Het leven van John Dillinger. Jxlnuüeuws CHAMPAGNE BIJ KAARSLICHT. Théater Cinema Américain. ALKMAARSCH BIOSCOOP THEATER, DANCING LADY. Victoria Theater. voordoen zullen de openbare scholen waar schijnlijk Maandag weer geopend worden. De bewaarscholen blijven nog voor onbe- paalden tijd gesloten. De toestand van het eerste patientje is ernstig ofschoon niet direct levensgevaarlijk. BUITENMAN BEROOFD. Twee vrouwen gearresteerd. Dinsdagavond is wederom een vreemde ling te Rotterdam het slachtoffer geworden van een berooving De buitenman, die een be zoek had gebracht aan een perceel in de Aert van Nesstraat, bemerkte, toen hij weer op straat stond, dat twee bankbiljetten van 1000 uit zijn portefeuille waren verdwe nen. Hij heeft onmiddellijk van deze beroo ving aangifte gedaan. De politie van het bureau Witte de Withstraat ging direct op onderzoek uit en arresteerde nog denzelfden nacht twee vrouwen; ook zijn twee kooplie den aangehouden. Het geld is niet meer op hen bevonden. Van bekentenissen is geen sprake. DE WERKLOOSHEID TE EINDHOVEN. Sterke daling. Naar wij uit Eindhoven vernemen, kan aldaar sinds begin 1933 eij vrijwel geregelde daling van het aantal ingeschreven werk- loozen worden geconstateerd. In Maart 1933 bedroeg het aantal werkloozen ruim 5400, thans is dit getal gedaald tot ca. 3100. In dit tijdsverloop daalde het cijfer der werkloosheid in de bouwbedrijven met ca. 700, bij de Philips fabrieken werden bijna 1100 ingeschreven werkloozen geplaatst. DE NIEUWE SPELLING. En de Nederlandsche Uitgeversbond. Het bestuur van den „Nederlandschen Uit geversbond" bericht ons het volgende: In de vergadering van de Vereeniging tot vereenvoudiging van Onze Spelling heeft de iheer J. lersteeg als uitgever gesproken en aan de plannen tot spoedige invoering van een vereenvoudiging van de spelling, gepu bliceerd in de mededeelingen van het departe ment van Onderwijs van Mei j.1., adhaesie betuigd. Het bestuur van den Nederlandschen Uitgeversbond acht het noodzakelijk te ver klaren, dat de heer Tersteeg niet namens dezen Bond heeft gesproken, doch uitsluitend zijn eigen meening heeft verkondigd. Het kan zich indenken, dat uitgevers, die niet een fonds hebben, waarvan de herdrukken van boeken in de klasse naast vorige drukken bruikbaar dienen te blijven, deze zaak op een andere wijze bezien dan zij, die hiervoor hebben zorg te dragen Het is echter in deze veiliger den weg te volgen, aangegeven bij het adres, dat de Uitgeversbond den minis terraad aangeboden heeft, door rijksarcoun- tanisonderzoek gestaafde opgave te doen van de waarde der voorraden schoolboeken, welke bij invoering op korten termijn onver koopbaar zouden worden, daar niemand tot het koopen van boeken in de oude spelling kan dwingen. De Uitgeversbond schaart zich ook gaarne bij hen, die van oordeel zijn, dat eventueele invoering van eenigerlei com promis voorbereid zou dienen te worden door een veel breeder wetenschaopelijk en economisch onderzoek dan tot heden moge lijk is geweest; een onderzoek waarbij naast de stemmen van degenen, die de taal hebben te onderwijzen, ook gehoord worden die van hen, die de taal hebben te gebruiken, en van hen, die de kosten hebben te dragen. Dat zijn, behalve de schoolboekuitgevers de overheid, de handel en het publiek in den ruimsten zin des woords. Het maakt gaarne de woorden van den voorzitter van de Groep Schoolboek uitgevers in „Onze Taaltuin" van Juni 1.1. tot de zijne: „De vraag, of de wijze, waarop de nieuwe spelling is geboren en als een verrassmg aan het Nederlandsche volk wordt opgelegd, de juiste is kan m.i. slechts ontkennend worden beantwoord. Bevestigend daarentegen kan alleen het antwoord' luiden, als gevraagd wordt of het onverantwoordelijk is in deze benarde tijden aan rijk, gemeente en het Ne derlandsche volk buitengewone lasten ten bijdrage van miliioenen guldens op de schouders te leggen", waar zoovele andeie offers voor belangrijker volksaangelegenheden gevergd worden Het acht het bovendien niet overbodig op ie merken, dat een compromis cok zooveel mogelijk zekerheid dient te bieden, dat het van alle zijden wordt aanvaard Indien prof. De Vooys de onderwijsmenschen, die verder zouden willen gaan dan het compromis, in Hoofdstuk III TIEN JAAR IN HET TUCHTHUIS. John Dillinger moet eerst tien jaar door brengen op de hoogeschool der misdadigers, het tuchthuis, voor hij een gooi kan doen naar den titel „Amerika's vijand no. 1". Dillinger wordt naar het tuchthuis te La- ke County gebracht; hier komt hij samen met het uitvaagsel der maatschappij, maar hij leert er ook de meesters der misdaad kennen en niemand is een zóó leergierig leerling a's hij. Dillinger heeft zijn leven nog niet afgeslo ten, ondanks het vooruitzicht, dat hij een-en- twintig jaar in dit huis der verschrikking zal moeten doorbrengen. Neen, John Dillinger is niet vernietigd, zijn moed is niet gebro ken. Integendeel, gedurende deze jaren wordt de brandstof in hem opgehoopt. Het wraakgevoel groeit in hem. Een-en- twintig jaar zijn een lange tijd, dat weet hij, maar hij zal het doorstaan en wanneer hij vrij komt, zal Amerika voor hem sidderen. Neen, nog steeds is de brand niet ge- bluscht, dien Roode Mary in zijn hart heeft ontstoken. Hij zal haar toonen, wat er in hem steekt. Hij zal die roode feeks bewijzen, dat zij zich in hem vergist heeft. Dat hij niet de grootste dwaas van de Vereenigde Staten is. En bij dat alles kan hij het gevoel van liefde voor deze vrouw niet van zich afzet ten. Nog steeds heeft hij den vasten wil, eens haar bewondering en liefde te veroveren. Jaar na jaar brengt Dillinger door in het tuchthuis te Lake County. Menigmaal over- overweging geeft, dit buiten het verband dezer vereeniging te probeeren", ziet men een nieuwe vereeniging tot vereenvoudiging van onze schrijftaal reeds dichter bij dan in een ver verschiet. Het bestuur teekent hierbij nog aan, dat van de houding van België waaraan van de zijde van de vereenvoudigers veel waarde is gehecht, sinds de ministerswisseling aldaar, mets meer vaststaat. NEDERLANDSCHE HANDEL MAATSCHAPPIJ. In de gister onder presidium van dr. C. J. K. van Aalst gehouden jaarlijksche algemee- ne vergadering van aandeelhouders van de Nederlandsche Handelmaatschappij waren aanwezig 16 aandeelhouders, vertegenwoor digend 50129 aandeelen. De directie bracht verslag uit omtrent de handelingen der maatschappij in het afge- loopen jaar. De balans en de winst- en verliesrekening werden goedgekeurd. Dr. van Aalst deelde nog mede, dat, zoo als uit de jaarstukken blijkt, in het afgeloo- pen jaar certificaten van eigen aandeelen zijn ingekocht. Sedert dien is daarmede doorge gaan. Het geheele bedrag is thans circa 7!4 millioen gulden nominaal. De president voegde daaraan toe, dat na de mededeelin gen in het jaarverslag gemeend wordt, dal er geen aanleiding meer bestaat deze aan- koopen voort te zetten. In de vacature ontstaan door het overlij den van den heer S. P. van Eeghen werd als commissaris gekozen de heer H. L. van Eeghen, terwijl de periodiek aftredende com missarissen, de heeren Jhr. H. Loudon, H. W. van Marle en W. Ruys Bzn., werden herkozen. Aan de orde was verder de verkiezing van een president in de plaats van dr. C. J. K. van Aalst, die, gelijk reeds vroeger is mede gedeeld, met ingang van 1 Juli a.s. zijn functie nederlegt. Als president werd gekozen mr. D. Crena de Iongh, thans directeur der maatschappij, die als zoodanig niet zal worden vervangen. De voorzitter van den raad van commis sarissen der N.H.M., de heer H. C. Rehbock, sprak vervolgens den scheidenden president toe en memoreerde in het bijzonder de bui tengewone verdiensten van den heer Van Aalst tijdens de oorlogsjaren. Toen, aldus spr., heeft u uw groote eigenschappen kun nen ontplooien op een wijze, die aller be wondering afdwong en waarvoor he vader land nooit dankbaar genoeg kan zijn. Ik heb het voorrecht gehad in die jaren vaak iets van u over het toen door u verrichte werk te vernemen en ben steeds diep onder den indruk geweest van de wijze, waarop u de ontelbare moeilijkheden, die zich voorde den, met groote energie, met bijzonderen takt en gelukkig ook met groote opgewekt heid wist te overwinnen. Maar laat ik nu nader ingaan op uw werkkring bij onze maatschappij. Op 1 Jan. 1889 is u, na het gebruikelijke examen, hier in dienst getreden. Op 3 Maart 1889 arri veerde u te Batavia, per „Prins van Oran je" en werd aangesteld als correspondent bij de Tweede Afdeeling der Factorij. 16 Mei 1891 werd u chef van deze afdeeling; 15 Maart 1895 eerste geëmployeerde te Soera- baja, waar u in 1896 het kantoor tijdelijk waarnam. 1 October 1898 werd u benoemd tot agent te Singapore. In het begin van 1902 ging u met verlof naar Holland, waar u bij koninklijk besluit van 25 Juni 1902 benoemd werd tot direc teur, ingaande 1 Augustus 1902. Tien jaren later, bij koninklijk besluit van 8 Nov. 1912, werd u benoemd tot president der Neder landsche Handel-Maatschappij, ingaande 1 Januari 1913. Ik herinner mij nog duidelijk, hoe ik in de avonduren van dien dag een briefje van u ontving met de mededeeling van deze benoe- ing en hoe verrukt en gelukkig u hierover was. Uw groote energie, uw werkkracht, uw doorzettingsvermogen, verbonden aan groot optimisme en een bijzondere blijmoedigheid, hadden u binnen 24 jaren doen klimmen van jongsten bediende tot het hoogst bereikbare. Als directeur reeds, maar meer nog als president, werd u de vraagbaak van velen, van handel, nijverheid en scheepvaart, maar ook in het bijzonder van onze regeering. Tal loos zijn de maatschappijen, die u hebt hel pen oprichten, opbouwen en waaraan de Ne derlandsche Handel-Maatschappij haar steun verleende, talloos het aantal waaraan u als commissaris of wel in de meeste geval len als president-commissaris verbonden waart. Heel veel moeilijke tijden hebt u in al die - I ,1 1 LliiJLLLLI1L_. mant hem de wanhoop in eenzame nachten, wanneer hij slapeloos op zijn brits ligt en de zoete lentelucht door het kleine celvenster binnendringt. Dan springt hij op en loopt brullend als een dier door de cel en strekt de handen vertwijfeld door de tralies naar de vrijheid, die nog jaren ver van hem ver wijderd ligt. John Dillinger is een misdadiger, die geen berouw heeft. Ieder in het tuchthuis weet dat: de directeur, de cipiers, allen. Zij we ten, dat hij op het oogenblik van zijn vrij heid weer zal beginnen, waar hij heeft op gehouden bij de misdaad. Zij weten, dat deze man niet geholpen kan worden, en dat het voor de menschheid het beste zou zijn, indien hij altijd opgeborgen bleef. Hij is een vijand der mensenneid. Maar ook in het tuchthuis wordt zijn vol komen onbevreesdheid weldra spreekwoor delijk. Hij heet: de man zonder vrees. Op zekeren dag krijgt Bill Slinger,, die wegens meervoucfigen moord tot levenslange tuchthuisstraf veroordeeld is, een aanval van razernij. Bill Slinger is een reusachtige kerel, wild en bloeddorstig als een beest. Als gangster had hij den bijnaam „bloedige tij ger". Bill Slinger wordt door zijn aanvai overmeesterd gedurende den tijd, aat alle ge vangenen op de binnenplaats worden ge lucht. Tot aller ontsteltenis blijkt het, dat hij in het bezit is van een lang stilet, dat hij verborgen heeft gehouden. Met dit wapen stormt hij rond en steeks alles, wat hem in den weg komt. Er ontstaat een enorme pa niek en de gevangenen dringen in een hoek van de binnenplaats bijeen. De directeur geeft bevel, Bill Slinger neer jaren medegemaakt en vaak was het een bij zonder zware taak, om niet alleen bij de eigen Maatschappij, maar ook bij de zaken, die mede onder uw toezicht stonden, de moeilijkheden te overwinnen. Maar al de vroegere crises zijn in onze oogen maar kinderspel vergeleken met de zware economische depressie, die wij nu reeds sedert jaren doormaken en waarvan het einde nog niet is te zien. Ik denk daar bij in het bijzonder aan onze belangen in In- dië, die wel zeer ernstig door de lage prij zen der producten wordt getroffen. Weik een tegenstelling met vroegere jaren, waar vaak de Indische producten juist een waar- devollen factor voor de winst- en verliesre kening onzer maatschappij vormden. De re sultaten der bankzaken intusschen, door uw initiatief tot groote ontwikkeling gebracht, vormen heden daarnaast een welkome bron van inkomsten. Geachte president, u waart steeds voor uw mede-directeuren en voor het geheele perso neel der Nederlandsche Handel-Maatschap pij een voorbeeld van plichtsbesef, van nim mer rustende volharding en van groot initia tief. Daarbij kwam een u aangeboren blij moedigheid en een gezond optimisme. Laat ik hopen, dat uw medewerkers deze eigen schappen van u hebben overgenomen. Zij zullen hen helen om de bestaande moeilijk heden te overwinnen. Wij allen wenschen van harte, dat het u gegeven zij, in goede gezondheid nog getui ge te mogen ziin, dat de Maatschapoij, die u boven alles lief is, weer tot haar ouden bloei za' geraken". Dr. C. T. K. van Aalst dankte voor de tot hem gerichte woorden. KORTE BERICHTEN. Z.K.H. Prins Hendrik is heden met den trein van 13.2 u. van het s.s. station der. Haag naar 't Loo vertrokken. Naar wij vernemen ligt het in de be doeling, dat de nieuwe burgemeester van Den Haag, mr. de Monchy, in de raadsver gadering van 2 Juli a.s. als zoodanig ge ïnstalleerd zal worden. In het theater Cinema Américain loopt vanaf Vrijdagavond een buitengewoon mooie film, namelijk Champagne bij Kaarslicht. De Tel. schreef daarover o.a. Er zijn enkele voortreffelijke vondsten in dit genoegelijke spel, dat in hoofdzaak de niet nieuwe intrigue bevat van den meester die den kamerdienaar speelt, terwijl de kamer dienaar de rol van den heer vervult. Doch het wordt met gratie, met humor gedaan en het zijn vooral Elissa Landa, Nils Asther en Paul Lukas die hun rollen in deze comedie met veel talent vervullen. Een weeke en bijna ziekelijke elegante prins van Nils Asther staat in het midden van de handeling en deze prins von Rommer die wel een klapper mag aanleggen van al zijn amoureuze relaties, bezit een juweel van een kamerdienaar, die Casanova leest en zich wat de practische oefening betreft, geheel in stelt op de gedragingen van zijn meester. In de prinselijke woning wordt naar een vast schema gewerkt als de prins met zijn ge liefde aan den vleugel zit, draait de kamer dienaar een stop uit het schakelbord en brengt de kaarsen binnen. Dit ritueel is de voornaamste trouvaille uit de film wij zullen nog dikwijls en onder verschillende omstandigheden deze kandelaars zien bin nendragen. Kamerdienaars gedragen zich, wanneer zij „in civiel" uitgaan, als hun heeren zij imiteeren diens wenken en dien intonaties en alleen den ingewijde valt het verschil op, omdat dikwijls de heer iets van den kamer dienaar heeft. De prins is zekerder van hou ding de kamerdienaar past het procédé slechts aarzelend toe en faalt dan ook bij de dame der groote wereld die hij in den nacht trein ontmoet. De verliefdheid van den ka merdienaar is in zooverre superieur aan cte verliefdheid van den meester, .dat zij echt is, zoodat zijn werk er onder lijdt en hij zijn meester een zwarte in plaats van een wit ie das aanreikt. Bij koningen kwamen er veld slagen van bij kamerdienaren vallen er dassen. Het psychologisch effect is even moordend. Meer dan bij een der andere rollen weet de kamerdienaar, gespeeld door Paul Lukas die onnavolgbare nuance in zijn spel te bren- gen die hem van den aanvang af tot een ka- te schieten, maar dan springt John Dillinger naar voren, terwijl hij luidkeels schreeuw': „Laat het maar aan mij over!" En volkomen ongewapend gaat hij op Bi'1 Slinger toe. Deze brult van woede, maar Dillinger lacht hem in het gezicht uit „Wil je werkelijk steken, Bill?' roept hij, terwijl hij den razende steeds dichter na dert. Bill Slinger aarzelt een seconde. Zelfs in zijn verduisterden geest is er een oogen blik verwondering over deze onverschrok kenheid. Die enkele seconde is voor John Dillinger genoeg om hem het stilet te ont rukken. Als men hem later vraagt, of hij niet bang was geweest, zegt hij verwonderd: „Angst? Ik ken geen angst". Bij ieder ander zou dat gezegde den in druk van een phrase hebben gemaakt; bij Dillinger is het geen phrase. Het is een feit, dat treurig genoeg is. Want juist dat patho logische ontbreken van ieder angstgevoel za! hem weldra tot den grootsten misdadiger der Ver. Staten maken. Op zekeren dag doet John Dillinger een poging om te ontsnappen en ook cleze poging is zoo fantastisch brutaal, dat het slechts aan een toeval te danken is, dat zij mislukt. Maar thans wordt hij strenger bewaakt: aan een tweede ontsnappingspoging valt niet te denken. Als Dillinger bijna tien jaar in het tucht huis heeft doorgebracht, maakt hij kennis met Jim Mecre Jim Moore is een gesloten jongeman, van wien n en s'echts weet, dat hij een politieagent heeft doodgeschoten Hij spreekt weinig, snijdt niet op en zoeki geen aansluiting bij de andere gevangenen. Het gevolg daarvan is, dat d e hem het leven merdienaar stempelt. Daarom wordt zijn maskerade als „prins" nergens belachelijk, doch blijft aandoenlijk. En hoewel Elissa Landa eveneens in geleende kleeren de groo te dame speelt, blijft zij op ietwat geforceerde wijze kamenier. Zoo komt uit de verschillende rollen die van Paul Lukas het sterkst naar voren, om dat hij onder al deze lichte en grappige scherts zoo menschelijk en aandoenlijk blijft. En natuurlijk is het altijd van een dadelijk effect wanneer de bedienden in de kleeren en de identiteit van de meesters rondwandelen en zich verachtelijk uitlaten overde be dienden. Zoo culmineert dan ook het sp.d van Elissa Landa in de scène waarin zij den als kamerdienaar vermomden prins op de grove wijze behandelt waarop zij meent dat de aristocratie bedienden tracteert het is juist even te gewild-brutaal om goed ge observeerd te kunnen heeten. En verder is er veel grappigs in deze niet al te diepgaande comeaie, die echter om de manier waarop zij geserveerd wordt champagne bij kaars licht een aardig amusementsstuk genoemd kan worden. De bijzonder mooie film S.O.S. Ijsberg, een Universal-film, wordt vanaf Vrijdag in het A.B.T. vertoond. De film die buitengewoon fraaie na- tuurtafreelen uit het gebied van sneeuw en ijs laat zien en daarnaast een spannenden inhoud heeft is in tal van plaatsen met groot enthousiasme ontvangen. Deze film werd vervaardigd onder auspi ciën der Deensche regeering en onder be scherming van den vermaarden Poolonder- zoeker Knud Rasmussen heeft met veel suc ces in Berlijn en Hollywood geloopen. Tal loos zijn de gevaren waaraan de leden der expeditie waren blootgesteld. Het scenario, dat als gewoonlijk door dr. Franck zelf ontworpen is, behandelt het vol gende gegeven: Een expeditie, geleid door dr. Carl Law- rence en verder bestaande uit dr. Brand, John Dragan, dr. Matushek en Fritz Küm- mel, vertrekt uit Berlijn om de waardevolle gegevens, die met de verongelukte Wegner- expeditie verloren gegaan waren, op te zoe ken. Zonder ongelukken trekken zij ver het Noordelijk gebied in. Bij een gevaarlijke ijs vlakte aangekomen, willen de meer ervaren mannen halt houden, doch de eerzuchtige Lawrence wenscht verder te gaan. Op zeke ren nacht verdwijnt hij uit het kamp met slechts een slede en een paar honden bij zich Eenigen tijd later passeert een Eskimo de ex peditie-standplaats en toont hun een over blijfsel, van wat zij herkennen als Lawren- ce's slede. Dr. Brand beveelt nu de andere mannen op te breken, teneinde hun kameraad op te sporen. Nu breekt een moeilijke reis aan; ver scheidene stormen hebben zij te trotseeren. Tenslotte verliezen zij hun heele uitrusting, behalve de lievelingshond Nakinak en een slede, die slechts een radio-apparaat en een paar instrumenten bevat. Hongerig en totaal uitgeput bereiken zij den Rinks gletscher, een ijsmuur van 1500 voet hoog en 18 mijlen breed. Vanaf hun gunstig liggende verblijfplaats ontdekken zij aan den rand van de fjord een kleine stee» nen hut, die klaarblijkelijk door de Wegnei- expeditie gebruikt is. Binnenin vinden ze een bericht van Lawrence, dat hij zal trachten de fjord over te steken om een Eskimo-dorp te bereiken. Hoe wanhopig een dergelijke poging schijnt, de honger drijft hen voort; ze moe ten welDe radio en den hond worden mee genomen en de vier mannen wagen zich op het drijf ijs. De geweldige stroom voert hen naar een ijsberg, waar zij Lawrence vindei', stervend, zooals zijzelf. Na veel moeite lukt het Brand S.O.S.-seinen uit te zenden. Een amateur vangt ze op en reeds gaat mevr Lawrence, een bedreven pilote, op weg naar Groenland om haar man en zijn vrienden te redden. Over de kleine troep voltrekt zich nu een treurspel. In een aanval van krankzinnigheid raakt Dragan in gevecht met Kümmel, dien hij van den ijsberg afgooit. Later pleegt hij zelfmoord. Matushek wordt door een ijs beer in stukken gescheurd en Brand tracut in een laatste reddingspoging zwemmende een Eskimo-nederzetting te bereiken. Ellen Lawrence scheert met haar machine over den ijsberg heen het toestel wordt ver nield, doch zijzelf blijft ongedeerd en een hartroerend weerzien met haar man volgt. tot een hel maken. Maar dat duurt niet lang, want plotseling heeft hij in John Dillinger een beschermer gevonden. Is het een gril van John, dat hij zich over den jongeman ontfermt? Hij weet het zelf niet. Jim Moore is toch ook tegenover hem niet mededeelzamer. Maar er is iets, dat hem tot den jongen aantrekt en het komt tusschen hem en de andere gevangenen tot verbitter de twistpartijen, waaruit Dillinger steeds als overwinnaar te voorschijn komt. Vanaf dat oogenblik ondervindt Moore geen hin der meer van zijn mede-gevangenen. Op een dag is Jim Moore op geheimzinni ge wijze verdwenen. Niemand begrijpt, hoe hij heeft kunnen ontvluchten. In ieder geval heeft hij hulp van buiten moeten hebben Maar John Dillinger vindt des avonds in zijn brood een briefje gekneed met de woor den: „Ik zal Mary zeggen, dat je mij hebt geholjjen. Moore". Mary! Oude wonden worden in Dillin- ger's gemoed opengereten. Neen, de tijd heeft ze toch niet geheeld. En nu weet hij ook, dat het een zekere gelijkenis tusschen Moore en Mary geweest is, die hem er toe heeft bewo gen, den jongeman steeds te verdedigen „Nog elf jaar zitten, dan kan Mary mij er voor bedanken", denkt hij met bitterheid. Maar het zal geen elf jaar meer duren. Want er vindt een zeer onverwachte gebeur tenis plaats. John Dillinger wordt op zekeren dag bij den directeur van het tuchthuis geroepen. „Je bent begenadigd, John Dillinger", zegt de directeur, „en ik geloof, dat dat on gelukkig genoeg is!" Een oogenblik staat Dillinger verstomd, Udet, de koene Duitsche vlieger, vertrekt nu naar Groenland en slaagt erin, onge deerd op het gevaarte te landen. Zoowel Ellen en Carls als Brand worden nu gered. De film eindigt, met deze drie aan boord van een schip op weg naar huis De grootste opnamen van de oerkrachten der natuur spelen in dez rolprent natuurlijk de belangrijkste rol. Naast de bewonderenswaardige prestaties der spelers, is er evenwel nog een derde fac tor waaraan buitengewoon veel zorg is be steed en dat is: de muziek. Componist hier van is Paul Dessau, die zijn scheppingen geheel in de sfeer van het koude, onherberg zame, niets ontziende ijs gemaakt heeft: schril, ongebonden en af en toe van een dy namische meesleependheid. De bekende film Dancing Lady, waarin Joan Crawford de hoofdrol vervult, loopt vanaf morgenavond in het Victoria Theater. Van deze mooie Metro Goldwyn-film schrijft De Telegraaf o.a. 't Simpele geval waarom de prachtige show gebouwd is in den strijd dien Jannie Barlow, wie „het dansen in het bloed zit", voert tusschen haar liefde voor de kunst en, naar later blijkt, voor den revue regisseur Patch en haar sympathie voor Tod Newton den mil-lionnair en alle luxe die hij haar kan aanbieden Waarbij de kunst en Patch het ten slotte winnen. Om d iteenvoudige gegeven nu speelt zich het leven, meest achter de cou lissen af, van de nerveuze spanningen vóór en tijdens het opvoeren van een revue. Patch zelf is de verpersoonlijking van die geweldige zenuw spanning en op buitengewoon sug gestieve wijze is dit uitgebeeld in de reeks .scènes van repetities, dansoefeningen, oefe ningen in de gymnastiekzaal en al wat er gebeuren moet voor het doek opgaat voor de première. Hier wordt de zaak nog dramatisch ge maakt doordat na tal van repetities van in tense inspanning het theater gesloten wordt, omdat de rijke Newton de affaire heeft ge kocht, hopend Jannie Barlow, die haar kans nu niet krijgt, te trouwen. Maar Patch zit niet bij de pakken neer, een nieuwe revue wordt ingestudeerd, waarbij Jannie ten slotte toch de hoofdro' verhult en de opvoering van deze revue is wel het glans en hoogtepunt van de show-film „Dancing Lady". Door de prachtige montage, het ver nuftig truqueeren bewondert men hier een serie revue-scènes zoo grootsch van opvat ting en ensceneering als men weinig te zien zal krijgen. Vooral de slotscène, die wij „oud en nieuw" zouden noemen en waarin oude ve hikels, en menschen in ouderwetsche kleediji in onmerkbaren overgang naar het heden gaan, de scène in den draaimolen, met de smaakvol gevonden silhouetten is rijk van vondsten, een "Weelde van vormen, figuren, dansen, een kaleidoscoop van met bliksem snelheid wisselende beelden. Zoo is van het begin tot het eind de film „Dancing Ladv" een lust voor de oogen. Een prachtig kijk-spei. Het Volk schrijft: De shows die er tusschen door draaien, de songs, die er tusschen door klinken zijn ech ter zooals uit den aard van de showfilm volgt minstens even belangrijk. Alles had hij kunnen verwachten, maar geen begenadiging. Maar hij herstelt zich snel en zegt koel en spottend: „Voor mij niet onge lukkig, hoogstens voor De directeur ziet op en vraagt haastig: „Hoogstens voor wie?" Dillinger haalt onverschillig de schouders op: „Dat zal wel blijken, mijnheer de direc teur". Dan leest hij het begenadigingsschrij- ven en plotseling lacht hij luid. „Er is geen reden om te lachen!" zegt de directeur geëergerd. „Jawel", zegt Dillinger, „het gratieverzoek draagt de handteekening van den man, op wien ik indertijd een overval heb gepleegd". Maar op hetzelfde oogenblik begrijpt hij,'dat machtiger invloeden aan het werk zijn ge weest om zijn invrijheidsstelling te bewer ken. Hij denkt slechts aan één naam: Mary! De inspecteur, die Dillinger een uur later naar buiten geleidt, verwondert zich er over, dat hij op diens gelaat slechts een spotten- den glimlach ziet, geen opwinding, geen vreugde, geen besluiteloosheid. Met vastbe raden en energieke stappen verwijdert Dil linger zich als iemand, die haast heeft om een bepaald doel te bereiken. Zijn doel is nog steeds hetzelfde: hij zal de grootste gangster der Ver. Staten worden. Vanuit zijn kamer kijkt de directeur hem na. Hij schudt het hoofd. „Nooit was een begenadiging minder ge rechtvaardigd dan in dit geval. Ik denk, dat binnenkort de hel zal losbrekenzegt hij tot zijn secretaris. Het zijn profetische woorden geweest die deze man gesproken heeft. (De beide vorige artikelen werden opge nomen 16 en 19 Juni. Red. Alkm. Crt.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1934 | | pagina 7