n±mi Haar avonturier. HONIG S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor IOcL Samuel Insull's terugkeer in Chicago. I8SA H B s i ÉfPf Mr, ■jg n fm i I HuüMetou Buitenland Wat de grijsaard met zijn millioenen deed. Weet Insult te veel en zal hij praten? Jihaakcuèciek m wv/yiw WMi 'mm, %9> mm mamt i«i mmt m m pi w' m 38.mm mm, J mm tMW nm. ws. ''77^tbyf/'/fr Deze Ani6terdamsche straatartisten zullen eerstdaags een feest geven en wel in het Carlton-Hotel te Amsterdam. Wen zou zoo kunnen opmerken, dat het misschien wel wat bescheidener kon, en zich afvragen of zij, als zij dan toch heb ben besloten om gezamenlijk binnens huis op te treden, niet het Concertge bouw hebben afgehuurd. Doch dat had den zij niet in de hand, want het feest der Amsterdamsche straatkunstenaars gaat uit van de „AU Peoples Associa- tion" en als wij het wel hebben is de op brengst voor het crisiscomité. In het begin van Juni zullen dan in de za.en van het Carlton-hotel bekende straattypen aan den slag gaan. Aller eerst is daar de onvolprezen poppenkast van den Dam, die zich, niettegenstaande de crisisjaren, altijd heeft weten te hand haven. Haar eerste voorstellingen datee ren al van meer dan een halve eeuw geleden en eertijds was de Vijgendam, achter het voormalig Commandantshuis, later de Dam de plaats, waar de kleine schouwburg van planken en lappen werd opgesteld. Een tweede Dam-artist is de snelteekenaar, de man, die binnen tien minuten een landschap op papier toovert. Enkele virtuozen op de harmonica, een orgeldraaier met een pracht van een „pierement", een „band" van twee vrouwen en twee mannen, de Volendam- iner harmonica-artisten en de beroemde zanger met cither, vrouw en hond, zijn eveneens uitgenoodigd om het feest luister bij te zetten. Dit is wat het muzikale gedeelte be treft, wel de hoofdschotel, maar daarne vens zijn ook nog andere straatartisten deelhebbers aan dit feest. Misschien choyueeren wij de eerstgenoemde cate gorie, wanneer wij de nu te noemen per sonen eveneens kunstenaars noemen sn het zijn dan inderdaad ook meer kun stemakers. De mannen, die hoogstanden maken, een boeienkoning, springers en andere zoogenaamde „standwerkers". Een van hen, een voortreffelijk acrobaat in zijn goeden tijd, thans eigenaar van een rijk voorziene tot zuurkraam in gerichte handkar, komt op het feest met zijn wagen met nieuwe haring, zuur, uien en rolmopsen. Ter afwisseling van den verkoop heeft hij zich voorgenomen hoogstanden te maken op den kruk van zijn wagen. Uitdrukkelijk is de medewerkenden op het hart gedrukt, dat zij voor dit feest geen toilet mogen maken; zij moeten verschijnen en arbeiden in hun gewoon werkpak je. Om den avond zoo natuurgetrouw mogelijk te doen zijn, worden de kellners en zaalbedienden gestoken in het paK van den Amsterdamschen politieagent, opdat de artisten, die clandestien op de straat plegen te werken, ook hier „echt" zullen schrikken en als een haas hun buideltje bijeen zullen graaien. Het zijn allemaal vakmenschen, lieden die met hun kunst of kunsten een boter ham verdienen, dus er is geen sprake van het exploiteeren van menschelijke ellende, zooals wellicht een of andere dwarskijker zal meenen op te merken, evenmin een soort „apenshow", waar het publek in smokings hautain rond wandelt. De genoodigden (er wordt na tuurlijk gedanst) worden verzocht in wandeltoilet te komen, dus eveneens in hun daagsche plunje. Die kunstenaars van de straat zijn in Amsterdam allen min of meer bekende verschijningen, zooals Amsterdam ook op ander gebied tal van bekende typen heeft. Amsterdam heeft zelfs nog een echten verstrooiden professor, die met golvende hoofd- en baardharen, altijd in gedachten verzonken, bij voorkeur langs groetten hem, amicaler misschien dan var. grooten naam en van bijzondere kwaliteiten, en waar in Nederland vindt men nog zulk een specimen van den ouden stempel? Men moet de tegenwoor dige professoren, tenminste de Amster damsche eens zien, om het bezit van zoo'n historisch exemplaar op prijs te ste'ien, want de hoogleeraar van van daag is blozend en verbrand, hij biljart, fietst, rijdt zelf zijn auto en maakt ook kleine en groote twisten met verkeers agenten. Baarden en snorren kent hij nog alleen van den collega van de film of het tooneel. Om op deze bekende typen terug te komen: daarbij is een nieuwe verschij ning gekomen. Een episode uit den Dertigenjarigen Oorlog Oorspronkelijke schets van O. P. BAKKER. 3) Hier rekte hij zich in'zijn volle lengte uit, bewoog armen en beenen, die stiji waren geworden van het lange liggen op de straat- steenen, wischte zijn gezicht af en keek om laag naar zijn vuile, bebloede, onherken baar geworden kleeren De schouderplaten deed hij af, nam de morion van zijn hoofd en legde die zolgvuldig in de portiek. Vlug sloop hij langs de gevels naar den hoek van een straatje, gleed er in en ging zorgvuldig speurend verder. Plots konken holle hoefslagen door de stille steeg. Om de bocht kwam met groote snelheid een vijandelijk officier aanrijden in schitterend staal. Eensklaps staat zijn paard, zijn pisool bestrijkt den vluchteling. „Sta!" Saxon stond onbewegelijk, de armen ge strekt langs de zijden „Wie ben je?"' Toen verscheen er een glimlach op Saxon's gelaat, zijn blauwe oogen keken den ander vroolijk aan en hij antwoordde: „Hoe gaat het, Von Hebei?" De ruiter beschouwde de lange, havelooze gestalte met groote verwondering, sprong Wij zagen deze week in da stad een heer, zoo van een jaar of vijftig, in rij- costuum op een ferm paard door de straten draven. Struisch en rechtop, koen en fier, beheerschte hij zijn ros en de straat. Overal waar hij langs een politieagent .hetzij een gewone of een verkeersagent kwam, ging deze in de houding staan en salueerue, waarop de ruiter welwillend en vriendelijk ter:g groette. Ook eenige bereden agenten gr «etten hem, amicaler misschien dan de straatagenten deden. Wij wilden er achter komen wie deze door iederen agent gekenden ruiter was, want niet een enkelen keer zagen wij dit ceremo nieel, maar eenige dagen achtereen. Geen van de hoogere militaire of politie- au oriteiten was deze ruiter in politiek, doech het blezk de gepensionneerde bri gadier van de bereden politie de heer B. ouwer te zijn. Deze ex-brigadier heeft den wettelijken leeftijd voor pension- neering bereikt men zou bet hem niet aanzien doch hij is zoo vergroeid met de ressinanten, dat de hoofdcommissaris hem heeft toegestaan de reserve-paarden der bereden politie dagelijks af te rijden. Daarmede is de man en daarmede zijn de paarden gebaat. ADAM WEEVERS Chicago kreeg deze week haar verloren zoon terug ook al is deze een 74-jarige groot vader en kwam hij niet bepaald uit eigen be weging om te vertellen, dat hij gezondigd had door zijn rijkdom op te maken. In plaats daarvan stond Samuel Insull vanaf zijn ver trek uit Constantinopel onder voortdurend toezicht van een Amerikaansche consulairen ambtenaar, die hem bij aankomst te New York niet eens verliet, maar versterking ont ving in den vorm van twee federale ambte naren, die hem tot in de gevangenis te Chica go brachten. Dit toezicht op den grijsaard was werkelijk niet verwonderlijk te noemen na zijn heftig verweer gedurende twee jaar om terug te komen op de plek, waar hij tien tallen jaren achtereen de onbetwiste heerscher geweest was. In die twee jaar heeft hij kans gezien om moeilijkheden te scheppen tus schen zijn eigen regeering en die van twee vreemde landen en nog is zijn uitlevering door Turkije een bedenkelijke kwestie uit een oogpunt van rechtszekerheid geweest, zoo dat zijn advocaat te Chicago oogenblikkelijk geprotesteerd heeft tegen Insull's arrestatie en probeeren zal om dit onwettig te laten ver klaren. Volgens internationale overeen komst mag een buiter.landsch schip 24 uur in de Bosporus ankeren voor proviand en drinkwater zonder in Turksche juridictie te zijn gekomen; Insull's schip werd echter tegengehouden en toen verviel deze bepa ling. Hoe dit alles zij, Insull is terug en heeft al geconfereerd met zijn eveneens in staat van beschuldiging gestelden broer Martin en zijn zoon Samuel Jr. Deze drie mannen, die eens aan het hoofd stonden van een zoo kolossale financieele onderneming als wij bescheiden Europeanen amper kunnen in denken in den voorsipoedigen tijd werd de kapitalisatie op $1.00.000.000 geschat zuilen nu tekst en uitleg moeten geven, waar om dit geld, toebehoorende aan het beleg gende publiek, spoorloos verdwenen is en waar het naar toeging. Niet, dat zij er van gesoupeerd hebben, ook al hebben zij mil- lioenen-inkomsten gehad, maar geen mensch is in staat om dat uit te geven of te verspil len. Dergelijke bedragen verdwijnen alleen maar door de bevelen van de beurstikker, m.a.w. door manipulaties van de haute finan- ce, want het levenswerk van Samuel Insull mag dan voor hem zelf beëindigd zijn, mil lioenen menschen in een reusachtige cirkel om Chicago, die niet meer zonder gas voor hun kookkachels of eledriciteit voor hun licht hun stofzuigers, hun trams en treinen zou den kunnen leven, denken daar anders over en zijn hem in breede lagen dankbaar. Insull zegt, onschuldig te zijn. Toen hij eenige dagen geleden door ver slaggevers aan boord van de Exilona, die hem van Turkije had overgebracht, onder vraagd werd over alles en nog wat, deelde hij mede zich absoluut onschuldig aan fal sificaties te voelen en zich alleen maar „eer lijke vergissingen'" bewust was. Bovendien was hij ervan overtuigd niet gestraft te zullen len worden, maar de gelegenheid te zullen krijgen om zich te rechtvaardigen. Waarom hij dan weggeloooen was, vroegen de weet gierige persmenschen. Verontwaardigd deelde Insull hen mee niet weggeloopen te zijn. hoe kwamen zij er bij? Hij had het land verlaten om op rust te komen, nadat zijn maatschap- Dijen hem als leider ontslagen en op pen sioen gesteld hadden. En verder had hij den van zijn paard, reikte hem de hand. „Kapitein Saxon! Toch! Oude krijgska- meraad. Ik zou je nooit herkend hebben, als ik geen fraaie dingen van je gehoord had Wat heeft jou, den man van Wallenstein, in 's duivels naam bewogen je te mengen in Tilly's zaken?" Saxon haalde de schouders op. „Medelijden, geloof ik toch niet. Mis schien mijn avontuurlijke geest. Een erfe nis „In elk geval was je leven de inzet; ]e wordt gezocht. Ik kan je niet redden. De stad is geheel in Tilly's macht". Er klonk een schot. „De laatste schermutselingen. De troepen zijn allen binnengetrokken. Rijke burgers zijn gevangen genomen, maar zullen tegen een hoog losgeld later weer in vrijheid wor den gesteld. De plundering is begonnen. Het consigne van den opperbevelhebber luidt: „De soldaat moet voor zijn gevaren en moei te iets hebben". „Tilly's standpunt. De middeleeuwsche opvatting. Zijn voorganger Wallenstein vroeger ons beider meester wist het beter. Naast den soldaat moeten boer en burger leven. Iets te drinken?" De ruiter reikte hem een veldflesch. Saxon gaf die half geledigd terug. „Zie zoo!" zei hij. „Nu kunnen de poppen weer dansen". „Of hangen", zei de ander droog „Je wordt gezocht dolende ridder. Je leven hangt aan een „Welke weg is de beste?" eersten tijd niet willen terugkomen, omdat hij ziek was, en overtuigd, dat hij geen on partijdig verhoor kon krijgen, maar achter de tralies gemoffeld zou worden. Terwijl hij dit zei aan boord van de Exilona waren de fotografen druk aan den gang en vlogen de potlooden over het papier alles voor de middag- en avond-édities. In hoeverre hij nog van deze overtuiging is bleek toen hij be weerde vast en zeker overtuigd te zijn van zijn rechtvaardiging en op borgtocht van zijn vrijheid te mogen genieten tot zijn geval voor komt. Als bewijs hoe diep de Insull familie ge zonken is blijkt, dat de patriarch de hoop uitsprak niet meer dan 150.000 borgtocht te hoeven geven, aangezien hij niet meer kon opbrengen. En deze zelfde man steunde in zijn tijd van glorie de Chicago Civic Opera elk jaar met de noodige millioenen uit zijn eigen zak. Nu is dit een enorm bedrag als borgtocht een systeem, dat wij niet ken nen en wel het toppunt van kapitalistische justitie is want zelfs de beruchte Al Capone hoorde maar 50.000 borgtocht tegen zich eischen. Ongelukkigerwijs bedroe gen de twee borgtochten van de Ameri kaansche regeering en den staat Illinois samen 250.0C0 en in plaats van privé een hotelsuite te kunnen betrekken bij aankomst ging de gepantserde deur van eei gevangenis voor Insull open, werden zijn vingerafdruk ken genomen als van den eersten den besten boef en sliep hij dien nacht naast een 13- jarigen jongen, die een tweejarige baby ont voerd en gewurgd had. Rekenkundig uit gedrukt wordt Lij dus vijf maal zoo ge vaarlijk beschouwd als de voormalige teider van de Chicagosche onderwereld. Toen hij in Chicago uit den trein stapte en omringd door een cardon politie naar zijn auto stapte was er een man, die zijn hand uitstak en direct door de vlotte bewakers tegen den grond werd geslagen uit vrees dat hij Insult kwaad wilde doen. Op de been geholpen stootb* cte man er uit, dat hij Insull de hand had willen drukken en hem moed inspreken, omdat hij ,met den oudien kerel te doen had". Dit lijkt sterk op reactie van het bioscooppubliek ever het heele land, wanneer hen een foto van den aartsschurk John Dillinger, ontvoerder, bankroover en moordenaar, vertoond wordt zij klappen! Niet voor diens misdaden en het gevaar, dat dreigt zoolang dit gevaarlijke individu vrij door het land zwerft, maar omdat de brave burgerij er iets sportiefs in vindt, dat deze man tot op heden in staat is geweest alle netten van de wettelijke overheid te ont glippen. Dit staaltje van Amerikaansche men taliteit, zoo geheel verschillend van de onze, gaat ook op voor Insull, die twee jaar in zijn eentje gevochten heeft om zijn vrijheid tegen de macht van de U.S.A. met zijn 125 mil- lioen inwoncs en enorme autoriteit. Het Amerikaansche volk is dol op zulke dingen als een jacht op Insull of Dillinger en staat dan gewoonlijk aan de zijde van den ver volgde. Weet Insull te veel? Maar er is nog een veel belangrijker fac tor voor de publieke opinie in het Insull- geval Het is de vaste en misschien algemeen verbreide overtuiging, dat Insull niet weg geloopen is om alleen zichzelf te redden. Van alle kanten is de meening geuit, dat er een menigte lieden in Chicago woonde, die hem liever nooi+ terug wilden zien men schen in de politiek en het zakenleven, wier gemoedsrust leelijk gestoord zou worden, ja zelfs wier persoonlijke vrijheid in het ge drang zou kunnen komen, wanneer Insull eens aan het opbiechten ging. En in dezen geest klopt heel Chicago's hart vol ver wachting, dat Insull tijdens zijn komende proces niets en niemand zal sparen, maar integendeel ftian en paard zal noemen. Want dat hij alleen aansprakelijk is voor het te loor gaan van tientallen millioenen van zuinige beleggers en kleine spaarders wil er tot nog toe bij niemand in. En voor zoover men in het verleden van deze uiterst ingewik kelde geschiedenis heeft kunnen putter, wijst veel er op, dat Insull niet een reusachtige op lichter is geweest, maar het onwillige slacht offer van een aantal menschelijke aasgieren, die hem zijn voorspoed niet gunden. De Amerikaansche geschiedenis is vol van dergelijke voorbeelden. Een menigte lieden, die met niets begonnen zijn en later tot de fameuze „milliardairs" kaste zijn gaan be- hooren hebben de aanvallen van jaloersche kleinere godheden niet kunnen afslaan en zijn er aan ten gronde gegaan. Een naam, die iedere lezer kent en er een frappant voor beeld van genoemd kan worden, is William Fox, de filmmagnaat, wien letterlijk zijn heele levenswerk door naijverige financiers ont nomen is, toen de Fox Film op den top van de bioscoopindustrie was gekomen Wil liam Fox is oo het oogenblik een gedesillu sioneerd mensch, die wel heel royaal kan leven, maar niets meer te zeggen, heeft in de maatschappij, die hij van het poovere begin tot een millioenen-concern heeft opgebouwd. Zoo zijn er meer op te noemen, wier namen mijn lezers niets of een heel klein beetje zou den vertellen en die op dezelfde manier het slachtoffer geworden zijn van samenzwerin gen door beurs-manipulaties, opkoopingen van aandeelen e-d. waardoor zij zich de macht over hun eigen levenswerk uit de hand gewrongen zagen en dan alle schuld van een faillissement of een mislukking op hun schouders geschoven kregen. Terwijl de 'bewerkers van die catastrophe op den achter grond bleven! De vaste overtuiging, dat Insull op het oogenblik voor offerlam mag spelen voor anderen, die evenzeer, zoo niet meer schul dig zijn dan hij zelf, maakt dat er nu een stroom van sympathie door het land gaat. Zelfs bij de eenvoudige lieden, die hun spaar- duiten in zijn ondernemingen verloren heb ben! Zulke opmerkingen als „Waarom gaan ze niet achter de andere lui aan? De oude heer (Insull) was de ergste niet!" worden telkens en telkens gehoord. Insull was een tyran, hij was een onaangenaam mensch, hij was hardvochtig en hij zag er geen bezwaar in om links en rechts menschen om te koo- pen, ten einde zijn doel te bereiken. Maar het publiek verheugt zich nog eiken dag in de verwarming en het licht en de transport middelen, die hii hen in de laatste dertig jaar verschaft heeft en het schitterende gebouw „Daarheen". Hij wees in de richting, van waar hij kwam. „Houdt de onaanzienlijke en nauwe straten". „Strateeg." „Zie je ergens te verbergen. Misschien krijg je een kans". „Als jij mij gevangen nam?" „Dank je, ik wil geen beulsknecht zijn" „Te gevaarlijk? Wallenstein zou eens wraak kunnen nemen". „Kapitein!" sprak de ruiter. „Dat weet je beter, dat hadt je niet mogen zeggen". Er klonk een gevoelige toon in zijn stem. Saxon legde de hand op zijn schouder: „Ver geef mij, Von Hebei". „Pak aan", zei deze hard, reike hem een pistool, kruit en kogels. „Dit kan je te pas komen. Dien kant uit en tot weer ziens". Hij drukte den vluchteling stevig de hand, sprong in den zadel en rende weg. Zijn arm als laatste groet omhoog heffend. „Wie ein braver Reitersman", neuriede de achterblijver, bekeek het handige, moderne steenslotpistool goedkeurend en sloop verder steeds zooveel mogelijk dekking zoekend. Hij liep in een achterstraat puntige keien; in het midden een goot angstval lig de donkere schaduwzijde houdend. Weer klonken naderende ipaardehoeven. Zijn oogen zochten overal. Aan den over kant, in een hoogen, langen muur van kloos termoppen, ontdekte hij een oud poortje met gothischen oog, waarever een verweerd stuk beeldhouwwerk uitstak. Hij snelde er heen, drukte zijn schouder tegen de dikke eiken deur. Ze week Hij trad binnen .schoof den roestigen grendel haas tig dicht en stond in een grooten tuin in vol len voorjaarsfeestdos. Vol verwondering keek hij rond, hoorde nauwelijks het geklinkklank der voorbijhol- lende paarden, getroffen na het inferno van bruut wapengeweld door dezen vredieen zonnigen bloemenhof. Op het groote groene grasveld stonden bloeiende vruchtboomen. Kersen, peren ap pels en pruimen, die als reusachtige bloem ruikers in zachtrood, lichtgeel, paars en gi oeni afstaken tegen den helderen, blau wen Meihemel. Bloemen hingen van de hoo- ge muren in zachtkleurige voorjaarstinten en het groen had nog de teere schakeeringen van de jonge lente. Te midden van heesters, witte en paarse seringen, heerlijk riekende jasmijnen en deutz.a's met volle, witte bloem tuilen, stond een gebeeldhouwde steenen bank. Aan het einde van het ipark verhief zich een oude romansche toren naast een groot breed gebouw een hooge trapgevel met spitsboogvensters van glas in Food Het onderste gedeelte van den ronden toren scheen geheel begroeid met paarse clematis De breede gevel van het huis was in witte bloemwolken gehuld, die als bruidsluiers neerhingen. Bij den toren stond in de scha duw van een ouden, hoogen goudenregen. Iie in den zonnenschijn geleek op een water val van glanzend goud, een fontein van an- van de Chicago Civic Opera, die in de jaren 1928 en 1929 de New Yorksche Metropolitan Opera naar den kroon stak staat nog in de „Windy City" ais een monument van Insull's- geniale ondernemingsgeest. Chicago heeft die jaren van weelde en voorspoed met vergeten Het heele land heeft door dolle speculaties milliarden en nog eens milliarden verloren, niet alleen in Insull be leggingen. maar in Wall Street en in niet bestaande Peruviaansche spoorwegen In sull heeft een grooten kans van vrijspraak. Oplossing tweezet 494. 1. Td8. Oplossing eindspel 766. 1. e4.1 (kost een 6tuk) want na 1 Dd6 volgt 2. eó en na 1. Dd7 2. Lb5. Oplossing eindspel 765. 1. Tf6! Pc7 (niet 1gf6 wegens 2. Lh6f en 3. Dg7 mat. Ook niet 1Da6? wegens 2. Dd7 gf 3. Lh6 enz.) 3 Td6 Tf8- 4. Le7 h5 5. Dh5 Dd4 6. Kh2 De7 7. Lf8 Df4f Kgl en zwart geeft op daar eeuwig niet mogelijk is. Probleem 495 F. H Hillington. v 'V. abcdefgh Tweezet. Stand der stukken. Wit Ka7 De2 2. Tc4 Th4 Lc6 Lal Pc7 Ph3 p. d4 e3. f2 g4 12. Zwart: Ke4 Dd5 Ta5 Tgl Lh6 Pf7 Pg5 p. a6 b7 f5 g3 11. Eindspel 768. Zw M. O. abcdefgh Wit: Klcinmeyer. Wit speelt en wint. Stand der stukken: Wit: Kg2 Db4 Tf7 Lel Pg5 p. a3. b. 2. c. 2. d4. 9. Zwart: Kf8 Dd6 Ta8 Th8 Lc8 Le7 Pb5 Ph5 p. a7 b7 c6 g€ h7 en h2 14. Eindspel no. 767. Zw. Rjumin. Wit: B. Werlinski. Zwart aan zet en wint. Stand der stukken: Wit: Kal Df2 Tel Tel Pd2 p. a3 b2 e4 f5 g5 h4 11. Zwart: Kg7 Dd3 Td8 Tc8 Le6 p. a4 c2 d6 e7 f7 g6 en h7 12. De volgende partij werd gespeeld in de winterwedstrijd van de Alkmaarsche schaakclub V. V. V. Wit: A. Zwart: E. de Waal. 1. d4 Pf6 2. Pf3 d5 3. e3 Lf5 4. Ld3 Ld3 5. Dd3 c6 6. Pc3. (Beter was eerst 0—0 en daarna c4 of b3 om een Nimzowits- tiek smeedwerk, sierlijk gebouwd op «n voetstuk van blauw arduin. I Saxon verdiepte zich in de romantische bekoring, die uitging van dit sprookjespanf- Rusten even maar op die geheel"' hcuwde bank. f Hij keek rond een heerlijke tuin f' kleurrijke bloemperken, waarboven vtejw vlinders fladderden, in de .verte een perP^ omlijst door roode wilde roosjes daat®tn* ter waarschijnlijk de moestuin. i Vol bewondering zat hij in het zonnelk" Zijn blik dwaalde van de eene zijde naar oe andere. I Een groote, gele brem trok zijn aan' da.cht De panache van Willem d VeroveraarNormandiëra rijkJa)! Zijn gedachten dwaalden af. Vaag innerde de tuin hem aan zijn jeugd, aan i ouderlijk huis, dat hij had verlaten zoo 'ans> zoo heel lang geleden, daar ginds in NeQ land. t M Hij mijmerde verder; zijn overpeinzing werden verwarder en waziger en een 111 sluimering maakte zich meester van den moeiden strijder. erd Een betooverde tuin een betoo slot Doornroosjrwlden Hij vermoedde niet, dat droonib somtijds verband houden met naderend beurtenissen. s- - (Wordt vervolgd)-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1934 | | pagina 12