DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Het brandproces te Leipzig.
flxufelii&schOjvectzUAt
De Volkenbondsvergadering te Genève
De zitting van heden.
Mo. 236
Vrijdag 6 October 1933
135e Jaargang
Een Fransche resolutie, ingediend
door Béranger, die voor de Duitsche
regeering onaannemelijk moet worden
geacht.
Minister de Graeff geïnterviewd.
Scherpe critiek van den verdediger en
den procureur-generaal inzake het
voor-onderzoek van het internationaal
juristen-Comité.
Vandaag wordt Dimitrotf gehoord
Wat vandaag de
aandacht trekt
Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon
en Feestdagen, niigegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.
francr door het geheele Rijk 2.50.
Losse nummers 5 cents.
PRIJS DER GEWONE ADVERTENTIEN
Van 15 regels 1.25, elke regei meer 0.25, groote
contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk
kerij v/b. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9,
postgiro 37060. Telef. 3, redactie 33.
Directeur: C. KRAK.
Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA.
Dit nummer bestaat uit drie bladen.
De discussies over de bescherming der
minderheden kon ook gisteren niet in de Vol
kenbondsvergadering worden beëindigd,
doch zij hebben plotseling een nog
veel scherpere wending genomen door een
resolutie die de Fransche delegatie heeft in
gediend. Aldus de verslaggever der N. R. C-,
die dan verder vervolgt: Terwijl de discussies
tot nu toe, afgezien van de pogingen weke
Nederland. Noorwegen, Denemarken en En
geland om een practische verbetering in de
procedure der behandeling der minderheden-
klacht tot stand te brengen, hoofdzakelijk als
een politieke poging zonder verdere concen
tratie te beschouwen waren, waarbij tal van
sprekers hun medeleden van den Volken
bond min of meer onverbloemd onaange
naamheden hebben toegevoegd vooial
Duitschland had natuurlijk menige spelde-
pri'k en ergei ter zake van de Jodenvervol
gingen in ontvangst te nemen zijn de dis
cussies toch plots van grootere betcekenis ge
worden, waarbij de gevolgen daarvan nog
niet zijn te overzien.
De Fransche gedelegeerde Beranger be
antwoordde eerst de gisteren door von
Keiler tot hem gerichte verwijten dat Beran
ger everais de Engelsche gedelegeerde van de
goede traditie waren afgeweken door den
toestand in één bijzonder land n.1. Duitsch
land, ter sprake te brengen Bei anger trachtte
zich tegenover dit verwijl tt rechtvaardigen
door erop te wijzen dat von Keiler zelf met
zijn beschouwing over de rassentheorie be
gonnen was, en daardooi tegenspraak had
uitgelokt. De heer Beranger zag hierbij over
het hoofd, dat het onbetw'sttaar recht van
Frankrijk om de Duitsche opvatting dezer
rassentheorie te weerspreken, nog niet gelijk
staat met de doelmatigheid om daarbij in af
wijking der traditie den toestand in één bij
zonder land te becritiseeren.
Beranger betwistte verder de Ehiitsche op
vatting. als zouden de Joden geen minder
heid zijn. Von Kellner heeft er daarbij op ge
wezen dat de Joden dit zelf ook niet ver
langen. Hier was Beranger's antwoord veel
sterker. Hij erkende, dat ook de Fransche
Joden niet als minderheden beschouwd wil
len worden en verklaarde te begrijpen, dat
ook de Duitsche Joden dit niet wenschen,
zoo lang zij goed behandeld werden. De
Joden hebben echter het recht als minder
heden te worden beschouwd, zoodra een re
geering uit eigen beweging de Joden niet
meer geheel op één lijn met de andere be
volking stelt.
Dan hebben de Joden recht op die minder-
hedenrechten die den minderheden van be
paalde godsdiensten en rassen bij de ver
dragen van 1919 gewaarborgd zijn.
De Duitsche regeering heeft zelf door haar
optreden tegen de Joden deze tot minder
heden gemaakt. Dit was stellig het sterkste
deel van Beranger's repliek aan het adres van
von Keiler. Zijn tot dusverre op sarcastischer»,
hoffelijken toon uitgesproken redevoering
nam hierop aan het slot plots een veel
scherpere wending .toen hij opeens namens
de Fransche regeering een resolutie voor
stelde, volgens welke de Volkenbondsverga-
dering, zich aansluitend bij de resolutie van
1922, zou verklaren, dat alle Volkenbonds
leden, ook wanneer zij niet door de minder-
hedenverdrageii gebonden zijn, toch gehou
den zijn aan hun minderheden van ras. taal
en godsdienst ten minste dezelfde bescher
ming te verleenen. die de minderhedenver-
dragen en de daaronder vallende minder
heden waarborgen. Terwijl de Volkenbonds
vergadering van 1922 nog slechts den wensch
had uitgesproken, dat alle staten zich zoo
gedragen zouden, maakt de Fransche reso
lutie van dezen wensch uitdrukkelijk een zede
lijke verklaring voor alle VolkenbondssLden.
Indien de Duitsche regeering zich dus voor
taan bij de behandeling der Joden niet naar
dezen regel gedraagt, zal Duitschland zich
dos onmiddellijk aan het verwijt blootstellen,
zijn verplichtingen jegens den Volkenbond te
schenden, want uit den uitleg, dat Duitsch
land de joden niet als minderheid beschouwt
leidt de Fransche resolutie af, dat in een
tweede lid nog uitdrukkelijk zal bepaald
worden, dat de Volkenbondsvergadering niet
zal kunnen billijken eenige uitlegging van de
minderhedenverdragen of van de resolutie,
waardoor eenige categorie van burgers zal
worden uitgezonderd van de voordeelen, die
de minderhedenverdragen aan alle staats
burgers zonder onderscheid van ras, getal of
godsdienst toekennen.
Deze Fransche resolutie is natuurlijk voor
de Duitschers onaannemelijk en men mag
zich afvragen of Frankrijk niet al te ver gaat
door aldus Duitschland onomwonden voor
het dilemna te stellen, of den getroffen maat
regel tegen de Joden in te trekken, wat de
Duitsche regeering natuurlijk toch niet doet,
of zich schuldig te maken aan een schending
van de verplichtingen jegens den Volkenbond.
Het is te verwachten, dat de tegenstand ook
van andere delegaties tegen deze Fransche
resolutie wel noodzakelijk zal maken een be
langrijke verzachting ervan, indien de Fran-
schen de kans op aanneming willen be
houden.
Minister de Graeff over het
Ned^rlandsche voorstel.
De correspondent van „Figaro" te Genève
heeft, volgens het Hbldonzen minister van
buitenlandsche zaken, jhr. De Graeff, geïn
terviewd over het Nederlandsche voorstel in
zake de Duitsche vluchtelingen.
Meent u niet, zoo vroeg de correspon
dent, dat gij, door aan den Volkenbond te
vragen een internationale regeling tot stand
te brengen tot oplossing van het vluchtelin
genprobleem, den Bond misschien tot een
taak dwingt, die zijn krachten te boven gaat?
'Ik hoop van r.iet, antwoordde minister
De Graeff. Ik geloof, dat de Volkenbond een
organisatie kan scheppen, die de Duitsche
vluchtelingen over de verschillende landen
kan verdeelen Ik heb mijn voorspel eerst tot
de Joden willen beperken, maar de Volken
bond kan de politieke vluchtelingen niet ig-
noreeren, en daarom heb ik mijn tekst dien
overeenkomstig gewijzigd.
De minister gaf voorts te kennen dat hij
zich de hulpactie in verschillende vormen
dacht. Voor het oogenblik vroeg hij alleen
aan den Volkenbond een betere verdeeling te
bestudeeren van de vluchtelingen die zich ge
vestigd hebben in Frankrijk, in Polen, in Ne
derland enz. Met dit doel zou van een be
staand organisme kunnen worden gebruik ge
maakt of zou er een nieuwe dienst kunnen
worden gesticht. Zuid-Amerika (met name
Paraguay), Zuid-Afrika en Palestina zijn be
reid een zeker contingent te ontvangen. In
Palestina bijvoorbeeld stellen de joodsche
vereenigingen van Europa voor, 25.000 per
sonen te vestigen. Maar de gedelegeerde van
Groot Brittannië, die moeilijkheden met de
Arabieren vreest, achtte het voorzichtig om
niet verder te gaan dan 2 a 3000 elke vijf of
zes maanden; wat de kwestie van het geld
betreft, deze zal worden opgelost door de
particuliere vereenigingen, die ons reeds, al
dus de minister, kapitalen hebben beloofd.
Komt uw interventie niet voort, aldus
verder de correspondent van „Figaro", uit
een antisemietische beweging die zich in
Nederland zou afteekenen? Is het in een
tiidperk van algemeene werkloosheid niet ir
riteerend dat „outsiders" zich meester maken
van de zeldzame vacantie plaatsen?
Zeer zeker zou het probleem (aldus het
antwoord van ministei*-De Graeff), wanneer
de Joodsche uittocht zich eenige jaren gele
den zou hebben voorgedaan toen iedereen kon
werken, niet heel moeilijk geweest zijn. Maar
toen midden in de economische crisis 7000
Duitschers zich in Nederland zijn komen ves
tigen, zijn wij genoodzaakt geweest een wet
te maken om alle houders van buitenlandsche
diploma's uit te sluiten van de vrije beroepen.
Zoo mag bijvoorbeeld een Duitsch tandarts
met bi' ons de practijk uitoefenen.
Zou het fzoo vroeg de correspondent
van het Fransche blad voorts) niet mogelijk
geweest zijn om van Duitschland te eischen,
zich plaatsend op het standpunt van de rech
ten van den mensch, dat het bii zich plaats
maakte voor de Duitsche ioden?
Dat is (antwoordde minister De
Graeff) in hoofdzaak de consequentie van
mijn voorstel. Het ware niet zeer delicaat ge
weest sterker aan te dringen en aan den
vooravond van de ontwapeningsconferentie,
nu de internationale controversen zoo leven
dig zijn, ware het zeer onvoorzichtig geweest
Duitschland te prikkelen. Bovendien zouden
niet alle delegaties mij op dien weg gevolgd
zijn. Daarentegen heeft de bescheiden vonn,
dien ik heb gebezigd, algemeene instemming
gevonden en niet het minste protest uitgelokt
van de zijde van het Duitsche Rijk.
Op de vraag of de joden met een gewone
nationale minderheid moeten worden geliu-
gesteld of dat hun geval als een uitzonde
ringsgeval moet worden beschouwd, ant
woordde de minister, dat het hier een excep
tioneel en tijdelijk geval betrof. Juridisch
kunnen de joden niet als een nationale min
derheid worden beschouwd. Bovendien staan
er bij de huidige conjunctuur andere belan
gen op het spel. Het gaat niet alleen om de
joden.
De minister deelde desgevraagd nog mede,
dat hij den Duitschen gezant te 's-Graven-
hage tien dagen vóór zijn vertrek van zijn
voornemen op de hoogte had gesteld en de
gezanten der andere landen had geraad
pleegd.
Op de vraag welke precies de feiten waren
die hem er toe brachten het initiatief te ne-
njen voor een internationale actie antwoordde
minister De Graeff het volgende:
Toen de uittocht begon toonden de
joodsche vereenigingen zich zeker zeer gul.
Echter drukken de 7000 vluchtelingen die wij
moesten herbergen, vrij zwaar op ons. De
particuliere liefdadigheid is uitgeput, het
budget heeft er onder te lijden. Deze stand
van zaken kan niet onbepaalden tijd blijven
voortduren. Ik heb getracht een billijke op
lossing te vinden.
ïn uw zeer schoone rede (aldus de cor
respondent van „Figora") hebt gij blijk ge
geven van een zeer zekei optimisme. Gelooft
u werkelijk dat onze oude beschaving weer
stand kan bieden aan het haar omringende
barbarisme (bolsjewisme, hitleiisme)?
Ik ben er van overtuigd, luidde het ant
woord. Wij moeten alle noodlottige invloeden
bestrijden en er weerstand aan bieden. Het
Hitler-regime bijvoorbeeld, dat ik niet wil be-
ocrdeelen in Duitschland, zou, in Nederland,
een ware ramp zijn. Neen, het maatschappe
lijk en zedelijk erfdeel der menscliheid ver
liest zijn waarde niet van den eenen dag op
den anderen. Kortstondige opvattingen mo
gen tijdelijk de eeuwige waarheden verduiste
ren, zij kunnen ze niet onttronen.
Verklaring van Dr. Sack.
In de pauze van gisteren hadden bespre
kingen plaats tusschen de verdedigers en de
rechtbank. Toen de zitting weer geopend
werd, aldus het Hbld., legde dr. Sack, de ver
dediger van Tor gier, de volgende verklaring
af:
Te Parijs vergadert het z.g. comité van
onderzoek, dat de oorzaken van den rijksdag
brand wil ophelderen. Aan deze besprekin
gen neemt ook de Amerikaansche collega
Hayes deel. Ik ontvang zoo juist een mede-
deeling volgens welke Hayes tot den Parij-
schen bijzonderen correspondent van de
„Prawda" zou hebben gezegd dat de verde
diging te Leipzig zich eigenaardig gedraagt
daar zij bij het ontlasten der beklaagden te
gelijkertijd de ware schuldigen aan de brand
stichting had moeten aanduiden. Ik protesteer,
aldus dr. Sack, tegen het verwijt dat mijn
verdediging op eenigerlei wijze een eigenaar
dige tendenz zou hebben. Het is een Duitsch
advocaat onwaardig geruchten en politieke
combinaties, zooals het Bruinboek ze bevat,
hier als bewijsgronden aan te voeren. Hier
uit een eigenaardige houding der verdediging
af te leiden, beteekent een verdachtmaking,
waartegen ik openlijk protesteer. Van de bui
tenlandsche persvertegenwoordigers verwacht
ik dat zij deze lastercampagne tegen de Duit
sche rechtspraak en de Duitsche verdediging
zullen brandmerken. Ik heb Vrijdagavond
materiaal gekregen, in zekeren zin het proces
verbaal van de commissie van onderzoek. Ik
heb het den geheelen nacht nauwkeurig door
gewerkt en ik heb niets gevonden, dat voor
mij een basis zou kunnen bieden om een be
wijsgrond te formuleeren voor het vinden der
ware schuldigen.
Tegen het Bruinboek.
Procureur-generaal dr. Weiner: „Ik sluit
mij geheel bij de verklaringen van den ver
dediger aan welke tegen de beleedigingen
gericht zijn in sommige buitenlandsche bladen
en in het z.g. bruinboek.
„Deze beweringen zonder eenigen grond
slag zijn ook voor mij in dit stadium van het
proces geen aanleiding om daarop nader in
te gaan. Het is bekend, dat ik dr. Branting en
Roman Rolland geschreven heb mij materiaal
te zenden. Ik heb mij plechtig verbonden, dat
ik dat materiaal, als het ten voordeele van
beklaagden zou zijn, of bezwarend voor an
dere personen, die nog niet zijn beschuldigd,
zou gebruiken.
.Ik heb echter geen materiaal ontvangen.
"Tot nu toe heb ik ook geen documenten
gekregen betreffende de behandeling in Lon
den Ook ik heb hef materiaal dat mij wel toe
gezonden werd, zorgvuldig doorgewerkt en
ook ik heb geen aanleiding gevonden om in
verband daarmee thans iets te doen. Ik heD
reeds verklaard, toen de mededee ingen van
commissaris Heinis en van Schulz hier ter
sprake kwamen, dat ik ter gekgener tijd op
die dingen zou terugkomen. Dat behoud k
mii nog voor en dan kunnen misschien alle
beleedigingen tegelijkertijd behandeld wor-
doi en bewezen worden, dat het werkelijk om
valsche lasterpraatjes gaat.
Tegengesproken beweringen.
uC Sack: „Ik heb in den nacht van Vrij
dag óp Zaterdag in een hotel te Londen met
dr Branting gesproken en hem in tegenwoor
digheid van mijn medewerkers en zijn secre
tarissen verklaard, welke geruchten niet
alleen onhoudbaar zijn, maar tevens dat deze
als zij steeds weer naar voren gebracht wor
den, het karakter van laster krijgen. Deze be
weringen zijn:
Ten eerste: het gerucht dat op den dag
van den bran d aan het personeel in het ge
bouw om zekere redenen verlof zou zijn ver
leend. Ik heb verklaard dat dit niet waar
was. Dien dag waren in dienst alle ambte
naren die toen volgens het rooster dienst
moesten doen. Het betreft hier oude beamb
ten, overgenomen van het oude regime en
niet nieuwe die pas waren aangesteld door
de nieuwe regeering.
Ten tweede: ik heb geconstateerd dat de
brandweer binnen vier minuten van twee ver
schillende kazernes aanwezig was. Alle an
dere praatjes zijn slechts geruchten of tot
boosaardigheid terug te voeren laster.
Ik vernam te Londen uit gesprekken met
anderen dat o.a. de oud-minister Grzesinski
het volgende zou hebben gezegd:indien het
groot-alarm voor de brandweer met is gege
ven, dan moet dit verboden zijn geweest"
Daarop heb ik dr. Branting verklaard, dat
de brandweer ten spoedigste in gereedheid
werd gebracht. Ik heb verder verklaard, dat
het een onzinnig gerucht was, dat een troep
SA in de Dorotheënstrasse op een teeken van
den leider Ernst gewacht zou hebben en
daarna op motorfietsen door Berlijn zou zijn
gereden.
Tevens heb ik meegedeeld, dat alles onmid
dellijk gealarmeerd werd en dat alles door
de politie afgezet werd. Dit alles heb ik na
ernstig onderzoek aan collega Branting uit
eengezet met het verzoek dit ook den rechter
van instructie mee te deelen. Ik heb mijn ver
klaringen met schriftelijke stukken bevestigd.
Wanneer thans weer zulke geruchten opdui
ken, dan veroordeelden zij zich zelf.
Moet v. d. Lubbe nog eens
onderzocht worden?
Dr. Seuffert, de verdediger van Van der
Lubbe, deelt dan mede dat hem gisteren een
schrijven van het comité te Parijs bereikte,
waarin hem -.vordt verzocht Van der Lubbe
docr twee bekende Zwitsersche deskundigen
te doen onderzoeken. „Ik acht het beneden de
waardigheid van een Duitsch advocaat om
aan een dergelijk comité van antwoord te die
nen", aldus Seuffert.
Dr. Sack deelt mede gehoord te hebben dat
de Amerikaansche advocaat Hayes zooeven
in de zaal gekomen is. Hij beschouwt het als
zijn plicht Hayes te vragen of hij in den aan
gegeven zin tot een bijzonderen correspon
dent der „Prawda" heeft gesproken.
President Bünger verklaart dat het college
over het hooren van advocaat Hayes zal be
raadslagen.
Na een korte beraadslaging keert het col
lege weer in de rechtzaal terug.
Dr. Sack deelt mee, dat advocaat Hayes
bereid is te verklaren, dat hij zich niet op die
wijze geuit heeft.
De president deelt mee, dat er geen aan
leiding gevonden is om Hayes te hooren.
Verhoor van Torgler hervat.
Nadat president Bünger door het brutale
optreden van Dimitroff gedwongen, weer
streng moet optreden, wordt Torgler een ge
tuigenverklaring voorgelegd, volgens welke
hij eenigen tijd vóór den brand met Dimi
troff in den Rijksdag is gezien.
Torgler verklaart, dat hij Dimitroff voor
het eerst in zijn leven in Leipzig in dit pro
ces heeft leeren kennen.
De president maakt daarop de verklarin
gen van getuige Kunzack bekend, die vroe
ger zelf communist is geweest. Deze getuige
heeft njededeelingen gedaan over een bijeen
komst,*die in het jaar 1925 in Dusseldorf
zou hebben plaats gehad. De leider van de
besprekingen was de vorige afgevaardigde
Heinz Neumann. Er waren drie Nederlan
ders aanwezig, van wie er een Lübben heette,
die volgens de verklaring van getuige onge
twijfeld identiek is met beklaagde v. d. Lubbe.
De president houdt beklaagde Van der
De Volkenbondsvergadering te
Genève; een Fransche resolutie, die
voor Duitschland onaannemelijk is.
(Dag. Overzicht).
In een stad in Texas heeft een he
vige ontploffing plaats gehad. Tot
dusver zijn C dooden en 5 gewonden
geborgen. (Buitenland).
Bij Marseille is een watervlieg
tuig naar beneden gestort; er zijn
drie dooden. (Luchtvaart).
Nabij Boekarest zijn twee mili
taire vliegtuigen tegen elkaar ge
botst en naar beneden gestort. De
drie inzittenden werden gedood.
(Luchtvaart).
Op een Grieksch schiereiland
heeft een hevige aardbeving plaats
gehad, die veel schade aanrichtte.
(Buitenland).
Het proces-v. d. Lubbe. (Buiten
land).
De Medembliksche zaak. (Stad en
omgeving).
Relletje van vrouwen te Ensche
dé. (Binnenland).
Mishandeling jachtopziener te
Ede. (Binnenland).
Prinses Juliana voor de film.
(Filmnieuws).
Revisie in de Bennekomsche
moordzaak? (Binnenland).
Relletjes te Rotterdam, veroor
zaakt door demonstreerende werk-
loozen. (Binnenland).
De daders van den diefstal in het
postkantoor te Rosmalen aangehou
den. (Binnenland).
Zie verder eventueel Laatste Be
richten.
Lubbe deze verklaring voor en vraagt hem of
hij en deze Lübben één en dezelfde persoon
is.
Van der Lubbe zou in 1933 voor het eerst
in Düsseldorf zijn geweest.
Torgler verklaart dat de verklaringen van
Kunzack in geen enkel opzicht met de waar
heid overeenstemmen. In 1925 was Van der
Lubbe eerst 16 jaren oud en het is niet aan
nemelijk dat een zoo jonge knaap als leider
der Nederlandschen communisten kon optre
den.
De procureur-generaal wijst dan erop dat
de jonge Nederlander in de conferentie te
Düsseldorf slechts verklaarde dat hij een
communistische jeugdbeweging in Nederland
wilde stichten.
De verklaring van getuige Kunzack dat
Torgler en Kasper zouden betrokken zijn ge
weest bij een bomaanslag eener communisti
sche groep, wordt door Torgler bestreden.
Hielden communistische actieve
groepen zich gereed?
Aan den beklaagde Torgler wordt vervol
gens een uitlating van getuige Grothe voor
gelegd, die einde Februari nog „Kamerad-
schaftführer" van den Rontfrontkampfer-
bund was. Deze getuige had verklaard dat er
den 26en Februari in den Bond groote agita
tie had geheerscht. De actieve groepen waren
in hotelletjes en in particuliere woningen
ondergebracht In den namiddag van den
27en Februari zou bevolen zijn de alarm-
kwartieren te ontruimen. Een zekere Kemp-
ner zou tot Grothe hebben gezegd dat hij een
verbinding had gehad met de centrale en de
brandstichters. Hij heeft het brandmateriaal
aan het portaal van den Rijksdag aan een
grooten, donkeren man afgegeven, die Popoff
zou zijn geweest. Kempner zou verder heb
ben gezegd dat er buitenlanders waren ge-
nomen om de Duitsche communisten niet te
belasten.
De leiding van de brandstichting was ln
handen van Torgler die de mededaders zou
hebben binnengelaten. Het begin zou om half
acht 's avonds zijn bepaald. Eén dag van te
voren zou over het plan in het Liebknecht-
haus zijn beraadslaagd. Aan deze beraadsla
gingen hebben noch Torgler noch Könen
deelgenomen.
Torgler verklaart dat al deze verklaringen
verzonnen zijn, hij weet van dit alles niets
af.
Torgler wijst er op, dat het Liebknecht-
haus reeds 23 Februari door de politie bezet
was, waarop de advocaat-generaal Parisius
zegt, dat getuige niet nauwkeurig den datum
der bespreking kon bepalen, het had ook
vóór 24 Februari kunnen zijn.
Popof is ontevreden.
Hedenochtend werd later dan den
v astgestel den tijd geopend. De aanwe
zigen in de zaal kortten zich den tijd op
velerlei manieren. De Bulgaarsche be
klaagde Popof is ontevreden J>ver het
feit, dat 'n geïllustreerd blad een portret