De diefstal in St. Baafs te Gent.
i
Jhi<2iÊecuêtiek
b o
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor !Oct
üeuUletm
VEILIGE HAVENS
Hoe de dieven te werk gingen.
Onze Tweede April-opg&qve.
Welke deeling?
De volledig uitgewerkte deelsom uit
onze vorige rubriek zag er als volgt uit
42803 26506057371 619257
256818
82425
42803
396227
385227
110003
85606
243977
214015
299621
299621
Verschillende keurig uitgevoerde op
lossingen kwamen van deze puzzle bin
nen.
Onze Nieuwe Opgave. (No. 3 der April-
serie).
Welke dag?
21 April van het jaar 1934 is een Za
terdag zooals gij al Ion weet. Mijnheer
Pieters was geboren op 21 April van het
jaar 1845.
Gevraagd wordt wat voor dag of dat
was.
Oplossingen (2 p.) liefst zoo vroegtijdig
mogelijk doch uiterlijk tot Vrijdag 27
April 12 uur aan den Puzzle Redacteur
van de Alkmaarsche Courant.
Frankrijk te plunderen. Nog vermoedt hij
niet, dat hij eens zijn leermeeste Bou-
langer verstooten zal. Veeleer denkt hij
er over een prachtig standbeeld voor
hem te laten oprichten.
Avond aan avond wint de „mooie
Sasja" nu geweldige sommen. Hij strooit
met geld, geeft champagnefuiven en laat
daar het geheele hotelpersoneel in dee-
len.
Hij bewoont een geheele étage en
houdt audiëntie als een vorst.
Werkelijk gelooven de menschen nu,
dat hij of ander potentaat is, die incog
nito rel6t. Zoo verwerft hij den titel
„Zijne Hoogheid Alexander". Hij maakt
veel vrienden en voor het eerst komt hij
in aanraking met Frankrij-ks vooraan
staande mannen. Het hindert niets, dat
deze vrienden vaak geld kosten. Hij heeft
het toch. Hij hoeft alleen maar zijn
cheques te laten zien en het geld stroomt
hem toe. Maar deze cheques zijn nog
steeds de gemerkte kaarten.
De directie van het Casino gaat ver
denking koesteren. Zij weet uit erva
ring, dat zulk een geluk als van „Zijne
Hoogheid" niet mogelijk is. Het beroem
de systeem, dat iedere speelbans. ruinee
ren moet, is net zoo min uit te vinden
als het „Perpeteum mobile"
Zoo confereert de direc'ie met eenige
zeer intelligente heeren, die zij in haar
dienst heeft: detectives. Honderdduizend
Francs loven zij uit voor de ontmaske
ring. De detectives glimlachen zelfver
zekerd. Dat geld is gauw verdiend. Ook
zij gelooven niet aan een systeem.
Spoedig hebben zij uitgevischt, dat
nog niet zoo lang geleden Stavisky ach
ter slot en grendel zat en dat hij in een
cel met Pierre Boulanger gezeten heeft.
En van Pierre ie bekend, dat hij steeds
met gemerkte kaarten werkt
Vanavond zal het een kwade avond
voor Monsieur Alexander zijn.
Maar Stavisky denkt er heel anders
over.
Hij is er van overtuigd, dat deze avond
hem geluk zal brengen. Lilo is jarig, hij
heeft haar met geschenken overladen;
zij is gelukkig en vanavond zal zij hem
geluk brengen.
Lilo gelukkig? Zij heeft gemerkt, dat
zij niet meer de eenige blonde ster van
„Zijne Hoogheid" is. Alexander krijgt de
allures van een pasja: zij kent minstens
drie vrouwen, met wie hij zich in de
laatste dagen inlaat.
Zij voelt zich toch gekwetst, maar zij
toont het niet, want een man als
Alexander mag men niet met de gewone
maten meten. Zoolang hij haar met ge
schenken overlaadt, zal zij het wel door
de vingers zien. De cadeaux kan zij ten
slotte altijd verkoopen. En dan, zij zelf
is ook niet al te standvastig.
„Vandaag maak ik minstens een mil-
lioen. Dat zweer ik je", zegt Stavisky,
wanneer hij aan haar zijde de speelclub
binnen gaat. Hij ziet haar teeder aan en
fluistert: „Jij zult mij vanavond geluk
brengen!"
Nog nooit heeft Alexander zoo prachtig
gespee,d als dezen nacht.
De duizendf-ancs-bi'.Jetten hopen zich
voor hem op
Eenige heeren, die achter hem staan,
kijken elkaar aan.
Een knikjo
Een van de heeren grijpt de kaarten,
waarmee Stavisky speelde. „Monsieur
de kaarten zijn gemerkt", fluisteit uij.
Alexander verbleekt bij deze krasse
beschuldiging hij kijkt in het gezicht
van den flauw glimlachenden detective
een oogentolik is hij zijn beheersching
kwijt, maar dan zegt hij koeltjes: „On
mogelijk! Ieder spel kaarten is mij het
zelfde. U moet u vergissen."
In de speelzalen is men niet op herrie
gesteld. Zoo iets schaadt de onderne
ming.
„Dat is mogelijk," zegt de detective,
„misschien heeft een ander ze gemerkt,
laat de croupier u dan andere kaarten
geven."
Zoo gebeurt het.
Weer kijken de detectives elkaar aan.
Nu is het met hem gedaan Zijn „geluk"
zal nu wel minder sprookjesachtig lij
ken.
Stavisky haalt opgelucht adem.
Wel zou hij nu met zijn winst dé zaal
willen verlaten, maar dan zal men niet
aarzelen, hem van valsch spel te be
schuldigen
Hij moet verder spelen.
Hij heeft geluk. Weer stroomt het geld
hem toe. Triomfantelijk ziet hij de de
tectives aan, die een beetje sip kijken.
Maar de croupier glimlacht. Hij weet
maar al te goed, hoe wispelturig het
geluk is.
En inderdaad. Eenige spelen later
keert het geluk. Angstwekkend snel ver
dwijnen de fiches en de bankbiljetten!
Maar nu komt de ware spelersnatuur
van Stavisky weer voor den dag. Ver
beten blijft hij zitten doorspelen, al zijn
geld waagt hij, al het geld, dat hij in die
dagen gewonnen heeft.
In de roulettezaal ontmoet hij Lilo.
Zij ziet zijn gezicht en begrijpt. Zwijgend
verlaten zij het casino. Zwijgend komen
zij in het hotel. De exployés zien hen
binnen komen. En ook zij begrijpen. Ais
een vuurtje gaat het door het gebouw:
„Zijne Hoogheid is down."
Nog denzelfden nacht schrijft de ma
nager van het hotel de rekening uit
voor monsieur Stavisky. Hij weet, dat
men in dergelijke gevallen snel hande
len moet. Het is een ontzaglijk hooge
rekening en angstig vraagt de bedrijfs
leider zich af, „zal Stavisky nog zooveel
geld hebben?"
„Mooie Sasja" is wanhopig. Zijn lucht-
kasteelen zijn verdwenen. Hij yveet het:
hier kan hij nooit meer iets beginnen en
in geen der andere casino's. Binnen
enkele dagen zal waarschijnlijk de naam
Stavisky op alle zwarte lijsten prijken.
Een groote droom
Stavisky zou kunnen huilen van woe
de. Lilo zit in een fauteuil en treurt ook.
Nu zal ook aan haar heerlijk leventje
een einde komen.
„Wij moeten onze juweelen verkoo-
pen"e zegt Alexander haar.
Ontsteld kijkt zij naar haar handen
met de kostbare sieraden. Een kapitaal
is het. Zooveel, dat men met de op
brengst van de diamanten een kleine
bar kan koopen.
Een bar is al de jarenlange wensch.
„Wij moeten tenminste onze rekening
hier betalen, anders word ik nog we
gens oplichterij opgepakt."
Lilo denkt na.
„Drink maar eens een glas vermouth.
Dat zal je op andere gedachten bren
gen", zegt zij bezorgd en kust hem lief.
Ja, geluk bij de vrouwen misschien
daarom zulk een pech bij het spel. Hij
zegt het ook. „Gelukkig in de liefde Zij
glimlacht. „Morgen zul je weer geluk
hebben
Lilo gaat naar het likeurkastje. Zij
schenkt een glas vermouth in en doet
handig vier slaappoeders er in. Zij wacht
tot het opgelost is.
Alexander staart weer somber voor
zich uit.
„Ja, morgen. Maar zal men hem nog
laten spelen In ieder geval Lilo's ju
weelen zijn waardevol genoeg om ue
rekening te betalen Zeker blijft er nog
voldoende over om in Parijs iets te be
ginnen," zoo denkt hij, iets kalmer!
Glimlachend rijkt Lilo hem het glas
vermouth. Gulzig drinkt hij het. „Ver
vloekt bitter."
„Vermouth is nu eenmaal bitter,
Alexander, dat moest jij toch zoo lang
zamerhand wel weten", zegt zij en vlug
neemt zij het glas uit zijn hand......
want op den bodem ligt nog een beetje
pceder
Hij verwondert zich er over, dat hij
plotseling zoo slaperig is vermoeid
groote spanning, denkt hijDan denkt
Het slaappoeder heeft gewerkt,
hij ook niet meer en slaapt in.
Nog eenmaal kust Lilo den mond en
ziet hem lang aan. Au revoir, non cher.
Ik hield zoo veel van je Maar na
deze korte teedere seconden komen de
zaken weer aan de orde.
Zij gaat naar haar koffer: maar
dan blijft zij staan. Nu 's nachts met
koffers uit het hotel? Zal men er haar
wel uitlaten? Zal men ook haar niet
verantwoordelijk willen stellen voor de
hotelrekening?
Lilo is zoo verstandig de koffers te
laten staan, ondanks de prachtige toi
letten, die er in zitten.
Zij doet haar cape om en gaat naar
beneden
„Ik heb hoofdpijn ik ga een beetje
wandelen misschien knap ik dan
op", zegt zij den hotelportier. Deze weet
ook al, dat „mooie Sasja'" down is en
denkt, „het zal wel zijn, dat ze hoofdpijn
heeften dan duwt hij beleefd de
deuren voor haar open.
Medelijdend kijkt hii Lilo na, hoe zij
langzaam naar het park toe loopt. „Ho-
penlijk doet zij zich niets aan. Ach wat
zoo zijn de vrouwen van tegenwoordig
niet."
Hij heeft gelijk: zoo is Lilo iet.
Zoodra zij buiten gezicht van het hotel
is, roept zij een taxi en rijdt naar het
station.
De laatste trein naar Parijs is weg.
Zij moet op den ochtendtrein wachten.
He zijn onrustige uren, die zij daar
doorbrengt.
Als Sasja maar niet te vroeg wakker
wordt. En hij ontwaakt ook niet te vroeg.
Gelukkig stapt zij in den trein En dan
eindelijk rijdt zij weg. Opgelucht haalt
zij nu adem. Zij heeft tenminste niets
verloren door Sasja's speelwoede.
„Misschien heeft hij meer geluk, nu
ik hem verlaten heb." En hiermee sust
zij het laatste restje wroeging in slaap.
In ieder geval waren het mooie da
gen, die zij met Stavisky heeft doorge
bracht
(Van onzen correspondent.)
Brussel 19 April.
De diefstal te Gent in de St. Baafskerk,
die de hoofdkerk is van Gent, is wel een
sensationeele zaak. Wij reden naar de Arte-
veldestad, enkele uren nadat wij te Brussel
het bericht hadden vernomen. In St Baafs,
waar wij verwachtten slechts op vertoon van
onze perskaart te worden toegelaten, bleek
niemand eenige moeilijkheid te ondervinden
om de kapel te betreden, die vlak naast het
hoogkoor is gelegen en waar het beroemde
veelluik van de gebroeders Van Eyck wordt
bewaard. Terwijl de koster ons vriendelijk en
met vele bijzonderheden vertelde hoe de dief
stal was ontdekt, was de onderkoster druk
bezig met den verkoop van illustratie van
het schilderij. Dit wees niet op een paniek
stemming. De politie was gekomen en had
het noodige gedaan. Voor het overige ging
alles den gewonen gang. Alleen ging de be
langstelling nu hoofdzakelijk naar het lee-
ge houten raam, links onderaan van het
veelluik. Dit bewijst hoe men het te Gent
met het schilderij vrij gemoedelijk opvat, al
thans wat de bewaking betreft. Want deze
diefstal toont onbetwistbaar aan, dat er te
weinig voorzorgen waren genomen voor de
veiligheid van 't wereldvermaarde stuk, 't
welk zoowel voor Vlaanderen als voor Ne
derland een gemeenschappelijk cultuurbezit
is.
In de kerk werd niets anders gestolen dan
het paneel van „Het Lam Gods". Een deur,
waardoor men de kerk verlaat, wordt slechts
aan de buitenzijde gesloten. Het is door deze
deur, dat de dieven want meer dan ver
moedelijk is de diefstal niet door één persoon
alleen gepleegd de kerk hebben verlaten.
Het is kinderspel zich in de kerk te laten op
sluiten, iets wat de dieven waarschijnlijk
hebben gedaan om, nadien, gemakkelijk te
kunnen werken in den nacht. Zij hebben
overigens hun werk zeer netjes gedaan. Zij
hebben eerst goed voorbereid, hoe r.t het best
zouden te werk gaan en hebben het kostba
re paneel dan uit de ruwe houten omlijsting
weggenomen op de correctste wijze, die men
zich kan denken en die door een bekwaam
vakman waarschijnlijk niet zal worden ver
beterd. Het is te zien, dat zij het paneel niet
hebben willen beschadigen. Zij hebben de na
gelen weggetrokken, die het schilderij vast
klemden en hebben het toen, naar boven
schuivende, verwijderd.
Laten wij al dadelijk zeggen, dat de po
litie niet het minste spoor bezit over de da
ders. Men heeft geen vingerafdrukken. Men
heeft eenvoudig niets, tenzij dat ruim een
jaar terug iemand van de rechterlijke autori
teiten te Gent den conservator van de kunst
schatten uit St. Baafs, met name kanunnik
Van der Gheyn, waarschuwde, dat er een
dreigbrief was ontvangen, in verband met
het schilderij. Wij vernamen, dat dit spoor
naar Antwerpen zou leiden. Doch het is
waardeloos. Als de dieven niet tot een beter
inzicht komen en b.v. het schilderij niet er
gens achter laten of als er geen aanwijzi-
gingen komen door verklikking, dan mag
men het paneel als reddeloos verloren be
schouwen.
Dit paneel is een van de zes paneelen, die.
in uitvoering van artikel 247 van het ver
drag van Versailles, door Duitschiand aan
België werd afgestaan. Het was de toenma
lige socialistische minister van Kunsten en
Wetenschappen, J. Destrée, die zulks wist te
bewerken. Deze zes paneelen vormden, met
de twee paneelen „Adam" en „Eva", die te
Brussel werden bewaard, de twee zijluiken
van het schilderij. De paneelen bevonden
zich toen sinds twee eeuwen in Duitschiand.
Duitchland heeft overigens niet nagelaten
den afstand van de schilderijen tegen klin
kende munt in rekening te brengen. De mid
denpaneelen bevonden zich in St. Baafs te
Gent, en om het geheel opnieuw volledig sa
men te stellen werd alles afgestaan aan den
kerkeraad van de kathedraal. Het zal wel
zijn, omdat kanunnik Van der Gheyn, nu een
man van 70 jaar, tijdens den oorlog, van
de eerste dagen af, het schilderij op een vei
lige plaats heeft weten te verbergen, om he-
voor de Duitchers te beschermen, dat de re
geering hiertoe heeft besloten. De staat stel
de als voorwaarde, dat het werk moest ge
plaatst en bewaard worden als in een mu
seum, dat voorzorgen moesten worden geno
men in verband met de verlichting, met den
kaarsrook enz. Met het oog op diefstal wa
ren geen maatregelen gevraagd. Wie zou er
nu zoo iets onverkoopbaars kunnen stelen?
Doch de regeering heeft wel degelijk ge
^orgd voor de veiligheid, o.m. door de be
kostiging van een bewaker op zich te nemen.
Men moet thans vaststellen, dat de bewaring
niet goed is geweest. De deur, die toegang
geeft tot de kapel, is door een kind open te
breken. Het doodgewone springslot kan met
een klein haakje worden opengemaakt. De
kerkdeur zelf, waardoor de dieven de kerk
hebben verlaten, was met een goeden duw te
openen. Het minste, dat men had kunnen
doen, was het lokaal, waar het schilderij
werd bewaard, 's nachts ontoegankelijk te
maken. Iedereen geeft er zich rekenschap
van, dat het gestolen paneel onverkoopbaar
is. In de inventaris van 'sRijks kunstschatten
is het stuk geboekt tegen 12 mi'lioen frank,
wat natuurlijk een theoretisch cijfer is. De
zes paneelen, die uit Berlijn zijn gekomen
na den oorlog, werden door de Duitschers
in rekening gebracht voor 75 millioen frank
Men schat de totale waarde van het geheel'
op 175 millioen frank, een bedrag, dat men
op staanden voet had kunnen bekomen van
door BASIL KING.
(Uit het Engelsch).
79)
De vaste blik, waarmee zij hem voortdurend
bleef aanzien, lokte een volgende vraag uit.
„En heeft die zekerheid iets met mij te ma
ken?"
,,'t Zou me verbazen als dat niet 't geval
was."
„Maar ik begrijp niet hoe, daar u me
eerst twintig minuten geleden voor het eerst
in uw leven hebt gezien."
„Neen, ik had u nooit eerder gezien. Maar
ik heb over u hooren spreken. Ik ben hier met
juffrouw Lily, die een paar nachten in de ho
telclub logeert, alvorens eenige bezoeken te
gaan afleggen."
„Wie is juffrouw Lily?"
„Het tweede kind, dat geboren werd, nadat
mij mijn jongen ontstolen was. Eerst kwam
mijnheer Tad, en toen een meisje. Zij is een
kennis van juffrouw Ansley, die haar vertel
de, dat u bij haar ouders kwam logeeren, en
dat u vanmiddag hier zou zijn. Daarom
kwam ik ook en wachtte. Zelfs al had ik
u in het hartje van Afrika ontmoet, zou ik u
hebben herkend Men heeft u al aan
gezien voor mijnheer Tad. Dat weet u, niet
waar?"
„Ja, ik weet, dat we op elkaar lijken."
„Er is meer dan die gelijkenis. Het is
't is de heele geschiedenis. Mijnheer White-
law heeft het 't eerst opgemerkt, toen hij nu
twee jaren geleden u ook hier ontmoette. Hij
was toen ja, vreeselijk overstuur Als 't
niet om mijnheer Tad juffrouw Lily was
geweest
„En om de moeder!"
„Ja, ik geloof om de moeder ook. Maar
daar gaat 't nu niet om. Onverschillig of ze
al of niet op uw terugkeer gesteld zijn, als
u de zoon bent
Hij trachtte heel vriendelijk te spreken.
,Maar u ziet toch zelf wel, dat ik dat niet
can zijn. Ik heb een moeder, van wie ik me
niet veel meer herinner, want ik was zes ol
zeven jaar toen ze stierf. Maar er zijn
dingen, die ik me wel duidelijk herinner: de
ïefde, die zij me toedroeg, en dat ik haar
iefhad. Als ik dacht, dat we u wat u ver
moedt, ook maar voor een deel waar was,
dan zou ik haar geen oogenblik meer kunnen
iefhebben."
„Ik zou niet weten waarom niet."
„Omdat ik haar dan van een misdaad zou
moeten beschuldigen. Zoudt u dat doen
uw eigen moeder na haar dood?"
„Dat zou haar na haar dood niet meer de
ren."
„Neen, haar niet. Maar mij wel."
,,'t Zou u geen schade berokkenen."
„Ik ben de eenige, die dat kan beoor
dcelen."
De oogen, die zich maar niet van zijn ge
zicht schenen te kunnen afwenden, keken ver
bitterd
„Maar ieder ander in uw geval zou willen
laten bewijzen, dat hij
„De zoon van rijke ouders is. Dat wilde u
immers zeggen? Welnu, ik zou 't ook graag
laten doen, mitsMaar wat geeft 't of
we er over praten. We komen toch niets ver
der. Uw doel is iemand te vinden, die kan
doorgaan als het verloren kind. Dat begrijp
ik, en ook, dat dat een groote verlichting van
al 't leed
Vlug viel zij hem in de rede. „Ja, ja maar
ik zou hun nooit een bedrieger probeeren op
den hals te schuiven, -elfs niet als me dat uit
de hel zou bevrijden. Als ik niet geloof
de
„Maar nu gelooft u niet meer; dat kunt u
niet. Wat ik' u omtrent mij zelf heb verteld,
maakt verder gelooven onmogelijk".
„O, als ik niet had geloofd, terwijl geloo
ven onmogelijk was, dan zou ik niet meer in
't bezit zijn van 't beetje verstand, waarover
ik nu nog beschik. Gelooven tegen beter we
ten in heeft mijn hersens gezond gehouden/'
„Maar nu kunt u niet langer blijven ge
looven, althans voor zoover ik daarbij ben
betrokken?"
Met waardigheid stond zij op. „Waarom
niet? Ik zal u er niet door kwetsen, niet
waar? Wij gelooven het immers allemaal,
ieder op zijn manier zelfs de familie
Whitelaw zelfs juffrouw Ansley."
Toen sprong hij verschrikt overeind
„Heeft ze u dat gezegd?"
„Niet met dezelfde woorden. We spraken
er over. We hebben er allemaal meer over gr
sproken dan u denkt en juffrouw Ansley
zei, dat u niet kunt zijn wat u be.it, tenzij u
een zeker iemand bent."
Hij trachtte dit als een grap op te nemen,
„Neen, natuurlijk niet."
0, maar ik begreep best wat ze bedoe!
de'Onder het heengaan zei ze nog over
haar schouder heen: „Ze bedoelde er meer
mee dan ze onder woorden bracht."
HOOFDSTUK XXXVII.
Behalve even in het voorbijgaan, had Tom
Lily Whitelaw nooit ontmoet, totdat hij in
December op het bal, dat Hildred Ansley „in
de wereld" zou brengen, kennis met haar
maakte. Wat het verschijnen op dit bal be
treft, had hij zijn gewonen angstaanval ge
had, maar Hildred stond er op, dat hij zou
komen.
„Tom, je moet komen. Je bent juist degen»
op wiens komst ik 't meest gesteld ben."
„Ik zou niet weten wat ik er moet doen."
„Daarvoor zal ik wel zorgen. Je hebt al
leen maar te doen, wat ik je zal zeggen."
„Ik heb niet eens een rok."
„Welnu, dan laat je er een maken. Als die
je even goed staat als je smoking en
zorg ook voor een wit vest, een klakhoed en
een paar witte handschoenen. Wat er verder
met je zal gebeuren, als je er eenmaal bent,
dat kun je gerust aan mij overlaten Nu -,k
weet, dat je er in avondkleeding zoo keurig
uitziet, en dat je zoo goed danst, zal je me
hcelemaal geen last geven."
Haar vriendelijkheid maakte hem verlegen
want als iets meer dan een vriendelijkheid,
kon hij het niet opnemen. Ook begieep hij,
de Amerikanen. Sommige beweren it,i
geheel een half milliard waard kn„ tof
worden. -'WH
Doch in elk geval is het gestolen
niet veel waard voor den huidig€n
en zoo komt men tor de vraag, welk tter
drijfveer kan geweest zijn tot deze !i
Heeft men te doen met een vandaal? v<>
delijk niet, want indien hij eenvoud
vernielzucht had gehandeld, had h U'1
schilderij niet behoeven mee te nemen'u^
men wellicht te doen met een maniak
kunstliefhebber, die er een g<enot in vindt
eenigs te bezitten, zelfs wanneer hij dit
vuldig moet verborgen houden voor *°r£'
crete oogen? Of heeft men te doen
werk van een bende, die er op u[j j "ft
kostbare schilderijen te sJeten en daam°U^
verkoopen. Men herinnert nu aan het
van de Joconde, die uit het Louvre te |eVa'
werd gestolen. Ook te Gent werden n0® 5^
schilderijen gestolen in kerken. Een 'a<+ur
jaren geleden verdween een kostbaard?
derij uit de St. Nicolaaskerk. Het wtrd mSr
teruggevonden onder de bank van een derri®
klasse-wagen op de spoorlijn Brtsset-a
werpen. Drie jaar geleden werden drie acht
derijen gestolen uit de St. Michielskerk uJl
nooit meer weiden teruggezien.
Men kan zich waarlijk niet voorstellen
de dieven heeft doen handelen. Er is
een andere thesis; sedert enkele jaren wot$
namelijk het bestaan betwist door den he»
Renders, uit Brugge, en door den Duitgcj?
kunsthistoricus, prof. Friedlander, van en
der broeders Van Eyck, namelijk van HonJ!
van Eyck. Het is niet uitgesloten, dat deza
volgelingen hebbengekregen. Weln^
gestolen paneel stelt volgens een fegeife cu
gebroeders Van Eyck voor, te midden van j
rechtvaardige rechters. Is het niet mog»
dat een half krankzinnig Lefhebber dit
heel willen bezitten om de kwestie van nabij
te kunnen bestudeeren?
Niet onwaarschijnlijk is het, dat men ts
doen heeft met gewone dieven. Het is no?
niet lang geleden, dat uit de kathedraal van
Doornik kostbare beelden en een ivoren
kruisbeeld werden gestolen door een dief, die
reeds vijftig veroordeelingen had cpgeloo-
pen, alleen om er geld van te maken. De
psychologie van sommige menschen is ho.
vendien zeer vreemd. Zes jaar geleden werf
te Antwerpen een klein schilderij, een Teniers
uit zijn kader gesneden. Anderhalf jaar m,
leden kreeg de conservator van het Kunst-
museum te Antwerpen een brief uit de
vangenis te Gent van een Argentijn, die
mededeelde, dat hij het kleine doek had w.
stolen, omdat hij er verzot op wasNiet-
temin had hij he' te Keulen verkocht aan een
antiquair, die het aan een Amerikaan had
van de hand gedaan. Natuurlijk wist deze
antiquair den naam niet meer van den Am-
rikaanNog een lezing is, dat een Hiöe-
riaan den diefstal zou hebben gepleegd uit
wraak, omdat Duitschiand de zes schift
rijen na den wapenstilstand heeft moeten ai-
staan aan België! Een privaat-detecfief hei
er zich zelfs mee bezig gehouden en volg®
hem heeft eens in de omgeving van de ka&
draal een Duitscher rondgezworven die t
een handelaar in postkaarten juist een fr
belangstelling toonde voor hef gesictk
paneel
Doch dit is zuivere fantasie. Men heeft
practischer gedaan door de kerk nog eens
goed af te zoeken, om te zien of de dieven
het daar niet ergens hadden achtergelaten
Het is vruchteloos geweest. Heel de zaak is
een zware slag geweest voor den ouden ka
nunnik. .U
Een probleem, dat hiermee is gesteld, is
nu de bewaring van de kunstschatten vaa
den Staat in kerken. Er zijn nog meer kena,
waar schilderijen, die millioenen waard s
onder het bereik blij ven van iedereen. Dit F
val toont aan, dat een dergelijke toestoi
zeer gevaarlijk kan zijn en dat bewaring W
kunstschatten, zooals het veelluik van Va
Eyck, beter kan gebemen in een museum, te-
zij de noodige maatregelen worden f
troffen.
Men wacht nu tot er iets zal gebeuren,-'
Het is het eenige dat men doen kan. Uit
sloten is het niet, dat er een premie zal we
den uitgeloofd, voor de terugbezorging van
het schilderij, want en dit is alweer M
andere thesis het schijnt nog meer te zij'
gebeurd, ook in vele andere landen,
schilderijen worden gestolen uit kunstvtf
zamelingen er, dat een losprijs moet wortto
betaald om ze terug te krijgen. De mus®
zouden dan liever de geëischte som betiP
aan deze gangsters, dan het schilderij
moeten missen en dit door middel van F
heime fondsen
Dit lijkt nu heelemaal op een polf
dat hij zijn eigen emoties tot eei. soort gev^
van dankbaarheid moest dwingen, en 1
verbeeldde zich dit op deze manier te doefl.
Met de vijfhonderd dollar, die hij in
zomer had verdiend, gevoegd bij hetgeen M
van Honeybun had geërfd, had hij gen0jj
voor het loopende jaar in Harvard, en w
zelfs nog iets overhouden. Den rok, o
klakhoed, het witte vest en de l*andscnoen-
beschouwde hij als een soort belegging, »I
ging naar het bal.
Het werd in het nieuwe hotel Shawmu'i
geven, dat zich voor dergelijke feesten j»J f(]
der goed eigende. De balzaal was rona
zoo gebouwd, dat men van de galerij
pilaren, die er boven om heen liep, er
mooi uitzicht op had. Die galerij was
stem voor hen, die chaperonneerden, eni
de paren, die liever bleven zitten dan
Vier gemakkelijke breede trappen
naar de balzaal.
Door min of meer passief te blijvi?n,
de avond gemakkelijker om, dan hij n
wacht. Daar hij zoo goed als nieni
de, paste hij weer zijn ouden s}yrer--~n«iefi
„Ik moet net doen of er niets b J njj.
gebeurt, 't heel gewoon vinden da ,fl fa
mand ken, zooals in 'n schouwt"»"? vöe-
wandelgangen van dit hotel. Ga i fat
len als een kat in een vreemd pa rcï,fegf
kijk ik als zoo'n kat. Voel ik me c j^U
op mijn gemak, dan blijkt dat ui c,
manier van doen." „makkelij^1
Dit besluit viel hem des te g gek'6
omdat hij wist, behoorlijk te z I om'
Zelfs Guy, dien hij even in de uiterl'j
moette, was zoo verbaasd over j
dat hij hem een complime»^^.elV0|gd)