JUi<z zlecuètiek
SeuillelcM
'Sm3
(fade WlQth,
beenden weü/cutd
^D-amai&ciek
(m mm w
m 1
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor lOct
VEILIGE HAVENS
DemachtderMaffiadoor
Mussolini gebroken.
Brutale oplichting te Londen.
Nog lichte stuiptrekkingen.
Twee gladde vogels.
Rijke dame het slachtoffer.
ËP w HÉ 9
Onze Eerste April-opgave.
Uit welke plaatsen?
Volgens mededeeling van onze lezers
hadden velen met genoegen naar de
oplossing van deze interessante puzzle
gezocht. Zij waren ten slotte tot het vo'-
gende resultaat gekomen:
1. O. H. P Dorfod woont in Hoofddorp.
2. H. M. C. Restane woont in Manchester
3. H. E. C. Denes woont in Enschedé.
4. H. C. U. Swaar woont in Warschau.
5. E. V. Goedbran woont in Bodegraven.
6. R. A. Seellim woont in Marseille.
7. R. U. Lekbeen woont in Brenkelen.
8. O. S. Rapgein woont in Singapore.
Ain de goede oplossers werden twee
punten toegekend.
Stand per 1 April.
De stand aan 't hoofd der lijst bij 't be
gin dezer maand was: D. A. Wittop
Koning 142 p. Mevr. Eecen—Boyenga
141 p. Wed. Schagen 126 p. C. Ruiter
118 p. W. J Karssen 11 7p. P. Meijer 115
p. Mej. G. Hoogland 109 p. Mej. M. Sie-
zen 107 p. R. Smids 103 p. F. Trijbetz
103 p. D. Schagen 101 p. Mej. M. Rezel-
man 99 p. Mevr. Bruinvis 97 p., G. Kaal
83 p. Mej. A. v. Nienes 81 p.
Onze Nieuwe Opgave. (No. 2 der
April-serie).
Welke deeling?
Hieronder volgt het geraamte van een
deelsom, waarin alle cijfers 2 zijn aange-
teekend. De deeler bestaat uit vijf en het
quotiënt uit 6 cijfers. In beide komt het
gegeven cijfer 2 voor. De overige cijfers
in deeler en quotiënt zijn alle verschil
lend
X 2XXX2 XXXXXXXXXX XXX2XX
2 XXXXX
X 2X 2X
X2XXX
XXX 2 2X
XXX 2 2X
XXXXXX
XXXXX
2XXXXX
2 XXXXX
2 XXX 2X
2XXX2X
1 0
Gevraagd wordt deze deeling volledig
in te zenden.
Oplossingen (2 p.) liefst zoo vroegtij
dig mogelijk doch uiterlijk tot Vrijdag
20 April 12 uur aan den Pnzzle Redac
teur van de Alkmaarsche Courant.
man nog tweemaal het bed had verlaten.
Deze verklaring klopt niet met het ontbreken
van. bloedsporen, maar getuige wierp hier
tegen in, dat haar man eerst weinig gebloed
had. Van een zelfmoord kan, volgens haar,
geèn sprake geweest zijn. Op de vraag of de
misdaad door een bloedverwant kon zijn ge
pleegd, antwoordde getuige ontkennend en
toen haar gevraagd werd, of het niet haar
zoon geweest was, verklaarde zij, dat alleen
een aartsleugenaar iets dergelijks zou kun
nen beweren.
In armoede.
Betreffende de omstandigheden, waarin zij
verkeerde, verklaarden getuige, dat zij al
leen een weduwenpensioen van 110 mark had
gehad, zoodat zij op de hulp van haar ver
wanten was aangewezen.
Bij de tweede inbraak, in October, was zij
niet tegenwoordig geweest. Zij had er alleen
maar het een en ander over gehoord. In
strijd met hetgeen tot dusver gebleken is, n.1.
dat er niets gestolen werd, verklaarde getui
ge thans, dat er heel wat verdwenen was,
o.a. het zilver op haar toilettafel. Op de
vraag, of de inbraak mogelijk met een poli
tiek doel was gepleegd, antwoordde getuige,
dat men mogelijk vermoed had, dat er be
langrijke documenten bij haar te vinden wa
ren
Of Liebig een medeplichtige had gehad,
wist zij niet, maar de mogelijkheid achtte zij
geenszins uitgesloten. Wat de kleeding van
den dader betrof, zei getuige o.a., dat hij een
lange broek en een werkblouse aan had ge
had. Den volgenden morgen had Liebig een
volledig costuum aan, hetgeen haar bijzon
der opgevallen was, daar het nog zoo vroeg
was.
De verdediging.
Nadat gepauseerd was kwam de verdedi-
door BASIL KING.
(Uit het Engelsch).
73)
Hij hield op, want zonder haar blik van
hem af te wenden, deed zij den ring van
haar vinger af .En tegelijk was zij een illu
sie armer. Hij begreep nu, dat als zij in haar
liefde voor iemand bedrogen, of in een zaak-
van groot vertrouwen verraden ware gewor
den, dit kleinigheden voor haar zouden zijn
geweest, vergeleken bij deze teleurstelling.
Haar boosheid en minachting werden nog
zichtbaarder door de vuurroode kleur, die
haar knappe gezicht overtoog.
De ring lag op tafel en zij knipte hem met
haar vinger, alsof een veer zich ontspande,
plotseling weg. De valsche diamant vloog
over de tafel, en kwam tegen Tom's hand te
recht. Om den steen des aanstoots te doen
verdwijnen, stak hij hem in zijn vestzak
Voor een jongeman van negentien jaar, die
naar hoogere dingen streefde, kon er geen
diepere vernedering bestaan dan die hij nu
onderging.
Maisie stond op. „Armoedzaaier, die je
bent!"
Hij boog het hoofd, zooals een misdadiger
soms doet, na gevonnist te zijn. Hij had er
niets tegen in te bregen. Ja, hij was een
armoedzaaier. Als verpletterd zat hij daar.
Met een boog om hem heen gaande, alsof
hij besmet was, verliet zij de kamer, om da
ger van beklaagde aan het woord. Hij wees
op tal van tegenstrijdigheden in de verkla
ringen van mevr. Werther. Zij had o.a tegen
over verschillende nationaal-socialisten ver
klaard, dat haar man gevallen was als een
slachtoffer van het communisme en dat Lie
big het werktuig van anderen was geweest.
Daar, in verband hiermede, een aanklachr
wegens laster door den verdediger tegen ge
tuige Werther is ingediend, wees de presi
dent er op, dat getuige het recht had een ver
klaring te weigeren, van welk recht mevr.
Werther dan ook gebruik maakte.
De verdediger wees er daarna op, dat 5 ge
tuigen bij haar man een pistool gezien had
den, dat veel geleek op een repeteerwapen.
Getuige verklaarde evenwel, dat haar man
geen andere revolver gehad had.
Ter sprake kwam daarop de verklaring
van getuige Margarethe Schuster, tegen wie
mevr. Werther eens gezegd zou hebben, dat
zij met de revolver in de hand het geheele
gebouw was doorgeloopen. Getuige Werther
verklaarde, dat zij dit nooit gezegd had.
Hierna werden tal van brieven van getuige's
zoon en schoondochter voorgelezen.
De verdediger stelde daarop vast, dat de
verklaring van mevr. Werther, dat de moor
denaar bij het volle licht uit de kamer van
haar man op haar was afgekomen, in strijd
was met de omstandigheid, dat het contact
van het electrische licht in de slaapkamer
van haar man met bloedige hancien was om
gedraaid. Als de moordenaar het licht had
aangestoken, dan moest het dus eerst donker
geweest zijn.
Bovendien is gebleken, aldus de verdedi
ger, dat Liebigs handen zonder bloed waren.
Als het slachtoffer nu het licht had aange
stoken, dan zou, nadat de dader zich aan ge
tuige in het licht uit de slaapkamer van haar
man vertoond had, het licht moeten zijn uit
gedraaid en niet meer aangestoken
De verdediger wees er op, dat er onoplos
bare tegenstrijdigheden te vinden warpn in
getuige's verklaringen betreffende de bloed
sporen en het contact van het licht en bij het
verdere verloop bleek nog, dat mevr. Wer
ther herhaaldelijk andere verklaringen had
afgelegd.
Getuige wees er op, dat zij in hevige op
winding verkeerd had en daarmede rekming
behoorde te worden gehouden.
De verdediger stelde daarop vast, dat een
gepensionneerd commissaris der crimi ïeele
politie te Berlijn, Lehnert genaamd, namens
mevr. Werther opdracht had ontvangen, al
les in het werk te stellen, om de bewijzen t-
leveren, dat Liebig de dader was.
Het ging hierbij voornamelijk om vast te
stellen, hoe een geweer, dat uit het Venster
wordt geworpen, in de aarde blijft steken; dit
in verband met het bij de eerste inbraak
plaats gehad hebbende geval.
Het publiek volgde de uiteenzettingen van
den verdediger in de grootste spanning en
ongetwijfeld zal het bij de eerstvolgende zit
ting weer in grooten getale aanwezig zijn.
Sicilië, het land van de misdaad, het voor
land van Chicago, was tot enkele jaren ge
leden, het domein van de Maffia. Een ver
woeden strijd voerde de regeering tegen de
ze bende en, volgens de officieele verkla
ringen, zeer succesvol, zoowel op het eiland
zelf als in geheel Zuidelijk Italië.
Kenmerkend voor deze misdadigers-orga-
nisatie, waren, de twee onderstaande voor
vallen.
Een armen Siciliaanschen boer werd zijn
ezel ontstolen. Hij geeft het bij de politie
aan, maar deze, bewust van haar onmacht,
stelde zich met de plaatselike af deeling van
de Maffia in verbinding. En werkelijk, de
Maffia bracht den ezel terug, maar toen de
boer moest komen kijken, of het zijn ezel
was, en hij merkte, wie den ezel gestolen
en teruggebracht hadden, beweerde hij bij
hoog en bij laag, dat het zijn ezel niet was.
De politie wilde een voorbeeld stellen en liet
den ezel loopen. Het beest vond natuurlijk
den weg naar den stal. Den volgenden dag
jammerde de boer: ..Nee ,nee, ik heb den
ezel niet herkend; de ezel heeft mij her
kend.'"
Een rijke Engelschman miste te Palermo
zijn portefeuille.
Wanhopig smeekte de politie de Maffia
om hulp. En deze, die uit principe 'buitenlan
ders met rust laat, zorgde, dat binnen een
Bij Apeth. en Drogisten
paar uur de buitenlander de keus had uit 18
portefeuilles, die op dien dag verdwenen
waren. De goede portefeuille was er niet on
der. De inspecteur van politie haalde zijn
schouders op: Ja, dan is uw portefeuille niet
gestolen." En hij had gelijk. Spoedig vond
de Engelschman de portefeuille terug, die hij
verlegd had.
Het aantal misdaden, moord, chanta
ge en diefstal die bekend werden, beliep
voor de jaren 1922 tot 1925 2000 a 3000
per jaar. Toen Mussolini den prefekt Mori
de leiding gaf in den strijd tegen de Maffia
daalde in 1927 het misdadenaantal tot 98
en in 1929 zelfs tot 2 gevallen.
Men dacht voor goed de misdadige orga
nisatie onschadelijk gemaakt te hebben,
maar in den laatsten tijd worden weer mis
daden gesignaleerd, die duidelijk bewijzen
dat de Maffialeden zich niet zócr vlug laten
uitroeien.
Onbegrensde macht.
De macht van de Maffia was in vroegere
jaren ongeloofelijk. Het was veiliger onder
de hoede van twee leden der Maffia door
Italië te reizen, dan vergezeld door vier
agenten.
Alleen buitenlanders hadden geen last
van de heeren. Een ontzaglijk leger, over
het geheele land verspreid, voerde stipt de
bevelen uit, die de groote onbekenden dic
teerden.
Moorden op klaarlichten dag in de groote
steden, waren schering en inslag. Chantage
werd op de plompste wijze gepleegd de
onderzoekingen leidden nooit tot eenig re
sultaat.
In de middeleeuwen waren de Maffialeden
beschermheeren der onderdrukte boeren; in
de laatste tientallen jaren stelden de boeren
zich tegen betaling van een hooge belas
ting allen onder haar bescherming, om
dat dat meer hielp dan hulp van de politie.
De Maffia kwam tenslotte in het bezit van
landerijen. Haar „raad" aan grondbezitters
om van hun land af te zien, ging steeds
vergezeld van duidelijke dreigementen. Werd
de „raad" niet opgevolgd, dan brandden
schuren en stallen af en knalden schoten,
die soms een heel gezin wegvaagden. De
„verstandige" weg was dan ook, zijn bezit
tingen op 'n strooman van de Maffia te la
ten overschrijven. Op die manier verwierf
de Maffia alleen op Sicilië 400 landgoede
ren.
„De Maffia was heerscheres en meesteres
over het geheele sociale leven", leest men in
het regeeringsverslag over den strijd tegen
deze misdadigers, „haar leiders en volgelin-
ken leefden zoowel in de steden als op het
land. Zij regelden de pacht op het land en
de huren in de stad. Door haar dreigemen
ten en wreede straffen dwongen zij het ge
heele land haar bevelen op, die als wetten be
schouwd werden
Het is dan ook zeer begrijpelijk, dat de
laatste leden van de Maffia nog uit alle
macht tegenstand bieden.
Een rijke te Londen wonende dame, mevr
Constance Chapman, is er leel ijk tusschen
genomen door twee oplichters.
Eenige maanden geleden maakte zij rn
een eerste-rangs hotel te Londen kennis met
een heer, wiens keurige manieren haar on
middellijk voor hem innamen. Toen in den
loop van het gesprek ter sprake kwam, dat
zij een vrij lange vacantiereis dacht te gaan
maken, bleek haar nieuwe kennis met het
zelfde voornemen bezield te zijn.
Hij zei, dat hij een welgesteld man was en
verbazend veel van reizen hield.
Zij spraken af, dat zij samen een rond
reis in Europa zouden malen, waarbij meneer
O'Neill zoo heette de keurige nieuwe ken
nis voor alles zou zorgen, bvhalve na
tuurlijk voor de kosten, die zij gezamenlijk
zouden dragen O'Neill telefoneerde onmid
dellijk naar een Parijsch hotel, bestelde daar
twee appartementen en den volgenden dag
vlogen zi] naai Parijs.
Aan takt had dien eersten dag reeds een
incidentje plaats, dat beloofde rnevt. Chap
man geen windeieren te zullen leggen. Mr.
O Neih raapte onder de tafel een vrij ar
moedige zakportefeuilte op.
Die is zeker van U? vroeg hij aan
mevr. Chapman.
Toen zij een ontkennend antwoord gaf,
meende O'Neill. dat hij er niemand kwaad
mee Kon doen, als hij den inhoud eens na
ging. Hij voegde de daad bij het woord, en
plotseling slaakte hij een kreet van ver
bazing.
Neen maar; dat is werkelijk vreemd!
zei hij. Kijk. hier zijn 40 pond sterling in
Engelsche bankbiljetten en 'n brief!
In dien brief stond oa., dat de eigenaar
van de portefeuille voor een syndicaat je van
multi-millionnairs, op de „Internationale
beurs" bijna een miliioen pond sterling had
verdiend, dat hij recht had op 40.000 p. st.
Erovisie, mits hij de werkmethode geheim
kld en voorts, dat hij 5000 p. st. salaris bij
het syndicaat verdiende en te New-York een
'huis van 20.000 p. st. bezat.
O'Neill riep den man aan de telefoon en
een poosje later kwam de eigenaar zich bij
het tweetal voegen om zijn portefeuille met
inhoud in ontvangst te nemen. Hij toonde
zich erg verheugd, dat het verlorene in eer
lijke handen was gevallen en bleef wat
praten.
In den loop van het gesprek liet hij o.a.
zijn bewijs van lidmaatschap zien van de
„Internationale beurs" en uit dankbaarheid
voor den hem bewezen dienst bood hij aan
O'Neill en mevr. Chapmar. mee te laten
doen in het syndidaat.
Beiden gingen hier grif op in en den
volgenden dag reeds gaf mevr. Chapman
haar bankier te Londen opdracht 40.000 p. st.
ter beschikking van haar nieuwen kennis te
stellen.
Spoedig daarna kwam er bericht dat de
winst te Brrmingham te harer beschikking
lag. Maar toen mevr. Chapman zich daar
aanmeldde, werd zij verwezen naar een adres
te Londen. Daar aangekomen vond zij een
telegram uit Parijs, waar het geld disponibel
lag en te Parijs weer een nieuw verzoek om
naar Berlijn te komen, totdat zij, na einde-
looze omzwervingen te New-York terecht
'kwam, daar de politie in het geval betrok, en
vernam, dat zij het slachtoffer van oplichters
geworden was.
Blijkbaar hadden de heeren haar zoo van
het kastje naar den muur gestuurd om de
bankbiljetten, waarin zij haar 40.000 p. st.
had gestort, zonder groot risico te kunnen
inwisselen.
HET ENGELSCHE
JONGELINGSCHAP.
En haar lichamelijke gesteldheid.
Blijkens gegevens, door een hoofdambte
naar van het Britsche ministerie van oorlog
verstrekt, wordt elk jaar 75 pet. van de
jonge mannen, die als recruut in het leger
dienst willen nemen, afgekeurd. De lichame
lijke gesteldheid van 25 pet. van de candi-
daten is zoo slecht, dat de dokters niet eens
de moeite nemen tot keuring over te gaan,
maar hen op het oog reeds afkeuren. In 1933
gaven 95.270 jonge mannen zich voor den
legerdienst op en slechts 28.841 ervan wer
den goedgekeurd.
Een verklaring van dezen ongunstigen
toestand schijnt te zijn, dat de jonge man
nen, die zich thans komen aanmelden, zgn.
oorlogszuigelingen waren, die in de eerste
jaren van hun leven onvoldoende werden
verzorgd. Een andere oorzaak is het licha
melijke verval, dat voort komt uit lang
durige werkloosheid. Niet alleen in 1933 zijn
de cijfers zoo slecht geweest Het verschijnsel
heeft zich voorgedaan van 1924 af.
Aan de Dammers I
In onze vorige rubriek gaven wij ter
oplossing probleem 1324.
Stand.
Zw. 7 sch. op: 2, 4, 7, 8, 15, 16, 19, en
dam op 50.
W. 10 sch. op: 20, 22, 27, 28, 29, 30, 33,
37, 39, 47.
Oplossing.
1. 30—24 1. 19:30
2. 29—24 2. 30 19
3. 22—18 3. 15 24
delijk weer binnen te komen met zijn hoed,
die zij in het voorbijgaan op de tafel smeet.
Het was een hoed van een armoedzaaier,
een slappe, bruin vilten hoed, vormeloos, ver
schoten en al drie jaren uit de mode. Zon
der een woord te zeggen, verliet ze de kamer
door een deur, die naar het nevenvertrek
leidde.
HOOFDSTUK XXXIV.
Daar hij gaarne de deugdelijkheid van
Honeybun's testament wilde doen onderzoe
ken, vroeg hij vergunning om bij mijnheer
Ansiey te mogen komen om daarover eens te
praten. Er werd afgesproken, dat hij op een
avond, dat deze 's avonds thuis zou zijn,
hem zou komen bezoeken.
Tom, die een zekere gave had om karak
ters te leeren kennen, begon ook hem te be
grijpen, en daarmede begon hij ook dat oude
Boston te begrijpen, dat eens een soort na
tionaal instituut was, een macht in de ge
schiedenis van het land, die nu, als iemand
die zich uit de zaken had teruggetrokken, op
een hoogte, ergens buiten, zat te rusten, zon
der echter de belangstelling voor de maat
schappij, zooals zij nu was, te verlieen.
Mijnheer Ansley was voorzitter van den
raad van commissarissen van tal van maat
schappijen, was curator van de Harvardsche
hoogeschool, commissaris van het Museum
van Schoone Kunsten, penningmeester van
verschillende ziekenhuizen, en zijn naam
kwam altijd voor op de inteekenlijsten voor
belangrijke philantropische doeleinden. Hij
was lid van de Sumersetclub en bezocht ge
rege'd de Trinity-kerk. Voor het oude Bos
ton beteekenden beide laatstgenoemden fei
ten, als één geheel genomen, dat hij een zeer
aanzienlijk man was.
Toen Tom in de kamer, waar Ansley zich
bevond, was binnengelaten, bleek het dezelf
de kamer te zijn, waar hij twee jaren'geleden
met hem had gesproken over de chauffeurs
betrekking maar zij imponeede hem nu
niet meer. Evenmin vond hij er iets bijzon
ders meer in, dat zijn gastheer, alleen maar
omdat het avond was, een smoking droeg.
Tom beschouwde dergelijke gebruiken in den
laatsten tijd als iets hfeel gewoons.
„Hoe maakt je 't? Ga zitten alsjeblieft.
Wat is 't' voor weer? Mij dunkt, nog al
koud voor April."
Hij stak hem uit den fauteuil, waarin hij
de courant zat te lezen, de hand toe. Ook
was het een hulcle aan de verbetering van
Tom's maatschappelijke positie, dat hem ver
zocht werd te gaan zitten, terwijl de uitnoo
diging een sigaret uit het zilveren doosje te
nemen en op te steken, een bewijs was, dat
hij min of meer op voet van gelijkheid stond
met de Ansley's. Hij bedankte hiervoor ech
ter eerbiedig, aangezien mijnheer Ansley
zelf niet rookte. Daarop kwam hij met het
verzoek, waarvoor hij gekomen was, voor
den dag, of mijnheer Ansley hem een intro
ductie zou willen geven voor een jong rechts
geleerde, wiens tarieven niet te hoog waren
die hem zou zeggen wat hem te doen stond
inzake de gerechtelijke verificatie van
Honeybun's testament.
Aan dit verzoek wa3 spoedig voldaan.
Toen Ansley hem zijn visitekaartje, waarop
hij een paar woorden had gekrabbeld, ter
hand had geste.d, stond Tom op om afscheid
te nemen. Ook Ansley stond op, maar ging
4. 27-21
5. 37-31
6 47—41
7 18—13
8 39—34
9. 34 1
Uit de partij.
In de volgende positie:
4. 16.27
5. 27:36
6. 36:47
7. 47:29
8. 50 9
'»m m Hf
Wm
mm
wm. 'MA
pui
v/ym. n
Zw. 4 sch. op: 13, 25, 27, 36 en dam
op 33.
W- 3 sch. op: 34, 43, 45 en dam op 4&
speelde zwart 33—39, waarop wit dacht
remise te maken door 40—35. Zwart
sloeg 39 48. Wit 35 :2, zw. 48 :30, wit
2 35. zw. 25-30. W. 35:31. Zw. 36:27
en wint.
Thans volgt een stand, waarin een
typeslag mogelijk, die dient onthouden
te worden.
naar den open haard, waarin een paar hout
blokken lagen te gloeien. Het was alsof hij
nog iets had te zeggen.
„Wacht nog even en ga weer zitten. Neem
toch een sigaret!"
Toen Ansley zelf een sigaar had opgesto
ken, nam Tom een sigaret uit het zilveren
doosje, en ging weer in den stoel zitten,
waaruit hij zooeven was opgestaan. Op
nieuw trof hem de overeenkomst tusschen de
huid van Ansley's schrandere gezicht met
den nadenkenden trek en de op elkaar geslo
ten lippen, en de lampekap, vlak naast hem:
beide van perkament van een rosé tint, beide
van binnen uit lichtend. Ansley stond een
tijdje peinzend rookwolken uit te blazen.
„Ik meen begrepen te hebben, dat je geen
familie hebt. dus vrij bent van allerlei ver
wikkelingen met bloedverwanten."
Tom stond verrast, toen hij over dit nieu
we onderwerp begon. „Neen, mijnheer Ans
ley, ik heb geen familie, maar ik wou, dat dit
wel het geval was."
„Och, wat! Voor een jongeman als
die in de wereld vooruit moet Hij liet
het onderwerp varen en begon over wat an
ders. „Ik dacht aan Guy, die ai eenige malen
in Europr overal werd heengesleept, zonder
iets van zijn tigen land te kennen. Hij is
nooit ten westen van de Hudsonrivier ge
weest."
1 om rookte en was benieuwd naar hetgeen
er zou volgen.
„Ik heb hem voorgesteld in de groote va-
cantie er eens op uit te trekken om het lanc
te leeren kennen In drie maanden kan h
heel wat zien: de Nagara. Coiorado Ehica
go, Grand Canyou, Californië, Seatlle en
Zw. 13 sch. op: 3, 6, 8, 11, 13/16, 18,19,
21, 23, 24.
W. 13 sch. op: 27, 28, 30, 32, 35/38, 42,
43, 45, 47, 48.
Zwart aan zet speelde hier 21—26,
waarna volgde:
1 27—22 1. 18 27
2. 32:21 2. 23 :41
3. 21—17 3. 11:22
4. 42—37 4. 41 :32
5 38 29
Ter oplossing voor deze week:
Probleem 1325 van H. de Jongh.
.PPt Psllt iüü.
r!
12 'ma
gl
Zw 10 sch. op: 8, 12/16, 18, 24 ,26, 35.
W. 10 sch. op: 22, 27, 30, 32, 36, 38,39,
44, 45, 49.
Waarom mag zwart niet spelen 24—
29?
In enze volgende rubriek geven wij d®
oplossing.
als hij er lust in heeft, met de Canadian Pao-
fic terug. Hoe denk jij over dit plan?"
„Mij dunkt, dat het een buitengewoon ri-
teressante reis is."
„Zou je met hem mee willen?"
Het was Tom alsof zijn hersens in 29®
schedel ronddraaiden. Niet alleen was hij
verbijsterd, -maar vóór alles gold hier
geldkwestie. Hoe zou hij in 's hemd8'
naam
Maai Ansley vervolgde; „'t Gaat hier 0I"
de keuze tusscnen jou en een gouverneur»
Mijn vrouw heeft liever een gouverneur,
maar Guy liever jou en ik ook. Natuur
lijk zorg ik voor reiskosten, met dien ver
stande, dat jij en Guy hetzelfde uitgeven,
ten we zeggen ieder vijfhonderd dollar- rW*
denk je daatover?" I
Tom wist niet wat te antwoorden. Opw1»'
ding, dankbaarheid, maar ook de vrees o®
hij misschien niet zou voldoen, waren
dachten die, als in een karnton, wild d°°r
kaar werden gegooid en hem beletten te «F;
ken als hij iemand bij zich heeft, die hen1
rend uitbracht: „Maarals nievro"
Ansley ]jever niet heeft
ik meega
„O, die draait wel bij. 't Is alleen w
dat zij denkt, dat Guy nog meer zal OP8'
ken als hij iemand bij zich heetf, die
derweg bovend;en allerlei zedelesse»
Ik denk er anders over. Mijns inziens ,e
twee jonge menschen, mits zij van ej.
soort zijn, van elkaar meer dan van an
ten en profeten te zatnen." n zjjn
..Maar zoudt u zoo vriendelijk W»1
me tens te zeggen wat u eigenlijk va» .aj
verwacht?"
(Wordt
vervo
Jgd)