vooruitgang worden gerekend, in het bijzon
der wordt hier gedoeld op de dienstonderd:-e
len telefonie (locale) en de postcheque- en
girodienst, waarvan de baten resp. 461 oOO
en 292.700 hooger konden worden geste.d
Nochtans moesten de baten der *>egrooting
in haar geheel voor 1934 in totaal 1523.880
lager worden berekend.
Een en ander heeft er toe geleid, dat de
lasten in totaal 2.325.880 lager zijn ge
steld dan voor 1933, waardoor het winst sal
do 2.800.000 bedraagt, d.w.z. 800.000
hooger dan voor 1933.
De posterijen ondergaan in ernstige mate
den invloed van dezen ongunstigen tijd, het
geen vooral aan den dag treedt in de raming
van de frankeeropbrengsten. Deze kunnen
voor 1934 niet hooger gesteld worden dan
35.660.000, derhalve ƒ1.517.000 lager
.n in 1933.
Dat hierin voldoende aanleiding schuilt om
©p den ingeslagen weg der bezuinigingen
voort te gaan. behoeft eigenlijk geen betoog.
Waar noodig, zal worden voortgegaan
met het opvoeren van het nuttig effect der
nachtposttreinen, door ook die plaatsen,
waar thans de post van de nachttreinen nog
niet in de eerste bestelling kan worden opge
nomen, door middel van autodiensten dan
wel op andere wijze met d» nachtposttreinen
m verbinding te brengen
De plaats, die de luchtpostdienst Amster-
dam-Bandoeng in het verkeer tusschen Ne
derland en Ned.-Indië inneemt, wint bij
voortduring in beteeken is
Telegrafie (draad).
De achteruitgang van de telegrafie (draad)
die in de naoorlogsjaren een ernstig karakter
heeft aangenomen, heeft zich onder de on
gunstige economische omstandigheden van
net afgeloopen jaar verder voortgezet.
Telegrafie (radio).
Wat betreft het buiten-Europeesch-verkeer
kan ten aanzien van de verbinding van Ned.-
Indië worden opgemerkt, dat een verdere te
ruggang van het verkeer en mitsdien van de
opbrengst geenszins onwaarschijnlijk is.
Van den beeldtelegraafdienst met Ned.-
Indië wordt een regelmatig, eenigszins toe
nemend gebruik gemaakt. Óp de verbindin
gen Suriname en Cura^ao blijft het verkeer
ongeveer gelijk.
Ten aanzien van de verbinding met N-
Amerika valt, in het bijzonder na de opening
op 17 Maart 1932 van een rechtstreeksche
beursverbinding Amsterdam-New-York, een
aanmerkelijke toeneming van het aantal per
radio verwerkte telegrammen waar te ne
men.
Telefonie (draad).
Het internationale verkeer ondervindt nog
steeds den ongunstigen invloed van de maat
schappelijke crisis, vooral wat het verkeer'
met Duitkhland betreft.
Staatsmijnen.
De begrooting sluit in ontvangsten en uit
gaven op 94.422.000.
Staatsvisschershavenbedrijf.
De resultaten van het bedrijf te IJmuiden
in het loopende begrootingsjaar doen betwij
felen, mede gelet op de langdurige staking in
het visscherijbedrijf te IJmuiden, of een op
brengst van 10.000.000, zooals in 1933 ge
ramd, bereikt zal worden. Daarom schijnt
het voorzichtig voor 1934 op een lageren om
zet te rekenen waarvoor, evenals in 1932,
een bedrag van 8.000.000 is aangenomen.
Het totaal van de lasten der exploitatie
wordt geraamd op 728 075, dat van de ba
ten op 492.200, zoodat de begrooting sluit
met een nadeelig saldo van 235.875.
Staatsmuntbedrijf.
De muntbegrooting sluit voor dit jaar niet
met een voordeelig of nadeelig saldo, in ver
band met een in gang zijnde reorganisatie.
Gemeentefonds.
De uitgaven van het fonds zijn in totaal
geraamd op 101.325.777. De opbrengst van
de gemeentefondsbelasting, voor zoover ge
heven ten bate van het fonds, wordt geraamd
op 47.000.000. De opbrengst van 50 opcen
ten op de vermogensbelasting, geheven op de
aanslagen van hen. die belastingplichtig zijn
volgens artikel 1 der wet op de vermogens
belasting 1892, wordt geramd op 5650.000;
totaal 52.650.000. Zoodat de uitkeering van
het rijk, bedoeld in artikel 8 der wet, moet
worden geraamd op 48.675.777.
Van dit bedrag komt twee-derde gedeelte
ten laste van de rijksbegrooting voor het
dienstjaar 1934 en een derde gedeelte ten
laste van de rijksbegrooting voor het dienst
jaar 1935.
Vestingstelsel.
In het wetsontwerp tot vaststelling van de
begrooting ten behoeve van de voltooiing
van het vestingstelsel worden alleen gelden
gevraagd, noodig voor noodzakelijk onder
houd van het bestaande en voor eenige on
vermijdelijke voorzieningen.
Begrooting Fonds uitvoering
Tiendwet.
Blijkens de bij de memorie overgelegde uit
gewerkte en toelichtende staten van de ramin-
fen van de inkomsten en uitgaven zal hef
'iendfonds in 1934 ontvangen 977.000,
warvan 290.000 noodig is voor de rente
betaling van 's rijks middelen. Het fonds zal
voorts een bedrag van 682.000 r p het uit
s rijks middelen verstrekte voorschot kunnen
aflossen.
DE MILLIOENENNOTA.
Aan de gistermiddag door den minister
van financië, mr. P. J. Ood, ingediende Mil-
lioenen-nota ontleenen wij het volgende:
Dienst 1933.
Wat het loopende dienstjaar 1933 be
treft, zij aangeteekend, dat de begrooting,
zooals zij oorspronkelijk bij de wet is vast
gesteld, het volgende beeld vertoonde:
Gewone dienst. Uitgaven f 572.643.737,
middelen f 518.223.483, nadeelig saldo
54.420.254.
Kapitaaldienst. Uitgaven 69.375 230,
middelen 22.603.093, nadeelig saldo
46.772.137.
Voor het jaar 1933 is bij de raming der
middelen reeds rekening gehouden met de op
brengst der door de regeering bij de indie
ning der begrooting aangekondigde nieuwe
of versterkte heffingen. Dientengevolge was
in het cijfer van 518 223.483 reeds begre-
Eeen bedrag van 26 millioen wegens
ing van oocenten op alle invoerrechten
en den accijns op bier en een bedrag van
10 millioen voor de weeldeverteringsbe-
lasting. Doordat, in verband met gedurende
de behandeling in de Tweede Kamer in het
desbetreffend ontwerp aangebrachte wijzi
gingen, eerstgemelde opcentenheffing niet
voor het volle bedrag werd verwezenlijkt en
de weeldeverteringsbelasting tot dusver niet
tot stand is gekomen, moet het cijfer van
f 518.223.483 met f 13.200.000 worden
verminderd.
Ter dekking van een deel van het geraamd
nadeelig saldo van 54.420.254 had de
ambtsvoorganger van den tegenwoordigen
minister van Financiën aangekondigd een
salarisverlaging van 14 5 millioen en een
tegoedschrijving uit het reservefonds van
18 millioen. Deze beide maatregelen zou
den het tekort doen dalen tot 21.920.254
Aangezien de salariskorting ten slotte tot
1W5 millioen werd beperkt, moet laatstge
meld saldo met 3 millioen worden verhoogd,
hetgeen levert een totale veremeerdering van
het nadeelig saldo met 16.200.000.
Op grond van de begrootingscijfers, zoo
als zij in verband met het bovenstaande moe
ten worden gewijzigd, bedraagt dus het_ ge
raamd nadeelig saldo over het dienstjaar
1933 38.120.254.
Reservefonds.
Het reservefonds is gevormd uit: het batig
saldo van den gewonen dienst 1929 ten be
drage van f 58.207.904.82, het batig saldo
van den gewonen dienst 1930 ten bedrage
van 27-942.986.41 zoodat in totaal in
't Fonds beschikbaar was 86.150 891.23^
Na aftrek van het geraamd nadeelig saldo
van den dienst 1931 was de verwachting,
dat in dit Fonds een batig saldo zou beschik
baar blijven van rond 54 millioen, welke
saldo in staat zou stellen daaruit een bedrag
van 18 millioen ten goede te doen komen
aan elk der diensten 1932, 1933 en 1934
Deze verwachting is echter niet verwezen
lijkt.
Het nadeelig saldo van het jaar 1931 heeft
in werkelijkheid bedragen 45.599 667, zoo
dat na afboeking van dit saldo nog slechts
40.551.224 in het reservefonds beschik
baar blijft. Na aftrek van het bedrag van
36 millioen, dat ten goede worden geschre
ven aan de diensten 1932 en 1933, is dus in
het reservefonds nog een bedrag over van
4.551.224.
Aangezien de tekorten, die op de genoem
de diensten overblijven na aftrek van de ge
melde f 36 millioen, belangrijk grooter zijn
dan het saldo in het reservefonds, zou het
geen zin hebben dit saldo aan den dienst
1934 ten goede te schrijven. De minister
geeft er integendeel de voorkeur aan, gelijk
bij het daartoe strekkend wetsontwerp nader
wordt toegelicht, het reservefonds op te hef
fen en tot een andere wijze van afboeking
der saldi over te gaan.
Begrooting 1934.
Alvorens over te gaan tot een bespreking
van decijters van het dienstjaar 1934, meent
de minister een algemeene opmerking te
moeten maken over de inrichting der begroo
ting.
Hij acht hei meest juist het systeem, waar
bij de begrooting wordt opgemaakt over
eenkomstig den toestand, die bestaat ten
dage harer indiening. Dit beteekent, dat met
voorstellen tot middelenversterking, die nog
niet tot wet zijn verheven, evenmin rekening
wordt gehouden als met voornemens tot
vermindering van uitgaven die nog wette
lijke sanctie behoeven.
Het opmaken van de begrooting volgens
dit systeem heeft voor het dienstjaar 1934 een
zeer bijzondere beteekenis waarop de mi
nister. tei voorkoming van misverstand, aan
stonds de aancacht wenscht te vestigen.
Grootendeels met ingang van 1 Januari
1934 en voor een klein gedeelte met ingang
van 1 Mei 1934 vervalt een aantal tijdelijke
heffingen. Het zijn in de eerste plaats de on
derscheidene heffingen, die worden geheven
ten bate van het Leeningfonds 1914 in de
tweede plaats de alleen voor het jaar 1933
toegestane heffingen van opcenten op eenige
invoerrechten en accijnzen, en in de derde
plaats de alleen voor het belastingjaar 1933-
1934 toegestane heffing van opcenten op de
gemeentefondsbelasting en de vermogensbe
lasting. Worden deze heffingen overeen
komstig de daartoe ingediende voorstellen
verlengd, dan zullen zij de geraamde op
brengst der middelen het algemeen budget
en het gemeentefonds te zamen genomen
voor 1934 met 76 398.C00 verhoogen.
De naar dit gewijzigd systeem opgemaakte
begrooting voor 1934 wijst nu aan: Gewone
dienst in uitgaven 730.534.792, in inkom
sten 463.446.818. zoodat een nadeelig saldo
is geraamd van f 267.087.974.
Ten einde een juiste vergelijking te ver
krijgen met de begrootingscijfers van het
vorig jaar, meent de minister op dit bedrag
aanstonds in mindering te moeten brengen
het bovengemeld bedrag van 76 398.000
wegens de afloopende heffingen.
Bij handhaving van den bestaanden belas
tingdruk zal dus het nadeelig saldo op den
dienst 1934 bedragen 190 689.974. Dit
cijfer is f 136 269 720 hooger dan het saldo
van f 54.420.254 der begrooting voor
1933, zooals deze oorspronkelijk bij de wet
is vastgesteld.
Leeningfonds.
Dat dit het geval is, is wel in de eerste
plaats een gevolg van den loop van zaken
met betrekking tot het Leeningfonds 1914.
Dit fonds, aanvankelijk uitsluitend bestemd
voor de financiering van de rente en aflos
sing der in verband met den oorlogstoestand
aangegane geldleeningen, is tot 31 Decem
ber 1933 mede bestemd voor de financiering
der tegenwoordige crisisuitgaven. Er was
ten dage van de totstandkoming van deze wet
een overschot in het fonds, terwijl voorts
zijn inkomsten werden versterkt door eenige
nieuwe crisisheffingen. Hiermede werd be
reikt, dat de crisisuitgaven werden gehouden
buiten de gewone begrooting.
Deze taak kan het Leeningfonds thans niet
langer vervullen. Het in' het fonds aanwezig
batig saldo is door de geweldige stijging der
crisisuitgaven in een nadeelig saldo verkeerd.
Dientengevolge is het noodzakelijk deze cri
sisuitgaven op andere wijze te financieren.
Wat deze andere wijze van financiering
betreft, heeft de regeering gemeend een on
derscheid te moeten maken tusschen de uit
gaven ten bate van den steun aan den land
bouw en de overige crisisuitgaven, in hoofd
zaak strekkende tot bestrijding der werk
loosheid. De steunmaatregelen voor den
landbouw zulten worden gefinancierd met
behulp van het krachtens de landbouwcrisis-
wet ingesteld landbouwcrisisfonds, dat zijne
inkomsten zal verkrijgen uit speciale heffin
gen, krachtens die wet of vroegere landbouw-
crisiswetten ingevoerd of in te voeren. Tus
schen deze beffingen en de door het fonds te
bekostigen uitgaven zal evenwicht moeten
bestaan (De afzonderlijke begrooting van
dit fonds voor het jaar 1934 zal nader worden
ingediend).
Anders staat het met de overige crisis
uitgaven, waaronder die tot bestrijding van
de gevolgen der werkloosheid. Deze zullen
moeten worden gebracht ten laste van de ge
wone begrooting. Een andere politiek zou
bij ce bestaande volkomen onzekerheid om
trent den duur en het verdere verloop der
economische crisis, nu het saldo in het lee
ningfonds is opgeteerd, niet te verantwoor
den zijn. De regeering zal, in het bijzonder
voor het wegnemen van langzamerhand in
geslopen misstanden, deze uitgaven aanmer
kelijk kunnen beperken. De door haar ge
nomen en nog te nemen maatregelen zullen
mede ten goede komen aan de gemeentelijke
budgetten. Niettegenstaande deze beperking
der uitgaven heeft een en ander er toe geleid,
dat de raming van Hoofdstuk XA (Sociale
Zaken) voor bovengenoemde doeleinden met
52,191,331 verhoogd moest worden.
Bij bestendiging van alle ten bate van het
Fonds geheven belastingen die voor den
crisisdienst daaronder begrepen zou het
voor het jaar 1934 nog een tekort opleveren
van 15.990.718.
Aanzienlijk hoogere eischen worden voorts
aan het budget gesteld door dat deel van
den dienst der staatsschuld, dat niet tot het
leeningfonds behoort. De zwaardere last
daarvan, op het budget voor 1934 drukkend,
bedraagt 23.800.000.
Een bedrag van 13.330.000 moest meer
worden uitgetrokken wegens verhooging van
het spoorwegtekort.
Het tekort in het Gemeentefonds zal, bij
bestendiging der tijdelijke opcentenheffing,
niettemin 6.736.312 méér bedragen dan 't
vorig jaar.
Hoogere ramingen, respectievelijk van
1.425.000 en 2.970.000 vorderden voorts
de posten wegens onderstand aan noodlij
dende gemeenten en steun aan behoeftige
Nederlanders in het buitenland.
Ten slotte moesten de middelen, die zon
der nadere voorziening na 1 Januari, resp.
1 Mei 1934 kunnen blijven geheven
35.546.665 lager worden geraamd.
Samengevat bestaan dus met de begroo
ting voor 1933 de navolgende nadeelige ver
schillen (beide posten met een gemerkt,
werden op de vorige begrooting als crisis
uitgaven aangemerkt):
'Werkloosheidsbestrijding 52.191.331
Leeningfonds 15.990.718
Staatsschuld 23.800.000
Spoorwegtekort 13.330.000
Gemeentefonds 6.736.312
Noodlijdende gemeenten 1.425.000
•Nederlanders i. h. buitenland 2.970.000
Lagere raming middelen 35.546.665
151.990.026
Het verschil tusschen het na
deelig saldo der begr. v. 1933
en dat der ontwerp-begroo-
ting voor 1934 bedraagt, ge
lijk hierboven uiteengezet 136.269.720
15.720.306
Op laatstgemeld bedrag zijn de uitgaven
in de ontwerp-begrooting lager geraamd.
Deze lagere raming is mede het gevolg van
de met ingang van 1933 ingevoerde salaris
korting ten bedrage van f 11X millioen. In
tusschen hebben de besparingen zich geens
zins beperkt tot het verschil tusschen evenge-
noemde lagere raming en de in 1933 inge
voerde salariskorting. Integendeel hebben
reeds zeer aanmerkelijke bezuinigingen
plaats gehad, die echter hebben gestrekt om
het zoogenaamde automatisch accres op de
begrooting, waarvoor men een bedrag van
ten minste ƒ10 millioen pleegt aan te nemen,
op te vangen.
Uitgaven.
De wijzigingen in de ramingen van ieder
hoofdstuk afzonderlijk luiden als volgt:
Hoofdstuk II is 33.700 lager geraamd,
hoofdstuk III 206.326 lager, voor hoofd
stuk IV wordt 846.655 minder aange
vraagd.
Hoofdstuk V is 3.768.977 hooger ge
raamd.
Méér wordt aangevraagd 1.489.298, in
hoofdzaak gevolg van de omstandigheid, dat
de post: Onderstand aan gemeenten, die bul
ten staat zijn in alle of sommige kosten harer
huishouding te voorzien, met 1.425.000
moest worden verhoogd, en 2.997.311,
voornamelijk omdat de post, waaruit alle
kosten van ondersteuning van behoeftige Ne
derlanders in het buitenland worden gekwe
ten, voor die kosten met pl.m. 2.970.000
moest worden verhoogd.
Voor hoofdstuk VI wordt 5.305.755 min
der uitgetrokken.
Hoofdstuk VIIA is 19.634.651 hooger
geraamd.
Voor hoofdstuk VIIB wordt 79.199.398
meer aangevraagd. De lagere inkomsten van
het gemeentefonds maakten een hoogere uit
keering noodzakelijk.
Hoofdstuk VIII is in totaal 581.662 la
ger geraamd, hoofdstuk IX vertoont een hoo
gere raming met 10,789,155. Als voor
naamste oorzaak van deze stijging is te be
schouwen de verhooging met 12,694,717,
o.m.: „Dekking van het verlies op de exploi
tatie van de Nederlandsche Spoorwegen met
inbegrip van het gegarandeerd dividend en
vervolgens ten behoeve van extra afschrijvin
gen en tot dekking van tekort in het spoor
wegpensioenfonds" eene verhooging met
13,330,000.
Hoofdstuk X is 1,304,992 lager ge
raamd.
Hoofdstuk XA is, in vergelijking met ge
lijksoortige uitgaven, in 1933 op andere
hoofdstukken der begrooting geraamd,
53,530,102 hooger uitgetrokken. Meer
wordt o.m. aangevraagd voor Arbeidersver
zekering 744,715, voor Werkloosheidsver
zekering en Arbeidsbemiddeling ƒ8,986,150,
werkloosheidsverzekering
8,859,000 het bedrag, hooger dan normaal,
dat in vorige jaren ten laste van den crisis
dienst van het leeningfonds werd gebracht
voor (werkverschaffing en steunverleening)
43,205,181, in hoofdzaak eveneens het ge
volg van de omstandigheid, dat de bedra
gen, hooger dan normaal, thans ten laste van
de rijksbegrooting worden gebracht, terwijl
deze vorige jaren ten laste van den crisis
dienst van het leeningfonds kwamen.
Op Hoofdstuk XI is f 732,138 minder
uitgetrokken.
Hoofdstuk "XII is 20.000 lager uitge
trokken; in verband met de uitgaven, de laa -
ste jaren ten laste van dat Hoofdstuk ge
daan, kan met 30.000 worden volstaan
Middelen.
De grondbelasting is 233 000 hooger
geraamd dan voor 1933 in verband met
eenige stijging van de opbrengst in de laat
ste jaren.
E>e inkomstenbelasting is wegens de nog
steeds voortdurende economische depressie
slechts op 45.300.000 gesteld, d.
4.700.000 lager dan de raming voor 1933.
De vermogensbelasting werd volgens de
laatstbekende gegevens op rond 11.300.000
geraamd of 1.300.000 hooger dan de
raming voor 1933. t
De dividend- en tantièmebelasting is in
verband met de vooruitzichten in de zaken
wereld veiligheidshalve slechts op een be
drag van f 9.000000 gesteld, d. i
f 1.500.000 lager dan voor 1933 was ge
raamd.
Ook de opbrengst van de rechten op den
invoer is in sterke mate afhankelijk van den
economischen toestand. Derhalve is voor
1934 6.500.000 minder geraamd dan voor
1933.
De daling van de opbrengst in de eerste
zesm aanden van 1933 heeft het noodig ge
maakt de navolgende middelen voor 1934
lager te ramen:
Statistiekrecht 300 000
Accijns op wijn 1.100.000
Accijns op het gedistilleerd 3.600.000
Accijns op bier 1.000.000
Accijns op tabak 7.000.000
Belasting op gouden en zilveren
werken 200.000
Rechten en boeten van successie
van overgang bij overlijden en
van schenking 5.600.000
De accijns op geslacht is voor 1934
200.000 hooger geraamd dan voor 1933,
de accijns oo suiker is geraamd op
52.000.000, dit is 1.000.000 minder dan
de raming voor 1933.
De opbrengst van de rechten en boeten van
zegel is voor 1934 als raming aangenomen,
2.000.000 meer dan de raming voor 1933.
Kapitaaldienst.
De kapitaaldienst wijst voor 1934 een
totaal in uitgaven aan van 73.382 526
en in ontvangsten van 22.475.622
zoodat het nad. saldo bedraagt f 50.906 904
voor 1933 is geraamd1:
uitgaven 69.375.230
ontvangsten 7- 22.603.093
nadeelig saldo 1933 46.772-137
Maatregelen tot dekking van het
tekort.
Bij de uiteenzetting der plannen om tot
dekking van het tekort te geraken, stelt de mi
nister voorop het verschil, dat er bestaat
tusschen het formeele tekort mede als gevolg
van het afloojjen van een groot aantal tij
delijke heffingen en het materieele tekort, dat
overblijft, wanneer de verlenging dezer hef
fingen als vaststaand wordt aangenomen.
Indien de heffing van deze belastingen in
derdaad werd beëindigd, zou het tekort op
den dienst 1934 worden vergroot met
76.398.000.
Het is derhalve, gelijk reeds eerder werd
betoogd, onvermijdelijk deze heffingen te ver
lengen.
De minister meent echter tevens deze gele
genheid te moeten angrijpen ora ettelijke der
bestaande heffingen samen te voegen. Ten
einde dit te bevorderen, wordt in de eerste
plaats een wetsontwerp ingediend tot liqui
datie, met 1 Jan. 1934, van het leenings
fonds. Nu het saldo van dit fonds is verdwe
nen en alle heffingen ten bate daarvan ver
vallen, bestaat er geen voldoende aanleiding
meer het fonds als een zelfstandige admi
nistratieve eenheid te handhaven.
De tot dusver ten bate van het leenings-
fonds geheven belastingen kunnen daardoor
naar den gewonen dienst worden overgehe
veld, hetgeen tevens de gelegenheid biedt de
afzonderlijke opcentenheffingen op den ac
cijns op de suiker, den accijns op den wijn en
het zegelrecht van buitenlandsche effecten in
één heffing te vereenigen, terwijl de opcenten
op den accijns op sigaretten in de hoofdsom
zullen worden opgenomen.
Voorts werd reeds medegedeeld, dat het
noodzakelijk is het sterk gestegen nadeelig
slot van het gemeentefonds, dat op het rijks
budget drukt, te verminderen door de ten
bate van dit fonds over het jaar 1933—1934
geheven crisisopcenten voor één jaar te ver
lengen. Ook hiertoe wordt een wetsontwerD
ingediend. v
Ten gevolge van een en ander wordt het
tekort teruggebracht tot 190.689 974 het
welk hierboven reeds werd becijferd als het
door nieuwe maatregelen te dekken tekort
voor het dienstjaar 1934 is te beschouwen
Het spreekt wel vanzelf, dat het volstrek*
onmogelijk zou zijn een zoo geweldig tekort
in een enkel jaar te overbruggen. De minister
is echter van oordeel, dat een dergSffe?£h
ook niet behoeft te worden gesteld. Waar het
in de tegenwoordige omstandigheden oo aan
komt is, dat de middelen worta
zen en aanvaard, waardoor het vast k<*nt t
staan, dat binnen enkele jaren hef
tmgsevenwicht zal zijn verzekerd Is een
maal die zekerheid menschelijkerwijze be
sproken, aanwezig, dan mogen voor het over-
brugg.ngstijdperk maatregelen worden So
men, die op zich zelf geen vermindering van
uitgaven of vermeerdering van inkomsten™
teekenen, doch die wel den gewonen <Wt
tijdelijk ontlasten Het nemen van dergeS
maatregelen maakt het evenwel volstrekt
noodzakelijk voorzieningen te treffen om aan
deze wijze van overbrugging zoo snel moge-
lijk een einde te maken.
Opgemerkt wordt nog, dat in het boven
staande de belangrijkste bezuinigingen^
regelen zijn vermeld, doch dat de re^bl™
darnaast bedacht blijft op verdere HE?
gen door doelmatiger organisatie en door he
snoeiing van verschillende diensten.
Hiervan is aanstonds in de becr/w.
verwerkt f 35.000.000. "^«otinj
Over het dienstjaar 1934 zullen ten vmi
hare werking kunnen doen gevoelen bes
ringen ten bedrage van totaal 27.650 om
Uit de toepassing der middelen zullend
volgende bedragen worden verkregen-
1 Vermindering spoorw.tekort 20.000 Ono
2. Gewijzigde financiering bruggenbo^'
en temporiseering wegenaanleg 3 500^?
3. Hoogere opbrengst van heffing'
9.000.000. gtn
Totaal 32.500.000.
4e. Het groote tekort in het gemeent.
fonds, dat ondanks verlenging der aw
opcenten nog ten laste van het rijksbuA
get moet worden gedekt, heeft door de da
ling van de opbrengst der ten bate van hei
fonds komende belastingen een omvang be-
reikt, welke een voorziening onvermijdelijk
maakt. Handhaving van den bestaanden toe
stand zou trouwens evenmin in het belan®
der gemeenten zijn, daar, indien nog lang»
de gemeenten ten laste van 's rijks kas tegen
de daling der fondsheffingen worden fe!
schermd, de uitkeering uit het gemeentefond,
bij de eerstvolgende nieuwe berekening jj
1936—1937 een plotselinge daling zou onder
gaan, welke nagenoeg alle gemeente-budget-
ten zou ontwrichten.
Daarom wordt in afwachting van in voL
gende jaren te treffen maatregelen een wets-
ontwerp ingediend tot afwijking van de wet
op de financieele verhouding van deze strek-
king, dat voor het jaar 19341935 een ver.
.mindering op de uitkeering aan de gemeenten
wordt toegepast tot een bedrag van
13.000.000.
In ditzelfde wetsontwerp wordt evenwel
voorgesteld de „kortingswet 1932" (Staats-
blad no. 104) met ingang van 1 Mei 1934 te
doen vervallen.
Deze intrekking verhoogt het tekort van het
gemeentefonds met vier ton. Het bovenbe
doelde wetsontwerp zal op het rijksbudget
dus een besparing opleveren van 12600.000,
waarvan voor 1934 twee derde gedeelte of
8.400.000.
5e. Een verdere vermindering van den sa
larislast zal voorts onvermijdelijk zn'n. Wat
dit aangaat, is de regeering van oordeel, dat
het geen aanbeveling verdient, het systeem
der tijdelijke kortingen te bestendigen.
De regeering acht het noodzakelijk, dat
een heel nieuwe salarisregeling wordt vast
gesteld, waarbij dan tevens fouten in het
huidige stelsel kunnen worden weggenomen.
Daar het niet mogelijk is, die vaststelling
zoo tijdig te doen geschieden, dat zij vóór 1
Januari 1935 in werking zou kunnen treden,
is het onontkoombar voor den duur van het
iaar 1934 nogmaa's een tijdelijke korting op
te leggen. Aanvankelijk is de regeering van
oordeel, dat dit zal kunnen geschieden in
den vorm van een verhooging van de be
staande korting met 5 pCt van het salaris
voor alle ambtenaren en een verhoogde kor
ting voor de ongehuwde ambtenaren in de
zen zin, dat de thans toegepaste vermindering
van 3 ten honderd na den vijf en twintigja
rigen leeftijd met 1 pCt. per jaar wordt ver-
hoogd tot 10 pCt. van 32-jarigen en ouderen.
In gezinsverband levende eenige kostwin
ners zullen daarbij met gehuwden worden
gelijkgesteld. Een ontwerp-kortingsregeling
van deze strekking is bij de Centrale Com
missie voor Georganiseerd Overleg in amb
tenarenzaken aanhangig gemaakt.
Van deze tijdelijke korting is een bate voor
het rijksbudget te verwachten van
15.750.000
De bovenstaande maatregelen geven voor
het budget 1934 een verlichting tot een totaal
bedrag van 84.150.000, zoodat met inbe
grip van de versterking der middelen ten be
drage van 106.519.000 een totale verbete
ring wordt verkregen van 190.669.000.
Het totaal van het tekort zou, indien- niet
reeds belangrijke besparingen hadden plaats
gehad, hebben bedragen 225.689 974. Hier
van zal worden gedekt door nieuwe heffin
gen: a. ten bate van het algemeen budget
106.519.000; b. ten bate van het Verkeert
fonds 9.000.000. Blijft voor besparing
110.170 974.
Dekkingsmiddelen.
Als dekkingsmaatregelen, worden door de
regeering aangegeven: Wetsontwerp tot hef
fing eener omzetbelasting, inmiddels doof
de Tweede Kamer der Staten-Generaal aan
vaard 85.000.000; Wetsontwerpen tot hef
fing eener couponbelasting, tot heffing eener
belasting op het vermogen in de doode hand,
tot heffing eener crisisinkomstenbelasting,
tot verhooging van den tabaksaccijns, tot
heffing van een accijns op gebrande koffie
20.000.000; Wetsontwerp tot wijziging
van het tarief der inkomstenbelasting, waar
van (met inbegrip der heffing van 20 opcen
ten) meer wordt verwacht 1.519.000. To-
tal 106.519.000.
Uitgaven.
Naast een groot aantal kleinere besparin
gen op de verschillende hoofdstukken, die
voor een belangrijk deel reeds in de begroo
tingscijfers konden worden verwerkt, omdat
zij geen bijzonderen wettelijken maatregel
vereischen, zullen zeer belangrijke wijzigin
gen moeten worden aangebracht in de uit
gaven van de departementen van onderwijs,
kunsten en wetenschappen, van defensie en
van waterstaat, terwijl bijzondere maatrege
len zullen moeten worden getroffen met oe-
trekking tot de uitgaven ten laste van het ge
meentefonds en de salarisregeling voor
rijksoersoneel. Deze maatregelen worden m
de Nota nader toegelicht.
DE VERDEDIGING VAN
M. VAN DER LUBBE.
Mr. Stomps naar UW**
Mr. Stomp®, de door de familie van 3 j4
nus van der Lubbe gekozen verdediger-
gister naar Leipzig vertrokken offl te
ten zich daar in vertiinding te ste."e" nujt-
verdachte van de brandstichting in de
sihen rijksdag.
STAKING.
In het bouwbedrijf te
Bij een blok van negen in aa1^Ur€flkink-
woningen aan de Burgermeester
straat te Doetinchem is wegens een
schil gisteren een staking urtgJ^T^t va"
geheele werk ligt stil. De tussch boO-
de hoofdbesturen van de drie la"
den heeft geen resultaat opgeld