DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Uit den Alkmaarschen Raad. PRIJS DER GEWONE ADVERTENTIEN: Van 15 regels 125, elke regel meer 0.25, groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk kerij v h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9, postgiro 37060. Telef. 3, redactie 33. No. 135 Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA. Zaterdag 10 Juni 1933 Directeur: C. KRAK. 135e Jaargang Ondanks de warme debatten heeft de Raad „ijskoud" besloten bij de Kroon in beroep te gaan. Bij recepties ten stadhuize wordt alleen nog maar Java-thee en ranja van hollandsche sinaasappelen geschonken. Als Piel Hein een geboren Alkmaarder was geweest, hadden we hier toch niet meer dan een Piet-straat gekregen. SetSLZeker nkt °P dCn Van ge" Waf vandaag de aandacht trekt ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.—, tranco door het geheele Rijk 2.50. Losse nnmmers 5 cents. Dit nummer bestaat uit drie bladen. I Het is niet alles om op een mooien zomer- schen middag als alle vrijbuiters naar zee of naar den Bergermeer trekken om in het zilte oi zoete nat eenige verkoeling te zoeken, naar het Stadhuis te moeten gaan om er een gemeenteraad bij te wonen. De zaal is waun, de raadsleden zijn warm en de debatten zijn nog warmer en het is verwonderlijk hoe lang de tijd tusschen één uur en kwart vuor zes duurt ais er over het indeelen van scholen, over gemeentelijke geldleeningen en over subsidies aan het bij zonder bewaarschoolonderwijs worot ge sproken. Niet dat dit alles niet belangrijk zou zijn. Dat is het natuurlijk wel en allereerst voor de menschen, die er het nauwste bij betrok ken zijn, maar een raadsagenda is nu een maal geen cabaretprogramma en er staan altijd heel wat nummertjes op, die men op zoo'n prachtigen middag veel lievtr tot een volgende gelegenheid zou willen bewaren. Laten wij allereerst dankbaar constateeren, dat onze raadszaal meer en meer in het teek ei der stedelijke historie komt te staan. De groote schouw, die men tot dusver algemeen •kelijk heeft gevonden, blijkt thans met haar zijstukken uitstekend geschikt om er in de sierlijke letters, welke onze voorvaderen voor de reproductie van hun proza en poëzie ge bruikten, enkele lofdichten op te schdderen, welke aan Van der Woude en Van Schaghen ontleend zijn er. den lof van Alkmaars schoon heid alsmede de kracht en pracht van zijn stedelijk wapen bezingen. Bovendien is hier ter stede gelukkig kort geleden de achtste monumentendag gehou den Gelukkig, zeiden wij. want de burge meester, die zich voor de ontvangst van der gelijke congressen natuurlijk altijd even wil voorbereiden had zich in de oude archieven verdiept en was zoodoende op het spoor ge komen van een tweetal voor Alkmaar belang rijke stukken, een privilege van Philips van Bourgondië en een bul van Willem van Nas sau. waarvan behoorlijk leesbare copieën waren gemaakt, welke thans ingelijst in de raadszaa1 waren opgehangen. Zij worden daar op het oogenblik nog gezelschap ge houden door de portretten van een man en een vrouw, die misschien in zestienhonderd- zooveel belangt ijke figuren uit de Alkmaar- sche geschiedenis zijn geweest,, maar van wie geen enkel raadslid onvoorbereid zal kunnen zeggen hoe zij eigenlijk heeten, alsmede door een groot schilderij, waarop Salomo juist van plan is een kindje door midden te hak ken, alles heel interessant, maar minder pas sen voor de zaal van Alkmaars vroedschap, waarmede we natuurlijk geenszins willen be weren, dat ook daar zoo nu en dan geen Salomo's wijsheid te beste wordt gegeven. In allen gevalle heeft de burgemeester toe- ïezegd, dat hij opnieuw met den archivaris In de kelders zal afdalen en naarstig!ijk zal speuren naar andere voor Alkmaar belang rijke stukken welke dan eveneens gecopieerd en opgehangen zullen worden, zoodat onze raadszaal weldra geheel in het teeken der stedelijke historie zal staan. Naar aanleiding van het verzoek van een Comité van Verweer om van gemeentewege Keen Duitsche goederen meer te koopen, heeft de heer Van de Vall zich verdienstelijk ge waakt door nog eens in treffende bewoor dingen de miskenning en zervolging te schil deren waaraan verschillende volksgroepen °P dit oogerblik in Duitschland blootgesteld zijn. Er zullen waarschijnlijk weinig raadsleden geweest zijn, die dat ook al niet reeds uit de couranten hadden vernomen of die het niet wet hem eens waren, dat dergelijke toestan den buitengewoon betreurenswaardig zijn. ten geheel andere vraag is het natuurlijk of Alkmaarsche gemeenteraad daarop daad werkelijk moet reageeren en de overgroote Weerderheid van den raad kwam dan ook al neel spoedig tot de overtuiging, dat dit dan wen allereerst de taak van de landsregeering fir" ?1?cten z'in- Zoolang Nederland zich of- •eel buiten de interne aangelegenheden van anderen staat houdt ligt eenige directe of h'jer Van Va" beklaagde zich over de in Duitschland, de heer Venneker Weiiïiufi 'oestanden in Spanje, een ander straks bevnn °?€r d:e in RusIand en elk gemeente- is. d<w' I ten. sio.tte een officieel lichaam verstandig niet telkens weer naar een ander front stelling te nemen maar te koo pen wat het noodig heeft daar waar het dat het beste zai kunnen krijgen. Koop Neder- landsch fabrikaat, dat is de verstandigste raad welke men in deze tijden kan geven en B. en W. hebben al toegezegd, dat zij geen op drachten aan het buitenland geven, nu stad- of landgenooten ons even goede en goed- koope waren kunnen leveren Over de voorgenomen reorganisatie van het Lager Onderwijs is langdurig gedebat teerd. Wij gelooven niet, dat zij in onderwijs kringen met onverdeeld enthousiasme ont vangen is al waren er dan ook ditmaal geen adressen welke daarvan getuigden B en W hadden hun best gedaan, het onderwijs zoo goed mogelijk te doen blijven, zij hadden, ondanks hun toezegging tot beperking. z?:fs de boventallige onderwijzers gehandhaafd en van een bezuiniging van eenige beteekenis zal dan ook geen sprake zijn. Er was natuurlijk nog wel eenig debat, o.a. van den heer Vogelaar, die het kindertal in de eerste klassen wilde opvoeren door aan de derde gemeenteschool die klasse te laten ont breken, van den heer Stoutjesdijk, die juist aan die school de eerste klasse zou willen handhaven, van den heer Govers, die geen enkele eerste klasse wilde missen, van den heer Ringers. die twee scholen in één gebouw wilde om er een te kunnen uitsparen, van den heer Sietsma. die voornamelijk bij het zevende en achtste leerjaar kleinere klassen wenschte, van critici, die in geen geval een eerste klasse met een andere wilde combinecren en last not ieast van critici, die den tijd aan al deze besprekingen gewijd verloren noemden, omdat de raad binnenkort toch weer voor geheel andere onderwijsproblemen zal staan als de Kroon beslist heeft, dat de aangevraag de neutrale school er wel degelijk zal moeten komen. 0 B. en W., die de vraag of men al dan niet van de beslissing van Ged. Staten in hooger bercep zou gaan tot deze vergadering hadden uitgesteld, onder het motief dat men dan tegelijkertijd de reorganisatie van het Lager Ondeiwijs zou kunnen bekijken, bleken thans beide vraagstukken volkomen van elkander te hebben losgemaakt. Alle reorganisatie voorstellen zijn vastgesteld door menschen, die er geen oogenblik mee rekening hebben gehouden, dat de neutrale school er binnen afzienbaren tijd zal komen. Men heeft als de bekende struisvogel den kop in het zand gestoken om de school maar niet te zien in de veronderstelling, dat zij er dan ook niet zijn zou, en slechts noodgedwongen werd zoo nu en dan van „het spook der neutrale school" gesproken, dat onzichtbaar boven de raadszaal scheen te zweven en waarnaar de meerderheid van den Raad het liefst niel wilde kijken. Waar de zaken zoo staan is elke beslissing ovër de reorganisatie van het Lager onder wijs in deze gemeente slechts prematuur en een definitieve regeling zal eerst na de uit spraak van de Kroon tot stand gebracht kunnen worden. Plotseling zakte het neutrale schoolspook naar de tafel van B. en W. en kreeg een ge stalte waarnaar de rood-zwarte raadsmeer- derheid, ditmaal versterkt door de V.D.-frac- tie, met grooten afschuw heeft gekeken Ondanks de zoo handige motiveering tot afwijzing van het verzoek der Neutrale schcolvereeniging, een moliveering, die zoo bedriegelijk „echt" geleken had, dat de secre taris er menig complimentje over had gekre gen, waren Ged. Staten er heelemaal niet in- geloopen. Zij beslisten „ijskoud" zou men in Alkmaar zeggen dat de afwijzing in strijd met de wet en met de ter zake bestaan de jurisprudentie was en dat dus de Raad alsnog zijn medewerking voor het tot stand komen van de school zou moeten verleenen. Evenwel, dit lesje was nog niet voldoende en wij gaan, op voorstel van B. en W., op nieuw met het afwijzende vonnis op stap, ditmaal naar de Kroon in de stille hoop, dat de huidige regeering misschien met het oog op de tijdsomstandigheden voor de tot dus ver bestaande wettelijke bezwaren een oogje zal willen dichtknijpen. De raadsmeerderheid speculeert dus op een min of meer fascistisch optreden van de nieuwe regeering en het is alleen maar ver wonderlijk, dat mannen als de heeren Wes terhof en Van de Vall, die toch van onver- dachten rooden huize zijn, een dergelijk streven willen steunen. Er kwamen bij de debatten over dit vraag stuk nog enkele onverkwikkelijke bijzonderhe den naar voren, die toch wel waard zijn aan de vergetelheid ontrukt te worden. Men weet, dat de actie der schoolvereeni- ging op bedenkelijke wijze ondermijnd werd door een tegenactie van de zijde van een comité van verweer, waarin eenige politieke groepen en onderwijsorganisaties vertegen woordigd waren. Vandaar dat ouders, die hun steun en medewerking reeds hadden toegezegd aan hen, die „misbruik van de wet maakten" wij volgen hier de terminologie van B. en W. weer bezoek kregen van an deren, die „naar idieele motieven streefden" alweer een kenichetsing van B. en W. en dan uit vrees voor het verliezen van klan ten of om een andere kleingeestigheid hun toezegging weer terug namen. Vandaar dat er langzamerhand een groep ouders was, die zoogenaamd misleid waren, die er in ge- loopen waren enz. en nu aan B. en W. be tuigden, dat zij hun kinderen in geen geval naar de nieuwe school zouden zenden. Het verschijnsel doet zich vrijwel altijd voor als er pogingen tot oprichting van een bijzon dere school gedaan worden en B. en W. heb ben er een dankbaar gebruik van gemaakt door de kinderen van al die misleide ouders van de lijst af te trekken, waarna Ged. Sta ten ze, volgens wettelijk voorschrift, er weer bijgeteld hebben. Het bleef voor velen een raadsel hoe som mige schoolhoofden en anderen, die actief aan de tegenactie deelnamen, aan de namen van dé ouders waren gekomen totdat thans de heer Sietsma bekend heeft, dat hij die lijst uit de voor de raadsleden bestemde stukken had overgeschreven en ze aan de tegenstan ders ter hand gesteld had. Nu de burgemeester nadrukkelijk en met een zekere voldoening geconstateerd heeft, dat dus gebleken is, dat het college zich daaraan niet schuldig gemaakt heeft, kunnen wij critiek op deze handelwijze van een raadslid die ook nog actief aan de tegen actie heeft deelgenomen verder laten rusten. Meer dan verwonderlijk was vervolgens het debat over het voorstel van B. en W. om van de afwijzende beschikking van Ged. Sta ten weer in beroep te gaan bij de Kroon. B. en W. motiveerden dit voorstel door het aanhalen van een ministerieele beschikking en eenige koninklijke besluiten, waaruit zou blijken, dat er kans bestond, dat het college in Den Haag toch nog in het gelijk gesteld zou worden. De heer Vogelaar, die dit zeer sterk betwij felde, wilde aantoonen, dat de door het col lege genoemde beslissingen geen steek hiel den en op het Alkmaarsche geval niet van toe passing waren. Als tegenstander van het voorstel van B. en W. had bij daartoe na tuurlijk het volste recht, maar de burgemees ter, die het blijkbaar niet prettig vond de zoo met moeite bijeengezochte argumenten nu reeds als waardeloos puin te zien afbreken, verzocht hem daarmee niet door te gaan. Hek was niet noodig dat de Weer Vogelaar voor „souffleur speelde voor diegenen, die in strijd zijn met de meerderheid van den Raad" en hij liad als raadslid het belang der ge meente voor oogen te houden. Hoewel de heer Vogelaar betwijfelde of men zijn scuffleurschap noodig zou hebben, was hij toch genegen aan den wenk van den burgemeester gehoor te geven en verdere cri tiek achterwege te laten, een verwonderlijk standpunt van iemand, die ten slotte tegen het voorstel was en toch zeker het volste recht heeft te zeggen waaróm hij er tegen is en op welke gronden hij de motieven van B. en W niet kan deelen. Natuurlijk heeft de heer Vo gelaar als raadslid de belangen der gemeente voor oogen te houden, maar hij heeft ook het recht om het met de voorstellen van B. en W. niet eens te zijn. Men kan een goed raads lid zijn en toch opkomen voor een bepaalde groep der bevolking, welker rechten door allerlei drogredenen opzettelijk miskend wor den. Nog heel wat scherper in zijn critiek was Mr. Langeveld, die den burgemeester openlijk verweet, dat deze uit persoonlijke animositeit de plannen Win de Neutrale schcolvereeniging tegenwerkt, dat hij alles in het werk stelt om die school den nek om te draaien zonder zich daarbij aan wettelijke voorschriften te storen en zich daardoor niet als een goed Vrijheidsbonder heeft doen ken nen. De burgemeester heeft daarop toegegeven, dat hij reeds aan het schoolbestuur medege deeld had, dat men hem vierkant tegenover zich zou vinden en daarnaast weer in het licht gesteld, dat hij deze zaak, in het waar achtig belang der gemeente, onpartijdig en royaal behandelt, welke royaliteit intus- schen niet strookt met de beperking welke den heer Vogelaar werd opgelegd, toen hij de motieven van B. en W. een beetje al te sterk onder de loupe heeft genomen. Ten slotte is het onze overtuiging, dat ook dit debat gevoegelijk achterwege had ktinnen blijven, omdat weldra zal blijken, dat de Kroon de gemeente tot het beschikbaar stel len van een schoolgebouw verplicht en dus al deze pro- en contra-beschouwingen geen enkel nut gesorteerd hebben. Over de steenkwestie aan de gasfabriek zullen we, na alles wat daarover reeds ge schreven en gedebatteerd is, niet veel meer zeggen. Wij maken met groote voldoening melding van het feit, dat het voorstel van de raadscommissie om den door B. en W. verminkten steen door een anderen te ver vangen, zonder hoofdelijke stemming is aan genomen, hoewel de heeren Van de Vall en Bulens daarbij hebben laten aanteekenen, dat zij er tegen waren. De houding van deze beiden is meer dan onbegrijpelijk. Zij immers met den heer Bakker, die thans zoo verstandig was ^e zwijgen, hebben voorgesteld een commissie van onderzoek te benoemen en het past hun dus allerminst om van de belachelijkheid van het vraagstuk te spreken als de voorzit ter van deze commissie een rapport van haar werkzaamheden uitbrengt. Ten slotte is deze geheele geschiedenis een eerezaak en een kwestie van recht en wij laten het aan hen, die dat niet willen of niet kunnen be grijpen gaarne over bij dit alles niets anders dan een simpelen steen te zien. Toen de brief van curatoren ter sprake gebracht werd, waarin het werk van den concierge-amanuen- sis op onaangename wijze aan critiek onder worpen werd, waren de sociaal-democraten er dadelijk en terecht bij om daarover hun verontwaardiging uit te spreken. Toen werd er ook niet gezegd „de wereld staat in brand en men maakt zich druk over een stuk papier'' en zoo is het ten slotte ook met den gedenksteen. Die steen zelf was doode mate rie, maar hij had een symbolische beteeke nis. Hij legde voor latere geslachten de dankbaarheid van het personeel en de betee kènis van het werk van een verdienstelijk hoofdambtenaar vast en de wijze waarop B. en W. eigenmachtig daarin aan het verande ren zijn gegaan, is meer dan ergerlijk te noemen. De heer Westerhof mag nu betoogen, dat dit alles heel onbelangrijk was, wij wijzen er daar tegenover op, dat bekende professoren en ingenieurs zien op verzoek der commissie met deze zaak'hebben bezig gehouden en ze dus blijkbaar wèl belangrijk hebben gevon den. Zelfs de groote dagbladen hebben aan een bespreking daarvan hun kostbare ruimte gegeven en wij kunnen dèn heer Westerhof verzekeren, dat zij dit niet zouden doen als dit alles eenvoudig om een simpelen steen was begonnen. Wanneer de heer Westerhof met het col lege de zaak zoo onbelangrijk vindt, waarom dan niet in de vorige raadsvergadering het commissie-rapport zonder meer aanvaard? Waarom dan weer een prae-advies en een groote bijlage, waarom dan zelfs nu nog een schorsing der beraadslagingen gevraagd? De heer Van de Vall wilde den steen maar heelemaal laten verdwijnen, maar hij vond daarbij van niemand steun, dan van de hee ren Bulens, Westerhof en Venneker, die, als het in zijn kraam te pas kemt, ook graag over geestelijke waarden en rechtvaardigheid wil spreken. Het was slechts te betreuren, dat de heer Ringers, doordat hij zich een oogenblik kwaad maakte, in een der vele valletjes liep, die B. en W voor de raadscommissie had den open gezet en daardoor, in strijd met het verstandige besluit van de raadscommissie, toch ging definieeren in hoeverre z.i. het woord „Bouwmeester" ook het „ontwerpen"' inhoudt. De heer Westerhof, die op 27 October ge zegd heeft, dat in de Nederlandsche taal in het bouwen ook het ontwerpen wordt begre pen, mag thans zelf een conclusie trekken. Vast staat, dat ook de heer Van Deventer, die zich met de inscriptie van B. en W. niet kon vereenigen, zijn werk thans voldoende geapprecieerd ziet en dat de man te wiens eere dit gedenkteeken werd opgericht, nu de zekerheid heeft, dat geen schendende hand daarin willekeurig en eigenmachtig nog ver andering zal brengen. B. en W. vroegen een nieuw hek om de speelplaats der Sint Agnesschooi en omdat dit een principieel hek was, hadden ook de kath. geen overwegende bezwaren. De concierge-amaunensis van het Gymna sium krijgt een „wetenschappelijke" hulp en wij kunnen ons heel best voorstellen, dat zijn vreugde daarover wel wat getemmerd wordt door de motiveering, dat hij zelf niet goed onderlegd is Voor een man, die zooveel jaren practisch voldaan heeft en wiens groote verdiensten kort geleden terecht zoo gehuldigd zijn, is een verklaring, dat hij uit den tijd is allesbehalve aangenaam en het was wel zoo tactisch en ook zoo juist ge- weest eenvoudig te vermelden, dat hij die hulp alleen behoefde, omdat hij het te druk kreeg. Het geven van namen aan straten is altijd een lastige geschiedenis en de eenige troost is, dat er in Alkmaar niet zooveel nieuwe straten komen, dat men zich dikwijls met dit vraagstuk heeft bezig te houden. Mej. Carels wilde buurten van een uitge sproken karakter vormen, een zeehelden buurt. een schildersbuurt, een wethouders- i De Fransche buitenlandsche poli tiek (Dag Overzicht). Het voetbalprogramma voor Zon dag. (Sport en Wedstrijden). Baer wint het wereldkampioen schap boksen. (Sport en Wedstrij den). De strafmaat voor het verbouwen van te veel tarwe. (Land- en tuin bouw). De Ned Maatsch. voor Nijverheid vraagt maatregelen tegenover het Duitsche moratorium. Het rapport der commissie inzake het verleenen van steun in natura aan werkloozen. (Binnenland). (Zie eventueel verder laatste berichten). buurt, enz., maar Alkmaar is te klein om zich een dergelijke grootstadsdie weelde te kunnen veroorloven. Elke stad is ten slotte trotsch op zijn eigen historie en het is begrijpelijk, dat men eeni ge straten vernoemt naar Alkmaarders, die in het verleden mannen van beteekenis zijn geweest. Toch zouden wij dit systeem niet te ver willen doorvoeren en, zooals thans weer gebeurd is, in het archief alle mogelijke voor het publiek onbekende grootheden opdiepen om met hun dikwijls onuitspreekbare namen de bordjes van onze straten te sieren. Wij hebben er nu weer een Dominique Eerens, een Blaeustraat en een Enderlein- straat, enz., enz. bijgekregen, maar wij ver moeden, dat de menschen, die in die straten moeten wonen, veel liever een meer begrijpe- lijken naam zouden hebben. Wil men verdienstelijke Alkmaarders eeren, welnu, men behoeft dan niet. zoo diep in het verleden te graven en wij noemen alleen de namen van mannen als ThomSen en den ouden heer Ringers om te bewijzen, dat men bekende en verdienstelijke burgers kan eeren welker prestaties hier meer gewaar deerd worden dan dat met die van de thans vernoemden het geval zal kunnen zijn. De heer Van den Bosch, die zoo nu en dan aan de theoretische verbreeding van de Krebbesteek medegewerkt heeft en zich voor Alkmaars stedenschoon zeer verdienstelijk heeft gemaakt, zal nu zijn naam dank zij het voortreffelijke historische betoog van den heer Van Drunen op een gedeelte van de verbreede Krebbesteeg zien prijken Er was nog eenige verschil van inzicht over de vraag wat het woord Krebbe eigenlijk betee- kent. B. en W. zagen er een waterkeering in voor een bepaald stadsgedeelte en de heer Van Drunen een kleine kinderenbergplaats in een bedstede, waarbij hij natuurlijk niet van een waterkeering wilde spreken. Waar krabben niet rechtuit loopen, maar zich in zijdelingsche rechting bewegen, is het te smalle steegje misschien ook wel naar deze zeebeesten genoemd. Het het ook zij, men zal zich voortaan hierover niet meer druk behoeven te maken. Wollebrandt Geleynsz. de Jongh wordt voortaan in een Wollebrandtstraat geëerd, omdat de naam De Jongh nog een beetje te algemeen is en het is te hopen, dat er nooit een beroemde Alkmaarder zal komen die Jan Jansen heet, want hij zou noch met zijn voornaam, noch met zijn achternaam eenige kans op een eigen straatje krijgen. Ook is er geen Willem Vader straat gevormd, omdat er hier nog families wonen, die den naam Vader dragen en nog niet verdienstelijk ge noeg zijn om er een straat naar te noemen. Men had ook een Vader Willem straat kun nen voorstellen, maar daaraan schijnt nie mand gedacht te hebben, zoodat de heer Hoijtink tevredengesteld is met een Willem de Zwijgerlaan. Jan van Scorel had in de thans naar voren gebrachte rij van verdienstelijke Alkmaar ders zijn naam tegen. Er werd vermoed, dat hij wel van Schoorl was gekomen, maar hij bleek gelukkig toch vermaard genoeg om zijn naam ook hier op een straatboraje te kunnen zetten. Nu zal de Alkmaarsche jongen, die bin nenkort door de nieuwe straten wandelt zijn kennis der stedelijke historie op gemakke lijke wijze kunnen vermeerderen door de naambordje te lezen en zijn vader om expli catie te vragen. Voor de vaders wordt de ge schiedenis heel wat lastiger en wij hebben zoo'n stil vermoeden, dat er in den eerstvol- genden tijd in de leeszaal veel vraag naar leven en werken van beroemde Alkmaarders zal komen. Vrouwen blijken, zeer tot misnoegen van mej. Carels, ook nu weer vergeten te zijn, maar misschien wil de burgemeester bij de eerstvolgende gelegenheid nog eens in de oude ^rchieven speuren om uit te vorschen of er in de eeuwen die achter ons liggen nog een Alkmaarsche vrouw geweest is, die zich verdienstelijk genoeg gemaakt heeft om er desnoods nog een achterstraatje naar te noemen. j

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1933 | | pagina 1