DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Von Neurath spreekt voor de journalisten. Proces Rijksdagbrand. BaoelijAsch Ovec&UAt tBxiUeuCand HEI ANIWOORD DER ONTWflPENI NGSC ONFERENIIE. No. 245 Dinsdag 17 October 1933 135e Jaargang De eisch tot rechtsgelijkheid heelt Duitsch- Iand steeds doen geiden sinds het toetreden tot den Volkenbond. HET DUITSCHE LEGER BLIJFT KLEIN. Wat vandaag de aandacht trekt Was v. d. Lubbe den 27sten Februari reeds om 2 uur bij het Rijksdaggebouw? MARINUS ZWIJGT HARDNEKKIG. Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2. francr door het geheele Rijk 2.50. Losse nummers 5 cents. PRIJS DER GEWONE ADVERTENTIEN Van 15 regels 1.25, elke regei meer 0.25, groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk kerij v b. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9, postgiro 37060. Telef. 3, redactie 33. Directeur: C. KRAK. Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA. Dit nummer bestaat uit drie bladen. De Duitsche rijksminister van buitenland- sche zaken, Freiherr von Neurath, heeft Maandagavond tegenover vertegenwoordi gers der buitenlandsche pers het uittreden van Duitschland uit den Volkenbond en het verlaten der Ontwapeningsconferentie toege licht, refereerende aan de Zaterdag door hem uitgesproken woorden, dat Duitschland een vereeuwiging der discrimineering onver draaglijk vindt. Zaterdag is, zoo zeide de minister, te Genève duidelijk gebleken, dat men het Duit sche volk in een van zijn belangrijkste be- staanskwesties, in de kwestie van zijn natio nale veiligheid, de rechtsgelijkheid ontzegt. Hiermede hebben de mogendheden het fun dament vernietigd, waarop alleen een eerlijke en vruchtbare samenwerking der volken denkbaar is. Zij hebben daarmede Duitsch land de mogelijkheid ontnomen, binnen het kader van het Geneefsche instituut deel te nemen aan de beraadslagingen over de actuëele internationale problemen. Met den duidelijken wil tot de principieele discriminee ring van Dutschland hebben zij de grond gedachten van den Volkenbond geschonden, hebben zij zelf te kennen gegeven, dat zij op een oprechte en reëele samenwerking met Duitschland geen prijs stellen. Het Duitsche volk zou zich zelf diffameeren en zou niet eerlijk handelen, wanneer het ondanks dezen stand van zaken zijnerzijds nog den schijn van een dergelijke samenwerking zou willen handhaven. De eisch tot rechtsgelijkheid. De eisch tot rechtsgelijkheid heeft Duitsch land doen gelden sedert zijn toetreden tot den Volkenbond voor het eerst in bespreking kwam. De eerste officieele mededeeling van den Volkenbondsraad aan de Duitsche regee ring van December 1924 bevat reeds de con stateering, dat Duitschlands toetreden ge schiedt op den voet van rechtsgelijkheid. De Raad constateerde, dat de tien geraadpleeg de raadsmogendheden het over deze consta teering geheel eens waren Ook in het slot- protocol van Locarno werd de oplossing van het Ontwapeningsprobleem de belangrijkste taak van den Volkenbond genoemd Want het is duidelijk, dat zonder rechtvaardige op lossing van dit probleem van een werkelijke rechtsgelijkheid van net eenzijdig ontwapen de Duitschland geen sprake kan zijn. De met algemeene stemmen goedgekeurde toelating van Duitschland ir. het najaar van 1926 kon met het oog op de daaraan voorafgegane officieele mededeeling van den Raad in zake de Duitsche rechtsgelijkheid politiek niet an ders worden beschouwd dan als de plechtige toezegging van alle in den Volkenbond ver tegenwoordigde regeeringen, dat zij van toen af aan, in het bizonder hun politiek in de ontwapeningskwestie zouden opbouv en op de basis der Duitsche rechtsgelijkheid. Hoe sterker zich in den loop der jaren de politieke tegenstanden tegen de ten uitvoerlegging der algemeene ontwapening deden gevoelen, des te duidelijker werd van Duitsche zijde de waarschuwing ritgestroken, dat het lot van den Volkenbond btzege' 1 zou zijn, wanneer hij bij zijn taak de algemeene ontwapening en daarmede het herstel der >echtsgelijkheid ten uitvoer te leggen, zen falen. Het kan zijn, dat men deze steeds weer her haalde waarschuwingen niet ernstig genoeg heeft opgevat. Dat zou dan niet de schuld van Duitschland z:;n. Niemand kon evenwel meer twiilelen aan den ernst, toen Duitsch land zich in den zomer van het vorige jaar van de Ontwapeningsconferentie terugtrok wegens de toen reeds duidelijk wordende wei gering rechtsgelijkheid toe te staan. Natuur lek was het toentertijd evenmin als thans het doel der Duitsche politiek eenvoudig het falen der Ontwapeningsconferentie te con- stateeTen Dp Duitsche regeering heeft der halve indertijd direct getracht door diploma tieke onderhandelingen te geraken uit de situatie, welke was ontstaan De onderhande lingen leidden tot de bekende verklaring der vijf mogendheden van 11 December, welke de Duitsche rechtsgelijkheid erkende en de ver wezenlijking der ontwapeningsconventie be loofde. Toen de conferentie enkele maanden later weer geheel vast lien. le^de de Engel- Srhe minister-president MacDonald op 16 Maart het bekende Engelsche plan voor. dat door de conferentie met algemeene stemming yferd aangenomen als basis voor de conven tie. Nadat de conferentie het ontwerp-MaeDo- nald in eerste lezing had besproken en toen op 9 October de tweede lezing zou beginnen, trad een keer in, welke leicide tot de verkla ring van den Britschen minister van Buiten landsche Zaken op Zaterdag j.1. De basis voor dezen keer is geschapen bij de Parijsche besprekingen tusschen de Fransche, Engel sche en Amerikaansche regeering. Toen wij na deze onderhandelingen weer werden be trokken bij de diplomatieke besprekingen, moesten wij tot onze teleurstelling en be. vreemding constateeren, dat de voormalige basis der conferentieonderhandelingen niet meer bestond. Het bleek, dat het Engelsche plan door zijn opstellers zelf niet meer werd erkend en dat men het grondig wilde wijzi gen. Tegenover dit besluit de met zooveel moeite opgezette basis voor een bevredigend ontwapeningsverdrag eenzijdig ten nadeele van Duitschland weer op te heffen en daar mede de Decemberovereenkomst te niet te doen, bestond voor ons nog slechts één ant woord: de conferentie te verlaten. De openbare meening van het buitenland betoont zich over dit antwoord verrast. Dat is in zooverre begrijpelijk als de onderhande lingen in den laatsten tijd vertrouwelijk zijn gevoerd. De staatslieden en de diplomaten evenwel, die betrokken waren bij ae onder handelineen, zijn door onzen stap geenszins verrast. Wij hebben bij de 'aatste besprekin gen te Genève met alle duidelijkheid gewe zen op de consequenties, welke wij moesten trekken, indien men ons de rechtsgelijkheid zou ontzeggen op de thans voorgenomen wijze. Met voldoening stel ik vast, dat het bij de laatste onderhandelingen van de zijde der vertegenwoordigers der Vereenigde Sta ten en van Italië niet heeft ontbroken aan het ernstige streven te bemiddelen Al deze bemoeiingen mislukten evenwel door het streven van andere mogendheden een ge meenschappelijk front tegen Duitschland tot stand te brengen. Hiertegenover zou, naar men hoonte, Duitschland niets anders over blijven dan toe te geven en af te zien van ziin eischen. Dit gemeenschappelijke front is niet tot stand gekomen, maar het is ook niet gelukt de onderhandelingen terug te leiden tot de vroeger overeengekomen basis. Duitschland geen vredesverstoorder. Tegenover pogingen ons voor te stellen als vredesverstoorder moet ik met alle beslist heid wijzen op het doel der Ontwapenings conferentie. Het doel is in de eerste plaats een zoo ver mogelijke vermindering van het ontwapeningsniveau der wereld en een dui delijke in een verdrag vast te leggen om schrijving van dit niveau. Het doel is in de tweede plaats het bewapeningsevenwicht tusschen de reeds ontwapende staten. Ik be hoef de ondraaglijke onveiligheid, waarin Duitschland zich bevindt, niet te noemen. Het is voldoende een voorbeeld te geven. n.1. het feit, dat Frankrijk alleen meer stukken geschut bezit dan Duitschland machinege weren, meer machinegeweren dan Duitsch land geweren en dat Duitschland ondanks zijn centrale ligging over geen enkel middel beschikt om zich te verdedigen tegen de in Frankrijk en de landen van zijn bondgenoo- ten bij duizenden gereedstaande tanks en bombardementsvliegtuigen. Kan het de be doeling van een verdrag inzake algemeene ontwapeningen zijn om een met de levensbe hoeften van 'n groot volk in strijd zijnden toestand te verlengen? De minister besprak vervolgens de bewering van Simon. dat Duitschland nieuwe, geheel ondragelijke en boven de vroegere vér uitgaande eischen heeft gesteld Hiertegenover constateer ik, aldus v. Neurath, dat deze bewering de feiten tegen zich heeft. Het betreft hier den inhoud van zijn instructie naar Londen van 6 November Hij heeft nimmer iets anders gezegd dan wat in de instructie heeft gestaanIk stel er prijs op, aldus de minister, den inhoud van deze instructie hier geheel ooenlijk mede te deelen, daar ook hier duide'ijk uit blijkt, dat wij slechts ons oud en reeds lang bekend standpunt opnieuw hebben geformuleerd. Het Duitsche leger. Ik heb er den nadruk op gelegd, dat de basis van ons standpunt is onze aanspraak op rechtsgelijkheid. Wij hielden vast aan het Engelsche plan en aan een duur van vijf ja ren, verwierpen de gedachten van een proet tijd en persisteerden er bij. dat de verwezen lijking van onze rechtsgelijkheid niet pas na jaren, doch direct zou moeten intreden. Wij zijn bereid de wijziging van de rijks- weer in een leger met korten diensttijd irec ter hand te nemen. Welke bewapening i leger zal moeten hebben, zal evenwe pas kunnen worden vastgesteld wanneer bekend is, welke concrete ontwapeningsmaatregelen ten aanzien van het oorlogsmateriaal door de sterkst bewapende staten zullen worden genomen. Wij hebben geen enkel verbod van wapen als te ingrijpend van de hand gewe zen, indien slechts alles op dezelfde wijze zal worden toegepast. Wij zijn zelfs bereid af te zien van andere wapens, welker vernie tiging binnen een bepaalden termijn de sterkst bewapende staten op zich nemen en waarvan de verdere toepassing internati onaal wordt verboden. Wij stellen er prijs op spoedig te vernemen, welke soorten wapens zullen worden verboden en vernietigd. Ten aanzien van de te beperken wapens achten wij een opheldering noodig van de begrips bepalingen voor de sterkbewapende staten. Uit het principe der rechtsgelijkheid volgt, dat de wapens, welke allen landen worden toegestaan, doch die numeriek worden gere duceerd, ook voor Duitschland reeds van het begin der concentie af moeten worden toege laten, waarbij wij bereid zijn met ons te laten praten over de hoeveelheid dezer wapens. Met beslistheid wenscht v. Neurath te con stateeren, dat dit geen nieuwe eischen zijn. Het plan van Sir John Simon. Neurath schetste vervolgens, dat het door Simon Zaterdag te Genève voorgestelde nieuwe plan beteekent: De ontwapening der krachtigst bewapende staten zal nog vier ja ren worden uitgesteld, doch zal ook voor de latere periode geenszins bindend zijn, aan gezien dit afhankelijk wordt gesteld van het welslagen van het controlestysteem. Het standpunt der mogendheden komt derhalve hierop neer, aldus v. Neurath, dat zij hun eigen ontwapening tot Sint Juttemis verda gen, doch Duitschland het bewapeningseven wicht ontzeggen. Wanneer de ook volgens het nieuwe plan direct ter hand te nemen wijziging van de rijksweer in een militie met korten dienst tijd plaats vindt, dan is dat niet een conces sie aan Duitschland, maar een concessie van Duitschland aan de andere mogendheden. De 100.000 man rijksweer, welke zou worden vervangen door het dubbele aantal man schappen met korten diensttijd is toch een verdere verzwakking van onze minimale le- gerkracht te meer, daar zelfs de ons thans toegestane wapens van Versailles slechts voor de telkens in dienst zijnde 200.000 man, doch niet door de uit dienst komende man schappen zouden worden goedgekeurd. Duitschland zou dus 200.000 geweren in handen hebben tegenover de Franschen on geveer 8 millioen geweren. Spr. noemt het een smaad, indien deze tweede ontwapening van Duitschland zou worden gemotiveerd met de leuze van „herbewapening" van Duitschland. Zou een der betrokken regeeringen ernstig gelooven, dat Duitschland op een zoodanig plan zou ingaan? Heeft men het werkelijk voor mogelijk gehouden, dat de Duitsche re geering genoegen zou kunnen nemen met de gedachte aan een proeftijd, een gedachte, waarvan de motiveering niet slechts een be- leedigende belastering der Duitsche regee ring en een volkomen ongemotiveerde ver dachtmaking van haar politieke bedoelingen zou beteek enen? En wat voert men ter motiveering van deze onmogelijke plannen aan? Het is de z.g. in gevaar brenging van den vrede in Europa door het nieuwe Duitsch land. Het wordt werkelijk moeilijk thans nog in te gaan op dit ongehoorde verwijt. Welke houding der Duitsche regeering doet zoo iets onderstellen? Wie kan zich verstouten de herhaalde door zeer grooten ernst en zeer diep verantwoordelijkheidsgevoel gedragen vredesmanifestaries van orzen kanselier Adolf Hitier in twijfel te 'rekken? Alle pogingen het gebrek aan eigen wil te ontwapenen met verwijten tegen Duitschland te maskeeren. zijn vergeefsch. Vijf jaren lang hebben we geprobeerd wegen aan te leggen, welke zouden kuni.en leiden tot de ontwape ning Al onze pogingen zijn vruchteloos ge- blezen. Niettemin hebben wij met onze be slissing gewacht tot het laatste oogenblik Onze delegatie te Geneve heeft de rede voering van Sir John Simon afgewacht. Deze heeft ons niets anders dan nieuwe teleurstel ling gebracht. Het antwoord op de vraag, wat moet nu gebeuren, is niet aan Duitschland. doch aan de andere mogenoheden. Deze hebben than-, het woord. De anderen hebben het toekom stige lot van den Volkenbond in handen. De hoogstbewapende staten hebben een hunner elementaire bondsverplichtingen geschonden. Duitschland zal natuurlijk op ieder oogen blik ernstige ontwapeningsvoorstellen bestu deer en en ook verder bereid blijven op de basis van rechtsgelijkheid te onderhandelen over zijn toekomstig wapeningsregiem. De nota aan Duitschland. Het presidium der Ontwapeningsconferen tie heeft in een zitting die ongeveer een uur duurde, gistermiddag den tekst goedgekeurd van de antwoordnota, die de Duitsche regee ring zal worden gezonden naar aanleiding van de Zaterdag door haar overhandigde mededeeling van haar uittreden uit de Ont wapeningsconferentie. De door president Henderson onderteekende nota is gericht aan den Duitschen rijksminister van Buitenland sche Zaken Von Neurath en luidt als volgt: „Ik heb de hoofdcommissie het telegram van Uw Excelentie van 14 October, waarin het besluit der Duitsche regeering wordt medegedeeld, om af te zien van elke verdere deelneming aan de werkzaamheden der Ont wapeningsconferentie en waarin de aanleiding tot deze beslissing wordt uiteengezet, doen toekomen. De Duitsche regering heeft dezen maatregel genomen op een oogenblik. waarin het oresidium en de hoofdcommissie zich juist met een vast omlijnde ontwape ningsovereenkomst bezig hielden. Dit pro gram, dat binnen een' vastgestelde periode uitgevoerd zou worden, zou op progressieve wijze overeenkomstig de door de conferentie met deelneming van Duitschiand aangenomen besluiten de uitvoering van de vermindering der bewapeningen mogelijk maken op een wijze, als was voorzien in het aan de hoofd commissie voorgestelde ontwerp. Dit pro gram werd tevens vergezeld van voldoende veiligheidsmaatiegelen, die de verwezenlijking der gelijkberechtigdheid waarborgen, die de Duitsche tegeering steeds bij haar eischen op den voorgrond heeft gesteld. Onder deze omstandigheden betreur ik het, dat Uw re geering deze belangrijke besluiten heeft ge nomen uit overwegingen, die ik niet als ge grond kan beschouwen". (w. g.) Arthur Henderson. Het presidium heeft voorts besloten de hoofdcommissie voor te stellen de conferen tiewerkzaamheden te verdagen tot 26 Oc tober. Het presidium zou reeds op 25 October bijeenkomen. Beide voorstellen komen in de onmiddellijk hierop aansluitende zitting van de hoofdcommissie in behandeling. Verwarring te Genève De correspondenten te Genève der groote Parijsche bladen wijzer, allei. op de verwar ring, die te Genève in Volkenbondskringen heerscht. In de „Echo de Paris" schrijft Pertinax, dat Het Weensche congres der sociaal democraten. (Buitenland.) Ongeregeldheden aan de universi teit te Innbrück. (Buitenland.) Von Neurath spreekt voor de bui tenlandsche journalisten over de ge beurtenissen in Duitschland. (Dag. Overzicht.) Proces Rijksdagbrand. (Buiten land.) Teraardebestelling slachtoffers vliegramp bij Lienden (Luchtvaart.) Rede over de gemeentelijke pers pectieven door den burgemeester van Grootschermer. (Binnenland.) Zie verder eventueel Laatste Be richten. Sir John Simon en Paul Boncour sedert Za terdag nog geen gelegenheid hebben gehad voor een gedachtewis'eling over de nieuw- ontstane situatie. De beide ministers van bui tenlandsche zaken hebben elkaar gisteren slecht enkele oogenblikken in de wandelgan gen van het Volkenbondsgebouw gesproken. De verwarring komt ook daarin tot uiting, dat geen der te Genève vertegenwoordigde regeeringen reeds een vaste houding heeft aangenomen. Pertinax eischt, dat men van den Volkenbond zoo spoedig mogelijk zal verlangen, dat hij zal doen wat hem als be waker der ontwapeningsbepalingen van het Verdrag van Versaües als faak is toegewezen. Het gaat er niet aan, van den Volkenbond een daad te verwachten, waartoe hij niet in staat is Maar juist door de behandeling der militaire Kwestie en de meeningsverschillen, die daarbij aan het licht treden., treedt para graaf van artikel 15 van het Volkenbonds pact, waardoor elk land zijn volle vrijheid van handelen herkriigt. in werkirg. Het „Journal" schrijft, dat men Zondag te Genève van Fransche zijde er op heeft aan gedrongen, vóór men uit elkaar gaat, een resolutie aan te nemen waarin de voorwaar den worden genoemd waaronder Duitsch lands terugkeer tot den Volkenbond mogelijk zal zijn. De Fransche delegatie vond echter niet voldoende instemming. Nauwelijks zijn 24 uur sedert het uittreden van Duitschland uit den Volkenbond verstreken of er zijn helaas al weer te veel mogendheden die ge neigd zijn onder alle omstandigheden weer naar verzoening te streven. Helaas blijkt bij verscheidene delegaties te Genève niets van de energie en het gemeenschappelijke stand punt, die ten aanzien van de Duitsche provo catie zoo wenschelijk zijn. Na de pauze in het proces inzake den rijks dagbrand werd gisteren als getuige de stoffeer der Borchart gehoord, die verklaart, dat het stukje gordijn, dat bij de brandende jas van v. d. Lubbe is gevonden identiek is aan het gordijn, dat achter de stenographentafel hangt. Uit de verklaringen van v. d. Lubbe wordt aangehaald, dat hij een der gordijnen heeft afgerukt, in brand heeft gestoken en daarmee door de zaal liep. Getuige Herman Schmal verklaart, dat hij op den dag van den brand in de buurt van in gang IV om twee uur 's middags een jongen man heeft gezien, die hem wegens zijn ver waarloosd uiterlijk verdacht voorkwam. Toen in de bladen het portret van v. d. Lubbe gepu bliceerd werd, heeft hij hem direct herkend als de verdachte man vóór den rijksdag. De president zegt Van der Lubbe om op te staan, hetgeen deze pa eenig aarzelen doet. President: „V. d. Lubbe, bent u Vrijdag tegen twee uur bij den Rijksdag geweest?" V. d. Lubbe zwijgt hardnekkig. Zat Torgler in de tram? De president constateerdt, dat v. d. Lubbe in dezelfde houding volhardt als die, welke hij den laatsten tijd heeft betoond. Hij herinnert er vervolgens aan, dat v. d. Lubbe bij het ver hoor in Leipzig uitdrukkelijk heeft gezegd, dat hij reeds om 2 uur in den rijksdag was. Dit heeft hij ook in de instructie gezegd. Procureur-generaal: Getuige Schmal heeft bij de instructie ook gezegd, dat hij Torgler om di:n tijd uit de tram heeft zien komen. Getuige erkent dit, verklaart echter, dat hij niet met beslistheid kan zeggen, of dit Zater dag of Maandag is geweest. President: Wist u dat dadelijk niet zeker? Getuige: Eerst heb ik gedacht, dat het Maandag was. Thans kan ik dit niet met zeker heid zeggen. Dr. Parisius merkt op, dat v. d. Lubbe eerst beweerd heeft, pas om 5 uur bij den rijksdag geweest te zijn. Eerst nadat getuige Schmal geconstateerd had, dat hij hem daar reeds om 2 uur gezien had, heeft v. d. Lubbe dit toege geven. Daaruit kan men de conclusie trekken, dat beklaagde eerst gepoogd heeft om zijo aanwezigheid bij den Rijksdag tusschen 2 en 5 uur te verbergen. Dr. Sack: In het proces-verbaal van den rechter van instructie is sprake van een ont moeting van beklaagde v. d. Lubbe met Torg ler. Hebt u dat varklaard? Getuige: Dat heb ik niet verklaard, want ik ben toen in de tram gestapt en heb verder niets gezien. Dr. Sack: U hebt niel eens gezien, waarheen v. d. Lubbe ging? Dat staat op een der blad zijden van het proces-verbaal. Op een andere wordt van een ontmoeting gesproken. Daar over kunt u toch niets zeggen? Getuige: Neen. De procureur-generaal constateert, dat het proces-verbaal niet aldus moet worden opge vat, dat Torgler en v. d. Lubbe elkaar hebben ontmoet; het doelt alleen op het tegenkomen van getuige van v. d. Lubbe en daarna van Torgler. Nadat nog enkele beambten van het Rijks daggebouw verklaard hadden, dat zij V. d. Lubbe reeds vroeger hadden gezien, wordt ge tuige Gericke gehoord, die sedert twee jaar bezoekers van het Rijksdaggebouw rondleidt Getuige verklaart, dat destijds 300, 400, ja zelfs 600 personen aan dezen rondgang deel namen. Hij gelooft, dat v. d. Lubbe eens er ook bij was geweest, maar zeker wist hij dat niet. Getuige nadert daarop V. d. Lubbe, die moet opstaan. Ja, hij komt mij bekend voor, ver klaart Gericke. Getuige Scholz, electricien, deelt mee, dat hij op den dag van den brand gelijk hij alle dagen deed, om 8.10 een rondgang door den rijksdag had gemaakt. Bij ingang II was hem tegen 8 uur meegedeeld dat de kleeren van afgevaar digde Torgler naar boven waren gebracht. Om 8.25 was hij in de plenaire zittingzaal geweest.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1933 | | pagina 1