eerste klasse zal worden verzocht, niet toeneemt en als ge volg daarvan het aantal boventallige leer krachten weer zou vermeerderen en een on gunstige ontwikkeling van den financieelen toestand der gemeente zoodanige vermeerde ring niet toelaat, of een verdere beperking dan nu tot stand zal komen, noodzakelijk maakt. Omtrent de regeling die zal moeten worden getroffen hebben wij ons nog geen definitief oordeel ge vormd. Wat wel vast staat is, dat het aantal bo ventallige onderwijzers geen vermindering ondergaat (zoodat nog slechts van handha ving van den op dat punt bestaanden toe stand zou kunnen worden gesproken) wan neer: a. Een centraal 7e leerjaar wordt ge vormd b. Aan de niet-opleidingsscholen van vijf eerste klassen vier nieuwe tweede worden ge vormd c. Aan slechto 4 niet-opleidingsscholen een eerste klasse wordt gevormd met een nieuwen cursus. Zou men alle overcomplete leerkrachten willen vermijden, dan zouden nog verder gaande maatregelen noodig zijn. Intusschen, zoowel het een als het ander zou kunnen worden vermeden bij bepeiking van het aan tal leerkrachten op de wijze als hiervoor sub F is aangegeven. B en W. eindigen het schrijven met de mededeeling, dat zi, het op prijs zullen stel len de adviezen omtrent de te nemen maat regelen voor 1 April te mogen ontvangen en ook gaarne beschouwingen zul'en ontvangen hoe op andere wijze het doel bereikt kan worden. Een schrijven van het N. O. G- Naar aanleiding van dit schrijven zond het bestuur van de afdeeling Alkmaar van het N.O.G. aan het college van B. en W. een schrijven, waarin gevraagd werd, of het college met de besturen der bizondere scho len de kwestie van de boventallige onderwij zers reeds besproken had; of het bekend was, dat deze schoolbesturen zich ten aan zien van het aantal leerlingen een klas zul len richten naar de lijnen door het gemeen tebestuur voor de openbare scholen aan te geven; of deze schoolbesturen wat het aan tal boventallige leerkrachten betreft, bereid zijn, dezelfde regeling te -olgen als het rijk voor het openbaar onderwijs voorschrijft. Voorts richtte het N.O.G. aan het college de vraag, welke lijnen de gemeente denkt te volgen inzake het op wachtgeld stellen der onderwijzers. Medegedeeld werd, dat de afdeeling Alk maar van het N.O.G. op deze vragen ant woord verwacht, alvorens ze op het schrij ven van B. en W. van advies kon dienen. Zooals men ziet is er nog steeds geen sprake van de voor het onderwijs zoo ge- wenschte rust. Noodzakelijk blijkt datgene door te voeren, waartegen de voorstanders van het openbaar onderwijszich vroeger met kracht zouden verzetten. Alkmaar is echter geen rijke gemeente en zal er dus naar hebben te streven de voor het onder wijs zoo nadeelige gevolgen van de wetswij ziging zooveel mogelijk te beperken, aan gezien het wel uitgesloten geacht moet worden, dat vrijwillig de benoodigde gelden om den toestand onveranderd te laten, bijeen worden gebracht. Omdat wij het niet uitgesloten achten, dat in onzen lezerskring buiten de instanties wien advies gevraagd is, personen worden gevon den die waardevolle adviezen kunnen geven, stellen wij in het stadsbelang en in het on- derwijsbelang hiervoor gaarne onze kolom men beschikbaar. Red. Alkm. Crt. DE JONGSTE TARIEFSVERHOOGINGEN VAN DUITSCHLAND VOOR SLUITKOOL. In de laatste vergadering van ..De Vier bond", welke wordt gevormd door de groentenveilingen van Broek op Langendijk, Noord-Scharwoude, Warmenhuizen en Ob- dam, werd de toestand besproken, welke is ontstaan door de jongste maatregelen van Duitschland, namelijk de verhooging van de invoerrechten voor sluitkool met ingang van 1 Maart j.1. Geconstateerd werd, dat deze maatregel met een invoerverbod is gelijk te stellen. De uitvoer van de diverse soorten sluitkool wordt door deze taiiefsverhooging practisch onmogelijk gemaakt. Daar genoemde veilin gen voor hunne producten grootendeels op den export naar Duitschland zijn gebaseerd, beteekent deze laatste verhooging voor hen den bestaansondergang. De besturen van genoemde veilingen meen den. dat ons volk deze belemmering van het handelsverkeer niet langer lijdelijk zal kunnen aanzien. Door de maatregelen van Duitsch land wordt toch niet alleen het bestaan van onzen land- en tuinbouw, maar indirect ook de welvaart van onze geheele bevolking be dreigd. Indien onze regeering geen tegen maatregelen neemt, zal het op den weg van ons volk liggen zelf handelend op te treden en voortaan bij zijn inkoopen van goederen er zich rekenschap van te geven of deze goe deren afkomstig zijn uit een land, dat ook van ons wenscht te koopen of uit een land als Duitschland, dat ons de gelegenheid om onze eigen producten af te zetten geheel be neemt. Duitschland, welks invoer in ons land tot heden in waarde twee maal zooveel be draagt als de waarde van den Nederlandschen invoer in Duitschland, zal toch moeten be denken, dat wij niet kunnen blijven koopen van een land, dat van ons niets meer wenscht te koopen. De meeste artikelen, welke wij thans uit Duitschland betrekken, zullen zoo ze niet in ons eigen land zijn te verkrijgen, toch zeker wel te bekomen zijn In landen, die den import uit ons land niet zoo ernstig be lemmeren. Besloten werd af fe wachten of Duitsch land na de verkiezingen nog eene andere hou ding zal aannemen, doch mocht dit onver hoopt niet het geval zijn, dan zullen niet al leen de leden van „De Vierbond worden op gewekt geen Duitsche goederen meer te koo pen. doch zullen tevens stappen worden ge daan bij de centrale land- en tuinbouworgani saties om deze actie voor het geheele land te organiseeren. VERDERE BEMOEILIJKING VAN ONZEN BOTER-UITVOER. Frankrijk laat de 15 tarief toeslag voor landen nut gcdeprl- deerde valuta vallen. Het begint er op te lijken, dat alle autarki sche en protectionistische demonen thans gaan samenspannen tegen onzen vaderland- schen agrarischen export speciaal, consta teert het Hbld. Na de invoering van prac tisch prohibitieve rechten op aardappelen, boter, kaas en eieren in Duitschland, en de aankondiging van een forsch wetsontwerp tot steun aan den Engelschen landbouw, komt thans uit Frankrijk het bericht, dat dit land bij ministerieel decreet heeft opgeheven den toeslag, die tot dusver ten bedrage van 15 werd geheven op het botertarief voor landen met een gedeprecieerd betaalmiddel, zooals Denemarken, onzen grooten boter- concurrent. Het gevolg hiervan is natuurlijk dat ons land op de Fransche botermarkt voortaan weer moet concurreeren met boter, die van wege de valuta-depreciatie in het land van herkomst, lager in prijs is. De maatregel be teekent dan ook practisch gezien een tarief- verlaging van 15 voor onze Scandinavi sche concurrenten. De Deensche boter za! dus ongeveer een franc (een dubbeltje) per kilo goedkooper kunnen worden aangeboder in Frankrijk dan tot dusver! ALS DUITSCHLAND ER BIJ BLIJFT. Wat moet er dan nut onzen rund- vee- en ptuimveestapel gebeuren?. Het orgaan van den Alg. Ned Zuivel- bond (coöperatieve industrie) schrijft: ,,De verhooging van het invoerrecht op eieren van 5 op 70 markt staat gelijk met een invoerverbod Ook bij kaas (van 20 op 60 mark) zal dit wel ongeveer het geval zijn; in elk geval zullen de kaasprijzen door dit hooge invoerrecht heel sterk gedrukt worden. Evenals van kaas was Nederland ook van eieren van 5 op 70 mark staat gelijk met een importeur. Het is dus Nederland, dat door deze maatregelen speciaal wordt getroffen en wij kunnen het dan ook niet anders dan als een groote onvriendelijkheid jegens ons land gevoelen, dat deze beslissing genomen werd zelfs zonder dat het onlangs afgebroken overleg weer opgevat was". WILHELM II IS GEEN PRETENDENT MEER VOOR DEN DUITSCHEN KEIZERSTROON. Een bijzondere verslaggever schrijft uit Doorn aan het Vaderland: De Duitsche ex-keizer heeft de ver kiezingen in Duitschland met groote spanning gevolgd. Hij had aan zijn ge heele personeel, gevolg en bedienden, vrij gegeven, opdat deze naar Duitsch land konden gaan om aan de verkiezin gen deel te nemen. Voor de reis waren op kosten van den gewezen keizer auto bussen gehuurd. De stemming geschied de te Emmerik. Tegen 6 uur keerde het personeel op Huize Doorn terug en van toen af kon men bij den ex-keizer een toenemende nerveusiteit opmerken. Om 7 uur werd de koffer-radio, die naar alle kamers in het slot verplaatst kan worden, aange zet en een bediende schreef de medege deelde verkiezingsresultaten op. De ex- keizer ging niet naar bed, voor tegen middernacht de definitieve uitslag was aangekondigd. Naarmate het duidelijk werd dat Zwart-Wit-Rood niet het ge hoopte groote stemmenaantal had be reikt, werd de stemming van den gewe zen keizer gedrukter. De depressie duurde den volgenden morgen nog voort en bleek ook uit de door den gewezen keizer, zooals iederen morgen, gehouden godsdienstoefening, waarbij hij een bij zonder vurig gebed uitsprak voor het heil van Duitschland. De ex-keizer had zeer beslist een groo te overwinning voor de Duitsch-Natio- nalen verwacht. Niet echter omdat hij van een, door de Duitsch-Nationalen be werkten toestand in Duitschland zijn te rugroeping op den Keizerstroon zou hebben verwacht. Ex-keizer Wilhelm heeft deze hoop definitief opgegeven en koestert ze in het geheel niet meer. Hoewel hij zich nog tot de vorige ver kiezingen voor het rijkspresidentschap (de tweede Hindenburgverkiezingen) met beslistheid heeft verzet tegen een op den voorgrond treden van zijn zoon, den kroonprins, (zoo zeer, dat hij den kroonprins ingeval van ongehoorzaam heid zelfs met onterving bedreigde, om dat hij niet wilde dat zijn zoon als presi dent of als vorst eerder dan hij de macht in Duitschland weer in handen kreeg), is in deze stemming intusschen grondig verandering gekomen. Wilhelm II is geen pretendent meer van den Duitschen keizerstroon. In November 1932 is een familieraad gehouden, waarbij ex-keizer Wilhelm in tegenwoordigheid van al zijn zonen van zijn rechten afstand heeft gedaan en verklaard heeft, den kroonprins niet meer in den weg te willen staan. Naar verluidt is deze „aftreding in den familiekring" in het geheel niet naar den zin geweest van de echtgenoo- te van den gewezen keizer. Hermine, die het n.1. gaarne tot „eerste vrouw van Duitschland" zou hebben gebracht. In ieder geval heeft kroonprins Wil helm, van de vadezdijke toestemming gebruik makende, van toen af weer een werkzamer aandeel genomen aan de po litiek in Duitschland en zich in het openbare leven daar weer opvallender vertoond. Wat ex-keizer Wilhelm betreft, deze heeft nog maar een enkelen wensch en wel om naar Duitschland te kunnen te- rugkeeren. Niet om de teugels der re- Bezoeker .Je schijnt nog al geluk te hebben gehad bij ;e schipbreuken." Oude zeerob „Nou, reken uwe maar. En dan ben ik ocj. oog er is op een onbewoond eiland aangespoeld met een alsi »7hlsky en een knaap die een prinserplejeei gebeeldiivl. juwer was.*' (Humoristi,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1933 | | pagina 9