Het leven van John Dillinger.
Jxlnuüeuws
CHAMPAGNE BIJ KAARSLICHT.
Théater Cinema Américain.
ALKMAARSCH BIOSCOOP
THEATER,
DANCING LADY.
Victoria Theater.
voordoen zullen de openbare scholen waar
schijnlijk Maandag weer geopend worden.
De bewaarscholen blijven nog voor onbe-
paalden tijd gesloten. De toestand van het
eerste patientje is ernstig ofschoon niet
direct levensgevaarlijk.
BUITENMAN BEROOFD.
Twee vrouwen gearresteerd.
Dinsdagavond is wederom een vreemde
ling te Rotterdam het slachtoffer geworden
van een berooving De buitenman, die een be
zoek had gebracht aan een perceel in de
Aert van Nesstraat, bemerkte, toen hij weer
op straat stond, dat twee bankbiljetten van
1000 uit zijn portefeuille waren verdwe
nen. Hij heeft onmiddellijk van deze beroo
ving aangifte gedaan. De politie van het
bureau Witte de Withstraat ging direct op
onderzoek uit en arresteerde nog denzelfden
nacht twee vrouwen; ook zijn twee kooplie
den aangehouden. Het geld is niet meer op
hen bevonden. Van bekentenissen is geen
sprake.
DE WERKLOOSHEID TE EINDHOVEN.
Sterke daling.
Naar wij uit Eindhoven vernemen, kan
aldaar sinds begin 1933 eij vrijwel geregelde
daling van het aantal ingeschreven werk-
loozen worden geconstateerd. In Maart
1933 bedroeg het aantal werkloozen ruim
5400, thans is dit getal gedaald tot ca.
3100.
In dit tijdsverloop daalde het cijfer der
werkloosheid in de bouwbedrijven met ca.
700, bij de Philips fabrieken werden bijna
1100 ingeschreven werkloozen geplaatst.
DE NIEUWE SPELLING.
En de Nederlandsche Uitgeversbond.
Het bestuur van den „Nederlandschen Uit
geversbond" bericht ons het volgende:
In de vergadering van de Vereeniging tot
vereenvoudiging van Onze Spelling heeft de
iheer J. lersteeg als uitgever gesproken en
aan de plannen tot spoedige invoering van
een vereenvoudiging van de spelling, gepu
bliceerd in de mededeelingen van het departe
ment van Onderwijs van Mei j.1., adhaesie
betuigd. Het bestuur van den Nederlandschen
Uitgeversbond acht het noodzakelijk te ver
klaren, dat de heer Tersteeg niet namens
dezen Bond heeft gesproken, doch uitsluitend
zijn eigen meening heeft verkondigd. Het
kan zich indenken, dat uitgevers, die niet een
fonds hebben, waarvan de herdrukken van
boeken in de klasse naast vorige drukken
bruikbaar dienen te blijven, deze zaak op een
andere wijze bezien dan zij, die hiervoor
hebben zorg te dragen Het is echter in deze
veiliger den weg te volgen, aangegeven bij
het adres, dat de Uitgeversbond den minis
terraad aangeboden heeft, door rijksarcoun-
tanisonderzoek gestaafde opgave te doen
van de waarde der voorraden schoolboeken,
welke bij invoering op korten termijn onver
koopbaar zouden worden, daar niemand tot
het koopen van boeken in de oude spelling kan
dwingen. De Uitgeversbond schaart zich ook
gaarne bij hen, die van oordeel zijn, dat
eventueele invoering van eenigerlei com
promis voorbereid zou dienen te worden
door een veel breeder wetenschaopelijk en
economisch onderzoek dan tot heden moge
lijk is geweest; een onderzoek waarbij naast
de stemmen van degenen, die de taal hebben
te onderwijzen, ook gehoord worden die van
hen, die de taal hebben te gebruiken, en van
hen, die de kosten hebben te dragen. Dat zijn,
behalve de schoolboekuitgevers de overheid,
de handel en het publiek in den ruimsten zin
des woords. Het maakt gaarne de woorden
van den voorzitter van de Groep Schoolboek
uitgevers in „Onze Taaltuin" van Juni 1.1. tot
de zijne:
„De vraag, of de wijze, waarop de nieuwe
spelling is geboren en als een verrassmg aan
het Nederlandsche volk wordt opgelegd, de
juiste is kan m.i. slechts ontkennend worden
beantwoord. Bevestigend daarentegen kan
alleen het antwoord' luiden, als gevraagd
wordt of het onverantwoordelijk is in deze
benarde tijden aan rijk, gemeente en het Ne
derlandsche volk buitengewone lasten ten
bijdrage van miliioenen guldens op de
schouders te leggen", waar zoovele andeie
offers voor belangrijker volksaangelegenheden
gevergd worden
Het acht het bovendien niet overbodig op
ie merken, dat een compromis cok zooveel
mogelijk zekerheid dient te bieden, dat het
van alle zijden wordt aanvaard Indien prof.
De Vooys de onderwijsmenschen, die verder
zouden willen gaan dan het compromis, in
Hoofdstuk III
TIEN JAAR IN HET TUCHTHUIS.
John Dillinger moet eerst tien jaar door
brengen op de hoogeschool der misdadigers,
het tuchthuis, voor hij een gooi kan doen
naar den titel „Amerika's vijand no. 1".
Dillinger wordt naar het tuchthuis te La-
ke County gebracht; hier komt hij samen met
het uitvaagsel der maatschappij, maar hij
leert er ook de meesters der misdaad kennen
en niemand is een zóó leergierig leerling
a's hij.
Dillinger heeft zijn leven nog niet afgeslo
ten, ondanks het vooruitzicht, dat hij een-en-
twintig jaar in dit huis der verschrikking zal
moeten doorbrengen. Neen, John Dillinger
is niet vernietigd, zijn moed is niet gebro
ken. Integendeel, gedurende deze jaren
wordt de brandstof in hem opgehoopt.
Het wraakgevoel groeit in hem. Een-en-
twintig jaar zijn een lange tijd, dat weet hij,
maar hij zal het doorstaan en wanneer hij
vrij komt, zal Amerika voor hem sidderen.
Neen, nog steeds is de brand niet ge-
bluscht, dien Roode Mary in zijn hart heeft
ontstoken. Hij zal haar toonen, wat er in
hem steekt. Hij zal die roode feeks bewijzen,
dat zij zich in hem vergist heeft. Dat hij niet
de grootste dwaas van de Vereenigde Staten
is. En bij dat alles kan hij het gevoel van
liefde voor deze vrouw niet van zich afzet
ten. Nog steeds heeft hij den vasten wil, eens
haar bewondering en liefde te veroveren.
Jaar na jaar brengt Dillinger door in het
tuchthuis te Lake County. Menigmaal over-
overweging geeft, dit buiten het verband
dezer vereeniging te probeeren", ziet men een
nieuwe vereeniging tot vereenvoudiging van
onze schrijftaal reeds dichter bij dan in een
ver verschiet.
Het bestuur teekent hierbij nog aan, dat
van de houding van België waaraan van de
zijde van de vereenvoudigers veel waarde is
gehecht, sinds de ministerswisseling aldaar,
mets meer vaststaat.
NEDERLANDSCHE HANDEL
MAATSCHAPPIJ.
In de gister onder presidium van dr. C. J.
K. van Aalst gehouden jaarlijksche algemee-
ne vergadering van aandeelhouders van de
Nederlandsche Handelmaatschappij waren
aanwezig 16 aandeelhouders, vertegenwoor
digend 50129 aandeelen.
De directie bracht verslag uit omtrent de
handelingen der maatschappij in het afge-
loopen jaar.
De balans en de winst- en verliesrekening
werden goedgekeurd.
Dr. van Aalst deelde nog mede, dat, zoo
als uit de jaarstukken blijkt, in het afgeloo-
pen jaar certificaten van eigen aandeelen zijn
ingekocht. Sedert dien is daarmede doorge
gaan. Het geheele bedrag is thans circa 7!4
millioen gulden nominaal. De president
voegde daaraan toe, dat na de mededeelin
gen in het jaarverslag gemeend wordt, dal
er geen aanleiding meer bestaat deze aan-
koopen voort te zetten.
In de vacature ontstaan door het overlij
den van den heer S. P. van Eeghen werd als
commissaris gekozen de heer H. L. van
Eeghen, terwijl de periodiek aftredende com
missarissen, de heeren Jhr. H. Loudon, H.
W. van Marle en W. Ruys Bzn., werden
herkozen.
Aan de orde was verder de verkiezing van
een president in de plaats van dr. C. J. K.
van Aalst, die, gelijk reeds vroeger is mede
gedeeld, met ingang van 1 Juli a.s. zijn
functie nederlegt.
Als president werd gekozen mr. D. Crena
de Iongh, thans directeur der maatschappij,
die als zoodanig niet zal worden vervangen.
De voorzitter van den raad van commis
sarissen der N.H.M., de heer H. C. Rehbock,
sprak vervolgens den scheidenden president
toe en memoreerde in het bijzonder de bui
tengewone verdiensten van den heer Van
Aalst tijdens de oorlogsjaren. Toen, aldus
spr., heeft u uw groote eigenschappen kun
nen ontplooien op een wijze, die aller be
wondering afdwong en waarvoor he vader
land nooit dankbaar genoeg kan zijn. Ik
heb het voorrecht gehad in die jaren vaak
iets van u over het toen door u verrichte
werk te vernemen en ben steeds diep onder
den indruk geweest van de wijze, waarop u
de ontelbare moeilijkheden, die zich voorde
den, met groote energie, met bijzonderen
takt en gelukkig ook met groote opgewekt
heid wist te overwinnen.
Maar laat ik nu nader ingaan op uw
werkkring bij onze maatschappij. Op 1 Jan.
1889 is u, na het gebruikelijke examen, hier
in dienst getreden. Op 3 Maart 1889 arri
veerde u te Batavia, per „Prins van Oran
je" en werd aangesteld als correspondent
bij de Tweede Afdeeling der Factorij. 16 Mei
1891 werd u chef van deze afdeeling; 15
Maart 1895 eerste geëmployeerde te Soera-
baja, waar u in 1896 het kantoor tijdelijk
waarnam. 1 October 1898 werd u benoemd
tot agent te Singapore.
In het begin van 1902 ging u met verlof
naar Holland, waar u bij koninklijk besluit
van 25 Juni 1902 benoemd werd tot direc
teur, ingaande 1 Augustus 1902. Tien jaren
later, bij koninklijk besluit van 8 Nov. 1912,
werd u benoemd tot president der Neder
landsche Handel-Maatschappij, ingaande 1
Januari 1913.
Ik herinner mij nog duidelijk, hoe ik in de
avonduren van dien dag een briefje van u
ontving met de mededeeling van deze benoe-
ing en hoe verrukt en gelukkig u hierover
was.
Uw groote energie, uw werkkracht, uw
doorzettingsvermogen, verbonden aan groot
optimisme en een bijzondere blijmoedigheid,
hadden u binnen 24 jaren doen klimmen van
jongsten bediende tot het hoogst bereikbare.
Als directeur reeds, maar meer nog als
president, werd u de vraagbaak van velen,
van handel, nijverheid en scheepvaart, maar
ook in het bijzonder van onze regeering. Tal
loos zijn de maatschappijen, die u hebt hel
pen oprichten, opbouwen en waaraan de Ne
derlandsche Handel-Maatschappij haar
steun verleende, talloos het aantal waaraan
u als commissaris of wel in de meeste geval
len als president-commissaris verbonden
waart.
Heel veel moeilijke tijden hebt u in al die
- I ,1 1 LliiJLLLLI1L_.
mant hem de wanhoop in eenzame nachten,
wanneer hij slapeloos op zijn brits ligt en de
zoete lentelucht door het kleine celvenster
binnendringt. Dan springt hij op en loopt
brullend als een dier door de cel en strekt
de handen vertwijfeld door de tralies naar
de vrijheid, die nog jaren ver van hem ver
wijderd ligt.
John Dillinger is een misdadiger, die geen
berouw heeft. Ieder in het tuchthuis weet
dat: de directeur, de cipiers, allen. Zij we
ten, dat hij op het oogenblik van zijn vrij
heid weer zal beginnen, waar hij heeft op
gehouden bij de misdaad. Zij weten,
dat deze man niet geholpen kan worden, en
dat het voor de menschheid het beste zou
zijn, indien hij altijd opgeborgen bleef. Hij
is een vijand der mensenneid.
Maar ook in het tuchthuis wordt zijn vol
komen onbevreesdheid weldra spreekwoor
delijk. Hij heet: de man zonder vrees.
Op zekeren dag krijgt Bill Slinger,, die
wegens meervoucfigen moord tot levenslange
tuchthuisstraf veroordeeld is, een aanval
van razernij. Bill Slinger is een reusachtige
kerel, wild en bloeddorstig als een beest. Als
gangster had hij den bijnaam „bloedige tij
ger". Bill Slinger wordt door zijn aanvai
overmeesterd gedurende den tijd, aat alle ge
vangenen op de binnenplaats worden ge
lucht. Tot aller ontsteltenis blijkt het, dat hij
in het bezit is van een lang stilet, dat hij
verborgen heeft gehouden. Met dit wapen
stormt hij rond en steeks alles, wat hem in
den weg komt. Er ontstaat een enorme pa
niek en de gevangenen dringen in een hoek
van de binnenplaats bijeen.
De directeur geeft bevel, Bill Slinger neer
jaren medegemaakt en vaak was het een bij
zonder zware taak, om niet alleen bij de
eigen Maatschappij, maar ook bij de zaken,
die mede onder uw toezicht stonden, de
moeilijkheden te overwinnen.
Maar al de vroegere crises zijn in onze
oogen maar kinderspel vergeleken met de
zware economische depressie, die wij nu
reeds sedert jaren doormaken en waarvan
het einde nog niet is te zien. Ik denk daar
bij in het bijzonder aan onze belangen in In-
dië, die wel zeer ernstig door de lage prij
zen der producten wordt getroffen. Weik
een tegenstelling met vroegere jaren, waar
vaak de Indische producten juist een waar-
devollen factor voor de winst- en verliesre
kening onzer maatschappij vormden. De re
sultaten der bankzaken intusschen, door uw
initiatief tot groote ontwikkeling gebracht,
vormen heden daarnaast een welkome bron
van inkomsten.
Geachte president, u waart steeds voor uw
mede-directeuren en voor het geheele perso
neel der Nederlandsche Handel-Maatschap
pij een voorbeeld van plichtsbesef, van nim
mer rustende volharding en van groot initia
tief. Daarbij kwam een u aangeboren blij
moedigheid en een gezond optimisme. Laat
ik hopen, dat uw medewerkers deze eigen
schappen van u hebben overgenomen. Zij
zullen hen helen om de bestaande moeilijk
heden te overwinnen.
Wij allen wenschen van harte, dat het u
gegeven zij, in goede gezondheid nog getui
ge te mogen ziin, dat de Maatschapoij, die u
boven alles lief is, weer tot haar ouden bloei
za' geraken".
Dr. C. T. K. van Aalst dankte voor de tot
hem gerichte woorden.
KORTE BERICHTEN.
Z.K.H. Prins Hendrik is heden met
den trein van 13.2 u. van het s.s. station
der. Haag naar 't Loo vertrokken.
Naar wij vernemen ligt het in de be
doeling, dat de nieuwe burgemeester van
Den Haag, mr. de Monchy, in de raadsver
gadering van 2 Juli a.s. als zoodanig ge
ïnstalleerd zal worden.
In het theater Cinema Américain loopt
vanaf Vrijdagavond een buitengewoon mooie
film, namelijk Champagne bij Kaarslicht.
De Tel. schreef daarover o.a.
Er zijn enkele voortreffelijke vondsten in
dit genoegelijke spel, dat in hoofdzaak de
niet nieuwe intrigue bevat van den meester die
den kamerdienaar speelt, terwijl de kamer
dienaar de rol van den heer vervult. Doch
het wordt met gratie, met humor gedaan en
het zijn vooral Elissa Landa, Nils Asther en
Paul Lukas die hun rollen in deze comedie
met veel talent vervullen.
Een weeke en bijna ziekelijke elegante
prins van Nils Asther staat in het midden
van de handeling en deze prins von Rommer
die wel een klapper mag aanleggen van al
zijn amoureuze relaties, bezit een juweel van
een kamerdienaar, die Casanova leest en zich
wat de practische oefening betreft, geheel in
stelt op de gedragingen van zijn meester. In
de prinselijke woning wordt naar een vast
schema gewerkt als de prins met zijn ge
liefde aan den vleugel zit, draait de kamer
dienaar een stop uit het schakelbord en
brengt de kaarsen binnen. Dit ritueel is de
voornaamste trouvaille uit de film wij
zullen nog dikwijls en onder verschillende
omstandigheden deze kandelaars zien bin
nendragen.
Kamerdienaars gedragen zich, wanneer
zij „in civiel" uitgaan, als hun heeren zij
imiteeren diens wenken en dien intonaties
en alleen den ingewijde valt het verschil op,
omdat dikwijls de heer iets van den kamer
dienaar heeft. De prins is zekerder van hou
ding de kamerdienaar past het procédé
slechts aarzelend toe en faalt dan ook bij de
dame der groote wereld die hij in den nacht
trein ontmoet. De verliefdheid van den ka
merdienaar is in zooverre superieur aan cte
verliefdheid van den meester, .dat zij echt is,
zoodat zijn werk er onder lijdt en hij zijn
meester een zwarte in plaats van een wit ie
das aanreikt. Bij koningen kwamen er veld
slagen van bij kamerdienaren vallen er
dassen. Het psychologisch effect is even
moordend.
Meer dan bij een der andere rollen weet
de kamerdienaar, gespeeld door Paul Lukas
die onnavolgbare nuance in zijn spel te bren-
gen die hem van den aanvang af tot een ka-
te schieten, maar dan springt John Dillinger
naar voren, terwijl hij luidkeels schreeuw':
„Laat het maar aan mij over!"
En volkomen ongewapend gaat hij op Bi'1
Slinger toe. Deze brult van woede, maar
Dillinger lacht hem in het gezicht uit
„Wil je werkelijk steken, Bill?' roept hij,
terwijl hij den razende steeds dichter na
dert. Bill Slinger aarzelt een seconde. Zelfs
in zijn verduisterden geest is er een oogen
blik verwondering over deze onverschrok
kenheid. Die enkele seconde is voor John
Dillinger genoeg om hem het stilet te ont
rukken. Als men hem later vraagt, of hij niet
bang was geweest, zegt hij verwonderd:
„Angst? Ik ken geen angst".
Bij ieder ander zou dat gezegde den in
druk van een phrase hebben gemaakt; bij
Dillinger is het geen phrase. Het is een feit,
dat treurig genoeg is. Want juist dat patho
logische ontbreken van ieder angstgevoel za!
hem weldra tot den grootsten misdadiger
der Ver. Staten maken.
Op zekeren dag doet John Dillinger een
poging om te ontsnappen en ook cleze poging
is zoo fantastisch brutaal, dat het slechts
aan een toeval te danken is, dat zij mislukt.
Maar thans wordt hij strenger bewaakt: aan
een tweede ontsnappingspoging valt niet te
denken.
Als Dillinger bijna tien jaar in het tucht
huis heeft doorgebracht, maakt hij kennis
met Jim Mecre Jim Moore is een gesloten
jongeman, van wien n en s'echts weet, dat
hij een politieagent heeft doodgeschoten
Hij spreekt weinig, snijdt niet op en zoeki
geen aansluiting bij de andere gevangenen.
Het gevolg daarvan is, dat d e hem het leven
merdienaar stempelt. Daarom wordt zijn
maskerade als „prins" nergens belachelijk,
doch blijft aandoenlijk. En hoewel Elissa
Landa eveneens in geleende kleeren de groo
te dame speelt, blijft zij op ietwat geforceerde
wijze kamenier.
Zoo komt uit de verschillende rollen die
van Paul Lukas het sterkst naar voren, om
dat hij onder al deze lichte en grappige
scherts zoo menschelijk en aandoenlijk blijft.
En natuurlijk is het altijd van een dadelijk
effect wanneer de bedienden in de kleeren en
de identiteit van de meesters rondwandelen
en zich verachtelijk uitlaten overde be
dienden. Zoo culmineert dan ook het sp.d
van Elissa Landa in de scène waarin zij den
als kamerdienaar vermomden prins op de
grove wijze behandelt waarop zij meent dat
de aristocratie bedienden tracteert het is
juist even te gewild-brutaal om goed ge
observeerd te kunnen heeten. En verder is er
veel grappigs in deze niet al te diepgaande
comeaie, die echter om de manier waarop zij
geserveerd wordt champagne bij kaars
licht een aardig amusementsstuk genoemd
kan worden.
De bijzonder mooie film S.O.S. Ijsberg,
een Universal-film, wordt vanaf Vrijdag in
het A.B.T. vertoond.
De film die buitengewoon fraaie na-
tuurtafreelen uit het gebied van sneeuw en
ijs laat zien en daarnaast een spannenden
inhoud heeft is in tal van plaatsen met
groot enthousiasme ontvangen.
Deze film werd vervaardigd onder auspi
ciën der Deensche regeering en onder be
scherming van den vermaarden Poolonder-
zoeker Knud Rasmussen heeft met veel suc
ces in Berlijn en Hollywood geloopen. Tal
loos zijn de gevaren waaraan de leden der
expeditie waren blootgesteld.
Het scenario, dat als gewoonlijk door dr.
Franck zelf ontworpen is, behandelt het vol
gende gegeven:
Een expeditie, geleid door dr. Carl Law-
rence en verder bestaande uit dr. Brand,
John Dragan, dr. Matushek en Fritz Küm-
mel, vertrekt uit Berlijn om de waardevolle
gegevens, die met de verongelukte Wegner-
expeditie verloren gegaan waren, op te zoe
ken.
Zonder ongelukken trekken zij ver het
Noordelijk gebied in. Bij een gevaarlijke ijs
vlakte aangekomen, willen de meer ervaren
mannen halt houden, doch de eerzuchtige
Lawrence wenscht verder te gaan. Op zeke
ren nacht verdwijnt hij uit het kamp met
slechts een slede en een paar honden bij zich
Eenigen tijd later passeert een Eskimo de ex
peditie-standplaats en toont hun een over
blijfsel, van wat zij herkennen als Lawren-
ce's slede.
Dr. Brand beveelt nu de andere mannen
op te breken, teneinde hun kameraad op te
sporen.
Nu breekt een moeilijke reis aan; ver
scheidene stormen hebben zij te trotseeren.
Tenslotte verliezen zij hun heele uitrusting,
behalve de lievelingshond Nakinak en een
slede, die slechts een radio-apparaat en een
paar instrumenten bevat.
Hongerig en totaal uitgeput bereiken zij
den Rinks gletscher, een ijsmuur van 1500
voet hoog en 18 mijlen breed. Vanaf hun
gunstig liggende verblijfplaats ontdekken zij
aan den rand van de fjord een kleine stee»
nen hut, die klaarblijkelijk door de Wegnei-
expeditie gebruikt is. Binnenin vinden ze een
bericht van Lawrence, dat hij zal trachten
de fjord over te steken om een Eskimo-dorp
te bereiken.
Hoe wanhopig een dergelijke poging
schijnt, de honger drijft hen voort; ze moe
ten welDe radio en den hond worden mee
genomen en de vier mannen wagen zich op
het drijf ijs. De geweldige stroom voert hen
naar een ijsberg, waar zij Lawrence vindei',
stervend, zooals zijzelf. Na veel moeite lukt
het Brand S.O.S.-seinen uit te zenden. Een
amateur vangt ze op en reeds gaat mevr
Lawrence, een bedreven pilote, op weg naar
Groenland om haar man en zijn vrienden te
redden.
Over de kleine troep voltrekt zich nu een
treurspel. In een aanval van krankzinnigheid
raakt Dragan in gevecht met Kümmel, dien
hij van den ijsberg afgooit. Later pleegt hij
zelfmoord. Matushek wordt door een ijs
beer in stukken gescheurd en Brand tracut
in een laatste reddingspoging zwemmende
een Eskimo-nederzetting te bereiken.
Ellen Lawrence scheert met haar machine
over den ijsberg heen het toestel wordt ver
nield, doch zijzelf blijft ongedeerd en een
hartroerend weerzien met haar man volgt.
tot een hel maken. Maar dat duurt niet lang,
want plotseling heeft hij in John Dillinger
een beschermer gevonden.
Is het een gril van John, dat hij zich over
den jongeman ontfermt? Hij weet het zelf
niet. Jim Moore is toch ook tegenover hem
niet mededeelzamer. Maar er is iets, dat hem
tot den jongen aantrekt en het komt tusschen
hem en de andere gevangenen tot verbitter
de twistpartijen, waaruit Dillinger steeds
als overwinnaar te voorschijn komt. Vanaf
dat oogenblik ondervindt Moore geen hin
der meer van zijn mede-gevangenen.
Op een dag is Jim Moore op geheimzinni
ge wijze verdwenen. Niemand begrijpt, hoe
hij heeft kunnen ontvluchten. In ieder geval
heeft hij hulp van buiten moeten hebben
Maar John Dillinger vindt des avonds in
zijn brood een briefje gekneed met de woor
den: „Ik zal Mary zeggen, dat je mij hebt
geholjjen. Moore".
Mary! Oude wonden worden in Dillin-
ger's gemoed opengereten. Neen, de tijd heeft
ze toch niet geheeld. En nu weet hij ook, dat
het een zekere gelijkenis tusschen Moore en
Mary geweest is, die hem er toe heeft bewo
gen, den jongeman steeds te verdedigen
„Nog elf jaar zitten, dan kan Mary mij er
voor bedanken", denkt hij met bitterheid.
Maar het zal geen elf jaar meer duren.
Want er vindt een zeer onverwachte gebeur
tenis plaats.
John Dillinger wordt op zekeren dag bij
den directeur van het tuchthuis geroepen.
„Je bent begenadigd, John Dillinger",
zegt de directeur, „en ik geloof, dat dat on
gelukkig genoeg is!"
Een oogenblik staat Dillinger verstomd,
Udet, de koene Duitsche vlieger, vertrekt
nu naar Groenland en slaagt erin, onge
deerd op het gevaarte te landen. Zoowel
Ellen en Carls als Brand worden nu gered.
De film eindigt, met deze drie aan boord
van een schip op weg naar huis
De grootste opnamen van de oerkrachten
der natuur spelen in dez rolprent natuurlijk
de belangrijkste rol.
Naast de bewonderenswaardige prestaties
der spelers, is er evenwel nog een derde fac
tor waaraan buitengewoon veel zorg is be
steed en dat is: de muziek. Componist hier
van is Paul Dessau, die zijn scheppingen
geheel in de sfeer van het koude, onherberg
zame, niets ontziende ijs gemaakt heeft:
schril, ongebonden en af en toe van een dy
namische meesleependheid.
De bekende film Dancing Lady, waarin
Joan Crawford de hoofdrol vervult, loopt
vanaf morgenavond in het Victoria Theater.
Van deze mooie Metro Goldwyn-film
schrijft De Telegraaf o.a.
't Simpele geval waarom de prachtige
show gebouwd is in den strijd dien Jannie
Barlow, wie „het dansen in het bloed zit",
voert tusschen haar liefde voor de kunst en,
naar later blijkt, voor den revue regisseur
Patch en haar sympathie voor Tod Newton
den mil-lionnair en alle luxe die hij haar kan
aanbieden Waarbij de kunst en Patch het ten
slotte winnen. Om d iteenvoudige gegeven
nu speelt zich het leven, meest achter de cou
lissen af, van de nerveuze spanningen vóór en
tijdens het opvoeren van een revue. Patch zelf
is de verpersoonlijking van die geweldige
zenuw spanning en op buitengewoon sug
gestieve wijze is dit uitgebeeld in de reeks
.scènes van repetities, dansoefeningen, oefe
ningen in de gymnastiekzaal en al wat er
gebeuren moet voor het doek opgaat voor
de première.
Hier wordt de zaak nog dramatisch ge
maakt doordat na tal van repetities van in
tense inspanning het theater gesloten wordt,
omdat de rijke Newton de affaire heeft ge
kocht, hopend Jannie Barlow, die haar kans
nu niet krijgt, te trouwen.
Maar Patch zit niet bij de pakken neer, een
nieuwe revue wordt ingestudeerd, waarbij
Jannie ten slotte toch de hoofdro' verhult en
de opvoering van deze revue is wel het glans
en hoogtepunt van de show-film „Dancing
Lady". Door de prachtige montage, het ver
nuftig truqueeren bewondert men hier een
serie revue-scènes zoo grootsch van opvat
ting en ensceneering als men weinig te zien
zal krijgen.
Vooral de slotscène, die wij „oud en
nieuw" zouden noemen en waarin oude ve
hikels, en menschen in ouderwetsche kleediji
in onmerkbaren overgang naar het heden
gaan, de scène in den draaimolen, met de
smaakvol gevonden silhouetten is rijk van
vondsten, een "Weelde van vormen, figuren,
dansen, een kaleidoscoop van met bliksem
snelheid wisselende beelden.
Zoo is van het begin tot het eind de film
„Dancing Ladv" een lust voor de oogen.
Een prachtig kijk-spei.
Het Volk schrijft:
De shows die er tusschen door draaien, de
songs, die er tusschen door klinken zijn ech
ter zooals uit den aard van de showfilm
volgt minstens even belangrijk.
Alles had hij kunnen verwachten, maar geen
begenadiging. Maar hij herstelt zich snel en
zegt koel en spottend: „Voor mij niet onge
lukkig, hoogstens voor
De directeur ziet op en vraagt haastig:
„Hoogstens voor wie?"
Dillinger haalt onverschillig de schouders
op: „Dat zal wel blijken, mijnheer de direc
teur". Dan leest hij het begenadigingsschrij-
ven en plotseling lacht hij luid.
„Er is geen reden om te lachen!" zegt de
directeur geëergerd.
„Jawel", zegt Dillinger, „het gratieverzoek
draagt de handteekening van den man, op
wien ik indertijd een overval heb gepleegd".
Maar op hetzelfde oogenblik begrijpt hij,'dat
machtiger invloeden aan het werk zijn ge
weest om zijn invrijheidsstelling te bewer
ken. Hij denkt slechts aan één naam: Mary!
De inspecteur, die Dillinger een uur later
naar buiten geleidt, verwondert zich er over,
dat hij op diens gelaat slechts een spotten-
den glimlach ziet, geen opwinding, geen
vreugde, geen besluiteloosheid. Met vastbe
raden en energieke stappen verwijdert Dil
linger zich als iemand, die haast heeft om
een bepaald doel te bereiken. Zijn doel is nog
steeds hetzelfde: hij zal de grootste gangster
der Ver. Staten worden.
Vanuit zijn kamer kijkt de directeur hem
na. Hij schudt het hoofd.
„Nooit was een begenadiging minder ge
rechtvaardigd dan in dit geval. Ik denk, dat
binnenkort de hel zal losbrekenzegt hij
tot zijn secretaris.
Het zijn profetische woorden geweest die
deze man gesproken heeft.
(De beide vorige artikelen werden opge
nomen 16 en 19 Juni. Red. Alkm. Crt.)