Alkmaarsche Courant
In liet paleis van den koning
Radionieuws
BEZUINIGING OPHETONDERWIJS.
üeuilleto*t
MAANDAG 2 OCTOBER
KERK EN SCHOOL.
Maar dan over de heele linie,
bijzonder zoowel als openbaar.
Protestvergadering te Alkmaar.
1933
No ?32
gouden w tosrgiw
Dinsdag 3 October.
Hilversum, 296 M (Uitsluitend AVRO)
fi Gramofoonpl. 9.— Concert door de
rvtorhonikers. 10— Morgenwijding. 10.15
Hraniofoonplaten. 10-30 P.anorecrtal Betsy
Pra^ 11- Kook- en bakpraatje door
V3^r R Lotgering—Hillebrand. 11.30 Om-
orkest o.I.v. N. Treep en gramofoonpl.
Ï\ïX_2.15 Gramofoonplaten. 2.30 Clavecim-
helrecital door B. Bodky. 3.— Voordracht
door M Emeis van Buuren. 3.30 Gramo
foonplaten. 4— Zang door Ré Koster, so-
«raan. Aan den vleugel: E. Veen. 4.30
Radiokinderkoorzang o.I.v. J. Hamel. 5
Voor de kinderen. 5.30 Gramofoonpl. 6.—
Concert door de Octophonikers. 6.30 RVU.
prof. Huf Luns- De kunst in Spanje. 7.—
De Octophonikers 7.10 Causerie Fred Fry.
7.20 Vervolg concert. 7.30 Causerie mevr. I.
Leeuw—van Ree^ .45 De Octophonikers
8 Vaz Dias. 8.05 Programma ten bate
van het N. C. C. m. m. v. het Scalakoor uit
Milaan, het Concertgebouworkest o.I.v. A. v.
Raalte, het Omroeporkest o.I.v. N. Treep. H.
Cals, sopraan. Kovacs Lajos en „The
Fidelio Singers". Om ca. 9.30 Toespraak
door H. K. H. Prinses Juliana. 10.45—
12— Gramofoonplaten. Ca. 11 Vaz Dias.
11.-12.Gramofoonplaten.
Huizen, 1875 M. (Uitsluitend KRO). 8—
915 en 10.Gramofoonplaten 11.30
12.— Godsd halfuurtje. 12.15—1.45 Octet
concert en gramofoonplaten. 2.Vrouwen
uur. 3.Pianorecital, zangsoli en gramo
foonplaten. 4.15 Gramofoonpl. 4.30 Orkest-
concert. In de pauze: Voordracht. 10 50 Vaz
Dias. 10.55—12.Octetconcert.
Daveniry, 1554 M. 10.35 Morgenwijding
10.50 Tijdsein en berichten. 11.05 Kook-
praatje. 11 2011.40 Lezing. 12 20 Orgel
spel R. New. 12.50 Paramount-Astoria-
orkest o.I.v Anton. 1.50 Midland Studio
orkest o.I.v. F. Cantell. 2.20 Voor de scholen
4 25 Lezing. 4.50 Het Wvnn Reeves Strijk
kwartet m. m. v. M. Baker, sopraan 5 35
Kinderuur. 6.20 Berichten. 6.50 Pianorecital
J Hunt. 7.10 Duitsche causerie. 7.40 Radio-
At ilitair-orkest o.I.v. B Walton O'Donnell,
tv. m. v. H. Arnold, cello 8.50 Lezing. 9.20
„Davight Robberv", revue-programma van
d» Melluish Brothers, m m. v. solisten, koor
en orkest o.I.v. Woodgate. 10.Berichten.
10.20 Orgelconcert R. GossCustard 10.55
12.20 Lew Stone en de Monseigneur Band.
Parijs „Radio-Paris, 1724 M. 8.05, 12.20,
710 en 7.40 Gramofoonpl. 8.20 Symphonie-
concert o.l v. Bigot.
Kalundborg, 1153 M. 12.20—2.20 Con
cert uit het Bellevue-Strandhotel. 3.205.20
M. Hansen's orkest. 9.10 Engelsche muziek
door het Omroeporkest o.I.v. Reësen. 9.35
Radiotooneel. 10.35 Omroeporkest o.I.v. E.
Reesen. 11.20—12.50 Dansmuziek uit rest.
„Nimb"
Langenberg, 473 M. 6.25, 7.35 en 11 45
Gramofoonplaten. 12 20 Sted. Kleinorkest v.
Münster o.I.v. Göhre. 1.55 Concert o.Lv.
Merten. 4.20 Concert m. m. v. het Werag-
koor, -strijkkwartet en solisten. 8.30 Strauss-
concert m. m. v. orkest, koor en solisten o.I.v.
Prof. H. Knappertsbusch. 11.Werag-
orkest o.I.v Buschkötter. 11.20 Dansmuziek
o.I.v. Kühn.
Rome, 441 M. 9.05 Orkestconcert o.I.v.
Culotta. In de pauze: Causerie.
Brussel, 338 en 508 M. 338 M.: 12.20
Gramofoonplaten. 1.30 Omroepkleinorkest
o.I.v. Leemans. 5.20 en 6.50 en 7.20 Gramo
foonplaten 8.20 Radiotooneel. 9.20 Omroep
orkest o.I.v. André. 508 M.: 12.20 Omroep
kleinorkest o.I.v. Leemans. 1.30 Gramofoon
platen en pianoduetten. 5.20 Omroeporkest
o l v. André. 6.35 Pianorecital. 6.50 Omroep
kleinorkest o.I.v. Leemans. 8.20 Omroep
orkest o.I.v. André. 9.20 Gramofoonmuziek.
Zeesen, 1635 M. (Deutschlandsender).
7.20 Rijkszending „Das ist Berlin". Concert
door het Omroeporkest en het Radiokoor
8 20 Concert o.I.v. den Japanschen dirigent
Könog. 9.20 Europeesch concert uit Boeka
rest. 10.20 en 11.05 Berichten. 11.2012.20
Concert uit Hamburg o.I.v. José Eibenschütz.
GEMEENTELIJKE RADIO
DISTRIBUTIE.
Dinsdag 3 October.
Lijn 1: Hilversum.
Lijn 2: Huizen.
Lijn 3: Lond. Reg. 10 3510.50, Daven-
♦ry 10.50—11.20, Midi. Reg. 12.20—15.20,
Daventry 15.2024.
Lijn 4: Brussel II 12.2019.05, Zeesen
19:0523.20. Hamburg 23.20—24.—.
f. en liefdesgeschiedenis uit het oude Madrid
door F. Marion Crawford.
•Naar het Engelsch door .W, H, C B,
41
„Toen had ik hem nog niet gelezen.
Hij was niet onderteekend en bleek even
goed door een man te kunnen zijn ge
schreven".
Don Jan lette op het gezicht van den
koning, want het was lang niet onwaar
schijnlijk, dacht hij, dat deze den brief
had laten schrijven, of het zelf had ge
daan, en dat hij hem nu zoo gauw moge
lijk weer in zijn bezit wilde hebben.
Philips scheen te twijfelen of hij zijn
kruisverhoor al of niet zou voortzetten
en hij keek naar de deur, die naar de
antichambre leidde, plotseling verbaasd,
omdat Mendoza nog niet was terugge
keerd. Toen begon hij weer te spreken,
maar trots zijn boosheid hlJ
niet bloot stellen aan een tweede weige
ring om den brief af te staan. Zijn
waardigheid zou daaronder Te veei
hebben geleden.
„In deze kwestie zijn de feiten als
▼olgt", zei hij, alsof hij in het kort sa
menvatte wat er in zijn geest was omge
Zooals reeds eerder medegedeeld werd, had
Acti<?'.' <«8^ j.1. Zaterdag
en '"j Harmonie een protestvergade
ring belegd tegen de bezuiniging oo het
lager onderwijs zoodanig, dat alleen het
openbare erdoor getroffen zou worden en
zeits voor het bijzondere een bevoorrechting
ervan zou genieten.
Dat C v. A is samengesteld uit Volkson
derwijs, B. v. N. O., N. O. G., Vereen, van
m.u.I.o., Ned. Ouderraad, Landelijk comité
voor de openbare school, N.V.V. en Ned
Vakcentrale.
De groote zaal van de Harmonie was na
genoeg geheel bezet.
Namens het comité sprak de heer Joh.
E e r i n g, lid van 't dagelijksch bestuur van
de Ned. Vakcentrale, een woord van welkom,
waarbij hij betreurde, dat een vergadering
als deze noodig is na de actie, die destijds
was ontketend door het wetsontwerp-Terp
stra.
Niet het comité had nu opnieuw de storm
klok geluid, maar de regeering zelve met
haar aandrang tot opheffing van vele scho
len, vaak de eenige in een dorp (vooral in
Friesland), waardoor groote schade wordt
berokkend aan het lager onderwijs. Voorts
heeft de regeering besloten tot het vervroegd
invoeren van de nieuwe leerlingenschaal,
opgesteld door minister Terpstra.
Merkwaardig vond spr. het, dat twee
jaren geleden in deze zelfde zaal de tegen
woordige minister van onderwijs mr. Mar-
chant (toen nog leider van den Vrijz.-dem.
bond) had gesproken tegen de plannen van
minister Terpstra en daarbij had gezegd,
dat het niet aangaat zonder nadenken te
werken met bet domme potlood.
De heer Eering (een oud-onderwijzer)
wilde n>et ontkennen, dat bezuiniging noo
dig is. maar, zei hij, ze is mogelijk zonder de
vitale belangen van het onderwijs te schaden,
wat wel het geval is bij de wetsvoorstellen
van thans.
Spr. stelde vast. dat de vergadering uit
sluitend is bedoeld als een protest tegen die
plannen der regeering, zoodat debat over de
redevoeringen van de beide sprekers noch
over de te stellen motie kon worden toege
laten.
Rede van den heer Krabbendam.
„De minister houdt zich niet aan
de wet".
De heer P. Krabbendam, hoofd der
school te Wognum, lid van hoofdbestuur van
het N.O.G., sprak hierna over het opheffen
van tal van scholen in ons land.
Hij begon met te memoreeren, dat het
ministerie-Colijn met instemming werd be
groet, omdat het ons land van den onder
gang zou kunnen redden. Ook bij de onder-
wijsmenschen werd het optreden van dit mi
nisterie toegejuicht, omdat daarin zitting
hadden twee vrijzinnigen en een liberaal,
waardoor een waarborg zou zijn geschapen
ook voor een goede behartiging van de belan
gen van het openbaar onderwijs. De uitlatin
gen van deze heeren (speciaal van mr. Oud
en mr. Marchant) vóór hun ministerschap
wezen daarop. Zij zouden, naar aller ver
wachting, er voor zorgen, dat, als er slagen
zouden moeten vallen, deze zouden komen op
het hoofd van het bijzonder zoowel als het
openbaar onderwijs.
Echter, wat de tijd heeft geleerd, is wel,
dat deze verwachting is teniet gedaan. Wat
er ten aanzien van het onderwijs is voorge
steld, stemt allerminst tot dankbaarheid.
Spr. stelde vast, dat volgens de grondwet
en de onderwijswet in elke gemeente voldoen
de gelegenheid voor openbaar onderwijs
moet worden gegeven (zoolang een school
nog ten minste acht leerlingen telt, mag zij
niet tegen den zin der ouders worden opge
heven.)
Spr. releveerde de circulaires van den mi
nister van onderwijs, mr. Marchant, geda
teerd 18 en 20 Juli, waarvan de laatste een
geheel anderen geest ademde dan de eerste
en ging over de opheffing van kleine open
bare scholen. Op dit „kleine" legde spr. den
nadruk. Hij wilde daaronder verstaan scho
len met hoogstens 25 leerlingen. De circu
laire nu wenscht opheffing van scholen met
nog een zestigtal leerlingen (Schoorl, Hem.
Heerhugowaard e.a), in Wormerveer zelfs
met 100 kinderen. Wel een eigenaardige op
vatting van het woord „kleine", zei spr.
En het gaat hier uitsluitend over open
bare scholen, die vooral in het zuiden des
lands de toevlucht zijn voor allen die geen
bijzonder onderwijs verlangen voor hun kin
deren. Spr. legde er den nadurk op, dat vele
„k'eine" openbare scholen het overschot zijn
van eertijds bloeiende scholen, doodgedrukt
door bijz. scholen, die werden opgericht met
ge'd uit de openbare kas.
De positie van het bijz. onderwijs is wel
een heel andere dan die van het openbare
(beide inrichtingen zijn wel gelijkgesteld,
maar niet gelijk gerechtigd), het is niet mo
gelijk zonder wetswijziging aan de bijz. scho
len te tornen. Maar de regeering is in den
laatsten tijd zeer vlug met het maken van
wetten, en nu is het wel wenschelijk ook de
onderwijswet eens onder handen te nemen,
want er bestaan in ons land nog bijzondere
scholen met 10 leerlingen.
De aanschrijvingen tot opheffing van
openbare scholen zijn een uitvloeisel van een
onderzoek, dat nog ingesteld is door mi
nister Terpstra. Diens opvolger mr. Mar
chant had de lijst gevonden en haar zonder
nadenken de wereld ingestuurd met beroep
op de burgemeesters om de opheffing me:
klem te verdedigen. Verschillende gemeente
raden hebben daaraan reeds gevolg gegeven;
er zijn kinderen die 15 K.M. van een andere
openbare school zijn verwijderd. Ontoelaat
baar achtte spr. den aandrang van den mi
nister en verkeerd de vrees van sommige bur
gemeesters om daaraan te voldoen. Hulde
brachts pr. aan die burgemeesters, die, hoe
wel principieel voorstanders van bijzonder
onderwijs, den minister niet wilden volgen op
den door hem ingeslagen weg.
Beroep op een besluit tot opheffing van
scholen is niet wel mogelijk, omdat in de
circulaire staat, dat, indien de gemeenteraad
niet een dergelijk besluit zou nemen, de op
heffing zou worden overwogen door de regee
ring.
Rauwelings en ondoordacht is de circu
laire van den minister de wereld ingegaan
en daartegen wilde spr. protesteeren, omdat
de belangen van het onderwijs aan het kind
er te zeer door worden geschaad.
De uitdrukking, dat de regeering „zou
kunnen overwegen bijdragen te verleenen in
de nadeelen die er door opheffing van scho
len zouden ontstaan", maant tot voorzichtig
heid, want er staat niet dat „de regeering
zal betalen". Voorzichtigheid in dezen wat
de financieele gevolgen zullen zijn, is nood
zakelijk.
Allerwege is protest gerezen en spr. meen
de, dat de zaak er thans minder ongunstig
voorstaat dan kort geleden. De minister
heeft deze week op een conferentie gezegci,
EjOsltrmann t C«'f Hand»! Mij.N.V.,Amst»rd*m.
Fabrieken te Julphaas bij Utrecht,
gaan. „Het is mijn wensch u te laten
trouwen met de koningin-weduwe van
Schotland, zooals u weet. U doet alles
wat u kunt door mij tegen te werken en I
u bent besloten de dochter van een on-
gefortuneerd militair te trouwen, maar
ik ben even vast besloten dat gij u niet
door zoo'n verbintenis tot schande zult
maken".
„Tot schande maken?!" riep Don Jan
met luider stem uit, onmiddellijk toen
de woorden den koning over de lippen
waren gekomen. Hij deed een pas naar
voren. „Dat u die woorden tegen mij
durft zeggen, bewijst dat u dapperder
bent dan ik dacht!"
Philips week een pas achteruit, ter
wijl hij doodsbleek werd en naar het ge
vest van zijn degen greep. Don Jan was
ongewapend, maar zijn degen lag op de
tafel binnen zijn bereik. Toen hij merk
te dat de koning bang was, deed hij een
pas achteruit.
„Neen", zei hij verachtelijk, „ik heb
me vergist. U bent een lafaard." Hij
lachte toen hij naar Philips' hand keek,
die nog altijd het gevest van zijn wapen
omvatte, gereed om te trekken".
In de aangrenzende kamer haalde
Dolores angstig adem, want de klank
der stemmen van de beide mannen was
plotseling veranderd. En toch was haar
hart van vreugde opgesprongen, toen zij
Don Jan's woedenden uitroep hoorde,
na de beleëdieende woorden van den ko
ning. Maar Don Jan had gelijk, want
Philips was van natuur een lafaard, en
hoewel hij reeds besloten was zijn broe
der in arrest te doen stellen zoodra Men
doza zou zijn teruggekeerd, voelde hij
dat hij hem niet verder moest prikkelen.
Hij verkeerde bepaald in gevaar, want
als hij zich niet wist in tc houden of
een of ander schamper woord te bezigen
wat hij altijd zonder vrees kon doen,
omdat hij voortdurend beschermd werd
door zijn lijfwacht zou zijn broeder
hem het volgende oogenblik naar de
keel vliegen. Hij bezat het echte instinct
van den lafaard om dadelijk den man
te onderkennen, die niet weet wat vrees
is.
„U hebt u op zonderlinge wijze vergeten,
sprak hij met een schijn van waardigheid.
„U springt naar voren, alsof u met mij wilde
gaan worstelen en dan bent u verbaasd dat
ik mij klaar maak om me te verdedigen."
„Ik deed slechts een pas naar voren'', ant
woordde Don Jan met diepe minachting.
„Bovendien ben ik ongewapend. Daar op de
tafel ligt mijn degen. Maar daar u de koning
en mijn broeder bent, bied ik uwe majesteit
mijn volledige verontschudiging aan, haar
aan het schrikken te hebben gemaakt."
Dolores begreep wat er was gebeurd
wat Don Jan's bedoeling ook was. Ook be
sefte zij dat elk oogenblik haar toestand
wanhopiger en onhoudbaren werd, maar zij
kon Don Jan zijn woorden niet kwalijk ne
men. Zelfs al had hij haar willen redden,
zou zij niet hebben kunnen dulden dat hij
voor den koning had gekropen, en hem voor
dat nog geen enkele school is opgeheven en
dat elk ingediend bezwaar nauwgezet zai
worden onderzocht. Spr. geloofde, dat het
wenschelijk zou zijn, dat de minister thans
de heele circulaire maar intrekt, zij had
nooit verzonden mogen worden. Als zij
wordt uitgevoerd, zal vrijheid van onderwijs
alleen mogelijk zijn voor het bijzonder onder
wijs.
Droevig vond spr. het, dat in meerdere
plaatsen moesten worden opgericht tegen
over den vrijzinnigen minister („Stichtingen
tot vestiging van scholen voor neutraal
onderwijs" met dezelfde doelstelling als het
openbaar onderwijs. Spr. hoopte, dat mr.
Marchant hierin aanleiding zal vinden een
andere houding in te nemen, omdat hij an
ders zal ervaren, dat in vele gemeenten de
scholen, die naar zijn wensch zouden moeten
worden oogeheven, toch zullen blijven be
staan op geheel denzelfden voet.
Spr. concludeerde, dat de minister niet
handhaaft de grondwet noch de schoolwet,
die vrijheid van openbaar onderwijs waar
borgen. Tot krachtig verzet wekte spr. op en
hij hoopte, dat het gevolg zal zijn, dat
slechts heel weinig scholen zullen verdwij
nen.
Rede van P. van Mever.
Moge minister Marchant weer worden de
oude mr. Marchant, zooals wij dien steeds
hebben gekend.
Tweede spreker was de heer P. van
Mever, oud-wethouder van onderwijs van
Zaandam.
Wie in de laatste dertig a veertig jaar den
schoolstrijd heeft meegemaakt, zal zich niet
meer verbazen over de aanvallen, die telkens
weer op het openbaar onderwijs worden ge
daan, aldus ving spr. aan. Mannen als ar
Kuyper, Rutgers en anderen hebben met
allerlei middelen, ook ontoelaatbare, de
openbare school bestreden. Spr. memoreer
de de bouwwoede en het smijten met geld ten
behoeve van de bijzondere scholen en consta
teerde, dat deze actie reactie wekte: de voor
standers van openbaar onderwijs vereenigden
zich in de vereeinging „Volkonderwijs", die
steeds gereed staat voor haar taak.
De laatste zware slag, dien minister
Terpstra het openbaar onderwijs zou willen
toebrengen (maar wat verhoed werd door
zijn aftreden) zal nu worden toegebracht
door minister Marchant.
Bezuiniging is noodig, spr. wilde dit met
mr. Oud (die daarover dezer dagen sprak in
zijn radiorede) beamen, maar dan moet het
ook gebeuren op het bijz. onderwijs, wat vol
gens spr. kan, omdat de gelijkstelling van
openbaar en bijzonder alleen zit in dè finan
ciën.
Spr. kwam hierna op de leerlingenschaal
van minister Terpstra. Tot 1 Jan. 1935 zou
die blijven zooals zij thans is, althans voor
zoover er vóór die ntijd geen vacature zou
ontstaan: was dat wel het geval, dan zou de
nieuwe schaal in werking treden, waarbij één
leerling meer of minder beslist over het al
dan niet houden van een noodzakelijke onder
wijskracht. Meermalen hebben belanghebben
de ouders gelden bijeen gebracht voor het be
houd van een leerkracht, die dreigde aan de
school te ontvallen.
Aan de hand van de cijfers toonde spr.
aan, dat de nieuwe leerlingenschaal het aan
tal onderwijzers vermindert, waardoor het
onderwijs voor ieder hunner wordt ver
zwaard. Zij zou in werking treden op 1 Jan
1935, waardoor de gemeenten tijd hadden
om de zaak te voren te regelen.
Nu heeft minister Marchant gemeend, dat
het niet aangaat midden in een cursus wijzi
ging te brengen in het aantal onderwijzers,
dus moet het gebeuren aan het einde van een
cursus, wat spr. een zeer goede gedachte
noemde. Echter, wat doet nu mr. Marchant?
Hij wil niet wachten tot Jan. 1935, maar
eischt, dat de nieuwe schaal op 1 Dec. 1934
overal moet zijn ingevoerd. Dat zou dan be
teekenen, dat 2500 onderwijzers overbodig
zullen zijn, wat volgens den minister een be
zuiniging zou geven van ongeveer 2 V, mil-
lioen. Deze berekening faalt erbarmelijk, zei
spr., want daarbij is uitgegaan van de veron
derstelling dat de aan den dijk gezette on
derwijzers circa 2000 verdienen en met
hoevelen zal dit het geval zijn? Met slechts
heel weinigen, omdat meestal de jongeren op
wachtgeld worden gesteld. En dan moet het
wachtgeld nog van die 2 lA millioen afge
trokken worden en men moet toch ook reke
ning houden met de groote nadeelen, die aan
het onderwijs worden toegebracht.
Spr. meende dat niet eerder dan aan het
einde van den cursus 1935 de nieuwe leer
lingenschaal zal mogen worden ingevoerd,
ook in het belang van de onderwijzers.
Binnen enkele jaren zullen, blijkens de
examen-uitslagen der laatste paar jaren,
duizenden onderwijzers buiten de school
staan. En nog steeds gaat de opleiding door,
hoewel het aantal onderwijzers voor wie een
plaats zal zijn te krijgen, steeds kleiner
zijn onberaden woorden en beweging verge
ving had gevraagd, en nog akeliger zou ze
het hebben gevonden als hij niet hevig ge
protesteerd had tegen zelfs het minste woord
dat haar beleedigde.
„Ik voel niets voot onze bloedverwant
schap," zei Philips koel. „Indien het mij be
haagde die te erkennen, toen u nog een jong
en was, geschiedde dit uit eerbied voor den
keizer. Ik deed het niet in de hoop om broe
der te worden genoemd door den zoon eener
Duitsche vrouw uit den burgerstand."
Don Jan vertrok geen spier, want de woor
den behelsden zonder overdrijving de letter
lijke waarheid en konden dus moeilijk als
een beieediging worden beschouwd, al was
dit wel de bedoeling er van geweest. Hij voel
de zich dan ook gekwetst, evenals dit trou
wens altijd het geval was bij elke toespeling
op zijn werkelijke moeder.
„Zeker," antwoordde hij nog steeds op
hoonenden toon, „ik ben de zoon eener
dochter van een Duitscher uit den burger
stand niets meer en niets minder. Maar niet
temin ben ik uw broeder, en hoewel ik niet
zal vergeten dat, als wij tegenover de we
reld staan, u koning bent en ik onderdaan,
staan we hier als man tegenover man, als
broeder tegenover broeder, en er is hier
geen sprake van koning en prins. Maar ik
zal u geen kwaad doen; daarvoor respecteer
ik den broeder veel te weinig, en acht ik den
koning te hoog."
Er kwam een kleur van boosaardigheid
in Philip's gezicht, en in plaats van heen en
weer naar en van Don Jan te loopen, zoo
als hij tot nu toe had gedaan, begon hij
wordt door de vergrooting van de aantallen
leerlingen per klas.
Voor duizenden kinderen wordt het beste
wat zij kunnen krijgen, het onderwijs, het
eenige geestelijke materiaal, verminderd
Spr. legde er nog den nadruk op. dat door
de nieuwe wetsvoorstellen van minister Mar-
chant het geestelijke centrum in de dorpen
sterk wordt aangetast.
Er kan bezuinigd worden, wij hebben wel
wat te hoog geleefd ook misschien op onder
wijsgebied, maar moet 't nu worden gezocht
od het geestelijk goed van het kind? Er zou
15 millioen op onderwijs moeten worden be
zuinigd en op defensie tien millioen.
Spr. zou den minister willen vragen eer
bied te hebben voor de onderwijzers die in
de kleine scholen pal hebben gestaan te mid
den van het clericale gedoe, en voor alle an
deren, die steeds opkwamen voor de openba
re school. Spaar de resten van die school, die
ondergraven is door den sectegeest, zou spr.
den minister willen toeroepen
Het aantal bijzondere scholen is in sommi
ge gemeenten zeer groot (in Zwijndrecht 10
tegen 3 onenbare scholen en nu moet nog
één van die laatsten verdwijnen). Die roeke-
looze scholenbouw heeft millioenen gekost en
dien kant moet minister Marchant uitkijken.
Voorts zou spr. den minister willen vragen
of er eindelijk eens een eind zal komen aan
de kortingen op de salarissen en hij zou hem
er op willen wijzen, dat door elke wijziging
in het aantal leerFngen per klas een slag
wordt toegebracht aan het hoogste belang
van het kind.
Spr. hoopte dat minister Marchant we°r
mag worden (al is het slechts voor een deel)
mr. Marchant zooals wij dien altijd hebben
gekend. Als er bezuinigd moet worden, moet
dat geschieden ook op het bijzonder onder
wijs.
Spr was niet pessimistisch over den uit
slag van de protestactie, maar was over
tuigd dat het roodzakelijk is gezamenlijk
ten sterkste tegen de voorgenomen plannen
te ageeren.
Slotwoord.
De heer Eering sprak een slotwoord,
waarin hij o.a. wees op het gevaar voor de
kleine kinderen, als zii door opheffing van
hun school worden gedwongen een weg van
soms ettelijke kilometers af te leggen naar
een andere openbare school. Is het wonder,
vroeg spr., als de ouders, hoewel principieel
vóór het openbaar onderwijs, die kinderen
dan sturen naar een bijz. school, die dichter
bii huis is?
Spr. legde nog eens den nadruk op de be-
teekenis van de verhooging der leerlingen
schaal. Niets dan nadeel zal er voor het on.
derwijs ontstaan, doordat er geen gelegen
heid meer zal bestaan, aandacht te besteden
aan elk kind afzonderlijk. En hoe erg zal de
toestand worden op het platteland, waar één
onderwijzer vaak zes of zeven leerjaren voor
zijn rekening zal krijgen! De plannen van de
regeering zullen groote schade toebrengen
aan de volksontwikkeling en daardoor aan
de volkskracht.
Op grond hiervan stelde spr. de volgende
Motie.
„De Provinciale Meeting, enz., gehoord de
besprekingen,
overwegende:
dat de aanneming van de in het ontwerp
van wet, ingediend bij koninklijke boodschap
van 9 Augustus 1933, voorgestelde vervroeg
de invoering van de leerlingen-schaal, zooals
die is vastgesteld bij de wet van 30 December
1932 (Staatsblad No. 689), groote schade
zal toebrengen aan en desorganisatie veroor
zaken in het lager onderwijs op alle scholen,
bizondere zoowel als openbare,
dat de dreigende opheffing van een groot
aantal openbare scholen, als gevolg van de
circulaire van den minister van onderwijs,
kunsten en weter•-happen van 20 Juli 1933,
een aanslag beteekent op het openbaar
onderwijs, die in tiagranten strijd is met het
recht, dat ook voor ouders, die openbaar
onderwijs voor hun kinderen verlangen, dient
geëerbiedigd te worden,
van oordeel, dat het van het grootste be
lang is, zoowel voor het bizonder als voor het
openbaar lager onderwijs, de vervroegde in
voering van de verhoogde leerlingenschaal
in geen geval eerder te doen plaats vinden
dan aan het einde van het op 31 December
1934 loopende schooljaar of schoolcursus,
protesteert met alle kracht tegen de wijze,
waarop door genoemde circulaire van regee-
ringswege wordt aangespoord tot het aan het
openbaar onderwijs onti.emen van zijn recht
matige plaats, daarmee de positie van het
bizonder onderwijs versterkende,
dringt er bij regeering en volksvertegen
woordiging met klem op aan:
het ingediende wetsontwerp te wijzigen
a
in den zin als aangegeven in de adressen van
„Volksonderwijs", van 4 September 1933 en
langs hem heen de heele kamer op en neer
te wandelen, bijna voortdurend zijn broeder
in het oog houdend.
„Ik waarschuwde u, toen ik hier kwam.
dat uw woorden zullen worden onthouden,'
zei hij. „Uwe handelingen zullen evenmin
worden vergeten. Er zijn ook in Madrid ge
bouwen, waar u van de afzondering, die u
zoo zeer begeert, kunt genieten, zelfs in tota
le eenzaamheid."
„Indien het uwe majesteit behaagt Don
Jan van Oostenrijk gevangen te zetten, hebt
U daartoe de macht. Wat mij betreft, ik zal
er mij niet tegen verzetten."
„Wie dan wel?" vroeg de koning boos.
„Verwacht u misschien een algemeenen op
stand onder het volk, om u in vrijheid te stel
len, of dat er een paleisrevolutie, op touw ge
zet door uw partij, zal uitbreken, met het
doel mij te dwingen u om redenen van staat
de vrijheid te hergeven? Voor het eene zoudt
u in Parijs moeten zijn, en het andere zou
slechts in Constantinopel mogelijk kunnen
zijn. We zijn echter in Spanje, waar ik heer
en meester ben, en waar mijn wil zal ge
schieden, waartegen niemand zich zal ver
zetten. Ik ben te goed, te vriendelijk voor u!
Voor de helft van hetgeen u hebt gezegd
en gedaan, zou Elisabeth van Engeland u
morgen om het leven hebben doen brengen.
Maar ik zal u nog een kans laten, omdat er
nog eenige twijfel bij mij bestaat en 't recht
niet verkracht mag worden en niet mag wor
den misbruikt als werktuig om wraak te ne
men. Ja ik ben welwillend, ik ben goeder
tieren. Wij zullen zien of gij u weet te red
den en zullen u een kans geven."
(Wordt vervolgd.)