DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Von Neurath spreekt
voor de journalisten.
Proces Rijksdagbrand.
BaoelijAsch Ovec&UAt
tBxiUeuCand
HEI ANIWOORD DER
ONTWflPENI NGSC ONFERENIIE.
No. 245
Dinsdag 17 October 1933
135e Jaargang
De eisch tot rechtsgelijkheid heelt Duitsch-
Iand steeds doen geiden sinds het toetreden
tot den Volkenbond.
HET DUITSCHE LEGER BLIJFT KLEIN.
Wat vandaag de
aandacht trekt
Was v. d. Lubbe den 27sten Februari reeds om
2 uur bij het Rijksdaggebouw?
MARINUS ZWIJGT HARDNEKKIG.
Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon
en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.
francr door het geheele Rijk 2.50.
Losse nummers 5 cents.
PRIJS DER GEWONE ADVERTENTIEN
Van 15 regels 1.25, elke regei meer 0.25, groote
contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk
kerij v b. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9,
postgiro 37060. Telef. 3, redactie 33.
Directeur: C. KRAK.
Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA.
Dit nummer bestaat uit drie bladen.
De Duitsche rijksminister van buitenland-
sche zaken, Freiherr von Neurath, heeft
Maandagavond tegenover vertegenwoordi
gers der buitenlandsche pers het uittreden
van Duitschland uit den Volkenbond en het
verlaten der Ontwapeningsconferentie toege
licht, refereerende aan de Zaterdag door
hem uitgesproken woorden, dat Duitschland
een vereeuwiging der discrimineering onver
draaglijk vindt.
Zaterdag is, zoo zeide de minister, te
Genève duidelijk gebleken, dat men het Duit
sche volk in een van zijn belangrijkste be-
staanskwesties, in de kwestie van zijn natio
nale veiligheid, de rechtsgelijkheid ontzegt.
Hiermede hebben de mogendheden het fun
dament vernietigd, waarop alleen een eerlijke
en vruchtbare samenwerking der volken
denkbaar is. Zij hebben daarmede Duitsch
land de mogelijkheid ontnomen, binnen het
kader van het Geneefsche instituut deel te
nemen aan de beraadslagingen over de
actuëele internationale problemen. Met den
duidelijken wil tot de principieele discriminee
ring van Dutschland hebben zij de grond
gedachten van den Volkenbond geschonden,
hebben zij zelf te kennen gegeven, dat zij op
een oprechte en reëele samenwerking met
Duitschland geen prijs stellen. Het Duitsche
volk zou zich zelf diffameeren en zou niet
eerlijk handelen, wanneer het ondanks dezen
stand van zaken zijnerzijds nog den schijn
van een dergelijke samenwerking zou willen
handhaven.
De eisch tot rechtsgelijkheid.
De eisch tot rechtsgelijkheid heeft Duitsch
land doen gelden sedert zijn toetreden tot
den Volkenbond voor het eerst in bespreking
kwam. De eerste officieele mededeeling van
den Volkenbondsraad aan de Duitsche regee
ring van December 1924 bevat reeds de con
stateering, dat Duitschlands toetreden ge
schiedt op den voet van rechtsgelijkheid. De
Raad constateerde, dat de tien geraadpleeg
de raadsmogendheden het over deze consta
teering geheel eens waren Ook in het slot-
protocol van Locarno werd de oplossing van
het Ontwapeningsprobleem de belangrijkste
taak van den Volkenbond genoemd Want
het is duidelijk, dat zonder rechtvaardige op
lossing van dit probleem van een werkelijke
rechtsgelijkheid van net eenzijdig ontwapen
de Duitschland geen sprake kan zijn. De met
algemeene stemmen goedgekeurde toelating
van Duitschland ir. het najaar van 1926 kon
met het oog op de daaraan voorafgegane
officieele mededeeling van den Raad in zake
de Duitsche rechtsgelijkheid politiek niet an
ders worden beschouwd dan als de plechtige
toezegging van alle in den Volkenbond ver
tegenwoordigde regeeringen, dat zij van toen
af aan, in het bizonder hun politiek in de
ontwapeningskwestie zouden opbouv en op
de basis der Duitsche rechtsgelijkheid. Hoe
sterker zich in den loop der jaren de politieke
tegenstanden tegen de ten uitvoerlegging der
algemeene ontwapening deden gevoelen, des
te duidelijker werd van Duitsche zijde de
waarschuwing ritgestroken, dat het lot van
den Volkenbond btzege' 1 zou zijn, wanneer
hij bij zijn taak de algemeene ontwapening
en daarmede het herstel der >echtsgelijkheid
ten uitvoer te leggen, zen falen.
Het kan zijn, dat men deze steeds weer her
haalde waarschuwingen niet ernstig genoeg
heeft opgevat. Dat zou dan niet de schuld
van Duitschland z:;n. Niemand kon evenwel
meer twiilelen aan den ernst, toen Duitsch
land zich in den zomer van het vorige jaar
van de Ontwapeningsconferentie terugtrok
wegens de toen reeds duidelijk wordende wei
gering rechtsgelijkheid toe te staan. Natuur
lek was het toentertijd evenmin als thans het
doel der Duitsche politiek eenvoudig het
falen der Ontwapeningsconferentie te con-
stateeTen Dp Duitsche regeering heeft der
halve indertijd direct getracht door diploma
tieke onderhandelingen te geraken uit de
situatie, welke was ontstaan De onderhande
lingen leidden tot de bekende verklaring der
vijf mogendheden van 11 December, welke de
Duitsche rechtsgelijkheid erkende en de ver
wezenlijking der ontwapeningsconventie be
loofde. Toen de conferentie enkele maanden
later weer geheel vast lien. le^de de Engel-
Srhe minister-president MacDonald op 16
Maart het bekende Engelsche plan voor. dat
door de conferentie met algemeene stemming
yferd aangenomen als basis voor de conven
tie.
Nadat de conferentie het ontwerp-MaeDo-
nald in eerste lezing had besproken en toen
op 9 October de tweede lezing zou beginnen,
trad een keer in, welke leicide tot de verkla
ring van den Britschen minister van Buiten
landsche Zaken op Zaterdag j.1. De basis
voor dezen keer is geschapen bij de Parijsche
besprekingen tusschen de Fransche, Engel
sche en Amerikaansche regeering. Toen wij
na deze onderhandelingen weer werden be
trokken bij de diplomatieke besprekingen,
moesten wij tot onze teleurstelling en be.
vreemding constateeren, dat de voormalige
basis der conferentieonderhandelingen niet
meer bestond. Het bleek, dat het Engelsche
plan door zijn opstellers zelf niet meer werd
erkend en dat men het grondig wilde wijzi
gen. Tegenover dit besluit de met zooveel
moeite opgezette basis voor een bevredigend
ontwapeningsverdrag eenzijdig ten nadeele
van Duitschland weer op te heffen en daar
mede de Decemberovereenkomst te niet te
doen, bestond voor ons nog slechts één ant
woord: de conferentie te verlaten.
De openbare meening van het buitenland
betoont zich over dit antwoord verrast. Dat
is in zooverre begrijpelijk als de onderhande
lingen in den laatsten tijd vertrouwelijk zijn
gevoerd. De staatslieden en de diplomaten
evenwel, die betrokken waren bij ae onder
handelineen, zijn door onzen stap geenszins
verrast. Wij hebben bij de 'aatste besprekin
gen te Genève met alle duidelijkheid gewe
zen op de consequenties, welke wij moesten
trekken, indien men ons de rechtsgelijkheid
zou ontzeggen op de thans voorgenomen
wijze. Met voldoening stel ik vast, dat het
bij de laatste onderhandelingen van de zijde
der vertegenwoordigers der Vereenigde Sta
ten en van Italië niet heeft ontbroken aan
het ernstige streven te bemiddelen Al deze
bemoeiingen mislukten evenwel door het
streven van andere mogendheden een ge
meenschappelijk front tegen Duitschland tot
stand te brengen. Hiertegenover zou, naar
men hoonte, Duitschland niets anders over
blijven dan toe te geven en af te zien van
ziin eischen. Dit gemeenschappelijke front is
niet tot stand gekomen, maar het is ook niet
gelukt de onderhandelingen terug te leiden
tot de vroeger overeengekomen basis.
Duitschland geen vredesverstoorder.
Tegenover pogingen ons voor te stellen
als vredesverstoorder moet ik met alle beslist
heid wijzen op het doel der Ontwapenings
conferentie. Het doel is in de eerste plaats
een zoo ver mogelijke vermindering van het
ontwapeningsniveau der wereld en een dui
delijke in een verdrag vast te leggen om
schrijving van dit niveau. Het doel is in de
tweede plaats het bewapeningsevenwicht
tusschen de reeds ontwapende staten. Ik be
hoef de ondraaglijke onveiligheid, waarin
Duitschland zich bevindt, niet te noemen.
Het is voldoende een voorbeeld te geven. n.1.
het feit, dat Frankrijk alleen meer stukken
geschut bezit dan Duitschland machinege
weren, meer machinegeweren dan Duitsch
land geweren en dat Duitschland ondanks
zijn centrale ligging over geen enkel middel
beschikt om zich te verdedigen tegen de in
Frankrijk en de landen van zijn bondgenoo-
ten bij duizenden gereedstaande tanks en
bombardementsvliegtuigen. Kan het de be
doeling van een verdrag inzake algemeene
ontwapeningen zijn om een met de levensbe
hoeften van 'n groot volk in strijd zijnden
toestand te verlengen? De minister besprak
vervolgens de bewering van Simon. dat
Duitschland nieuwe, geheel ondragelijke en
boven de vroegere vér uitgaande eischen heeft
gesteld Hiertegenover constateer ik, aldus v.
Neurath, dat deze bewering de feiten tegen
zich heeft. Het betreft hier den inhoud van
zijn instructie naar Londen van 6 November
Hij heeft nimmer iets anders gezegd dan
wat in de instructie heeft gestaanIk stel er
prijs op, aldus de minister, den inhoud van
deze instructie hier geheel ooenlijk mede te
deelen, daar ook hier duide'ijk uit blijkt, dat
wij slechts ons oud en reeds lang bekend
standpunt opnieuw hebben geformuleerd.
Het Duitsche leger.
Ik heb er den nadruk op gelegd, dat de
basis van ons standpunt is onze aanspraak
op rechtsgelijkheid. Wij hielden vast aan het
Engelsche plan en aan een duur van vijf ja
ren, verwierpen de gedachten van een proet
tijd en persisteerden er bij. dat de verwezen
lijking van onze rechtsgelijkheid niet pas na
jaren, doch direct zou moeten intreden.
Wij zijn bereid de wijziging van de rijks-
weer in een leger met korten diensttijd irec
ter hand te nemen. Welke bewapening i
leger zal moeten hebben, zal evenwe pas
kunnen worden vastgesteld wanneer bekend
is, welke concrete ontwapeningsmaatregelen
ten aanzien van het oorlogsmateriaal door
de sterkst bewapende staten zullen worden
genomen. Wij hebben geen enkel verbod van
wapen als te ingrijpend van de hand gewe
zen, indien slechts alles op dezelfde wijze
zal worden toegepast. Wij zijn zelfs bereid
af te zien van andere wapens, welker vernie
tiging binnen een bepaalden termijn de
sterkst bewapende staten op zich nemen en
waarvan de verdere toepassing internati
onaal wordt verboden. Wij stellen er prijs op
spoedig te vernemen, welke soorten wapens
zullen worden verboden en vernietigd. Ten
aanzien van de te beperken wapens achten
wij een opheldering noodig van de begrips
bepalingen voor de sterkbewapende staten.
Uit het principe der rechtsgelijkheid volgt,
dat de wapens, welke allen landen worden
toegestaan, doch die numeriek worden gere
duceerd, ook voor Duitschland reeds van het
begin der concentie af moeten worden toege
laten, waarbij wij bereid zijn met ons te laten
praten over de hoeveelheid dezer wapens.
Met beslistheid wenscht v. Neurath te con
stateeren, dat dit geen nieuwe eischen zijn.
Het plan van Sir John Simon.
Neurath schetste vervolgens, dat het door
Simon Zaterdag te Genève voorgestelde
nieuwe plan beteekent: De ontwapening der
krachtigst bewapende staten zal nog vier ja
ren worden uitgesteld, doch zal ook voor de
latere periode geenszins bindend zijn, aan
gezien dit afhankelijk wordt gesteld van het
welslagen van het controlestysteem. Het
standpunt der mogendheden komt derhalve
hierop neer, aldus v. Neurath, dat zij hun
eigen ontwapening tot Sint Juttemis verda
gen, doch Duitschland het bewapeningseven
wicht ontzeggen.
Wanneer de ook volgens het nieuwe plan
direct ter hand te nemen wijziging van de
rijksweer in een militie met korten dienst
tijd plaats vindt, dan is dat niet een conces
sie aan Duitschland, maar een concessie van
Duitschland aan de andere mogendheden.
De 100.000 man rijksweer, welke zou worden
vervangen door het dubbele aantal man
schappen met korten diensttijd is toch een
verdere verzwakking van onze minimale le-
gerkracht te meer, daar zelfs de ons thans
toegestane wapens van Versailles slechts
voor de telkens in dienst zijnde 200.000 man,
doch niet door de uit dienst komende man
schappen zouden worden goedgekeurd.
Duitschland zou dus 200.000 geweren in
handen hebben tegenover de Franschen on
geveer 8 millioen geweren. Spr. noemt het
een smaad, indien deze tweede ontwapening
van Duitschland zou worden gemotiveerd
met de leuze van „herbewapening" van
Duitschland.
Zou een der betrokken regeeringen ernstig
gelooven, dat Duitschland op een zoodanig
plan zou ingaan? Heeft men het werkelijk
voor mogelijk gehouden, dat de Duitsche re
geering genoegen zou kunnen nemen met de
gedachte aan een proeftijd, een gedachte,
waarvan de motiveering niet slechts een be-
leedigende belastering der Duitsche regee
ring en een volkomen ongemotiveerde ver
dachtmaking van haar politieke bedoelingen
zou beteek enen?
En wat voert men ter motiveering van deze
onmogelijke plannen aan?
Het is de z.g. in gevaar brenging van den
vrede in Europa door het nieuwe Duitsch
land. Het wordt werkelijk moeilijk thans nog
in te gaan op dit ongehoorde verwijt. Welke
houding der Duitsche regeering doet zoo iets
onderstellen? Wie kan zich verstouten de
herhaalde door zeer grooten ernst en zeer
diep verantwoordelijkheidsgevoel gedragen
vredesmanifestaries van orzen kanselier Adolf
Hitier in twijfel te 'rekken?
Alle pogingen het gebrek aan eigen wil te
ontwapenen met verwijten tegen Duitschland
te maskeeren. zijn vergeefsch. Vijf jaren lang
hebben we geprobeerd wegen aan te leggen,
welke zouden kuni.en leiden tot de ontwape
ning Al onze pogingen zijn vruchteloos ge-
blezen. Niettemin hebben wij met onze be
slissing gewacht tot het laatste oogenblik
Onze delegatie te Geneve heeft de rede
voering van Sir John Simon afgewacht. Deze
heeft ons niets anders dan nieuwe teleurstel
ling gebracht.
Het antwoord op de vraag, wat moet nu
gebeuren, is niet aan Duitschland. doch aan
de andere mogenoheden. Deze hebben than-,
het woord. De anderen hebben het toekom
stige lot van den Volkenbond in handen. De
hoogstbewapende staten hebben een hunner
elementaire bondsverplichtingen geschonden.
Duitschland zal natuurlijk op ieder oogen
blik ernstige ontwapeningsvoorstellen bestu
deer en en ook verder bereid blijven op de
basis van rechtsgelijkheid te onderhandelen
over zijn toekomstig wapeningsregiem.
De nota aan Duitschland.
Het presidium der Ontwapeningsconferen
tie heeft in een zitting die ongeveer een uur
duurde, gistermiddag den tekst goedgekeurd
van de antwoordnota, die de Duitsche regee
ring zal worden gezonden naar aanleiding
van de Zaterdag door haar overhandigde
mededeeling van haar uittreden uit de Ont
wapeningsconferentie. De door president
Henderson onderteekende nota is gericht aan
den Duitschen rijksminister van Buitenland
sche Zaken Von Neurath en luidt als volgt:
„Ik heb de hoofdcommissie het telegram
van Uw Excelentie van 14 October, waarin
het besluit der Duitsche regeering wordt
medegedeeld, om af te zien van elke verdere
deelneming aan de werkzaamheden der Ont
wapeningsconferentie en waarin de aanleiding
tot deze beslissing wordt uiteengezet, doen
toekomen. De Duitsche regering heeft dezen
maatregel genomen op een oogenblik.
waarin het oresidium en de hoofdcommissie
zich juist met een vast omlijnde ontwape
ningsovereenkomst bezig hielden. Dit pro
gram, dat binnen een' vastgestelde periode
uitgevoerd zou worden, zou op progressieve
wijze overeenkomstig de door de conferentie
met deelneming van Duitschiand aangenomen
besluiten de uitvoering van de vermindering
der bewapeningen mogelijk maken op een
wijze, als was voorzien in het aan de hoofd
commissie voorgestelde ontwerp. Dit pro
gram werd tevens vergezeld van voldoende
veiligheidsmaatiegelen, die de verwezenlijking
der gelijkberechtigdheid waarborgen, die de
Duitsche tegeering steeds bij haar eischen op
den voorgrond heeft gesteld. Onder deze
omstandigheden betreur ik het, dat Uw re
geering deze belangrijke besluiten heeft ge
nomen uit overwegingen, die ik niet als ge
grond kan beschouwen".
(w. g.) Arthur Henderson.
Het presidium heeft voorts besloten de
hoofdcommissie voor te stellen de conferen
tiewerkzaamheden te verdagen tot 26 Oc
tober.
Het presidium zou reeds op 25 October
bijeenkomen. Beide voorstellen komen in de
onmiddellijk hierop aansluitende zitting van
de hoofdcommissie in behandeling.
Verwarring te Genève
De correspondenten te Genève der groote
Parijsche bladen wijzer, allei. op de verwar
ring, die te Genève in Volkenbondskringen
heerscht.
In de „Echo de Paris" schrijft Pertinax, dat
Het Weensche congres der sociaal
democraten. (Buitenland.)
Ongeregeldheden aan de universi
teit te Innbrück. (Buitenland.)
Von Neurath spreekt voor de bui
tenlandsche journalisten over de ge
beurtenissen in Duitschland. (Dag.
Overzicht.)
Proces Rijksdagbrand. (Buiten
land.)
Teraardebestelling slachtoffers
vliegramp bij Lienden (Luchtvaart.)
Rede over de gemeentelijke pers
pectieven door den burgemeester van
Grootschermer. (Binnenland.)
Zie verder eventueel Laatste Be
richten.
Sir John Simon en Paul Boncour sedert Za
terdag nog geen gelegenheid hebben gehad
voor een gedachtewis'eling over de nieuw-
ontstane situatie. De beide ministers van bui
tenlandsche zaken hebben elkaar gisteren
slecht enkele oogenblikken in de wandelgan
gen van het Volkenbondsgebouw gesproken.
De verwarring komt ook daarin tot uiting,
dat geen der te Genève vertegenwoordigde
regeeringen reeds een vaste houding heeft
aangenomen. Pertinax eischt, dat men van
den Volkenbond zoo spoedig mogelijk zal
verlangen, dat hij zal doen wat hem als be
waker der ontwapeningsbepalingen van het
Verdrag van Versaües als faak is toegewezen.
Het gaat er niet aan, van den Volkenbond
een daad te verwachten, waartoe hij niet in
staat is Maar juist door de behandeling der
militaire Kwestie en de meeningsverschillen,
die daarbij aan het licht treden., treedt para
graaf van artikel 15 van het Volkenbonds
pact, waardoor elk land zijn volle vrijheid
van handelen herkriigt. in werkirg.
Het „Journal" schrijft, dat men Zondag te
Genève van Fransche zijde er op heeft aan
gedrongen, vóór men uit elkaar gaat, een
resolutie aan te nemen waarin de voorwaar
den worden genoemd waaronder Duitsch
lands terugkeer tot den Volkenbond mogelijk
zal zijn. De Fransche delegatie vond echter
niet voldoende instemming. Nauwelijks zijn
24 uur sedert het uittreden van Duitschland
uit den Volkenbond verstreken of er zijn
helaas al weer te veel mogendheden die ge
neigd zijn onder alle omstandigheden weer
naar verzoening te streven. Helaas blijkt bij
verscheidene delegaties te Genève niets van
de energie en het gemeenschappelijke stand
punt, die ten aanzien van de Duitsche provo
catie zoo wenschelijk zijn.
Na de pauze in het proces inzake den rijks
dagbrand werd gisteren als getuige de stoffeer
der Borchart gehoord, die verklaart, dat het
stukje gordijn, dat bij de brandende jas van
v. d. Lubbe is gevonden identiek is aan het
gordijn, dat achter de stenographentafel hangt.
Uit de verklaringen van v. d. Lubbe wordt
aangehaald, dat hij een der gordijnen heeft
afgerukt, in brand heeft gestoken en daarmee
door de zaal liep.
Getuige Herman Schmal verklaart, dat hij
op den dag van den brand in de buurt van in
gang IV om twee uur 's middags een jongen
man heeft gezien, die hem wegens zijn ver
waarloosd uiterlijk verdacht voorkwam. Toen
in de bladen het portret van v. d. Lubbe gepu
bliceerd werd, heeft hij hem direct herkend
als de verdachte man vóór den rijksdag.
De president zegt Van der Lubbe om op te
staan, hetgeen deze pa eenig aarzelen doet.
President: „V. d. Lubbe, bent u Vrijdag tegen
twee uur bij den Rijksdag geweest?"
V. d. Lubbe zwijgt hardnekkig.
Zat Torgler in de tram?
De president constateerdt, dat v. d. Lubbe in
dezelfde houding volhardt als die, welke hij
den laatsten tijd heeft betoond. Hij herinnert
er vervolgens aan, dat v. d. Lubbe bij het ver
hoor in Leipzig uitdrukkelijk heeft gezegd, dat
hij reeds om 2 uur in den rijksdag was. Dit
heeft hij ook in de instructie gezegd.
Procureur-generaal: Getuige Schmal heeft bij
de instructie ook gezegd, dat hij Torgler om
di:n tijd uit de tram heeft zien komen.
Getuige erkent dit, verklaart echter, dat hij
niet met beslistheid kan zeggen, of dit Zater
dag of Maandag is geweest.
President: Wist u dat dadelijk niet zeker?
Getuige: Eerst heb ik gedacht, dat het
Maandag was. Thans kan ik dit niet met zeker
heid zeggen.
Dr. Parisius merkt op, dat v. d. Lubbe eerst
beweerd heeft, pas om 5 uur bij den rijksdag
geweest te zijn. Eerst nadat getuige Schmal
geconstateerd had, dat hij hem daar reeds om
2 uur gezien had, heeft v. d. Lubbe dit toege
geven. Daaruit kan men de conclusie trekken,
dat beklaagde eerst gepoogd heeft om zijo
aanwezigheid bij den Rijksdag tusschen 2 en
5 uur te verbergen.
Dr. Sack: In het proces-verbaal van den
rechter van instructie is sprake van een ont
moeting van beklaagde v. d. Lubbe met Torg
ler. Hebt u dat varklaard?
Getuige: Dat heb ik niet verklaard, want ik
ben toen in de tram gestapt en heb verder
niets gezien.
Dr. Sack: U hebt niel eens gezien, waarheen
v. d. Lubbe ging? Dat staat op een der blad
zijden van het proces-verbaal. Op een andere
wordt van een ontmoeting gesproken. Daar
over kunt u toch niets zeggen?
Getuige: Neen.
De procureur-generaal constateert, dat het
proces-verbaal niet aldus moet worden opge
vat, dat Torgler en v. d. Lubbe elkaar hebben
ontmoet; het doelt alleen op het tegenkomen
van getuige van v. d. Lubbe en daarna van
Torgler.
Nadat nog enkele beambten van het Rijks
daggebouw verklaard hadden, dat zij V. d.
Lubbe reeds vroeger hadden gezien, wordt ge
tuige Gericke gehoord, die sedert twee jaar
bezoekers van het Rijksdaggebouw rondleidt
Getuige verklaart, dat destijds 300, 400, ja
zelfs 600 personen aan dezen rondgang deel
namen. Hij gelooft, dat v. d. Lubbe eens er
ook bij was geweest, maar zeker wist hij dat
niet.
Getuige nadert daarop V. d. Lubbe, die moet
opstaan. Ja, hij komt mij bekend voor, ver
klaart Gericke.
Getuige Scholz, electricien, deelt mee, dat hij
op den dag van den brand gelijk hij alle dagen
deed, om 8.10 een rondgang door den rijksdag
had gemaakt. Bij ingang II was hem tegen 8
uur meegedeeld dat de kleeren van afgevaar
digde Torgler naar boven waren gebracht. Om
8.25 was hij in de plenaire zittingzaal geweest.