Alkmaarsche Courant. WRK3LEY DE ROODE VULPENHOUDER Honoerfl ri/l en dertigste laargang. HAANDAG 29 HEI Jiadionieuws Jeuilletcut Stad en Omgeving, RAPPORT RAADSCOMMISSIE VAN ONDERZOEK MET BETREKKING TOT HET VERANDEREN VAN DEN GEDENKSTEEN IN DE GASFABRIEK. 1 „Ja" No. 125 1933 Dinsdag 30 Mei. Hilversum, 296 M. (Uitsluitend AVRO). 8— Gramofoonplaten. 10.— Morgenwij ding. 10.15 Gramofoonplaten. 10.30 Orgel concert Jan Nieland, m. m. v. J. Felderhof, viool. 11— Mevr. R. Lotgering—Htlle- brand: Vischcroquetten. 11.30 Vervolg orgel- concrt. 12.—2.15 Omroeporkest o.l.v. N. Gerharz. 2.30 Pianorecital G. Wortman. 3 Knipcursus. 4.— Gramofoonpl. 4.30 Radio-kinderkoorzang o.l.v. J. Hamel. 5. Verhalen voor kleinere kinderen door mevr. A. van Dijk. 5.30 Orgelconcert P. Palla, m. m v. P. Vanderbilt, zang en B. Lensky, viool. 6.30 W. L. Boldingh—Goemans: De Modr in de Lettrkunde". 7.— Vervolg con cert 7.30 P. E. Peaux: Fietstochten door Nedrland. 8.— Vaz Dias. 8.05 Omroep orkest o.l.v. N. Gerharz, m. m. v. E. Miede- ma, tenor. 9.— Hoorspel „De Moord in de Fifth Avenue" van P. van 't Veer. Regie: Kommer Kleijn. 9.15 Kovacs Lajos en zijn orkest. Refreinzang: Bob Scholte Van 9.30 —9.50 Optreden Alex de Haas. 11— Vaz Dias. 11.10—12.— Gramofoonplaten. Huizen, 1875 Ai. (Uitsluitend KRO). 8. §>.15 en 10— Gramofoonplaten. 11.30— 12.Godsd. halfuurtje. 12.151.45 Sextet concert en gramofoonplaten. 2.Vrouwen uur. 3.Solistenconcert. 5.Gramofoonpl g.30 Schlagermuziek. In de pauze: Lezing 7.15 Causerie. 7.35 Gramofoonplaten. 7.45 Causerie. 8.Orkest- en solistenconcert 8.45 Vaz Dias. 8.50 Radiotooneel. 9.30 Or kestconeert. In de pauze: Causerie en van 10.3010 35 Vaz Dias. 11.12.Gramo- foonmuziek. Daventry, 1554 M. 10.35 Morgenwijding. 10.50 Tijdsein en berichten. 11.3011.50 17de Jaarlijksche vergadering van de Nat Federation of Women's Institutes. 12.20 Gramofoonplaten. 1.20 Shcpherd's Bush Pa viljoenorkest o.l.v. H. Fryer. 2.20 Voor de scholen. 4.45 R. Tapponnier en zijn orkest. 5.35 Kinderuur. 6.20 Berichten. 6.50 Brahms' liederen door H. Heyner, bariton. 7.10 Fransche conversatie. 7.40 BBC- Theaterorkest o.l.v. S. Robinson. 8.30 Inter nationale Volksliederen door Engel Lund. 8.50 Lezing. 9.20 Brichten. 9.40 BBC-orkest o.l.v. E. Clark m. m. v. A. Whittaker, hobo. 10.50 Voordracht. 10.5512.20 Lew Stone en zijn band. Pari/s Radio-Paris1724 M. 8.05 Gra mofoonplaten, 12.20 Concert door het Krettly-orkest. 7.40 Dito. 8.20 Cabaretpro gramma. 9.05 Symphonieconcert o.l v. Bigot. Kalundborg, 1153 M. 12.20—2.20 Con cert uit Bellevue-Strandhotel. 3.505.20 Concert uit rest. „Wivex". 8.20 Duitsche volksliederen van Brahms door Margrit Franke. 8.40 „Rose Bernd" spel van G. Hauptmann. 10.4011.10 Mandoline- en guitaarconcert o.l.v. Larsen. Langenberg, 473 M. 7.30 Gramofoonpl 12.20 Concert o.l.v. List, m. ra. v. Bogener en cello. 1.20 Concert o.l.v. Wolf. 2.50 Gra mofoonplaten. 4.50 Concert o.l.v. Eysoldt. 7.20 „Abu Hassan", opera van Weber. Mi cro foonbew. en regie: Anheisser. Leiding: Kühn. 8.25 Weragorkest o.l.v. Kühn. 9.20 Radiotooneel. Rorw, 441 M. 9.05 „Bacco in Toscana" ojrette van Brogi. Leiding: Paoltti. Brussel, 338 en 508 M. 338 M 12 20 Gramofoonplaten. 1.30 Omroepkleinorkes; o.l.v. Leemans. 5.20 Symphonieconcert o 1 v Meulemans. 6.50 Gramofoonplaten 8 20 Omroeporkest o.l.v. Walpot. 9.20 Radiotoo neel. 9.35 Symphonieconcert o.l.v. Meule mans m. m. v. bas-bariton. 10.30 Gramo foonplaten. 508 M.: 12 20 Omroepklein- orkest o.l.v. Leemans. 1.30 Gramofoonplaten 5.20 Omroeporkest o.l.v. André. 6.35 Zang voordracht. 6.50 Omroepkleinorkest o.l.v Leemans. 8.20 Symphoniconcert o.l.v. Meu lemans. 9.20 Omroeporkst o.l.v. André m. m v. zangsoliste. 10.30 Gramofoonmuziek. Zeesen, 1635 M. 8.30 Dansmuziek uit Ber lijn m. m. v. Omroeporkst en Oscar Joost's orkest. 9.05 Lezing. 9.30 Concert uit „Schlüterhof" door het Philh. orkest o.l.v. E Kleiber. 10.20 en 11.05 Berichten. 11.20— 12.20 Concert uit Hannover o.l.v. O. E. von Sosen. try 1050—11.50, Midi. Reg. 12.20—14 30, Lond. Reg. 14.3015.20, Daventry 16.45— 24.—. Pjn ™La!ï?enber£ 10.3017.20, War schau 17.20—24.—. GEMEENTELIJKE RADIO DISTRIBUTIE. Dinsdag. Lijn 1: Hilversum. Lijn 2: Huizen. Lijn 3: Lond. Reg. 10.35—1050, Daven Geautoriseerde vertaling naar 'tEngelsch van Molly Thynne, door A. W. v. E.v. R. 8, „U woont hier zeker alleen?" vroeg hij. Leslie knikte. „Mrs. Grey, de vrouw van den vrachtrij der, doet voor mij het huishouden. Zij komt 's morgens en gaat om ongeveer twee weg". „Zoodat het huis verlaten is als u bent?" „Absoluut, behalve als Grey in de buurt is. Hij was vanavond naar het station ge gaan om een vrachtje te halen en kwam niet voor ongeveer negen uur terug. Gunnet was hier toen „Kan iemand gemakkelijk binnen komen „Heel gemakkelijk. Er valt hier niets •telen. Alleen nu en dan, als er geld in huis is, doe ik de voordeur op slot. De sergeant wilde weer iets zeggen, toen Leslie hem voorkwam. „Daar herinner ik me juist iets. Ik vergat het tot nu toe. De deur stond wagenwijd ppen, toen ik thuiskwam. Dat is nooit eerder gsbewd» uur uit In bijlage no. 60 hebben B. en W. het vol gend rapport der commissie opgenomen, waarna zij den Raad een prae-advies uit brengen. In uwe vergadering van 27 October 1932 werd een commissie, bestaande uit de heeren A. Sietsma, H. van Drunen, S. J. A Keesom. Mr. P. Langeveld en J. Ringers, benoemd tot het instellen van een onderzoek der zaak van het veranderen van den gedenksteen in de gasfabriek. De commissie, als wier voorzitter de heer A. Sietsma ingevolge artikel 34 van het Re glement van orde voor de vergaderingen van den Raad der gemeente Alkmaar (gemeente blad nr. 1235) optrad, vergaderde in het ge heel negenmaal. Zij nam inzage van alle stukken, die op het ontwerpen en den bouw van de gasfabriek aan den Helderscheweg betrekking hebben, hoorde verschillende per sonen, die op eenigerlei wijze bij de voorbe reiding van de plannen en den bouw der gas fabriek betrokken zijn geweest, o.m. de beide oud-directeuren, de heeren Ir. W. K. M. de Kat en Ir. A. M. van Deventer, een lid van de commissie van bijstand voor de gasfa briek in de jaren 19131917, opzichters en teekenaars, die werkzaam zijn geweest bij het ontwerpen en bouwen der nieuwe gasfa briek en een enkelen ambtenaar en oud ambtenaar van de lichtbedrijven. Om zich een juist denkbeeld te vormen, wat verstaan moet worden onder het ont werpen van een gasfabriek en het bouwen van een gasfabriek, stelde de commissie een enquête in bij directeuren van gasfabrieken en daarmede op een lijn te stellen deskundi gen, prof. ir. Chr. K. Visser, hoogleeraar aan de Technische Hoogeschool te Delft, de Gas-Stichting, den B. N. A. en het Koninklijk Instituut voor Ingenieurs. De ingekomen ant woorden worden bij dit rapport overgelegd. De commissie nam het antwoord van het Bestuur van het Koninklijk Instituut van In genieurs als zijnde het meest uitvoerige en zakelijk gestelde relaas van de verschil lende hoofdperioden, waarin het ontwerpen en de bouw van een gasfabriek kan worden onderscheiden als maatstaf. Na de over gelegde stukken en de verschillende feiten bij het hooren der verschillende personen naar voren gekomen, aan het schema van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs te heb ben gètoetst, kwam de commissie tot de slot som, dat inderdaad ook de heer De Kat een werkzaam aandeel heeft gehad in het ontwer pen der gasfabriek aan den Helderscheweg. De heeren De Kat en Van Deventer zijn, nadat zij reeds op 21 November 1932 afzon derlijk door de commissie waren gehoord, nogmaals door de commissie in hare verga dering van 23 Maart j.1. verschenen tot het geven van inlichtingen, thans in tegenwoor digheid van den secretaris van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, den heer ir. Wou ter Cool, die zich tevoren bereid had ver klaard de commissie zonder eenige verplich ting harerzijds van advies te dienen. In deze vergadering kwamen zoowel de heeren De Kat en Van Deventer, als de com missie tot de conclusie, dat het bezwaar, dat de heer De Kat tegen den oorspronkelijken tekst had, wel gegrond was, zoodat inder daad een verandering daarvan gewenscht moest worden geacht. De verandering, door B. en W. aange bracht, kon echter niet de goedkeuring der commissie wegdragen, omdat de heer Var. Deventer een groot aandeel in het ontwer pen der fabriek heeft gehad en door het weg nemen der woorden „ontworpen en" naar de meening der commissie de waardeering, die het personeel, door de aanbieding van den steen aan den heer Van Deventer, heeft wil len uitdrukken, op een belangrijke wijze is verkleind niet alleen, maar ook de verhou ding van het aandeel van de werkzaamheden van den heer Van Deventer tot die van den n'e* >uist wordt weergegeven. De commissie betreurt in verband hier mede, dat B. en W. van te voren geen over leg hebben gepleegd met het personeel, en is van oordeel, dat een bespreking met de hee ren De Kaf en Van Deventer ongetwijfeld tot een bevredigend resultaat zou hebben geleid, waardoor de uit de beslissing van B. en W. voortgevloeide onaangenaamheden, voorko men hadden kunnen worden. Na ernstige overweging, getoetst aan de J desbetreffende adviezen der aangehaalde deskundigen is de commissie tot de conclusie gekomen, dat het aandeel, dat ir. v. Deventer in het ontwerpen en den bouw van de gas fabriek heeft gehad, het best wordt weerge geven door de inscriptie, welke de directeur der gemeentegasfabrieken te Amsterdam, de heer Ir. M. van der Horst, destijds de com missie in zijn brief van 16 December 1932 aan de hand deed. De inscriptie op den gedenksteen zou der halve naar het oordeel der commissie aldus behooren te luiden: „Ter herinnering aan den bouwmeester der gasfabriek Ir. A M. Van Deventer c.i., Directeur der gemeentelichtbedrijven van Alkmaar van 1 October 1915 tot 1 Februari 1931 heeft het personeel dezen gedenksteen aangebracht". De commissie stelt uwe vergadering mits dien voor, nadat daarover het gevoelen van het personeel der gasfabriek is gevraagd, voor rekening der gemeente den steen met den gewijzigden tekst weg te nemen en te vervangen door een anderen steen, voorzien van de inscriptie overeenkomstig het voor stel van Ir. M. van der Horst De Commissie, get. SIETSMA, Voorzitter; get. H. van DRUNEN, get. S. J. A. KEESOM, get. P. LANGEVELD, get. J. RINGERS, leden. Bovenstaand rapport met voorstel werd in uwe vergadering van 13 April j.1. in onze handen gesteld om advies. Naar aanleiding daarvan merken wij het volgende op. Uit het rapport blijkt, dat de commissie met ons van oordeel is, dat de oorspronke lijke tekst van den gedenksteen onjuist was. Dit is, naar de commissie constateert, thans ook doör den heer Ir. van Deventer erkend. De gedachtenwisseling over deze aangele genheid wordt daardoor zeer vereenvoudigd, omdat thans alleen de vraag ter sprake kan komen, of de fout op de juiste wijze is her steld. De commissie is van oordeel, dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. Zij knoopt daaraan de opmerking vast, dat een bespreking met de heeren De Kat en Van Deventer ongetwijfeld tot een bevredi gend resultaat zou hebben geleid, waardoor de uit onze beslissing voortgevloeide onaan genaamheden voorkomen hadden kunnen worden. Wij meenen goed te doen, in verband hier mede de algemeene opmerking te maken, dat het voor de beoordeeling van een aangele genheid als deze groot verschil uitmaakt, welk stadium van de zaak men te beoordee- len krijgt. Men zal eerst dan een billijk oor deel kunnen uitspreken, als men de omstan digheden in aanmerking neemt zooals die waren op het oogenblik, waarop de beslis sing moest worden genomen Wij veroorloven ons, dit aan de hand van het rapport der commissie met een voorbeeld te illustreeren. De commissie komt tot de slotsom, dat, na overleg met het personeel (bedoeld zal zijn: na verkregen toestemming van het perso neel) de steen moet worden verwijderd en vervangen door een anderen steen met ander opschrift. Men herinnere zich nu de brieven, die wij, toen de heer De Kat zich bij ons be klaagde, aan den heer Van Deventer hebben geschreven en de wijze, waarop de heer Van Deventer, die de bewering, dat het opschrift van den steen onjuist zou zijn, met groote kracht bestreed, daarop heeft gereageerd. Zou men zich nu inderdaad als een mogelijk heid kunnen indenken, dat, zoolang nog geen beslissing was genomen, de heer Van Deven ter zou te vinden zijn geweest voor vervan ging van den steen, die naar zijn meening juist weergaf wat de bedoeling was? Zou het personeel in dat stadium, wetende, wat de opvatting van den heer Van Deventer was, tot een vervanging zijn toestemming hebben gegeven? Zou de heer De Kat in dat stadium hebben toegestemd in een oplossing als thans door de commissie wordt voorge-l steld? Het zijn vragen, die men toch billijkerwijs zal moeten stellen, wil men tot een objectief oordeel komen. Wij voor ons zijn overtuigd, dat op af deze vragen een ontkennend ant woord past. En wannier de commissie stelt, dat al deze onaangenaamheden hadden kun nen worden voorkomen door een bespreking met de heeren De Kat en Van Deventer, dan laat zij zich naar ons voorkomt te veel be- invloeden door de omstandigheden zooals die waren in het tweede stadium, n.1. toen onze beslissing eenmaal was genomen en uitge voerd. Eerst in dit tweede stadium bleek de heer van Deventer bereid, de onjuistheid van het oorspronkelijke opschrift toe te geven, nadat wij hem, alvorens een beslissing te ne men, tot tweemaal toe in een uitvoerigen brief hadden doen blijken, hoe gaarne wij met hem zouden samenwerken om in der minne tot een oplossing te geraken. Tot „Ze was niet op slot, toen u uitging?" „Neen, maar de klink zat er op. Die doe ik altijd dicht, en het is een goede klink ook" „Was u den heelen middag en avond in de buurt van het erf, mr. Leslie?" Tot dusverre was de ondervraging, behal ve wat den agent met zijn ijverig potlood be trof, min of meer vriendschappelijk en infor meel geweest. Nu was er een officieele klank in de stem van den sergeant, die maakte, dat Leslie zijn antwoord zorgvuldig overwook. „Ik ging vanmiddags omstreeks vier uur uit, en kwam niet terug voor even over ach ten." „Was u al dien tijd niet dicht genoeg in de buurt om een schot te kunnen hooren? Dit is namelijk door een schot gebeurd." Leslie schudde het hoofd. „Ik maakte een verre wandeling naar bui ten. Behalve even na vieren of iets voor ach ten had ik niets kunnen hooren." „Een ongewone tijd voor een wandeling, mr. Leslie!" Uit de stem van den sergeant viel niets op te maken, maar toch voelde Leslie, dat hij een kleur kreeg. „Ik had het te druk om eerder te gaan, en ik had behoefte aan lichamelijke inspanning" zei hij kortaf. „Kunt u rekenschap geven van uw tijd? Ik moet u verzoeken goed over uw antwoorc na te denken Leslie viel hem in de rede. Zijn zenuwen hadden al heel wat geleden onder de rtebeur- tweemaal toe hebben wij hem dus gelegen heid gegeven, hetzelfde te zeggen, wat hij thans aan de commissie heeft gezegd, blijk baar onder den indruk van het feit, dat de groote meerderheid der deskundigen zijn aanvankelijke meening niet deelde en met ons van meening was, dat het opschrift inder daad onjuist was. Ons kan alleen het verwijt treffen, dat wij niet ook, evenals de commissie thans, een groot aantal deskundige adviezen hebben in gewonnen, alvorens tot wijziging van den steen over te gaan. Wij moeten dit verwijt aanvaarden, al moeten wij daarbij de opmer king maken, in de eerste plaats, dat het be sturen eener gemeente wel zeer omslachtig zou worden, wanneer geen kwestie van eenig belang tot oplossing zou kunnen worden ge bracht zonder het inwinnen van adviezen van talrijke deskundigen; in de tweede plaats, dat het ons tot voldoening stemt, dat, zoo wij deze adviezen hadden gevraagd, ons oordeel over den oorspronkelijken tekst het zelfde zou zijn geworden, wat het zonder die adviezen was. En daarin school het ook door ons be treurde verschil met den heer Van Deventer. Thans de vraag, of de door de commissie voorgestelde oplossing de juiste is. Het merkwaardige is, dat de commissie zich over die oplossing opzich zelf niet uit spreekt. Zij volstaat met te constateeren, dat de heeren Van Deventer en De Kat zich thans beiden met deze inscriptie en met de vervanging van den steen door een nieuwen hebben vereenigd. Dit blijkt uit een voor Uwe vergadering ter inzage gelegde brief wisseling, die wij met de commissie na het uitbrengen van haar rapport hebben ge voerd. In verband n.1. met het verzet, dat gerezen was tegen onze beslissing, die slechts strekte tot wijziging van het op schrift, bevreemdde ons eenigszins het zoo veel verder gaande voorstel van de commis sie, die algeheele vervanging van den steen wil. Wij vroegen ons af, hoe de reactie zou zijn geweest, wanneer wij reeds onmiddellijk in den geest der commissie zouden hebben gehandeld en den thans door alle betrokke nen onjuist geachte inscriptie op zoo radi cale wijze hadden doen verdwijnen. Naar onze meening zou tot een verwijdering van den steen eerst aanleiding zijn als het nieu we opschrift zich duidelijk onderscheidde van wat thans op den steen vermeld is en in dat onderscheid duidelijk zou uitkomen wat in het bestaande opschrift ontbreekt. De woorden „bouwmeester der gasfabriek" zou den, meenden wij, in wezen niets anders tot uitdrukking brengen dan wat de steen thans vermeldt, n.1. dat de fabriek is gebouwd door Ir. Van Deventer. (Dat is het nieuwe opschrift wordt gesproken van het aanbren gen van den steen door het personeel, wat niet tot uitdrukking kwam in het vroegere opschrift, kan slechts van secundaire betee- kenis zijn, omdat het personeel daarop zelf blijkbaar destijds geen prijs heeft gesteld) Wij vroegen daarom aan de commisie, of zij wel verschil in feitelijk beteekenis aan wezig acht en, indien ja, of dit verschil in derdaad een zoo radicalen maatregel wet tigt als zij voorstelt. De commissie onthoudt zich van een ant woord op die vraag. Zij beroept zich erop, dat het hier geldt een compromis tusschen de heeren De Kat en Van Deventer. Nu bei den zich met het nieuwe opschrift konden vereenigen, was, naar zij meende, het doel bereikt. Ook wij hechten, gelijk vanzelf spreekt, groote beteekenis aan de thans bereikte be vrediging. Maar wij zouden op het voor name punt, waarover wij nadere inlichting vroegen, gaarne een gemotiveerde uitspraak der commissie hebben gezien, omdat wij er uiteraard prijs op stellen, ons oordeel te toetsen aan dat der commissie, die van deze aangelegenheid een uitgebreide studie heeft gemaakt. Wij blijven hierover thans in het onzekere en kunnen dus niet beoordeelen, in welk opzicht de door ons gegeven oplossing in wezen onjuist is. Blijkbaar beteekenen de woorden „bouwmeester der gasfabriek" niet tevens, dat daarin ook het ontwerpen geheel begrepen-is; immers ware dit wèl het geval, dan zou de heer De Kat zich daarmede niet hebben vereenigd en het zou eveneens niet strooken met het laatstelijk door den heer Van Deventer ingenomen standpunt. In hoe ver het dan wèl meer ze;ri dan de vermel ding van den bouw op den door het perso neel aangeboden steen, ware belangwekkend geweest te hooren. Wij zouden, nu de commissie daarover niet wenscht te spreken, geen enkele aanlei ding hebben, onze oplossing prijs te geven, ware het niet, dat ook wij er toe willen mede werken, een andere oplossing te kiezen, wan neer die meer bevrediging geeft, in het bijzonder bij de onmiddellijk erbij betrokken partijen. Het is om deze reden, dat wij U in overweging geven, het voorstel der commis sie aan te nemen, met deze wijziging nochtans, dat in plaats van „nadat daarover het gevoelen van het personeel der gas M "f teniscen van dien avond, en de manier van doen van den man begon hem te vervelen. „Hemel, man, je wilt toch niet zeggen, dat alles, wat ik zeg tegen mij gebruikt kan wor den? Wat ik kan vertellen, is tot je dienst, maar het is niet veel. Ik v<ad deze dame nooit van mijn leven eerder gezien, toen ik om acht uur thans kwam en haar hier in mijn kamer vond. Ik heb er geen flauw idee van hoe zij hier kwam. Je denkt toch zeker niet, dat ik haar vermoord heb?" Maar de sergeant verkoos zich daar niet over uit te laten. „Hoe het zij, wij wenschen te weten waar u gedurende den avond was en of u in dien tijd iemand gesproken hebt, die dat waar kan maken". „Hoe had ik iemand kunnen spreken? Ik zei u toch, oat ik een lange wandeling naar buiten heb gemaakt! Ik geloof niet, dat ik een sterveling ontmoet heb, en zeker niet iemand, die mij kende". „Vier uur is heel lang! Wandelde u al dien tijd? Leslie sprak kortaf. Hij was vermoeid, -n de heele zaak beggon op zijn zenuwen te werken. ,Als dat alles is. wat u mijn kunt vertellen mr. Leslie, zal ik hier eens rondkijken. Als u zoolang in 'n andere kamer wilt gaan Leslie opende den mond, alsof hij iets wil de zeggen, doch blijkbaar bedacht hij zich. „U kunt sui in teuten wiém, afe u na en te mij noodig hebt", stemde hij toe, terwijl hij de kamer uitging. „Er staat koffie op de kachel, als iemand er soms trek in heeft". De sergeant keek hem nadenkend liep toen naar de deur. „U zult me verplichten het huis niet verlaten", riep hij hem na. Leslie verloor zijn geduld. „Beste man. ik zal heusch niet wegloo- pen", barstte hij uit. In de kleine keuken viel hij in een stoel bij de kachel neer en streek zien met de vingers door het haar. Hij was ontzettend moe, zelfs te moe, om behoorlijk te kunnen denken, en het begon tot hem door te dringen, dat hij in een neteliger positie was, dan hij wel ge dacht had. Het was dwaas van hem geweest zijn geduld te verliezen. Het was dien man tenslotte niet kwalijk te nemen, dat hij wat achterdochtig was. Zwaar zuchtend liet hij het hoofd in de handen zinken en trachtte zijn toestand katm te overdenken. Maar de gedachten dwarrel den ongeregeld in een kringetje door zijn vermoeid brein, en eindelijk gaf hij het in wanhoop op en richtte zich op. Als de poli tie maar wat voort wilde maken en de zaak beëindigen! Hij reikte naar den koffiepot en schonk zich een groote. sterke kop koffie in. „Verduiveld!" riep hij uit den grond van zijn hart. „o verduiveld!" Intusschen ging de sergeant voort met zijn onderzoek- Met behqjp yan .Gunnet en den WRIGIEY'S KAUWGOM IN DE MONO IS LEKKER EN GEZONDI VIER STUKS KR PAKJE fabriek is gevraagd" worde gelezen „nadat het personeel der gasfabriek zich in meer derheid daarmede zal hebben vereenigd". De door de heeren Ringers ca. in de ver gadering van 27 October 1932 ingediende motie zou, naar ons voorkomt, wanneer Uwe vergadering zich met het voorstel der commissie vereenigt, moeten worden verwor pen, aangezien die motie constateert, dat er geen reden was om de woorden „ontworpen en" van den gedenksteen te doen verwijde ren. Nu de commissie tot een tegenoverge. stelde conclusie is gekomen, is deze moti« met haar voorstel niet vereenigbaar. (Het blijkt steeds meer hoe alwetend het tegenwoordige college van B. en W. mag worden genoemd. Immers, waar de be trokken commissie het noodig oordeelde verschillende deskundigen te hooren, waren B. en W. destijds dadelijk met de oplossing van het vraagstuk gereed. En wanneer men nu in deze bijlage leest „dat de groote meer derheid der deskundigen de aanvankelijke meening van den heer Van Deventer niet deelde en met B. en W. van meening was, dat het opschrift inderdaad onjuist was," dan is dit niet alleen 'n demonstratie van al wetendheid doordat men 't voorstelt alsof de deskundigen zich na rijp beraad met de da delijk door B. en W. gevonden oplossing heb ben vereenigd, maar het is ook een opzette lijk onjuiste voorstelling van zaken omdat de eindconclusie der commissie een geheel ande re dan die van B. en W. is geweest Ten slotte komt het hierop neer, dat in de laatst gehouden commissievergadering de heer Ir. Wouter Cool, secretaris van het Ko ninklijk Instituut van ingenieurs, een beroep op de collegialiteit der betrokken partijen ge daan heeft en dat ook de heer Van Deventer, om tot een voor alle partijen aannemelijk resultaat te kunnen komen, zich ten slotte vereenigd heeft met een voorstel van Ir. Van der Horst, om op den gedenksteen te vermelden, dat Ir. van Deventer de bouw meester der gasfabriek is geweest. Wij ge- looven, dat buiten B. en W. waar bleef n u hun alwetendheid? iedereen wel zal begrijpen, dat er een groot verschil is tus schen de verklaring, dat men iets gebouwd heeft of dat men de bouwmeester geweest is. Er zijn heel wat aannemers, die een monu mentaal werk bouwden zonder dat zij daar van de eigenlijke bouwmeesters zijn geweest. Dat de comm. er niet op ingaat de nieuwsgie righeid van B. en W. te bevredigen voor hoe veel procent het woord „bouwmeester" ook het begrip „ontwerper" inhoudt, kunnen wij niets anders dan verstandig noemen. Derge lijke vragen kunnen slechts de thans met moeite verkregen bevrediging van alle be trokken partijen weer verstoren. Ten slotte treft ons in de beschouwing van B. en W. nog een voornaam punt, namelijk de groote zorg welke zij blijken te hebben of het personeel van de gasfabriek wel met de door de commissie bereikte oplossing accoord zal kunnen gaan. Juist B. en W., die dat personeel bij de willekeurige verandering van den steen volkomen genegeerd hebben, toonen zich nu uiterst bezorgd of het perso neel zich wel met de thans voorgestelde op lossing zal kunnen vereenigen en zij stellen dan ook voor, niet alleen het gevoelen van dat personeel te vragen, maar vast te stellen, dat het zich in meerderheid met de oplossing moet kunnen vereenigen. Wij gelooven al vinden wij dit gewij zigde voorstel onnoodig dat de commis sieleden daartegen geen bezwaar zullen ma ken, wanneer vanzelfsprekend vaststaat, dat deze groep gemeentepersoneel zonder eenige pressie noch van B. en W., noch van ae zijde der directie in volle vrijheid zal kunnen beslissen. Wij voor ons zijn er van overtuigd, dat het personeel, dat dit huldeblijk heeft geschon ken niets liever zal willen, dan dat de man te wiens eere deze gedenksteen werd aange bracht, zich ook met de inscriptie daarop zal kunnen vereenigen. Er is geen enkele reden waarom het personeel zich met de thans door allen aanvaarde oplossing niet accoord zou kunnen verklaren. Red. Alkm. Crt.) man, dien hij had megenomen, tilde hij het lijk van de tafel en legde het op den grond. Toen het hoofd achterover tegen zijn schou der viel, uitte Gunnet een kreet. „Zij is het, van miss Alen! Haar zuster, geloof ik, dat zij is! Ik zag haar vanmorgen in het dorp!" „Miss Allen van Greycross?" „Juist. Die woont hier zoowat vijf iaar. Ik hoorde hier of daar vertellen, dat zij haar zuster verwachtte, en die kwam gisteren. Een mevrouw Zus of Zoo is zij. Mijn vrouw zal het wel weten. Die heeft een zeldzaam talent om nieuwtjes op te pikken." De sergeant onderzocht de wond, die on der het zware blonde haai verborgen lag. „Het is ongetwijfeld een kogel wond en van heel dichtbij afeschoten. Is er ergens een wapen?" Maar er was geen spoor te bekennen van het wapen, waarmee de ongelukkige vrouw was gedood. iWordJ yetxojjs:^

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1933 | | pagina 5