DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Uit den Alkmaarschen Raad.
PRIJS DER GEWONE ADVERTENTIEN:
Van 15 regels 125, elke regel meer 0.25, groote
contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk
kerij v h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9,
postgiro 37060. Telef. 3, redactie 33.
No. 135
Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA.
Zaterdag 10 Juni 1933
Directeur: C. KRAK.
135e Jaargang
Ondanks de warme debatten heeft de Raad „ijskoud" besloten
bij de Kroon in beroep te gaan.
Bij recepties ten stadhuize wordt alleen nog maar Java-thee
en ranja van hollandsche sinaasappelen geschonken.
Als Piel Hein een geboren Alkmaarder was geweest, hadden we hier
toch niet meer dan een Piet-straat gekregen.
SetSLZeker nkt °P dCn Van ge"
Waf vandaag de
aandacht trekt
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon
en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.—,
tranco door het geheele Rijk 2.50.
Losse nnmmers 5 cents.
Dit nummer bestaat uit drie bladen.
I
Het is niet alles om op een mooien zomer-
schen middag als alle vrijbuiters naar zee of
naar den Bergermeer trekken om in het zilte
oi zoete nat eenige verkoeling te zoeken,
naar het Stadhuis te moeten gaan om er een
gemeenteraad bij te wonen.
De zaal is waun, de raadsleden zijn warm
en de debatten zijn nog warmer en het is
verwonderlijk hoe lang de tijd tusschen één
uur en kwart vuor zes duurt ais er over het
indeelen van scholen, over gemeentelijke
geldleeningen en over subsidies aan het bij
zonder bewaarschoolonderwijs worot ge
sproken.
Niet dat dit alles niet belangrijk zou zijn.
Dat is het natuurlijk wel en allereerst voor
de menschen, die er het nauwste bij betrok
ken zijn, maar een raadsagenda is nu een
maal geen cabaretprogramma en er staan
altijd heel wat nummertjes op, die men op
zoo'n prachtigen middag veel lievtr tot een
volgende gelegenheid zou willen bewaren.
Laten wij allereerst dankbaar constateeren,
dat onze raadszaal meer en meer in het teek ei
der stedelijke historie komt te staan. De
groote schouw, die men tot dusver algemeen
•kelijk heeft gevonden, blijkt thans met haar
zijstukken uitstekend geschikt om er in de
sierlijke letters, welke onze voorvaderen voor
de reproductie van hun proza en poëzie ge
bruikten, enkele lofdichten op te schdderen,
welke aan Van der Woude en Van Schaghen
ontleend zijn er. den lof van Alkmaars schoon
heid alsmede de kracht en pracht van zijn
stedelijk wapen bezingen.
Bovendien is hier ter stede gelukkig kort
geleden de achtste monumentendag gehou
den Gelukkig, zeiden wij. want de burge
meester, die zich voor de ontvangst van der
gelijke congressen natuurlijk altijd even wil
voorbereiden had zich in de oude archieven
verdiept en was zoodoende op het spoor ge
komen van een tweetal voor Alkmaar belang
rijke stukken, een privilege van Philips van
Bourgondië en een bul van Willem van Nas
sau. waarvan behoorlijk leesbare copieën
waren gemaakt, welke thans ingelijst in de
raadszaa1 waren opgehangen. Zij worden
daar op het oogenblik nog gezelschap ge
houden door de portretten van een man en
een vrouw, die misschien in zestienhonderd-
zooveel belangt ijke figuren uit de Alkmaar-
sche geschiedenis zijn geweest,, maar van wie
geen enkel raadslid onvoorbereid zal kunnen
zeggen hoe zij eigenlijk heeten, alsmede door
een groot schilderij, waarop Salomo juist
van plan is een kindje door midden te hak
ken, alles heel interessant, maar minder pas
sen voor de zaal van Alkmaars vroedschap,
waarmede we natuurlijk geenszins willen be
weren, dat ook daar zoo nu en dan geen
Salomo's wijsheid te beste wordt gegeven.
In allen gevalle heeft de burgemeester toe-
ïezegd, dat hij opnieuw met den archivaris
In de kelders zal afdalen en naarstig!ijk zal
speuren naar andere voor Alkmaar belang
rijke stukken welke dan eveneens gecopieerd
en opgehangen zullen worden, zoodat onze
raadszaal weldra geheel in het teeken der
stedelijke historie zal staan.
Naar aanleiding van het verzoek van een
Comité van Verweer om van gemeentewege
Keen Duitsche goederen meer te koopen, heeft
de heer Van de Vall zich verdienstelijk ge
waakt door nog eens in treffende bewoor
dingen de miskenning en zervolging te schil
deren waaraan verschillende volksgroepen
°P dit oogerblik in Duitschland blootgesteld
zijn.
Er zullen waarschijnlijk weinig raadsleden
geweest zijn, die dat ook al niet reeds uit de
couranten hadden vernomen of die het niet
wet hem eens waren, dat dergelijke toestan
den buitengewoon betreurenswaardig zijn.
ten geheel andere vraag is het natuurlijk of
Alkmaarsche gemeenteraad daarop daad
werkelijk moet reageeren en de overgroote
Weerderheid van den raad kwam dan ook al
neel spoedig tot de overtuiging, dat dit dan
wen allereerst de taak van de landsregeering
fir" ?1?cten z'in- Zoolang Nederland zich of-
•eel buiten de interne aangelegenheden van
anderen staat houdt ligt eenige directe of
h'jer Van Va" beklaagde zich over de
in Duitschland, de heer Venneker
Weiiïiufi 'oestanden in Spanje, een ander straks
bevnn °?€r d:e in RusIand en elk gemeente-
is. d<w' I ten. sio.tte een officieel lichaam
verstandig niet telkens weer naar een
ander front stelling te nemen maar te koo
pen wat het noodig heeft daar waar het dat
het beste zai kunnen krijgen. Koop Neder-
landsch fabrikaat, dat is de verstandigste raad
welke men in deze tijden kan geven en B. en
W. hebben al toegezegd, dat zij geen op
drachten aan het buitenland geven, nu stad-
of landgenooten ons even goede en goed-
koope waren kunnen leveren
Over de voorgenomen reorganisatie van
het Lager Onderwijs is langdurig gedebat
teerd. Wij gelooven niet, dat zij in onderwijs
kringen met onverdeeld enthousiasme ont
vangen is al waren er dan ook ditmaal geen
adressen welke daarvan getuigden B en W
hadden hun best gedaan, het onderwijs zoo
goed mogelijk te doen blijven, zij hadden,
ondanks hun toezegging tot beperking. z?:fs
de boventallige onderwijzers gehandhaafd en
van een bezuiniging van eenige beteekenis zal
dan ook geen sprake zijn.
Er was natuurlijk nog wel eenig debat, o.a.
van den heer Vogelaar, die het kindertal in de
eerste klassen wilde opvoeren door aan de
derde gemeenteschool die klasse te laten ont
breken, van den heer Stoutjesdijk, die juist
aan die school de eerste klasse zou willen
handhaven, van den heer Govers, die geen
enkele eerste klasse wilde missen, van den
heer Ringers. die twee scholen in één gebouw
wilde om er een te kunnen uitsparen, van den
heer Sietsma. die voornamelijk bij het zevende
en achtste leerjaar kleinere klassen wenschte,
van critici, die in geen geval een eerste
klasse met een andere wilde combinecren en
last not ieast van critici, die den tijd aan al
deze besprekingen gewijd verloren noemden,
omdat de raad binnenkort toch weer voor
geheel andere onderwijsproblemen zal staan
als de Kroon beslist heeft, dat de aangevraag
de neutrale school er wel degelijk zal moeten
komen.
0
B. en W., die de vraag of men al dan niet
van de beslissing van Ged. Staten in hooger
bercep zou gaan tot deze vergadering hadden
uitgesteld, onder het motief dat men dan
tegelijkertijd de reorganisatie van het Lager
Ondeiwijs zou kunnen bekijken, bleken thans
beide vraagstukken volkomen van elkander
te hebben losgemaakt. Alle reorganisatie
voorstellen zijn vastgesteld door menschen,
die er geen oogenblik mee rekening hebben
gehouden, dat de neutrale school er binnen
afzienbaren tijd zal komen. Men heeft als de
bekende struisvogel den kop in het zand
gestoken om de school maar niet te zien in
de veronderstelling, dat zij er dan ook niet
zijn zou, en slechts noodgedwongen werd
zoo nu en dan van „het spook der neutrale
school" gesproken, dat onzichtbaar boven de
raadszaal scheen te zweven en waarnaar de
meerderheid van den Raad het liefst niel
wilde kijken.
Waar de zaken zoo staan is elke beslissing
ovër de reorganisatie van het Lager onder
wijs in deze gemeente slechts prematuur en
een definitieve regeling zal eerst na de uit
spraak van de Kroon tot stand gebracht
kunnen worden.
Plotseling zakte het neutrale schoolspook
naar de tafel van B. en W. en kreeg een ge
stalte waarnaar de rood-zwarte raadsmeer-
derheid, ditmaal versterkt door de V.D.-frac-
tie, met grooten afschuw heeft gekeken
Ondanks de zoo handige motiveering tot
afwijzing van het verzoek der Neutrale
schcolvereeniging, een moliveering, die zoo
bedriegelijk „echt" geleken had, dat de secre
taris er menig complimentje over had gekre
gen, waren Ged. Staten er heelemaal niet in-
geloopen. Zij beslisten „ijskoud" zou men
in Alkmaar zeggen dat de afwijzing in
strijd met de wet en met de ter zake bestaan
de jurisprudentie was en dat dus de Raad
alsnog zijn medewerking voor het tot stand
komen van de school zou moeten verleenen.
Evenwel, dit lesje was nog niet voldoende
en wij gaan, op voorstel van B. en W., op
nieuw met het afwijzende vonnis op stap,
ditmaal naar de Kroon in de stille hoop, dat
de huidige regeering misschien met het oog
op de tijdsomstandigheden voor de tot dus
ver bestaande wettelijke bezwaren een oogje
zal willen dichtknijpen.
De raadsmeerderheid speculeert dus op een
min of meer fascistisch optreden van de
nieuwe regeering en het is alleen maar ver
wonderlijk, dat mannen als de heeren Wes
terhof en Van de Vall, die toch van onver-
dachten rooden huize zijn, een dergelijk
streven willen steunen.
Er kwamen bij de debatten over dit vraag
stuk nog enkele onverkwikkelijke bijzonderhe
den naar voren, die toch wel waard zijn aan
de vergetelheid ontrukt te worden.
Men weet, dat de actie der schoolvereeni-
ging op bedenkelijke wijze ondermijnd werd
door een tegenactie van de zijde van een
comité van verweer, waarin eenige politieke
groepen en onderwijsorganisaties vertegen
woordigd waren. Vandaar dat ouders, die
hun steun en medewerking reeds hadden
toegezegd aan hen, die „misbruik van de wet
maakten" wij volgen hier de terminologie
van B. en W. weer bezoek kregen van an
deren, die „naar idieele motieven streefden"
alweer een kenichetsing van B. en W.
en dan uit vrees voor het verliezen van klan
ten of om een andere kleingeestigheid hun
toezegging weer terug namen. Vandaar
dat er langzamerhand een groep ouders was,
die zoogenaamd misleid waren, die er in ge-
loopen waren enz. en nu aan B. en W. be
tuigden, dat zij hun kinderen in geen geval
naar de nieuwe school zouden zenden. Het
verschijnsel doet zich vrijwel altijd voor als
er pogingen tot oprichting van een bijzon
dere school gedaan worden en B. en W. heb
ben er een dankbaar gebruik van gemaakt
door de kinderen van al die misleide ouders
van de lijst af te trekken, waarna Ged. Sta
ten ze, volgens wettelijk voorschrift, er weer
bijgeteld hebben.
Het bleef voor velen een raadsel hoe som
mige schoolhoofden en anderen, die actief
aan de tegenactie deelnamen, aan de namen
van dé ouders waren gekomen totdat thans
de heer Sietsma bekend heeft, dat hij die lijst
uit de voor de raadsleden bestemde stukken
had overgeschreven en ze aan de tegenstan
ders ter hand gesteld had.
Nu de burgemeester nadrukkelijk en met
een zekere voldoening geconstateerd heeft,
dat dus gebleken is, dat het college zich
daaraan niet schuldig gemaakt heeft, kunnen
wij critiek op deze handelwijze van een
raadslid die ook nog actief aan de tegen
actie heeft deelgenomen verder laten
rusten.
Meer dan verwonderlijk was vervolgens
het debat over het voorstel van B. en W. om
van de afwijzende beschikking van Ged. Sta
ten weer in beroep te gaan bij de Kroon. B.
en W. motiveerden dit voorstel door het
aanhalen van een ministerieele beschikking
en eenige koninklijke besluiten, waaruit zou
blijken, dat er kans bestond, dat het college
in Den Haag toch nog in het gelijk gesteld
zou worden.
De heer Vogelaar, die dit zeer sterk betwij
felde, wilde aantoonen, dat de door het col
lege genoemde beslissingen geen steek hiel
den en op het Alkmaarsche geval niet van toe
passing waren. Als tegenstander van het
voorstel van B. en W. had bij daartoe na
tuurlijk het volste recht, maar de burgemees
ter, die het blijkbaar niet prettig vond de
zoo met moeite bijeengezochte argumenten nu
reeds als waardeloos puin te zien afbreken,
verzocht hem daarmee niet door te gaan.
Hek was niet noodig dat de Weer Vogelaar
voor „souffleur speelde voor diegenen, die in
strijd zijn met de meerderheid van den Raad"
en hij liad als raadslid het belang der ge
meente voor oogen te houden.
Hoewel de heer Vogelaar betwijfelde of
men zijn scuffleurschap noodig zou hebben,
was hij toch genegen aan den wenk van den
burgemeester gehoor te geven en verdere cri
tiek achterwege te laten, een verwonderlijk
standpunt van iemand, die ten slotte tegen
het voorstel was en toch zeker het volste recht
heeft te zeggen waaróm hij er tegen is en op
welke gronden hij de motieven van B. en W
niet kan deelen. Natuurlijk heeft de heer Vo
gelaar als raadslid de belangen der gemeente
voor oogen te houden, maar hij heeft ook het
recht om het met de voorstellen van B. en
W. niet eens te zijn. Men kan een goed raads
lid zijn en toch opkomen voor een bepaalde
groep der bevolking, welker rechten door
allerlei drogredenen opzettelijk miskend wor
den.
Nog heel wat scherper in zijn critiek was
Mr. Langeveld, die den burgemeester
openlijk verweet, dat deze uit persoonlijke
animositeit de plannen Win de Neutrale
schcolvereeniging tegenwerkt, dat hij alles
in het werk stelt om die school den nek om
te draaien zonder zich daarbij aan wettelijke
voorschriften te storen en zich daardoor niet
als een goed Vrijheidsbonder heeft doen ken
nen.
De burgemeester heeft daarop toegegeven,
dat hij reeds aan het schoolbestuur medege
deeld had, dat men hem vierkant tegenover
zich zou vinden en daarnaast weer in het
licht gesteld, dat hij deze zaak, in het waar
achtig belang der gemeente, onpartijdig en
royaal behandelt, welke royaliteit intus-
schen niet strookt met de beperking welke
den heer Vogelaar werd opgelegd, toen hij
de motieven van B. en W. een beetje al te
sterk onder de loupe heeft genomen.
Ten slotte is het onze overtuiging, dat ook
dit debat gevoegelijk achterwege had ktinnen
blijven, omdat weldra zal blijken, dat de
Kroon de gemeente tot het beschikbaar stel
len van een schoolgebouw verplicht en dus
al deze pro- en contra-beschouwingen geen
enkel nut gesorteerd hebben.
Over de steenkwestie aan de gasfabriek
zullen we, na alles wat daarover reeds ge
schreven en gedebatteerd is, niet veel meer
zeggen. Wij maken met groote voldoening
melding van het feit, dat het voorstel van
de raadscommissie om den door B. en W.
verminkten steen door een anderen te ver
vangen, zonder hoofdelijke stemming is aan
genomen, hoewel de heeren Van de Vall en
Bulens daarbij hebben laten aanteekenen,
dat zij er tegen waren.
De houding van deze beiden is meer dan
onbegrijpelijk. Zij immers met den heer
Bakker, die thans zoo verstandig was ^e
zwijgen, hebben voorgesteld een commissie
van onderzoek te benoemen en het past hun
dus allerminst om van de belachelijkheid
van het vraagstuk te spreken als de voorzit
ter van deze commissie een rapport van haar
werkzaamheden uitbrengt. Ten slotte is
deze geheele geschiedenis een eerezaak en
een kwestie van recht en wij laten het aan
hen, die dat niet willen of niet kunnen be
grijpen gaarne over bij dit alles niets anders
dan een simpelen steen te zien. Toen de brief
van curatoren ter sprake gebracht werd,
waarin het werk van den concierge-amanuen-
sis op onaangename wijze aan critiek onder
worpen werd, waren de sociaal-democraten
er dadelijk en terecht bij om daarover
hun verontwaardiging uit te spreken. Toen
werd er ook niet gezegd „de wereld staat in
brand en men maakt zich druk over een stuk
papier'' en zoo is het ten slotte ook met den
gedenksteen. Die steen zelf was doode mate
rie, maar hij had een symbolische beteeke
nis. Hij legde voor latere geslachten de
dankbaarheid van het personeel en de betee
kènis van het werk van een verdienstelijk
hoofdambtenaar vast en de wijze waarop B.
en W. eigenmachtig daarin aan het verande
ren zijn gegaan, is meer dan ergerlijk te
noemen.
De heer Westerhof mag nu betoogen, dat
dit alles heel onbelangrijk was, wij wijzen er
daar tegenover op, dat bekende professoren
en ingenieurs zien op verzoek der commissie
met deze zaak'hebben bezig gehouden en ze
dus blijkbaar wèl belangrijk hebben gevon
den. Zelfs de groote dagbladen hebben aan
een bespreking daarvan hun kostbare ruimte
gegeven en wij kunnen dèn heer Westerhof
verzekeren, dat zij dit niet zouden doen als
dit alles eenvoudig om een simpelen steen
was begonnen.
Wanneer de heer Westerhof met het col
lege de zaak zoo onbelangrijk vindt, waarom
dan niet in de vorige raadsvergadering het
commissie-rapport zonder meer aanvaard?
Waarom dan weer een prae-advies en een
groote bijlage, waarom dan zelfs nu nog een
schorsing der beraadslagingen gevraagd?
De heer Van de Vall wilde den steen maar
heelemaal laten verdwijnen, maar hij vond
daarbij van niemand steun, dan van de hee
ren Bulens, Westerhof en Venneker, die, als
het in zijn kraam te pas kemt, ook graag
over geestelijke waarden en rechtvaardigheid
wil spreken.
Het was slechts te betreuren, dat de heer
Ringers, doordat hij zich een oogenblik
kwaad maakte, in een der vele valletjes liep,
die B. en W voor de raadscommissie had
den open gezet en daardoor, in strijd met het
verstandige besluit van de raadscommissie,
toch ging definieeren in hoeverre z.i. het
woord „Bouwmeester" ook het „ontwerpen"'
inhoudt.
De heer Westerhof, die op 27 October ge
zegd heeft, dat in de Nederlandsche taal in
het bouwen ook het ontwerpen wordt begre
pen, mag thans zelf een conclusie trekken.
Vast staat, dat ook de heer Van Deventer,
die zich met de inscriptie van B. en W. niet
kon vereenigen, zijn werk thans voldoende
geapprecieerd ziet en dat de man te wiens
eere dit gedenkteeken werd opgericht, nu de
zekerheid heeft, dat geen schendende hand
daarin willekeurig en eigenmachtig nog ver
andering zal brengen.
B. en W. vroegen een nieuw hek om de
speelplaats der Sint Agnesschooi en omdat
dit een principieel hek was, hadden ook de
kath. geen overwegende bezwaren.
De concierge-amaunensis van het Gymna
sium krijgt een „wetenschappelijke" hulp en
wij kunnen ons heel best voorstellen, dat zijn
vreugde daarover wel wat getemmerd wordt
door de motiveering, dat hij zelf niet goed
onderlegd is Voor een man, die zooveel
jaren practisch voldaan heeft en wiens
groote verdiensten kort geleden terecht zoo
gehuldigd zijn, is een verklaring, dat hij uit
den tijd is allesbehalve aangenaam en het
was wel zoo tactisch en ook zoo juist ge-
weest eenvoudig te vermelden, dat hij die
hulp alleen behoefde, omdat hij het te druk
kreeg.
Het geven van namen aan straten is altijd
een lastige geschiedenis en de eenige troost
is, dat er in Alkmaar niet zooveel nieuwe
straten komen, dat men zich dikwijls met dit
vraagstuk heeft bezig te houden.
Mej. Carels wilde buurten van een uitge
sproken karakter vormen, een zeehelden
buurt. een schildersbuurt, een wethouders-
i
De Fransche buitenlandsche poli
tiek (Dag Overzicht).
Het voetbalprogramma voor Zon
dag. (Sport en Wedstrijden).
Baer wint het wereldkampioen
schap boksen. (Sport en Wedstrij
den).
De strafmaat voor het verbouwen
van te veel tarwe. (Land- en tuin
bouw).
De Ned Maatsch. voor Nijverheid
vraagt maatregelen tegenover het
Duitsche moratorium.
Het rapport der commissie inzake
het verleenen van steun in natura
aan werkloozen. (Binnenland).
(Zie eventueel verder laatste berichten).
buurt, enz., maar Alkmaar is te klein om
zich een dergelijke grootstadsdie weelde te
kunnen veroorloven.
Elke stad is ten slotte trotsch op zijn eigen
historie en het is begrijpelijk, dat men eeni
ge straten vernoemt naar Alkmaarders, die
in het verleden mannen van beteekenis zijn
geweest. Toch zouden wij dit systeem niet te
ver willen doorvoeren en, zooals thans weer
gebeurd is, in het archief alle mogelijke voor
het publiek onbekende grootheden opdiepen
om met hun dikwijls onuitspreekbare namen
de bordjes van onze straten te sieren.
Wij hebben er nu weer een Dominique
Eerens, een Blaeustraat en een Enderlein-
straat, enz., enz. bijgekregen, maar wij ver
moeden, dat de menschen, die in die straten
moeten wonen, veel liever een meer begrijpe-
lijken naam zouden hebben.
Wil men verdienstelijke Alkmaarders
eeren, welnu, men behoeft dan niet. zoo diep
in het verleden te graven en wij noemen
alleen de namen van mannen als ThomSen
en den ouden heer Ringers om te bewijzen,
dat men bekende en verdienstelijke burgers
kan eeren welker prestaties hier meer gewaar
deerd worden dan dat met die van de thans
vernoemden het geval zal kunnen zijn.
De heer Van den Bosch, die zoo nu en dan
aan de theoretische verbreeding van de
Krebbesteek medegewerkt heeft en zich voor
Alkmaars stedenschoon zeer verdienstelijk
heeft gemaakt, zal nu zijn naam dank zij
het voortreffelijke historische betoog van den
heer Van Drunen op een gedeelte van de
verbreede Krebbesteeg zien prijken Er was
nog eenige verschil van inzicht over de
vraag wat het woord Krebbe eigenlijk betee-
kent. B. en W. zagen er een waterkeering in
voor een bepaald stadsgedeelte en de heer
Van Drunen een kleine kinderenbergplaats
in een bedstede, waarbij hij natuurlijk niet
van een waterkeering wilde spreken. Waar
krabben niet rechtuit loopen, maar zich in
zijdelingsche rechting bewegen, is het te
smalle steegje misschien ook wel naar deze
zeebeesten genoemd. Het het ook zij, men
zal zich voortaan hierover niet meer druk
behoeven te maken.
Wollebrandt Geleynsz. de Jongh wordt
voortaan in een Wollebrandtstraat geëerd,
omdat de naam De Jongh nog een beetje te
algemeen is en het is te hopen, dat er nooit
een beroemde Alkmaarder zal komen die
Jan Jansen heet, want hij zou noch met zijn
voornaam, noch met zijn achternaam eenige
kans op een eigen straatje krijgen. Ook is er
geen Willem Vader straat gevormd, omdat
er hier nog families wonen, die den naam
Vader dragen en nog niet verdienstelijk ge
noeg zijn om er een straat naar te noemen.
Men had ook een Vader Willem straat kun
nen voorstellen, maar daaraan schijnt nie
mand gedacht te hebben, zoodat de heer
Hoijtink tevredengesteld is met een Willem
de Zwijgerlaan.
Jan van Scorel had in de thans naar voren
gebrachte rij van verdienstelijke Alkmaar
ders zijn naam tegen. Er werd vermoed, dat
hij wel van Schoorl was gekomen, maar hij
bleek gelukkig toch vermaard genoeg om
zijn naam ook hier op een straatboraje te
kunnen zetten.
Nu zal de Alkmaarsche jongen, die bin
nenkort door de nieuwe straten wandelt zijn
kennis der stedelijke historie op gemakke
lijke wijze kunnen vermeerderen door de
naambordje te lezen en zijn vader om expli
catie te vragen. Voor de vaders wordt de ge
schiedenis heel wat lastiger en wij hebben
zoo'n stil vermoeden, dat er in den eerstvol-
genden tijd in de leeszaal veel vraag naar
leven en werken van beroemde Alkmaarders
zal komen.
Vrouwen blijken, zeer tot misnoegen van
mej. Carels, ook nu weer vergeten te zijn,
maar misschien wil de burgemeester bij de
eerstvolgende gelegenheid nog eens in de
oude ^rchieven speuren om uit te vorschen
of er in de eeuwen die achter ons liggen
nog een Alkmaarsche vrouw geweest is, die
zich verdienstelijk genoeg gemaakt heeft om
er desnoods nog een achterstraatje naar te
noemen.
j