DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Het overlijden van Loenatsjarski.
^Buitenland
PELS
u
No. 306
Vrijdag 29 December 1933
135e Jaargang
Hit het fxictemwt
QxiQjdiiksch 0veizlcht
Wie en wat de commissaris van onderwijs in
de Sovjet-republiek was.
Een persoonlijkheid.
Ruslands buitenlandsche
politiek.
Wat vandaag de
aandacht trekt
p
Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon
en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.
franc door het geheele Rijk 2.50.
Losse nummers 5 cents.
PRIJS DER GEWONE ADVERTENTIEN:
Van 15 regels 1.25, elke regei meer 0 25, groot*
ccntracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk
kerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9,
pos**>ro 37060. Telel. 3, redactie 33.
Directeur: C. KRAK.
Hoofdredacteur: Tj. N ADEMA.
Dit nummer bestaat uit drie bladen.
Den Haag, 28 December 1933.
Het zal voor onze lezers wel geen al te
groote verrassing zijn te vernemen, dat de
Eerste Kamer heden haar goedkeuring heeft
geschonken aan het wetsontwerp tot tijde
lijke korting op de pensioenen van gewezen
■Indische landsdienaren Heeft de Tweede
Kamer het voorstel aanvaard met, als we ons
foed herinneren, 56 tegen 29 stemmen, in de
erste Kamer was de verhouding nog gun
stiger 29 tegen 9 stemmen.
De beslissing over het zoo veelbesproken
wetsvoorstel viel eerst toen het uur van
vieren reeds dichtbij lag, zoodat er, begonnen
om 11 uur, braaf over is gesproken. De eerste
spreker, de heer V a n L a n s c h o t (r. k.)
bleek al dadelijk een voorstander van het
ontwerp te zijn. Het is niet, gelijk van meer
dan één zijde is verzekerd, in strijd met art.
177 der Grondwet en er bestaat geen civiel
rechtelijke verhouding tusschen staat en amb
tenaar. Maar twee vragen lagen den spr. op
(het hart. In de eerste plaats vroeg hij een on
omwonden antwoord van den minister op de
vraag, of Indië eigenlijk niet insovent zou
zijn. In de tweede plaats wilde hij weten, of
er mogelijkheid bestaat, dat eenmaal de Ne-
derlandsche gepensioneerden ook gekort
zullen worden. Aan het slot zijner rede ver
klaart de heer Van Lanschot, dat hij, nu men
van twee kwaden het minste moet kiezen,
zijn stem aan het wetsvoorstel zou geven.
De tweede spreker, de heer Ossendorp
(s. d. a. p.) verklaarde zich tegenstander van
het voorstel en hij betoogde in het bijzonder,
dat pensioen moet worden beschouwd als
uitgesteld pensioen, waaraan niet mag ge
raakt worden.
De heer De Savornin Lohman
(c. h.) verklaarde zich voorstander van het
ontwerp. Hij moge vroeger anders gedacht
hebben over het karakter van pensioen, dat
hij weleer als een soort van lijfrente be
schouwde, nu was hij overtuigd, dat pen
sioen een ander karakter draagt. De verhou
ding tusschen staat en ambtenaar heeft een
zuiver publiekrechtelijk karakter, zoodat zijn
partijgenoot De Geer ten onrechte zijn mee
ning van een tiental jaren geleden in de
Tweede Kamer als wapen tegen het inge
diende voorstel gebruikt heeft. Maar zelfs
al ware zijn juridische opvatting van pen
sioen niet gewijzigd dan zou hij thans nog
zijn stem er aan geven omdat z. i. de rechts-
dogmatiek moet wijken voor de politieke en
zedelijke motieven waarop het voorstel be
rust. Ten slotte verklaarde hij. dat de leden
zijner fractie homogeen met hem zijn en dus
voor het voorstel zullen stemmen.
De heer N i v a r d (r. k.) zette uiteen, dat
er aan de pensioenen niet geraakt mag wor
den zonder de uiterste noodzaak en hij was
niet overtuigd, dat niet langs den weg van
bezuiniging nog veel zou zijn te bereiken;
daarom bleef hij tegenstander van het voor-
stel.
De heer Kranenburg (v. d.) verdedig
de de theorie van de verkregen rechten van
de gepensioneerden, waaraan niet geraakt
mag worden. Niettemin zou hij voor het
voorstel stemmen, tenzij men hem kan be
wijzen, dat er op andere wijze kan gehan
deld worden tot dekking van het tekort op
de Indische begrooting.
De heer Michiels van Kessenich
(r. k.) had wel een en ander op het voordel
aan te merken Hij verdedigde daa-bij, dat
het veelbesproken art. 177 der Grondwet wel
degelijk ook op de tractementen en pensioenen
der ambtenaren betrekking heeft Het invol-
veert echter alleen de bepaling, -lat een ont
slagen ambtenaar recht heeft op pensioen,
maar in de bepaling van de grootte er van
heeft de staat de vrije hand. Spr. verklaarde
ten slotte zijn stem niet aan het voorstel te
zullen onthouden.
De heer V a n C i 11 e r s (a. r.) bleek een
der warmste voorstanders van het voorstel
te zijn. Hij zette uiteen, dat naast verzwaring
van lasten nok inkrimping der uitgaven on
vermijdelijk is om aan den noodtoestand van
Indië een einde te maken en hij had geen
enkel bezwaar om zijn stem aan het ontwerp
te geven. Hij vroeg intusschen aan den minis
ter, hoe het stond" met de mogelijkheid van
converteering van de du rcdollarleeningen in
een leenin gvan een lager rentetype.
De heer F o c k (lib.j achtte de korting on
vermijdelijk doch legde ei den nadruk op,
dat deze maatregele geen antecedent mag
worden. Indië is niet insolvent maar verkeert
in tijdelijken nood. Intusschen meende hij. dat
er meer aandacht kon gewijd worden aan de
inkrimping van het bestuursapparaat en hij
herinnerde in verband hiermede, hoe de
vroegere gouverneur-generaal Van der Wijck
zich met kracht heeft verzet tegen de op
richting van een Departement van Landbouw
als een te grooie weelde.
De heer M o 11 m a k e r (s. d. a. p.) ver
klaarde. in tegenstelling met zijn partijgenoot
Ossendorp, voor het voorstel te zullen stem
men, o.a. omdat hij vond dat er te veel cumu
latie van Indische pensioenen voorkwam, de
Indische pensioenen zoo hoog waren en er
zooveel gepcnsioneeiden zijn die hun pen
sioen in den vreemde verteren.
Na deze ietwat kleingeestige redevoering
kwam minister C o 1 ij n aan het woord en hij
heeft in een als altijd knappe rede het voor
stel verdedigd. Hij ontkende, dat de regeering
den weg van het recht zou hebben verlaten
en spotte wat met de bewering, dat dit geen
democratische maatregel zou zijn.
In de eerste plaats nu den heer Moltmaker
beantwoordend, stelde hij in het vooruit
zicht een wet tot bestrijding van de cumu
latie van pensioenen. Wanneer die was te
verwachten, durfde hij echter niet te zeggen.
Wanneer het komt tot een herziening van de
Indische pensioenen zullen de maxima ver
laagd worden en de pensioenfahige leeftijd
verhoogd worden. De pensioengerechtigden,
die bij voorkeur hun pensioen verteren in den
vreemde, zijn voor het meerendeel gepensio
neerde militairen, Zwitsers, Franschen en
Duitschers, die na hun dienst in Indië gaarne
naar hun geboorteland terugkeeren. De af
trek van kleine pensioeenen is werkelijk niet
ernstig, gelijk de minister met een voorbeeld
aantoonde.
Evenals in de Tweede Kamer zette de mi
nister vervolgens uiteen, dat het pensioen geen
uitgesteld loon beteekent, doch enkel is een
verhouding tusschen staat en ambtenaar. De
staat heeft hiervan herhaaldelijk blijk gegeven
door de oorspronkelijk toegelegde pensioenen
te verhoogen; zou hij nu het recht missen ze
weer eenigszins te verlagen?
Zoo min als het civiele recht iets met de
zaak heeft te maken, kan men art. 177 der
Grondwet er bij halen. De minister zette
nader uiteen, dat de zaak ook bij Ordonnahe
had kunnen worden geregeld en hij ontkende-
dat de Indische rechter de bevoegdheid zou
bezitten om een dergelijke ordonnantie oo
zijde te schuiven als in strijd met eenig artikel
der Grondwet. Dan zou hij ook de Indische
strafwet en het Indische burgerlijk recht op
zijde kunnen schuiven. Immers ook zij zijn
bij Ordonnantie in het leven geroepen.
Komende tot een bespreking van den eco-
nomischen toestand van Indië, herinnerde de
Minister aan wat hij bij zijn dupliek in de
Tweede Kamer had gezegd. Maar hij vroeg
de aandacht der twijfelaars voor nog enkele
cijfers en hij las een staatje voor van de ge
zamenlijke inkomsten van alk in Indië ge
vestigde ondernemingen. In 1928 behaalden
deze nog een winst van 287 millioen. Se
dert zijn die winsten voortdurend gedaald
en in 1932 bedroegen zij.... 31 millioen. (En
in 1933 niemendal! riep én der leden.) Spr.
gaf den heer Fock toe, dat er op de bestuurs
organisatie nog meer moet worden bezui
nigd. Maar wat er thans is bereikt, een be
zuiniging van 123 millioen, noemde de Mi
nister een reuze-prestatie. Maar ér wordt in
die richting voortgegaan en we zullen sla
gen. Den heer Van Lanschot verklaarde hij
dan ook, dat Indië niet insolvent is, daar
Nederland achter Indië staat. Op de tweede
vraag van den heer Van Lanschot ant
woordde de Minister, dat het zeer onwaar
schijnlijk is, dat er ooit op Nederlandsche
pensioenen zal worden gekort, daar zij be
langrijk lager zijn dan de Indische en niet
boven een maximum van 4000 mogen stij-
gen.
Den heer Van Citters deelde hij mede, dat
er binnenkort een communiqué zal verschij
nen (het is intusschen reeds verschenen) be
treffende de conversie van de dollarleenin-
gen in een 4 percents leening op Nederland
sche basis. Hij hoopte dat de houders der
Indische obligaties in Nederland de Regee
ring zullen steunen in haar poging om op
deze wijze Indië te helpen.
Er werden geen replieken gehouden en het
wetsvoorstel werd hierna aangenomen met
29 tegen 9 stemmen. Tegenstemmers waren
de aanwezige sociaal-democraten en de heer
Moltmaker, alsmede de beide katholieken
Andriesse en De Bruijn.
De Kamer ging hierop over tot de behan
deling van de verliooging van den tabaks
accijns. De heer de Jong (r.k.) zette het debat
in met een lange rede, waarin hij o.a. pleitte
voor een verhooging van het invoerrecht op
de ruwe tabak, doch toen verdaagde de voor
zitter de vergadering tot hedenavond. Blijk
baar wilde hij nog heden de agenda geheel
afhandelen. Wij durven voorspellen, dat de
verhooging van den tabaksaccijns door de
Kamer zal worden aanvaard evenals het
laatste punt der agenda: de order curateele-
stelling van de gemeente Beerta. Mocht onze
voorspelling niet uitkomen, dan berichten we
onze lezèrs nader.
De Woensdag overleden oud-volkscommis
saris van onderwijs in de Sovjet-republiek,
Anatoli Wasiljewitsj Loenatsjarski, was een
van de leidende figuren der republiek, welke
het buitenland het best bij name gekend heeft.
Dat kon niet zijn, omdat zijn plaats hem zoo
bij uitstek in het licht stelde.
Het volkscommissariaat, aan het hoofd
waarvan hij twaalf jaren heeft gestaan,
richtte zijn werkzaamheden geheel naar bin
nen. Weliswaar was hij een groot propagan
dist en hij, die het verstond achter elkaar re
devoeringen te houden in vier verschillende
talen, was in staat, om het rechtstreeksche
contact met zijn toehoorders te vinden, dat
de herinnering verlevendigt. Talloos zijn de
artikelen geweest, welke men in buitenland-
sche tijdschriften van hem tegenkwam. Op
de ontwapeningsconferenties mocht hij ver
schijnen als voor zijn ambtgenoot van bui-
tenlandsche zaken geen emplooi van belang
aanwezig was, het woord, dat hij er voerde,
droeg wellicht verder dan dat van Litwinof.
Voor de laatste maal hoorde men zijn naam
toen hij tot den eersten gezant van de Sovjet
unie in Spanje werd benoemd.
Maar dit a les verklaart wellicht toch min
der de bekendheid, welke hij zich over de
grenzen van zijn vaderland verwierf, dan
kort en goed zijn persoonlijkheid. „De man
heeft stevige beenderen; een beetje buikje,
maar lenig. Aldus beschreef Luc Durtai.i
hem in 1928, in zijn L'Autre Europe, zooals
wij in de N.R.Crt. lezen. Hij houdt het mid
den tusschen een dansmeester en een verhui
zer: half-behendigheid, half-kracht Het ge
laat is dat van een kunstenaar: een subtiele
en gevoelige lip, een scha ksche blik, waarin
soms die vonk van ijver verschiet, die daar
ginds onder den wenkbrauw van alle leiders
ontspringt. Van terzijde gezien, het verstan
dig profiel van een goed ambtenaar, het ge
brilde knaagdier: vasthoudend en vraatzuch
tig bij zijn papieren karwei". Dat is de bui
tenkant. De innerlijke mensch werd geken
merkt door het begrip „cultuur". De rijkdom
van den geest vertegenwoordigde voor hem
een glans en schittering, waarin, althans in
zijn vroegeren tijd. zijn „klassebewustzijn"
welhaast verging. De natuur ging hem daar
bij boven de leer. Theoretisch is hij nimmer
zoover gegaan, dat hij, met Bogdanof, poli
tiek en cultuur op één lijn stelde. Hij bleef
den politieken strijd in het leven van de ar
beidersklasse de leidende rol toekennen. Ook
geloofde hij niet, dat de proletarische cultuur
in het laboratorium van den enkeling kon
ontstaan, maar zag de massa als haar
draagster. Evenmin volgde hij Bogdanot
daar, waar deze meende, dat het proletariaat
de macht niet kon veroveren, vóórdat zich een
breede proletarische cultuur ontwikkeld had.
Maar in de practijk schreef hij enkele dagen,
nadat de bolsjewiki in November 1917 de
macht veroverd hadden, op het gerucht, dat
te Meskou de kathedraal van den Heiligen
Basilius beschoten werd:
„Ik hoor zooeven van ooggetuigen, wat
zich te Moskou afspeelt.
De kathedraal van Wasili Blazjeny, de
Oespenski kathedraal zijn op weg om ver
nield te worden. Het Kreml, waar de kunst
schatten van Moskou en Petersburg op ht.
oógenblik vereenigd zijn, is gebombardeerd.
De slachtoffers worden bij duizenden ge
teld.
De strijd loopt uit op een wilde beestach
tigheid.
Wat zal er nog komen? Waar gaat het
naar toe?
Ik kan dat niet uithouden. De maat is vol.
Ik ben onmachtig een eind aan deze ver
schrikking te maken.
Men kan niet werken onder den last van
deze radeloos makende gedachten.
Dat is de reden, waarom ik mij terugtrek
uit den raad van volkscommissarissen.
Ik erken het volle gewicht van mijn beslis
sing. Maar ik kan niet meer".
De toon van dezen brief klonk door naar
het Westen; niet uit den brief, die hier slechts
een enkeling kent, maar uit het wezen van
den volkscommissaris, zooals het zich voort
durend kenbaar maakte, ook in de anecdo-
te, volgens welke Loenatsjarski eenmaal een
berisping van den raad van volkscommissa
rissen heeft moeten aanhooren, omdat hij ter-
wille van zijn vrouw, beroemd tooneelspeel-
ster, een trein aan het station voor enkele mi
nuten had opgehouden, om te voorkomen, dat
zij hem miste. In de overbeschaving, welke
Loenatsjarski kenmerkte, was ook een groote
mate van individualisme blijven voortbe
staan. Het een en het ander maakte hem voor
het Westen vertrouwder figuur, dan menig
een anders.
Men hoeft slechts een vluchtigen blik te
werpen over al wat Loenartsjarski geschre
ven heeft, om te beseffen, hoe deze man leef
de door en voor de cultuur, niet alleen de
culuur van zijn eigen land, maar die van de
heele wereld. Theoretisch, kritisch en schep
pend ontvouwde zich zijn werkzaamheid.
Theoretisch heeft hij zich in de eerste
plaats rekenschap willen geven van den zin
van zijn politieke werkzaamheid. Het is in
deze richting, dat hij zich van Lenin verwij
derde, toen hij (1908—1911, Religie en Socia
lisme, 2 dln.) in het voetspoor van Mach en
Avenarius tot zijn „religieus atheisme"
kwam, dat door Lenin in zijn Materialisme
en Empiro-critisme werd gewraakt.
Daarnaast heeft Loenatsjarski van jongs af
veel belangstelling getoond voor de theorie
van de kunst, te beginnen met zijn in 1903
uitgekomen Grondslagen van een positieve
aesthetica. Hij ging daarbij uit van een le
vensideaal, een leven, dat zoo vrij en machtig
mogelijk is, waarin alle waarnemingen rhyth-
misch en harmonisch zijn, alle bewegingen
vrij en gemakkelijk, waarin alle instincten
van groei en schepping volledige voldoening
vinden; het ideaal van de persoonlijkheid en
van de maatschappij moeten daaraan beant
woorden. Weliswaar drukt iedere klasse op
de kunst haar stempel, overeenkomstig haar
voorstellingen van het leven en zijn ideaal,
maar al wordt zij ook in al haar lotgevallen
door het lot van haar dragers bepaald, de
kunst zelve ontwikkelt zich naar haar inner
lijke wetten. Een metaphysisch humanisme
dus, dat Loenatsjarski nog lang zou kenmer
ken, nadat hij het theoretisch verloochend
had. De subjectivistische leuze van Protago-
ras: De mensch is de maat van alle dingen,
maakte hij gaarne tot de zijne.
Met breedheid van blik, veelzijdige belang
stelling, eruditie en levendige, aantrekkelijke
schrijftrant heeft Loenatsjarski te zelfder tijd
een uitgebreide kritische werkzaamheid ont
plooid, niet slechts op het gebied van de litte
ratuur, maar ook op dat van tooneel, muziek
en schilderkunst. In twee bundels zijn zijn
opstellen vereenigd over Korolenko, Andrejef,
Gorki, Nekrasof, Poesjkin, Hertsen, Dosto-
jewski, Tsjechof, Brjoesof, Ibsen, Lenau, Spit-
teler, Charles Louise Philippe e.a. Afzonder
lijk verschenen zijn voorlezingen aan de
Swerdlowsk universiteit: De geschiedenis van
de West-Europeesche letterkunde in haar
voornaamste verschijningen. Aan de proble
men van het tooneel heeft hij een boek van
500 bladzijden gewijd. In den bundel in de
wereld van de muziek zijn opstellen over
Beethoven, Strauss, Moesorgski, Skrjabin
e.a. vereenigd. Bij de Wagnerherdenking
voerde Loenatsjarski evenzeer de pen.
Als schrijver heeft Loenatsjarski zich voor
namelijk dramaturg betoond. De koninklijke
barbier schreef hij in 1906 tijdens zijn ver
blijf in de gevangenis. Het jaar daarop ver
schenen Vijf kluchten voor liefhebbers en in
912 een bundel toonee'stukken en vertellin
gen, Gemaskerde ideeën. Later schreef hij
eenige historische drama's, als Oliver Crom-
well (1920), Foma Campanella (1922) en het
ook in ons land vertaalde De bevrijde Don
Quichotte (1923). waarin hij de rol van de
Hein-burgerliike intel'ectueelen tusschen pro
letariaat en bourgeoisie in teekent. Tenslotte
heef hij in 1926 nog het tooneelstuk Vergif
geschreven, waarin een modern thema be
handeld werd.
o
Loenatsjarski was lid van de Academie van
wetenschappen van de Sovjetunie en voorzit
ter van verscheidene wetenschappelijke instel
lingen. Op vele buitenlandsche congressen
heeft hij zijn land vertegenwoordigd. On
danks de ernstige hartkwaal, waaraan hij ten
slotte bezweken is, heeft hij tot het laatst van
zijn leven een groote werkzaamheid getoond.
Exposé van Molotolf.
Op de gisteren geopende zitting van hei
Centrale Executieve Comité der Sovjet-Unie
heeft de voorzitter van den Raad van Volks
commissarissen, Molotoff, een rede gehouden
over de buitenlandsche politiek en den eco-
nomischen toestand der Sovjet-republiek.
T.a.v. de buitenlandsche politiek zeide hij:
„Het grootste succes der buitenlandsche
politiek is in dit jaar geweest het herstel der
diplomatieke betrekkingen met de Vereenig-
de Staten. Verder heeft in het middelpunt
van onze belangstelling nog altijd de beves
tiging van den algemeenen vrede bestaan,
hoewel de voorteekenen voor het uitbreken
van nieuwe imperialistische oorlogen zich
steeds meer opstapelen.
Op de Ontwapeningsconferentie te Genève
heeft de Russische delegatie den stoot ge
geven tot de onderteekening van het pact
over de definitie van den aanvaller. Over
eenkomsten zijn gesloten met Polen, Fin
land, Estland, Letland, Littauen, Roemenië,
Tsjecho-Slowakije, Turkije, Perzië en Afgha
nistan. In de betrekkingen tot de afzonder
lijke staten heeft de Sovjet-regeeriog steeds
vastgehouden aan de beproefde beginselen
van haar vredespolitiek en van practische
samenwerking. Bewijzen daarvoor zijn den
opbouw van de betrekkingen met Turkije en
de gunstige ontwikkeling van de samenwer
king met Frankrijk.
De betrekkingen met Engeland zijn in dit
jaar tijdelijk slecht geweest. Op begrijjpelijke
gronden heeft de regeering geen genoegen
kunnen nemen met het uitoefenen van pres-
Het overlijden van den Russi-
schen Volkscommissaris van on
derwijs. (Dag. Overzicht.)
Opzienbare wending in de Fin-
sche spionnage-zaak. (Buitenland.)
Opstand in Foekien. (Buitenland.)
Simon gaat bij Mussolini op be
zoek. (Buitenland.)
De „Postjager" maakt goede vor
deringen. (Luchtvaart.)
De „Pelikaan" vervolgt zijn suc
cesvolle terugtocht. (Luchtvaart)
De Duitsche verdachten nog niet
in vrijheid. (Buitenland.)
Metaalvvarenfabriek De Merwede
te Utrecht afgebrand (Binnenland
Acht jaar gevangenisstraf ge-
ëischt tegen een vrouw te Haarlem,
die een harer kinderen zoo ernstig
mishandelde, dat de dood er op
volgde. (Rechtszaken.)
Bij een inval bij een paar slagers
te Noordwijk en Katwijk zijr. val-
sche vleeschstempels ontdekt. (Bin
nenland
Het is den Rijksambtenaren ver
boden lid te zijn van de NS B.,
leider ir. Mus.vert. (Binnemand).
Een arbeider in een papierfabriek
te Wapenveld (Geld.) in de machine
gevallen en vermalen. (Binnen
land.)
Droevig ongeluk nabij Den Hel
der. (Stad en Omgeving)
(Zie voor nadere bijzonderheden
eventneele laatste berichten).
STEEDS VOORAAN EN BOVENAAN:
N
C
H
per flesch vanal f 2.10.
KOORSTRAAT 49-51. EL. 207.
„Kwaliteit wint altijd".
sie door het buitenland op haar binnenland-
sche politiek. Thans worden op normale ba
sis met Engeland onderhandelingen gevoerd
over het tot stand komen van een handels
verdrag.
Onze betrekkingen tot Duitschland heb
ben in den internationalen toestand altijd
een bijzondere rol gespeeld. De Sovjetregee-
ring blijft trouw aan haar beginselen van
bescherming van den algemeenen vrede en
de onafhankelijkheid van het land. Harer
zijds heeft zij geen reden tot verandering
van haar politiek jegens Duitschland. Van
de zijde der Duitsche regeeringen zijn ech-
ter in de laatste jaren pogingen onderno
men ter herziening van de verhouding tot
Rusland. Het is niet moeilijk, dat waar te
nemen. Eén ding is voor ons duidelijk: wij
blijven trouw aan de principes van alge
meenen vrede en bevordering der economi
sche betrekkingen. Slechts in het doorzetten
van deze beginselen zien wij de mogelijkheid
van een politieke en economische samenwer
king tusschen Duitschland en Rusland, een
samenwerking in het belang der beide lan
den en in dat van den algemeenen vrede.
De verhouding tot Japan.
Eenige Japansche bladen alsmede eenige
Japansche autoriteiten verspreiden geruch
ten over militaire voorbereidingen van Rus
land, gericht tegen Japan. Dat alles ge
schiedt natuurlijk slechts, om het opstoken
van de eigen agenten tegen Rusland te ver
hullen. Wij mogen onze oogen niet gesloten
houden voor het gevaar van een aanval.
Maar ook dan is het onze taak, voort te
gaan met onze politiek van vrede in het Ver
re Oosten en verbetering van onze betrek
kingen tot Japan. Tegelijkertijd echter moe
ten wij op een mogelijken overval voorbe
reid zijn".
Tenslotte sprak Molotoff nog over het uit
treden van Japan en Duitschland uit den
Volkenbond, en de onderteekening van het
vriendschapsverdrag met Ialië, waarna hij
nogmaals den nadruk legde op de vredelie
vendheid van de Sovjet-republiek.
COMPANYS OPVOLGER VAN
MACIA?
Met steeds grooter waarschijnlijkheid
verwacht men, dat oud-minister Com-
panys benoemd zal worden tot president
van den Generaliteit als opvolger van
wijlen kolonel Macia. Companys is can-
didaat van de Esquierra, welke partij in
het Catalaansche parlement de meerder
heid heeft.