fllkmaarsche Courant.
Radionieuws
JeuiitetoH
DE ROODE VULPENHOUDER
Tien dagen in Baden en Rijnland.
Honderd rifl en derfigsie Jaargang.
DINSDAG 11 JULI
No. 161 1933
Woensdag 12 Juli.
Hilversum, 1875 M. (Uitsluitend VARA).
8.Gramofoonplaten. 10.VPRO-mor-
genwijding. 10.15 Voor de Arb. in de Con
tinubedrijven: De Notenkrakers o.lv. D.
Wins, VARA-tooneel o.l.v. W. van Cappellen
en gramofoonplaten. 12.VARA-Klein-
orkest o.l.v. Hugo de Groot. 12.45 Orgelspel
Joh Jong. 1.Vervolg orkestconcert. 130
Vervolg orgelspel. 1.45 Zenderverz. 2.—-
Voor de vtouw. 3.Voor de kinderen. 5.30
Strijkensemble o.l.v. Loe Cohen, m. m. v.
Joh. Jong, orgel. 6.30 RVU. Dr. R. Mie-
demaDe situatie van het Oostersch Chris
tendom. 7.Causerie Jan Oudegeest. 7.15
Dubbelmannenkwartet „Neerlandia", o.l.v.
Bormans. 7.30 Causerie Bas Harmsen, voor
zitter J. V. A. 7.45 De Flierefluiters o.l.v. J.
v d Horst. 8.15 Herh. SOS-berichten. 8.16
Vaz Dias en VARA-Varia. 8.30 Vervolg
icwartetconcert. 8.45 VARA-orkest o.l.v. H.
de Groot. 9.15 Bep Stuy, zang. 9.30 Vervolg
orkestconcert. 10.Declamatie Rolien Nu-
man. 10.05 Vervolg zang. 10.15 Vervolg or
kestconcert. 10.45 Gramofoonplaten. 11.
Orgelspel Cor Steyn. 11.1512.Gramo
foonplaten.
Huizen, 296 M. (Uitsluitend NCRV). 8.—
Schriftlezing en meditatie. 8.159.30 Gra
mofoonplaten. 10.30 Morgendienst o.l.v. Ds.
H v. d. Elskamp. 11—12.— Cello-recital
door L. Werner. Aaa den vleugel: Helene
Werner—Stuiver. 12.15 Gramofoonplaten.
12.30—2.— Trio v. d. Horst m. m. v. C. van
RavenzwaayMollenkamp, zang. 2.30 Gra
mofoonplaten. 3.Chr. Lectuur. 3.30 Or
gelconcert en gramofoonplaten. 5.Kinder
uur. 6.Causerie. 6.30 Afgestaan. 7.15
Ned. Chr. Persbureau. 7.30 Voor de schip
pers. 8.Uit het Concertgebouw: Feest
avond v. d. Ned. Chr. Bond van Personeel in
Publieken Dienst, m. m. v. het Chr, koor
„Jehaleel" o.l.v. W. van Laar en M. Bakker,
declamatie. Ca. 8.50 Vaz Dias. 9.Toespra
ken en gramofoonplaten. 9.35 Vervolg Feest
avond. 10.40—11.30 Gramofoonplaien.
Daventry, 1554 M. 10.35 Morgenwijding.
10.50 Tijdsein, berichten. 11.0511.20 Le
zing. 12.20 Orgelspel Q. MacLean. 1.05
Western Studio-orkest o.l.v. F. Thomas. 1.50
P. Parsons en zijn orkest. 2.35 Dansmuziek
(gramofoonplaten). 3.20 Pianorecital E
Lush. 3.35 Sted. orkest Bournemouth o.l.v.
Sir Dan Godfrey m. m. v. H. Rubens, tenor.
5.05 Orgelspel R. Dixon. 5.35 Kinderuur.
6.20 Berichten. 6.50 Londensch Zigeuner
orkest o.l.v. Hyden. 7.35 Concert. D. Smith,
bariton en W. Small, viool. 8.20 Coates-con-
cert door Reg. King en zijn orkest. 9.20 Ber.
9 40 BBC-orkest o.l.v. L. Heward m. m. v. C.
Smith, piano. 10.55 Voordracht. 11.Roy
Fox en zijn Band. 11.25 Verslag Bokswed
strijden „Petersen—Doyle". 11.3512.20
Vervolg Dansmuziek.
Parijs „Radio-Paris"1724 M. 8.05 en
12.35 Gramofoonplaten. 12.50 Orgelconcert
I.25, 7.30 en 8.20 Gramofoonplaten. 9.05
Symphonie-concert o.l.v. Defosse. 9.50 „Le
chalét", operette van Adam.
Kalundborg, 1153 M. 12.20—2.20 Con
cert uit Rest. „Wivex". 3.20 Gramofoonpl.
3.505.50 Omroeporkest o.l.v. Meyer
Radon. 8.20 Grieg-concert o.l.v. Meyer
Radon. 9.35 Piano-soli door Gudrun Selig-
mann. 9.55 Noorsche Koorliederen o.l.v. O.
Gyldmark. 10.35 EngelschAmerikaansch
concert o.l.v. MeyerRadon. 11.2012.50
Dansmuziek.
Langenberg, 473 M. 6.25 en 7.23 Gramo
foonplaten. 12.20 Uit München: Concert
o.l.v. Rümmelein. 1.20 Concert o.l.v. Kühn.
4.50 Concert. 7.20 Rijkszending uit Zeesen:
„Lebende Komponisten". 8.30 „Stefan Geor-
ge'', hoorspel van L. Lützeler. Regie: Rieth.
9 35 Concert o.l.v. Kühn, m. m. v. sopraan.
II.1012.20 Concert.
Rome, 441 M. 9.05 I. „Volpine il Cal-
deraio", operette van Bossi. Leiding: Pao
letti. II. L'Arabesca", operette van Mon
leone. Leiding: Santarelli. III. „Unasturzia
di Colombina", operette van Zuffellato. Lei
ding: Santarelli.
Brussel, 338 en 508 M. 338 M 12 20
Gramofoonplaten. 1.30 Radio-Symphonie
orkest o.l.v. Kumps. 5.20 Dansmuziek uit
Blankenberghe. 7 20 Gramofoonplaten 8.20
Dito. 8.30 „Onrust", hoorspel van R. Se^-
hers. 8.50 „Lucifer", oratorium van Benop
m. m. v. solisten o.l.v. F. Alpaerts. 11.—
Dansmuziek uit Blankenberghe. 508 M.:
Geautoriseerde vertaling
naar t Engelsch van Molly Thynne,
door A. W. v. E.v. R.
89)
„Neen. Dat zal wel genoeg zijn. Hoeveel
tijd zou het hem gekost hebben, bij de Ham
monds te komen?"
„Als hij Whitbury om half zes verlaten
heeft, moet hij om vijf voor zessen te Besley
zijn gekomen, en de boerderij is, ruw geschat,
vijf tot tien minuten rijden van Beslev Zeg
dus dertig tot vijf en aertig minuten.'
„En als hij onderweg naar Greycross is
afgeslagen en dan naar Leslie's hoeve is ge
reden?"
„Wat even. Dat is ingewikkelder."
Hij nam een potlood en maakte op een
oude enveloppe eenige berekeningen.
„Iets minder dan een uur, zou ik zeggen
Misschien langer. Daar is dan niet bij inbe
grepen het in- en uitgaan van de hoeve."
„Dan zullen we de garages voor het
oogenblik laten rusten", besloot Fayre.
„Daar hebben we nog tijd genoeg voor als
we ontdekt hebben of Gregg bij de Ham-
monds is geweest of niet. We zouden je
chauffeur er dan nog buiten kunnen hou
den"»
12.20 Radio-Symphonie-orkest o.l.v. Kumps.
1.30 Gramofoonplaten. 5.20 Radio-Sympho
nie-orkest o.l.v. Kumps. 6.35 Pianorecital.
6.50 Gramofoonplaten. 8.20 Zangvoor
dracht. 8.35 „Don Juan", hoorspel. 9.15
Gramofoonplaten. 9 20 Concert uit de Kur-
zaal te Ostende. 11.Dansmuziek uit de
Kurzaal te Ostende.
Zeesen, 1635 M. 8.20 „Kampf um Berlin",
hoorspel naar het boek van Dr. J. Goebbels.
9.55 Concert door Koor der Hitler-jugd o.l.v.
Blumensaat. 10.20 Ber., causerie. 11.05
Weerbericht. ^11.2012.20 Concert door
kwintet v. d- Westd. Omroep.
GEMEENTELIJKE RADIO
DISTRIBUTIE.
Woensdag 12 Juli.
Lijn 1: Hilversum.
Liin 2: Huizen.
Liin 3: Daventry 10.35—24.—.
Lijn 4: Langenberg 11.05-17-50, Zeesen
17.50—23.20, Langenberg 23.20—24.—.
(Van onzen eigen verslaggever.)
L
Alt Heldelberg, du feine,
Du Stadt an Ehren reich,
Am Neckar und am Rheine
Kein andre kommt dir gleich.
De heer A. Stricker, Reichsbahnoberat, Ge-
neralvertreter der Reichsbahnzentrale für den
Deutschen Reiseverkehr te Rotterdam, had in
overleg met zijn chefs en met voorkennis en
goedkeuring der Duitsche regeering een plan
ontworpen waarbij een twee-en-twintigtal Hol-
landsche journalisten in de gelegenheid ge
steld zouden worden een reis door Baden en
het Rheinland te maken, niet alleen om zich
er nog eens van te overtuigen hoeveel natuur-
pracht er in het Schwarzwald en in het land
van wijn en industrie te bewonderen valt,
maar ook om met eigen oogen te aanschou
wen, dat men in Duitschland reizen en lo-
geeren kan op goede en goedkoope wijze en
dat de vreemdeling er zich vrij en ongehin
derd kan bewegen zonder dat hem van de
zijde der nieuwe regeering eenigen overlast
wordt aangedaan.
Het plan is tot werkelijkheid geworden, de
uitnoodigingen zijn verzonden en de Alk-
maarsche Courant blijkt tot de uitverkoren
dagbladen te behooren.
Wij hebben geen enkele bedenking, want
er is ons nadrukkelijk verzekerd, dat wij vrij
zullen zijn, vrij in ons onderzoek, vrij in ons
schrijven en dat te dien opzichte geen enkele
belofte van ons gevergd wordt.
Er hebben ons waarschuwingen bereikt,
niet naar Duitschland te gaan omdat daar
armoede en verwildering zouden heerschen,
omdat de Nazi's land en volk terroriseeren
en zelfs vreemdelingen niet ongemoeid zou
den laten en wij hebben anderzijds van hen,
die zich reeds in dien zoogenaamden heksen
ketel gewaagd hadden, de verzekering ge
had, dat men overal rust en orde vindt en dat
de vreemdeling als vroeger met de oude
Duitsche Gastfreundschaft wordt ontvangen.
Welnu, hier wordt ons de gelegenheid ge
boden ons met eigen oogen van den toestand
te overtuigen. Wij zouden slechte journalisten
zijn als wij alleen op geruchten afgingen en
de gelegenheid voor persoonlijk onderzoek
ongebruikt lieten. Er is ten slotte geen beter
oordeel dan het eigene en wij nemen de uit-
noodiging aan met het vaste voornemen vol
komen objectief weer te geven wat wij gezien
en ondervonden hebben.
Het sprookje is waarheid geworden,
wij zijn als Amerikaansche millionnairs, wien
niets te duur of te luxieus is, tien dagen door
Duitschland getrokken. Wij behoeven geen
spoorboekjes of Baedekers te raadplegen,
geen hotels uit te zoeken en geen portiers
naar de bezienswaardigheden van stad en
omgeving te vragen.
Dat alles is door het Duitsche organisatie
talent al tot in onderdeelen geregeld als wij
in Arnhem in een salonrijtuig van den beken
den Rheingold overstappen. Tien dagen lig
gen voor ons waarin van uur tot uur, van
kwartier tot kwartier vastgesteld is waar wij
zullen zijn, wat wij zullen aanschouwen en
zelfs wat wij zullen eten.
Er wordt van ons slechts verlangd, dat wij
zullen zien en zullen eten en drinken wat
voor onze oogen en voor onze üppen zal ko
men en bovenal, dat wij zullen hooren en
onthouden wat men tot ons zal zeggen.
Want deze reis, het blijkt al den eersten
dag dat wij in den vreemde zijn, is niet al
leen een pleizierreisje, het is het scheppen
van een gelegenheid de Hollandsche journa
listen en door hun artikelen het Holland
sche volk, ervan te doordringen, dat Duitsch
land en Holland stamverwant zijn, dat
Duitschland niets liever wil dan in goede na
buurschap met ons leven, dat men het be
treurt, dat de stroom van Hollanders, die
andere jaren de mooiste streken van Baden
en Rheinland bezoekt, thans vrijwel droog
gelegd is en dat men dit. naast de economi
sche omstandigheden, wijdt aan de gruwel-
verha'en. die Duitschlands vüanden in den
„Goed. Dan rijd ik morgen naar Willow-
hoeve en zie, wat ik daar kan uitvinden. Tus-
schen twee haakjes, heb ik je al verteld, dat
Kean vanavond overkomt? Je kunt morgen
alles met hem bespreken. Misschien heeft hij
wel een idee".
Fayre slaakte een uitroep van verrassing.
„Daar heeft Sybil mij niets van gezegd,
toen ik bij haar was".
„Zij wist het toen nog niet. Hij telefoneer
de gisteren, dat hij eerder weg kon, dan hij
gedacht had, en dat hij met de auto zou ko
men. Ik denk, dat hij Sybil, zoodra zij in
staat is te reizen, in de auto mee naar huis
zal nemen. Hij zit in angstige spanning tot
haar eigen dokter haar onderzocht heeft, en
dat kan ik hem niet kwalijk nemen. Zoo zou
ik er zelf over denken. Om je de waarheid
te zeggen, hoeveel ik ook van Sybil houd, zal
jk blij zijn, als ik van de verantwoordelijk
heid af ben. Het is op het kantje af als zij
zoo n aanval heeft."
>.Het is maar het beste, dat zij weg gaat
en niets meer van die zaak hoort", zei Fayre
nadenkend. „Tot ik haar Dinsdag zag, had
ik er geen idee van, hoe zij het zich aantrok"
„Zij heeft een groot zwak voor Cynthia.
Dat is een charmante kleine heks, en ik ge
loof, dat Cynthia er wat voor gegeven zou
hebben, als zij zelf een dochter had mogen
hebben. Wat denk je van een partijtje
bridge?"
Een broer en een neef van lady Staveley
waren den vorigen dag gekomen en zij speel
den tot de komst van Kean, kort voor mid
vreemde hebben rondgestrooid en die, naar
men ons verzekert, tendentieus en overdreven
geweest zijn.
Wij hooren het aan, wij kunnen dat alles
nog niet overzien. Er liggen nog tien dagen
voor ons, wij willen zelf zien en daarna oor-
deelen.
Wij reizen inderdaad als mrllionnairs. wij
staan onder bescherming der hoogste Duit
sche autoriteiten en er is geen enkele moei
lijkheid, die niet vlug en afdoende voor ons
wordt opgelost. De Duitsche douane-officier
verschijnt alleen in onzen salonwagen om
beleefd te groeten en denkt er niet aan een
blik in onze koffers te werpen. Wij zijn de
gasten van Duitschland en men maakt het
zijn gasten in alle opzichten zoo gemakkelijk
mogelijk. In snelle vaart loopt de internatio
nale luxe-trein langs Düsseldorf, Keulen en
Mainz naar Mannheim en terwijl wij ten
volle van het schitterende Rijnpanorama ge
nieten, wordt door de Mitropa-directie een
uitgebreid Mittagessen geserveerd, een me-
nue, dat niets te wenschen overlaat en Herr
Inspector zelf overtuigt er zich van dat wij
in niets te kort komen.
Tegen drie uur zijn wij in Mannheim,
waar de heer Fritz Gabler, de Sonderkom-
missar für den Badischen Fremdenverkehr
ons met een staf van medewerkers opwacht
en een der grootste open Postauto's gereed
staat ons naar Heidelberg te brengen.
Een jonge dame biedt namens het Vreem
delingenverkeer frinche rozenknopjes aan en
dan rijden wij langs het vliegveld en langs
een groote Ausstellung für Mutter und Kind
naar het Neckardal, waar Heidelberg, de
oude romantische studentenstad, zich voor
ons uitstrekt.
Wie Alt Heidelberg op het tooneel gezien
heeft, wie wel eens van Heidelberg heeft ge
lezen, Heidelberg waar zoo menig Herz ver
loren is gegaan, de stad waaraan duizenden
Duitschers uit hun vroolijke studentenjaren
de meest romantische herinneringen bewa
ren, komt onwillekeurig onder den indruk
als hij over de brug rijdt en de wonder
mooie stad van duizenden roode en blauwe
daken waaruit de oude kerktoren hoog naar
boven steekt langs de oevers van den bree-
den Neckar gestrekt ziet.
Er is gelegenheid de stad te bezichtigen,
maar eerst zullen wij onze hotels opzoeken
en ons verkleeden. Op de parkeerplaats van
een der meest luxieuse hotels van Baden, het
hotel Europe staat onze Führer gereed met
labels voor onze koffers en plaatsbewijzen
in de beste hotels, die men in dit centrum
van vreemdelingenverkeer maar kan vinden.
De beste kamers, Doppelzimmer met badka
mer staan te onzen dienste en na ons ver-
frischt en verkleed te hebben, komen wij sa
men aan de theetafels in hotel Europe, waar
wij voor het eerst met het geuniformde ge
zag kennis maken, met Herr MoraMer, den
Pressevertreter der Badensche regeering.
Een persvertegenwoordiger is een journa
list en wij staan zonder het zelf te willen
een oogenblik ontsteld. Wij zijn nog niet ge
wend aan de Duitsche toestanden, wij moe
ten ons nog even realiseeren, dat wij in het
land der uniformen zijn gekomen en wij zien
naar dezen collega als naar iets vreemds, dat
wij niet kennen. Een journalist in een bruine
uniform met gouden randkraag en gouden
distktieven, met het hakenkruis op rooden
band om den arm, met koppel en riemen
en .•met een revolver, die in een gesloten
tasch aan zijn zijde hangt.
Wat wil hij met die revolver? Zal hij op
ons schieten of wil hij ons er mee verdedigen?
Wij weten het niet, maar Herr Moraller blijkt
weldra minder gevaarlijk te zijn dan hij er
uitziet. Hij is een bescheiden, innemend man,
dernacht. Hij kwam zonder chauffeur en had
zelf zijn auto dien geheelen dag en een
groot deel van den nacht daarvoor bestuurd
Fayre stond verbaasd over zijn uithoudings
vermogen. Als hij al moe was, toonde hij het
in elk geval niet, in den korten tijd, dat hij
met de vier mannen stond te praten, maar
hij was ongeduldig zijn vrouw te zien en
ging bijna dadelijk naar boven, en Fayre
kreeg geen kans hem te spreken vóór den
volgenden dag na het ontbijt, toen hij hem
op het terras vind, waar hij op de komst van
Gregg wachtte. Hij was van plan zijn vrouw
mee naar Londen te nemen, zoo gauw de
dokter haar zou veroorloven te reizen. Hei
was duidelijk merkbaar, dat haar instorting
een groote schok voor hem was geweest, en
alleen de voortdurende tele.onische berichten
van lady Staveley hadden hem verhinderd
zijn werk in den steek te laten en met groe
ten spoed op reis te gaan om zelfs te zien
hoe het met haar was. Nu zelfs was zijn
geest geheel van haar vervuld en Fayre be
merkte, dat zijn belangstelling in hetgeen
hem werd medegedeeld, zeer matig was.
Het bleek, dat hij Grey gesproken had en
zeer goed op de hoogte was van alles, wat
er na zijn vertrek gebeurd was. Fayre ver
telde hem het resultaat van zijn onderzoek
omtrent Gregg.
„Ik geloof, dat je het bij het verkeerde eind
hebt," zei Kean ronduit, toen hij klaas was
met zijn verhaal. „Het feit, dat de man mrs.
Draycott kende, wijst hem niet noodzakelijk
als haar moordenaar aan."
„Aan den anderen kant is hij de eenige
die niets liever wil, dan dat de buitenland-
sche collega's zich op hun gemak zullen voe
len. Hij is geheel te hunner beschikking en
gaarne bereid alles te vertellen wat zij maar
willen weten. Hij heeft een revolver, maar
hij heeft die nog nooit gebruikt. Hij draagt
ze slechts omdat het voorschrift is, omdat
het nu eenmaal bij zijn uniform behoort. Hij
is een onderhoudend gastheer en hij zal ons
in Baden op al onze tochten vergezellen.
Herr Gabler is opgestaan en heet ons in
Baden hartelijk welkom. Wij bezoeken, zegt
hij, een land, dat altijd een reisdoel van Hol
landsche toeristen is geweest. De Hollanders
zijn hier gaarne geziene gasten, zij hebben
de eigenschap van land en volk te kunnen
genieten en keeren terug naar de plaatsen
waaraan zij prettige herinneringen hebben.
Als zooveel anders heeft ook de orga
nisatie van het vreemdelingenverkeer in
Duitschland een algeheele verandering on
dergaan. Naast elkaar en dikwijls tegen el
kaar in werkende vereenigingen zijn door
den staat tezamen gebracht. Alle overbodige
lichamen zijn opgeheven en van staatswege
uit wordt nu de propaganda voor land en
volk vanuit een centraal punt gevoerd. In
weinige weken zijn alle vroeger naast elkaar
werkende krachten tot een geheel geworden
en onder centrale leiding gekomen. Als Son-
derkommissaris heeft spreker van den Rijks-
stadhouder de opdracht gekregen de oude
Badensche gastvrijheid in onbeperkte mate
te handhaven, de hotelprijzen te controlee
ren en ervoor zorg te dragen, dat alle bezoe
kers zonder onderscheid van klasse, nationa
liteit of religie zoo behandeld worden, dat zij
met de aangenaamste herinneringen dit land
weer zullen verlaten.
De Postauto voert ons weer over de
Neckarbrug om nog eenmaal een blik op
deze wondermooie stad te kunnen werpen en
dan is er gelegenheid ze te zien, het prachtige
oudste huis Zum Ritter te bewonderen en al
lereerst natuurlijk de universiteit te bezoeken.
Wij bezichtigen de oude en de nieuwe ge
bouwen, de zalen waar de studenten van
wie velen thans arm en geen corpslid meer
zijn gezamenlijk een goedkoop en goed
maal kunnen krijgen, de collegezalen en de
zolderruimte waar de corpsleden zich weer
aan de nieuwe ingevoerde Mensur onderwer
pen. Een wapenmeester geeft er een demon
stratie met een der studenten, de lange, smal
le degens slaan tegen elkaar en komen met
doffe slagen op het dikke, gevoerde deel der
helmen neer. Een degen vliegt aan stukken
en een Hollandsche journalist, die zich mede
in dezen schermstrijd gewaagd heeft, mag de
degenpunt als herinnering mee naar huis
nemen.
Dan komen wij in de Carzer, de gevangen
kamers waar studenten, die door hun corps
gestraft waren in afzondering verblijf moes
ten houden. Sinds den oorlog zijn zij niet
meer gebruikt en de oude bedden, die hier
opgesteld staan, de ijzeren kfibben met ma
trassen waaruit het paardenhaar aan alle
kanten uitpuilt, wijzen er wel op, dat het ja
ren geleden is sinds de laatste gestrafte stu
dent hier zijn zonden overpeinsd heeft.
Met roode en zwarte verf hebben de ge
vangenen zich den tijd verdreven. Er is geen
plaatsje op den muur waar niet studenten
koppen met passende onderschriften ge
schilderd zijn. riet wemelt van jaartallen en
initialen en aan de deuren hangen honderden
verbleekte portrette van Duitschlands be
roemdste mannen, die hier in hun studenten
jaren op water en brood hebben gezeten.
Men toont ons nog de beeltenis van Bis
marek, die voor zijn portret in zwarte /uiten
de tralies heeft geschilderd en dan is het
weer tijd om het verdere deel van het dag
programma af te werken.
De Postbus staat klaar en wij rijden den
berg op. Wij stijgen naar het oude Heidel-
berger slot en een Herr Doctor, die dit alles
van buiten kent, houdt lange, veel te lange
voordrachten over het ontstaan van het slot
en over de Paltsgraven, die hier achtereenvol
gens gewoond hebben. Hij daalt tot in het
grijs verleden af en noemt namen en jaartal
len, die over een kwartier geen onzer zich
meer herinneren zal en dan maken wij een
rondgang langs de schitterende, gedeeltelijk
gerestaureerde ruïnen, met hun meesterwer
ken aan beeldhouwkunst, wij komen in de
groote feestzaal van het Schlosz en zien
daar nog de ijzeren pomp waarmede de gast-
heeren den wijn uit het groote vat naar bo
ven haalden. Er was geen gebrek aan wijn,
althans niet aan ruimte om ze te bergen,
want in de kelderverdieping vinden wij het
groote, bekende Heidelberger vat, een wijn
vat, dat men aan alle zijden kan beklimmen
en bezichtigen en dat een inhoud van niet
persoon, van wien we hebben kunnen ontdek
ken, dat hij een bepaalden afkeer van mrs.
Draycott had."
„Wat dat aangaat, was zij weinig bemind
En dan hebben we nog de moeilijkheid met
de auto. Het zal je moeilijk vallen, die met
hem in verband te brengen."
„Behalve als hij het nummer van Stock-
ley's auto vervalschte of ergens van auto ver
wisselde."
„In welk geval de misdaad met voorbe
dachten rade zou zijn gepleegd, en volgens
je eigen meening is dat niet zoo. Een man
verfoeit geen vrouw jaren lang, zonder iets
tegen haar te ondernemen, om dan, alleen
omdat zij bij toeval in dezelfde streek komt
icgeeren, een nauwkeurig uitgewerkt plan te
verzinnen, haar te vermoorden. Psycholo
gisch deugt je theorie niet, tenzij wij een be
ter motief kunnen ontdekken dan enkel, dat
hij haar niet mocht lijden. Het beste, wat je
doen kunt, is, met je verhaal naar de politie
te gaan, dan is hij genoodzaakt hun te ver
tellen, waar hij dien avond was. Hij kan hen
niet op dezelfde wijze behandelen als hij jou
deed, en ik heb de sterke overtuiging, dat hij
in staat zal zijn een geheel bevredigend alibi
te verschaffen."
„Je raadt mij dus aan geen tijd meer te
verknoeien met er mee voort te gaan vroeg
Fayre zeer ontmoedigd.
Kean glimlachte zoo vriendelijk dat het
hem onmogelijk was zich beleedigd te ge
voelen.
„Als je werkelijk mijn raad verlangt, oude
jongen," zei hij, „zou ik zeggen; schei uit
minder dan 220.000 Liter heeft. Wie een der-
gelijken voorraad in huis heeft zal van dt
winkelsluiting geen last ondervinden.
In het naastgelegen slothotel staat ons
avondmaal gereed. Er zijn weer nieuwe auto
riteiten verschenen en er wordt haastig
plaats gemaakt voor een man van 28 jaar,
die in den bruinen uniform der Nazi's ge
kleed is en het hakenkruis am rotem Band
rond den arm draagt.
Wij verwachten opnieuw een geuniform-
den collega te zien. maar de jonge man, die
ons allen een hand geeft en bij het hooren
van eiken naam de hakken tegen elkaar slaat,
is iemand anders dan Dr. Wetzel, Bür-
germeister van Heidelberg, al is hij dan ook
nog maar kort geleden tot deze hooge func
tie verkozen. Hij heeft de plaats van een man
van het oude regime ingenomen en op onze
verdere reis zullen wij herhaaldelijk consta-
teeren, dat de belangrijkste posten thans
door jonge en schijnbaar onervaren partij-
genooten der Nazi's bezet worden.
Schijnbaar onervaren, want in werkelijk
heid kunnen zij dat op dergelijke verantwoor
delijke posten niet zijn. Dr. Wetzel is het
type van den nieuwen staatsambtenaar, hij is
uiterst correct, hij is gastvrij en hij is ener
giek. Hoe men ook over den nieuwen staats
vorm moge denken, men kan niet anders dan
constateeren, dat deze representanten dooi
een heilig vuur bezield schijnen. Zij spreken
met overtuiging ,zij zijn vlotte redenaars en
ook deze Bürgermeister doet in zijn wel»
komstrede uitkomen, dat het zijn uitdrukke
lijke wensch is, dat de eerste indruk, welke
de gasten ontvangen zoo goed moge zijn als
die altijd geweest is. Ieder, zegt hij, die het
eerlijk meent, wordt nu in Duitschland met
open armen ontvangen en de volkeren moe
ten elkaar leeren verstaan, opdat men elkaar
eindelijk zal kunnen begrijpen en waardee-
ren.
Een onzer spreekt een dankwoord, ec
wordt nog een rede gehouden door een geuni-
formden collega en dan verzamelen wij ons
allen voor de groote open ramen van het Slot
hotel, want daaronder in de diepte ligt Hei«
delberg nu als een verlichte sprookjesstad.
Overal zijn de lichten ontstoken en langs de
Neckar riien zich de snoeren van lampjes
alsof beide oevers geïllumineerd zijn. Een
onzer gastheeren wijst ons het huis van
Karl Heinz, de hoofdfiguur van Alt Heidel
berg en dan klimmen wij weer in onzen auto
en gaat de tocht bergafwaarts tot aan hef
hotel Europe, waar wij voor het eerst onze
vrijheid krijgen en onze hotels mogen op*
zoeken.
Er zijn enkelen van de ouderen en van 'da
meest behoudende bladen, die naar bed gaan,
er zijn anderen, die van Heidelberg willen
zien „wat niet in Baedeker staat".
Met z'n vijven charteren wij een aftand,
sche taxi en terwijl een andere groep aan een
bieravond in de hal van een groot hotel deel
neemt, rijden wij naar een oude studenten
kroeg. Het is niet moeilijk die te vinden, ten-
minste niet als men eenmaal in de ge
zochte straat is, want door dubbeldikke deu
ren heen klinkt het gezang der vroolijke
Duitsche jongelingschap naar buiten. Klein
en berookt zijn de gelagkamers, door
houten trapjes met elkaar verbonden,
maar aan elke tafel zit een vroolijk gezel
schap, jongens en meisjes, ouderen en jon
geren en alles zingt en slaat met de vuisten
de maat op de ruwhouten tafels. Langs
alle wanden hangen portretten van studen-
tengroepen en „Zum roten Ochsen", waar
wij ons nu bevinden, moet jaren en jaren in
trek geweest zijn, want er zijn verbleekte
portretten bij, waarvan de jaartallen nauwe
lijks meer te lezen zijn. Vlug gaan de jonge
diensters rond en aan eiken vinger bengelt
een steenen bierpul. Wie er een ontvangt,
krijgt op de tafel een witte krijtstreep en er
zijn bezoekers, bij wier krijtstreepjes een lid
van een stembureau menigmaal „vol" zou
kunnen roepen.
Er zijn vlaggen op alle tafels en er han
gen groote hoorns aan de zolderbalken,
waarvan de bestemming ons nog onbekend
is. Uit volle borst worden hier de oude Duit-
sche studentenliederen gezongen en telkens
weer staat er een jonge man boven op de
tafel om een luid toegejuichte rede te hou
den, waarin de jeugd het Vaterland en de
vriendschap worden verheerlijkt.
Spoedig zijn wij Hollanders ontdekt en in
de rij opgenomen. Een bevelend „Silentium"
en er wordt op Holland gespeechd en onder
donderende hoera's van alle zijden worden
steenen kroezen tegen de onze gestooten. Een
groote hoorn wordt van de zolderbalken ge
nomen. Er gaat vijf liter bier in en zij is zoo
zwaar, dat beide handen noodig zijn om ze
te kunnen dragen. De hoorn gaat rond en
om beurten nemen gastheeren en bezoekers
er een slok uit totdat ze leeg is en weer ge-
met die heele zaak en laat ze aan Grey en
de politie over. Vertel Grey precies wat je
hebt gedaan, dan zal hij daarnaar handelen
Ik schat je werk niet gering dat was tot-
dusver ongemeen goed; als Gregg er wer
kelijk bij betrokken was, kan het van on
schatbare waarde blijken te zijn maar het
is nutteloos je tegenover mannen van het
vak te plaatsen of te willen handelen ondei
eigen gezag. Hoe kreeg je dien brief van
Gregg in handen?"
Die vraag kwam ontstellend onverwacht,
en Fayre smoorde een plotseling opkomende
lachtbui, toen hij tot besef kwam, dat Kean
beroepsmethodes op hem toepaste.
Ik nam hem uit zijn schrijftafel, toen ik
gisteren op hem wachtte", antwoordde hij
met overdreven zachtzinnigheid.
„Als hij dat te weten komt, brengt dat je
in een zeer netelige positie, afgezien van het
feit, dat het, als hij ontdekt, dat je zijn
schrijftafel hebt doorzocht, de eenvoudigste
zaak van de wereld voor hem is, elk bewijs te
vernietigen".
„Denk je, dat ik hem gehouden heb?"
vroeg Fayre met een ondeugende flikkering
in zijn oogen.
„Zeke; niet", antwoordde Kean droog.
„Maar ik moet je er op wijzen, dat, als zijn
schrijftafel officieel was doorzocht, de poli
tie den brief zou hebben gehouden en wij dus
bewijsmateriaal in handen zouden hebben,
als dat noodig was. Dat amateur-detective
werk is heel aardig in de verbeelding, maar
in de practijk is het gevaarlijk".
(Wordt vervolgd.)'