De diefstal in St. Baafs te Gent. i Jhi<2iÊecuêtiek b o HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor !Oct üeuUletm VEILIGE HAVENS Hoe de dieven te werk gingen. Onze Tweede April-opg&qve. Welke deeling? De volledig uitgewerkte deelsom uit onze vorige rubriek zag er als volgt uit 42803 26506057371 619257 256818 82425 42803 396227 385227 110003 85606 243977 214015 299621 299621 Verschillende keurig uitgevoerde op lossingen kwamen van deze puzzle bin nen. Onze Nieuwe Opgave. (No. 3 der April- serie). Welke dag? 21 April van het jaar 1934 is een Za terdag zooals gij al Ion weet. Mijnheer Pieters was geboren op 21 April van het jaar 1845. Gevraagd wordt wat voor dag of dat was. Oplossingen (2 p.) liefst zoo vroegtijdig mogelijk doch uiterlijk tot Vrijdag 27 April 12 uur aan den Puzzle Redacteur van de Alkmaarsche Courant. Frankrijk te plunderen. Nog vermoedt hij niet, dat hij eens zijn leermeeste Bou- langer verstooten zal. Veeleer denkt hij er over een prachtig standbeeld voor hem te laten oprichten. Avond aan avond wint de „mooie Sasja" nu geweldige sommen. Hij strooit met geld, geeft champagnefuiven en laat daar het geheele hotelpersoneel in dee- len. Hij bewoont een geheele étage en houdt audiëntie als een vorst. Werkelijk gelooven de menschen nu, dat hij of ander potentaat is, die incog nito rel6t. Zoo verwerft hij den titel „Zijne Hoogheid Alexander". Hij maakt veel vrienden en voor het eerst komt hij in aanraking met Frankrij-ks vooraan staande mannen. Het hindert niets, dat deze vrienden vaak geld kosten. Hij heeft het toch. Hij hoeft alleen maar zijn cheques te laten zien en het geld stroomt hem toe. Maar deze cheques zijn nog steeds de gemerkte kaarten. De directie van het Casino gaat ver denking koesteren. Zij weet uit erva ring, dat zulk een geluk als van „Zijne Hoogheid" niet mogelijk is. Het beroem de systeem, dat iedere speelbans. ruinee ren moet, is net zoo min uit te vinden als het „Perpeteum mobile" Zoo confereert de direc'ie met eenige zeer intelligente heeren, die zij in haar dienst heeft: detectives. Honderdduizend Francs loven zij uit voor de ontmaske ring. De detectives glimlachen zelfver zekerd. Dat geld is gauw verdiend. Ook zij gelooven niet aan een systeem. Spoedig hebben zij uitgevischt, dat nog niet zoo lang geleden Stavisky ach ter slot en grendel zat en dat hij in een cel met Pierre Boulanger gezeten heeft. En van Pierre ie bekend, dat hij steeds met gemerkte kaarten werkt Vanavond zal het een kwade avond voor Monsieur Alexander zijn. Maar Stavisky denkt er heel anders over. Hij is er van overtuigd, dat deze avond hem geluk zal brengen. Lilo is jarig, hij heeft haar met geschenken overladen; zij is gelukkig en vanavond zal zij hem geluk brengen. Lilo gelukkig? Zij heeft gemerkt, dat zij niet meer de eenige blonde ster van „Zijne Hoogheid" is. Alexander krijgt de allures van een pasja: zij kent minstens drie vrouwen, met wie hij zich in de laatste dagen inlaat. Zij voelt zich toch gekwetst, maar zij toont het niet, want een man als Alexander mag men niet met de gewone maten meten. Zoolang hij haar met ge schenken overlaadt, zal zij het wel door de vingers zien. De cadeaux kan zij ten slotte altijd verkoopen. En dan, zij zelf is ook niet al te standvastig. „Vandaag maak ik minstens een mil- lioen. Dat zweer ik je", zegt Stavisky, wanneer hij aan haar zijde de speelclub binnen gaat. Hij ziet haar teeder aan en fluistert: „Jij zult mij vanavond geluk brengen!" Nog nooit heeft Alexander zoo prachtig gespee,d als dezen nacht. De duizendf-ancs-bi'.Jetten hopen zich voor hem op Eenige heeren, die achter hem staan, kijken elkaar aan. Een knikjo Een van de heeren grijpt de kaarten, waarmee Stavisky speelde. „Monsieur de kaarten zijn gemerkt", fluisteit uij. Alexander verbleekt bij deze krasse beschuldiging hij kijkt in het gezicht van den flauw glimlachenden detective een oogentolik is hij zijn beheersching kwijt, maar dan zegt hij koeltjes: „On mogelijk! Ieder spel kaarten is mij het zelfde. U moet u vergissen." In de speelzalen is men niet op herrie gesteld. Zoo iets schaadt de onderne ming. „Dat is mogelijk," zegt de detective, „misschien heeft een ander ze gemerkt, laat de croupier u dan andere kaarten geven." Zoo gebeurt het. Weer kijken de detectives elkaar aan. Nu is het met hem gedaan Zijn „geluk" zal nu wel minder sprookjesachtig lij ken. Stavisky haalt opgelucht adem. Wel zou hij nu met zijn winst dé zaal willen verlaten, maar dan zal men niet aarzelen, hem van valsch spel te be schuldigen Hij moet verder spelen. Hij heeft geluk. Weer stroomt het geld hem toe. Triomfantelijk ziet hij de de tectives aan, die een beetje sip kijken. Maar de croupier glimlacht. Hij weet maar al te goed, hoe wispelturig het geluk is. En inderdaad. Eenige spelen later keert het geluk. Angstwekkend snel ver dwijnen de fiches en de bankbiljetten! Maar nu komt de ware spelersnatuur van Stavisky weer voor den dag. Ver beten blijft hij zitten doorspelen, al zijn geld waagt hij, al het geld, dat hij in die dagen gewonnen heeft. In de roulettezaal ontmoet hij Lilo. Zij ziet zijn gezicht en begrijpt. Zwijgend verlaten zij het casino. Zwijgend komen zij in het hotel. De exployés zien hen binnen komen. En ook zij begrijpen. Ais een vuurtje gaat het door het gebouw: „Zijne Hoogheid is down." Nog denzelfden nacht schrijft de ma nager van het hotel de rekening uit voor monsieur Stavisky. Hij weet, dat men in dergelijke gevallen snel hande len moet. Het is een ontzaglijk hooge rekening en angstig vraagt de bedrijfs leider zich af, „zal Stavisky nog zooveel geld hebben?" „Mooie Sasja" is wanhopig. Zijn lucht- kasteelen zijn verdwenen. Hij yveet het: hier kan hij nooit meer iets beginnen en in geen der andere casino's. Binnen enkele dagen zal waarschijnlijk de naam Stavisky op alle zwarte lijsten prijken. Een groote droom Stavisky zou kunnen huilen van woe de. Lilo zit in een fauteuil en treurt ook. Nu zal ook aan haar heerlijk leventje een einde komen. „Wij moeten onze juweelen verkoo- pen"e zegt Alexander haar. Ontsteld kijkt zij naar haar handen met de kostbare sieraden. Een kapitaal is het. Zooveel, dat men met de op brengst van de diamanten een kleine bar kan koopen. Een bar is al de jarenlange wensch. „Wij moeten tenminste onze rekening hier betalen, anders word ik nog we gens oplichterij opgepakt." Lilo denkt na. „Drink maar eens een glas vermouth. Dat zal je op andere gedachten bren gen", zegt zij bezorgd en kust hem lief. Ja, geluk bij de vrouwen misschien daarom zulk een pech bij het spel. Hij zegt het ook. „Gelukkig in de liefde Zij glimlacht. „Morgen zul je weer geluk hebben Lilo gaat naar het likeurkastje. Zij schenkt een glas vermouth in en doet handig vier slaappoeders er in. Zij wacht tot het opgelost is. Alexander staart weer somber voor zich uit. „Ja, morgen. Maar zal men hem nog laten spelen In ieder geval Lilo's ju weelen zijn waardevol genoeg om ue rekening te betalen Zeker blijft er nog voldoende over om in Parijs iets te be ginnen," zoo denkt hij, iets kalmer! Glimlachend rijkt Lilo hem het glas vermouth. Gulzig drinkt hij het. „Ver vloekt bitter." „Vermouth is nu eenmaal bitter, Alexander, dat moest jij toch zoo lang zamerhand wel weten", zegt zij en vlug neemt zij het glas uit zijn hand...... want op den bodem ligt nog een beetje pceder Hij verwondert zich er over, dat hij plotseling zoo slaperig is vermoeid groote spanning, denkt hijDan denkt Het slaappoeder heeft gewerkt, hij ook niet meer en slaapt in. Nog eenmaal kust Lilo den mond en ziet hem lang aan. Au revoir, non cher. Ik hield zoo veel van je Maar na deze korte teedere seconden komen de zaken weer aan de orde. Zij gaat naar haar koffer: maar dan blijft zij staan. Nu 's nachts met koffers uit het hotel? Zal men er haar wel uitlaten? Zal men ook haar niet verantwoordelijk willen stellen voor de hotelrekening? Lilo is zoo verstandig de koffers te laten staan, ondanks de prachtige toi letten, die er in zitten. Zij doet haar cape om en gaat naar beneden „Ik heb hoofdpijn ik ga een beetje wandelen misschien knap ik dan op", zegt zij den hotelportier. Deze weet ook al, dat „mooie Sasja'" down is en denkt, „het zal wel zijn, dat ze hoofdpijn heeften dan duwt hij beleefd de deuren voor haar open. Medelijdend kijkt hii Lilo na, hoe zij langzaam naar het park toe loopt. „Ho- penlijk doet zij zich niets aan. Ach wat zoo zijn de vrouwen van tegenwoordig niet." Hij heeft gelijk: zoo is Lilo iet. Zoodra zij buiten gezicht van het hotel is, roept zij een taxi en rijdt naar het station. De laatste trein naar Parijs is weg. Zij moet op den ochtendtrein wachten. He zijn onrustige uren, die zij daar doorbrengt. Als Sasja maar niet te vroeg wakker wordt. En hij ontwaakt ook niet te vroeg. Gelukkig stapt zij in den trein En dan eindelijk rijdt zij weg. Opgelucht haalt zij nu adem. Zij heeft tenminste niets verloren door Sasja's speelwoede. „Misschien heeft hij meer geluk, nu ik hem verlaten heb." En hiermee sust zij het laatste restje wroeging in slaap. In ieder geval waren het mooie da gen, die zij met Stavisky heeft doorge bracht (Van onzen correspondent.) Brussel 19 April. De diefstal te Gent in de St. Baafskerk, die de hoofdkerk is van Gent, is wel een sensationeele zaak. Wij reden naar de Arte- veldestad, enkele uren nadat wij te Brussel het bericht hadden vernomen. In St Baafs, waar wij verwachtten slechts op vertoon van onze perskaart te worden toegelaten, bleek niemand eenige moeilijkheid te ondervinden om de kapel te betreden, die vlak naast het hoogkoor is gelegen en waar het beroemde veelluik van de gebroeders Van Eyck wordt bewaard. Terwijl de koster ons vriendelijk en met vele bijzonderheden vertelde hoe de dief stal was ontdekt, was de onderkoster druk bezig met den verkoop van illustratie van het schilderij. Dit wees niet op een paniek stemming. De politie was gekomen en had het noodige gedaan. Voor het overige ging alles den gewonen gang. Alleen ging de be langstelling nu hoofdzakelijk naar het lee- ge houten raam, links onderaan van het veelluik. Dit bewijst hoe men het te Gent met het schilderij vrij gemoedelijk opvat, al thans wat de bewaking betreft. Want deze diefstal toont onbetwistbaar aan, dat er te weinig voorzorgen waren genomen voor de veiligheid van 't wereldvermaarde stuk, 't welk zoowel voor Vlaanderen als voor Ne derland een gemeenschappelijk cultuurbezit is. In de kerk werd niets anders gestolen dan het paneel van „Het Lam Gods". Een deur, waardoor men de kerk verlaat, wordt slechts aan de buitenzijde gesloten. Het is door deze deur, dat de dieven want meer dan ver moedelijk is de diefstal niet door één persoon alleen gepleegd de kerk hebben verlaten. Het is kinderspel zich in de kerk te laten op sluiten, iets wat de dieven waarschijnlijk hebben gedaan om, nadien, gemakkelijk te kunnen werken in den nacht. Zij hebben overigens hun werk zeer netjes gedaan. Zij hebben eerst goed voorbereid, hoe r.t het best zouden te werk gaan en hebben het kostba re paneel dan uit de ruwe houten omlijsting weggenomen op de correctste wijze, die men zich kan denken en die door een bekwaam vakman waarschijnlijk niet zal worden ver beterd. Het is te zien, dat zij het paneel niet hebben willen beschadigen. Zij hebben de na gelen weggetrokken, die het schilderij vast klemden en hebben het toen, naar boven schuivende, verwijderd. Laten wij al dadelijk zeggen, dat de po litie niet het minste spoor bezit over de da ders. Men heeft geen vingerafdrukken. Men heeft eenvoudig niets, tenzij dat ruim een jaar terug iemand van de rechterlijke autori teiten te Gent den conservator van de kunst schatten uit St. Baafs, met name kanunnik Van der Gheyn, waarschuwde, dat er een dreigbrief was ontvangen, in verband met het schilderij. Wij vernamen, dat dit spoor naar Antwerpen zou leiden. Doch het is waardeloos. Als de dieven niet tot een beter inzicht komen en b.v. het schilderij niet er gens achter laten of als er geen aanwijzi- gingen komen door verklikking, dan mag men het paneel als reddeloos verloren be schouwen. Dit paneel is een van de zes paneelen, die. in uitvoering van artikel 247 van het ver drag van Versailles, door Duitschiand aan België werd afgestaan. Het was de toenma lige socialistische minister van Kunsten en Wetenschappen, J. Destrée, die zulks wist te bewerken. Deze zes paneelen vormden, met de twee paneelen „Adam" en „Eva", die te Brussel werden bewaard, de twee zijluiken van het schilderij. De paneelen bevonden zich toen sinds twee eeuwen in Duitschiand. Duitchland heeft overigens niet nagelaten den afstand van de schilderijen tegen klin kende munt in rekening te brengen. De mid denpaneelen bevonden zich in St. Baafs te Gent, en om het geheel opnieuw volledig sa men te stellen werd alles afgestaan aan den kerkeraad van de kathedraal. Het zal wel zijn, omdat kanunnik Van der Gheyn, nu een man van 70 jaar, tijdens den oorlog, van de eerste dagen af, het schilderij op een vei lige plaats heeft weten te verbergen, om he- voor de Duitchers te beschermen, dat de re geering hiertoe heeft besloten. De staat stel de als voorwaarde, dat het werk moest ge plaatst en bewaard worden als in een mu seum, dat voorzorgen moesten worden geno men in verband met de verlichting, met den kaarsrook enz. Met het oog op diefstal wa ren geen maatregelen gevraagd. Wie zou er nu zoo iets onverkoopbaars kunnen stelen? Doch de regeering heeft wel degelijk ge ^orgd voor de veiligheid, o.m. door de be kostiging van een bewaker op zich te nemen. Men moet thans vaststellen, dat de bewaring niet goed is geweest. De deur, die toegang geeft tot de kapel, is door een kind open te breken. Het doodgewone springslot kan met een klein haakje worden opengemaakt. De kerkdeur zelf, waardoor de dieven de kerk hebben verlaten, was met een goeden duw te openen. Het minste, dat men had kunnen doen, was het lokaal, waar het schilderij werd bewaard, 's nachts ontoegankelijk te maken. Iedereen geeft er zich rekenschap van, dat het gestolen paneel onverkoopbaar is. In de inventaris van 'sRijks kunstschatten is het stuk geboekt tegen 12 mi'lioen frank, wat natuurlijk een theoretisch cijfer is. De zes paneelen, die uit Berlijn zijn gekomen na den oorlog, werden door de Duitschers in rekening gebracht voor 75 millioen frank Men schat de totale waarde van het geheel' op 175 millioen frank, een bedrag, dat men op staanden voet had kunnen bekomen van door BASIL KING. (Uit het Engelsch). 79) De vaste blik, waarmee zij hem voortdurend bleef aanzien, lokte een volgende vraag uit. „En heeft die zekerheid iets met mij te ma ken?" ,,'t Zou me verbazen als dat niet 't geval was." „Maar ik begrijp niet hoe, daar u me eerst twintig minuten geleden voor het eerst in uw leven hebt gezien." „Neen, ik had u nooit eerder gezien. Maar ik heb over u hooren spreken. Ik ben hier met juffrouw Lily, die een paar nachten in de ho telclub logeert, alvorens eenige bezoeken te gaan afleggen." „Wie is juffrouw Lily?" „Het tweede kind, dat geboren werd, nadat mij mijn jongen ontstolen was. Eerst kwam mijnheer Tad, en toen een meisje. Zij is een kennis van juffrouw Ansley, die haar vertel de, dat u bij haar ouders kwam logeeren, en dat u vanmiddag hier zou zijn. Daarom kwam ik ook en wachtte. Zelfs al had ik u in het hartje van Afrika ontmoet, zou ik u hebben herkend Men heeft u al aan gezien voor mijnheer Tad. Dat weet u, niet waar?" „Ja, ik weet, dat we op elkaar lijken." „Er is meer dan die gelijkenis. Het is 't is de heele geschiedenis. Mijnheer White- law heeft het 't eerst opgemerkt, toen hij nu twee jaren geleden u ook hier ontmoette. Hij was toen ja, vreeselijk overstuur Als 't niet om mijnheer Tad juffrouw Lily was geweest „En om de moeder!" „Ja, ik geloof om de moeder ook. Maar daar gaat 't nu niet om. Onverschillig of ze al of niet op uw terugkeer gesteld zijn, als u de zoon bent Hij trachtte heel vriendelijk te spreken. ,Maar u ziet toch zelf wel, dat ik dat niet can zijn. Ik heb een moeder, van wie ik me niet veel meer herinner, want ik was zes ol zeven jaar toen ze stierf. Maar er zijn dingen, die ik me wel duidelijk herinner: de ïefde, die zij me toedroeg, en dat ik haar iefhad. Als ik dacht, dat we u wat u ver moedt, ook maar voor een deel waar was, dan zou ik haar geen oogenblik meer kunnen iefhebben." „Ik zou niet weten waarom niet." „Omdat ik haar dan van een misdaad zou moeten beschuldigen. Zoudt u dat doen uw eigen moeder na haar dood?" „Dat zou haar na haar dood niet meer de ren." „Neen, haar niet. Maar mij wel." ,,'t Zou u geen schade berokkenen." „Ik ben de eenige, die dat kan beoor dcelen." De oogen, die zich maar niet van zijn ge zicht schenen te kunnen afwenden, keken ver bitterd „Maar ieder ander in uw geval zou willen laten bewijzen, dat hij „De zoon van rijke ouders is. Dat wilde u immers zeggen? Welnu, ik zou 't ook graag laten doen, mitsMaar wat geeft 't of we er over praten. We komen toch niets ver der. Uw doel is iemand te vinden, die kan doorgaan als het verloren kind. Dat begrijp ik, en ook, dat dat een groote verlichting van al 't leed Vlug viel zij hem in de rede. „Ja, ja maar ik zou hun nooit een bedrieger probeeren op den hals te schuiven, -elfs niet als me dat uit de hel zou bevrijden. Als ik niet geloof de „Maar nu gelooft u niet meer; dat kunt u niet. Wat ik' u omtrent mij zelf heb verteld, maakt verder gelooven onmogelijk". „O, als ik niet had geloofd, terwijl geloo ven onmogelijk was, dan zou ik niet meer in 't bezit zijn van 't beetje verstand, waarover ik nu nog beschik. Gelooven tegen beter we ten in heeft mijn hersens gezond gehouden/' „Maar nu kunt u niet langer blijven ge looven, althans voor zoover ik daarbij ben betrokken?" Met waardigheid stond zij op. „Waarom niet? Ik zal u er niet door kwetsen, niet waar? Wij gelooven het immers allemaal, ieder op zijn manier zelfs de familie Whitelaw zelfs juffrouw Ansley." Toen sprong hij verschrikt overeind „Heeft ze u dat gezegd?" „Niet met dezelfde woorden. We spraken er over. We hebben er allemaal meer over gr sproken dan u denkt en juffrouw Ansley zei, dat u niet kunt zijn wat u be.it, tenzij u een zeker iemand bent." Hij trachtte dit als een grap op te nemen, „Neen, natuurlijk niet." 0, maar ik begreep best wat ze bedoe! de'Onder het heengaan zei ze nog over haar schouder heen: „Ze bedoelde er meer mee dan ze onder woorden bracht." HOOFDSTUK XXXVII. Behalve even in het voorbijgaan, had Tom Lily Whitelaw nooit ontmoet, totdat hij in December op het bal, dat Hildred Ansley „in de wereld" zou brengen, kennis met haar maakte. Wat het verschijnen op dit bal be treft, had hij zijn gewonen angstaanval ge had, maar Hildred stond er op, dat hij zou komen. „Tom, je moet komen. Je bent juist degen» op wiens komst ik 't meest gesteld ben." „Ik zou niet weten wat ik er moet doen." „Daarvoor zal ik wel zorgen. Je hebt al leen maar te doen, wat ik je zal zeggen." „Ik heb niet eens een rok." „Welnu, dan laat je er een maken. Als die je even goed staat als je smoking en zorg ook voor een wit vest, een klakhoed en een paar witte handschoenen. Wat er verder met je zal gebeuren, als je er eenmaal bent, dat kun je gerust aan mij overlaten Nu -,k weet, dat je er in avondkleeding zoo keurig uitziet, en dat je zoo goed danst, zal je me hcelemaal geen last geven." Haar vriendelijkheid maakte hem verlegen want als iets meer dan een vriendelijkheid, kon hij het niet opnemen. Ook begieep hij, de Amerikanen. Sommige beweren it,i geheel een half milliard waard kn„ tof worden. -'WH Doch in elk geval is het gestolen niet veel waard voor den huidig€n en zoo komt men tor de vraag, welk tter drijfveer kan geweest zijn tot deze !i Heeft men te doen met een vandaal? v<> delijk niet, want indien hij eenvoud vernielzucht had gehandeld, had h U'1 schilderij niet behoeven mee te nemen'u^ men wellicht te doen met een maniak kunstliefhebber, die er een g<enot in vindt eenigs te bezitten, zelfs wanneer hij dit vuldig moet verborgen houden voor *°r£' crete oogen? Of heeft men te doen werk van een bende, die er op u[j j "ft kostbare schilderijen te sJeten en daam°U^ verkoopen. Men herinnert nu aan het van de Joconde, die uit het Louvre te |eVa' werd gestolen. Ook te Gent werden n0® 5^ schilderijen gestolen in kerken. Een 'a<+ur jaren geleden verdween een kostbaard? derij uit de St. Nicolaaskerk. Het wtrd mSr teruggevonden onder de bank van een derri® klasse-wagen op de spoorlijn Brtsset-a werpen. Drie jaar geleden werden drie acht derijen gestolen uit de St. Michielskerk uJl nooit meer weiden teruggezien. Men kan zich waarlijk niet voorstellen de dieven heeft doen handelen. Er is een andere thesis; sedert enkele jaren wot$ namelijk het bestaan betwist door den he» Renders, uit Brugge, en door den Duitgcj? kunsthistoricus, prof. Friedlander, van en der broeders Van Eyck, namelijk van HonJ! van Eyck. Het is niet uitgesloten, dat deza volgelingen hebbengekregen. Weln^ gestolen paneel stelt volgens een fegeife cu gebroeders Van Eyck voor, te midden van j rechtvaardige rechters. Is het niet mog» dat een half krankzinnig Lefhebber dit heel willen bezitten om de kwestie van nabij te kunnen bestudeeren? Niet onwaarschijnlijk is het, dat men ts doen heeft met gewone dieven. Het is no? niet lang geleden, dat uit de kathedraal van Doornik kostbare beelden en een ivoren kruisbeeld werden gestolen door een dief, die reeds vijftig veroordeelingen had cpgeloo- pen, alleen om er geld van te maken. De psychologie van sommige menschen is ho. vendien zeer vreemd. Zes jaar geleden werf te Antwerpen een klein schilderij, een Teniers uit zijn kader gesneden. Anderhalf jaar m, leden kreeg de conservator van het Kunst- museum te Antwerpen een brief uit de vangenis te Gent van een Argentijn, die mededeelde, dat hij het kleine doek had w. stolen, omdat hij er verzot op wasNiet- temin had hij he' te Keulen verkocht aan een antiquair, die het aan een Amerikaan had van de hand gedaan. Natuurlijk wist deze antiquair den naam niet meer van den Am- rikaanNog een lezing is, dat een Hiöe- riaan den diefstal zou hebben gepleegd uit wraak, omdat Duitschiand de zes schift rijen na den wapenstilstand heeft moeten ai- staan aan België! Een privaat-detecfief hei er zich zelfs mee bezig gehouden en volg® hem heeft eens in de omgeving van de ka& draal een Duitscher rondgezworven die t een handelaar in postkaarten juist een fr belangstelling toonde voor hef gesictk paneel Doch dit is zuivere fantasie. Men heeft practischer gedaan door de kerk nog eens goed af te zoeken, om te zien of de dieven het daar niet ergens hadden achtergelaten Het is vruchteloos geweest. Heel de zaak is een zware slag geweest voor den ouden ka nunnik. .U Een probleem, dat hiermee is gesteld, is nu de bewaring van de kunstschatten vaa den Staat in kerken. Er zijn nog meer kena, waar schilderijen, die millioenen waard s onder het bereik blij ven van iedereen. Dit F val toont aan, dat een dergelijke toestoi zeer gevaarlijk kan zijn en dat bewaring W kunstschatten, zooals het veelluik van Va Eyck, beter kan gebemen in een museum, te- zij de noodige maatregelen worden f troffen. Men wacht nu tot er iets zal gebeuren,-' Het is het eenige dat men doen kan. Uit sloten is het niet, dat er een premie zal we den uitgeloofd, voor de terugbezorging van het schilderij, want en dit is alweer M andere thesis het schijnt nog meer te zij' gebeurd, ook in vele andere landen, schilderijen worden gestolen uit kunstvtf zamelingen er, dat een losprijs moet wortto betaald om ze terug te krijgen. De mus® zouden dan liever de geëischte som betiP aan deze gangsters, dan het schilderij moeten missen en dit door middel van F heime fondsen Dit lijkt nu heelemaal op een polf dat hij zijn eigen emoties tot eei. soort gev^ van dankbaarheid moest dwingen, en 1 verbeeldde zich dit op deze manier te doefl. Met de vijfhonderd dollar, die hij in zomer had verdiend, gevoegd bij hetgeen M van Honeybun had geërfd, had hij gen0jj voor het loopende jaar in Harvard, en w zelfs nog iets overhouden. Den rok, o klakhoed, het witte vest en de l*andscnoen- beschouwde hij als een soort belegging, »I ging naar het bal. Het werd in het nieuwe hotel Shawmu'i geven, dat zich voor dergelijke feesten j»J f(] der goed eigende. De balzaal was rona zoo gebouwd, dat men van de galerij pilaren, die er boven om heen liep, er mooi uitzicht op had. Die galerij was stem voor hen, die chaperonneerden, eni de paren, die liever bleven zitten dan Vier gemakkelijke breede trappen naar de balzaal. Door min of meer passief te blijvi?n, de avond gemakkelijker om, dan hij n wacht. Daar hij zoo goed als nieni de, paste hij weer zijn ouden s}yrer--~n«iefi „Ik moet net doen of er niets b J njj. gebeurt, 't heel gewoon vinden da ,fl fa mand ken, zooals in 'n schouwt"»"? vöe- wandelgangen van dit hotel. Ga i fat len als een kat in een vreemd pa rcï,fegf kijk ik als zoo'n kat. Voel ik me c j^U op mijn gemak, dan blijkt dat ui c, manier van doen." „makkelij^1 Dit besluit viel hem des te g gek'6 omdat hij wist, behoorlijk te z I om' Zelfs Guy, dien hij even in de uiterl'j moette, was zoo verbaasd over j dat hij hem een complime»^^.elV0|gd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1934 | | pagina 10