DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Qageliiksch Ovecsicht
Een Fransch-Duitsche toenadering.
35uUmland
Verwoede oorlog in den
Gran Chaco.
Ho. 145
Directeur: C. KRAK.
Vrijdag 22 Juni 1934
136e Jaargang
Uit het Parlement
De Tweede Kamer over het spellingvraagstuk.
De scholen mogen kiezen tusschen De Vries
en Te Winkel en het compromis.
Motie van den heer Tilanus.
Onderhoud BorthouYon Ribbentrop.
Wat vandaag dq
aandacht trekt, w\
Honderden gesneuvelden.
ALKMAARSCHE COURANT.
Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon
en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per
3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.—,
franco door het geheele Rijk 2.50.
Losse nummers 5 cents.
PRIJS DER GEWONE AD VERTENT IEN
Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote
contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk
kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9,
postgiro 37060 Telef. 3, redactie 33.
Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA.
Dit nummer bestaat uit drie bladen.
Den Haag, 21 Juni 1934.
'Het veelbesproken spellingvraagstuk heeft
heden de Tweede Kamer gedurende de gan-
sche middagvergadering beziggehouden en
zal vermoedelijk morgen nog wel een paar
uur van den nationalen tijd vorderen. We
hebben er geen ernstig bezwaar tegen: het is
een afwisseling van het gewone programma
en we hebben ons nu en dan inderdaad ge
amuseerd, wat niet bij elke vergadering van
het Parlement het geval kan zijn.
Zooals men weet, was tegen heden aan de
orde gesteld de interpellatie van den heer
Tilanus (c.h.) over het standpunt van de
regeering ten opzichte van de schrijfwijze
van de Nederlandsche taal. In een met zorg
voorbereide rede, welke een uur in beslag
nam, heeft de interpellant de motieven van
Zijn interpellatie uiteengezet. Met het com
promis in zake de spelling dat de minister
van onderwijs nu in practijk wenscht ge
bracht te zien, is de spr. het niet eens, maar
hij wenschte te-weten in hoeverre het geheele
kabinet er achter staat, nu de minister van
onderwijs in zijn bekende radiorede van
7 Mei aangekondigd heeft, dat de nieuwe
spelling met 1 September a.s. zal worden in
gevoerd. Die daad, waarbij het geheele kabi
net onvermijdelijk moet betrokken zijn, is een
daad van reactie op een periode van gezags-
slapheid, waarvan de zaak van „De Zeven
Provinciën" een merkwaardig symptoom was
Die slapheid valt ook te bemerken in de ge
schiedenis van de pogingen om tot hervor
ming van de spelling te geraken. De spreker
gaf van die geschiedenis een overzicht om
ten slotte te komen op de samenstelling van
de commissie door den heer Marchant bijeen
geroepen onder eigen voorzitterschap. In die
commissie van 9 leden zaten 4 uitgesproken
Kollewijnianen en deze heben zeer veel van
hun wenschen vervuld gekregen. Kan men
dan wel spreken van een compromisvoor
stel? De minister had beter gedaan zelf niet
de leiding op zich te nemen en zich als ver
dediger van het compromis op te werpen.
'Nu verklaarde hij in een interview aan de
Maasbode toegestaan, dat er reikhalzend
naar de nieuwe spelling werd uitgezien?
Was dat niet een te groot optimisme? Heeft
het verlangen der onderwijzers naar een
vereenvoudigde spelling daaraan geen voed
sel gegeven? Maar het bevorderen van ge
makzucht, waarvan we hier kunnen spreken,
is geen goede pedagogiek. Tegenover de
eischen der onderwijzers staan die van an
deren, die de taal als een kostbaar cultuur
goed wenschen te behouden. De spr. achtte
de thans gegeven oplossing niet gelukkig
en tal van deskundigen, waaronder hoog
geleerden, hebben zich er tegen verklaard.
Zoo de minister het kabinet niet achter
zich heeft, mag hij zijn plannen op dit ge
bied niet verder volvoeren. Trouwens het
rapport is rijk aan inconsequenties en de
minister komt er zelf mede in tegenspraak
Met voorbeelden lichtte de spr. dit nader
toe. Allerlei moeilijkheden zullen zich voor
doen en het ergst is, dat daarbij het histo
risch gewordene volkomen miskend wordt.
Deze regeling is slechts taalverarming, ge
volg van een te ver doorgedreven intellec
tualisme.
Zeggen de geldelijke en economische be
zwaren, welke tegen het compromis zijn in
gebracht den minister ook niets. Het betreft
hier niet alleen de schoolboekjes, doch ook
woordenboeken en andere in de school ge
bruikte lectuur. De boeken door de kinderen
te laten corrlgeeren, lijkt heel aardig, maar
kan niet als serieus worden opgevat. De zaak-
is werkelijk niet rijpelijk overwogen, laat de
minister haar dus nogeens ter hand nemen
Aan het slot zijner rede stelde de heer
Tilanus de volgende vragen:
1. Ligt het in de bedoeling van den mi
nister van onderwijs om de schrijfwijze van
de Nederlandsche taal, volgens het op
7 Maart 1934 geteekende verslag van de
commissie, ingesteld voor het ontwerpen van
regelen van overheidswege, ten einde te ko-
men tot vereenvoudiging van de schrijfwijze
van de Nederlandsche taal, bij het onderwijs
in te voeren? Zoo ja, met ingang van wel
ken datum?
2. Indien de eerste vraag bevestigend be
antwoord wordt, vreest dan de minister niet,
dat, gezien de ernstige bezwaren, die tegen
deze voorstellen zijn gerezen en gelet op het
feit, dat de minister ten aanzien van het bij
zonder onderwijs thans de bevoegdheid tot
ingrijpen mist, dit voornemen groote verwar
ring zal veroorzaken?
3. Acht de minitser het, ook al zouden
geen bezwaren tegen de officieel bekend ge
maakte voorstellen bestaan, verantwoord in
dezen tijd een nieuwe schrijfwijze door te
voeren, waardoor de uitgevers, met name de
uitgevers van schoolboeken, ernstig schade
zullen lijden en de gemeentebesturen en de
ouders van schoolgaande kinderen voor
extra-uitgaven zullen komen te staan?
4. Welk is het standpunt van de regeering
ten opzichte van de schrijfwijze van de
Nederlandsche taal, en ligt het in het voor
nemen, deze schrijfwijze door alle ministe-
rieele departementen te doen volgen?
Minister Marchant verklaarde in zijn
antwoord, dat hij naar dezen dag had ver
langd, nu hij in deze omgeving eens rustig
over de zaak van gedachten kan wisselen en
misverstand uit den weg kan ruimen. Aan
vankelijk onwrikbaar aanhanger van De
Vries en Te Winkel is hij als wethouder van
onderwijs te 's-Gravenhage tot inkeer geko
men, toen hij ervoer, dat de beste candidaten
werden uitgeschift wegens fouten tegen de
spelling van De Vries en Te Winkel.
Als minister gevoelde hij het zijn plicht
hierin verandering te brengen, maar als leek
riep hij de voorlichting in van de beste ken
ners onzer taal en dat waren de hoogleera
ren. Door hen is hij bekeerd en bij de be
raadslaging over de gewensente hervormin
gen zijn De Vries en Te Winkel eenvoudig
achterover gebokst, heeft hij ingezien dat de
regels voor de dubbele e en o niet opgaan
en, inconsiquent genoeg, niet toegepast wor
den op de a en de u. Een dergelijke spelling
is geen knip voor de neus waard! In de eer
ste plaats moesten de kinderen aan een
betere schrijfwijze worden geholpen. Nu
gaat er te veel tijd verloren met het leeren
van de spellingsregelen, zoodat er geen ge
legenheid bestaat om behoorlijk de moeder
taal te leeren spreken.
Men heeft den minister van allerlei on
rechtvaardigheden beticht, zelfs dat hij den
Bijbel zou willen aanranden. Maar wel
curieus, de grootste voorstanders van een
andere spelling vindt men juist bij het bij
zonder onderwijs. De regeering wil vorm
geven aan wat veranderd is en wanneer men
nu met dichters komt aanzetten, dan ant
woordt hijik heb met dichters niets te ma
ken. Die blijven hun vrijheid behouden. Ik
heb hier in de eerste plaats met het onder
wijs te doen. De ontworpen schrijfwijze is
volstrekt niet revolutionnair. Ze stemt over
een met de circulaire van minister Terpstra
van 1930. Wat deze per circulaire wilde
doen, tracht hij nu met een algemeenen
maatregel van bestuur te bereiken. De mi
nister heeft het rapport gepubliceerde ten ein
de de deskundigen en de ondeskundigen te
laten oordeelen. Laatstgenoemden hebben
er het ruimst gebruik van gemaakt. In „De
Taaltuin", het orgaan van de „creme de la
creme" van de oppositie wordt betoogd, dat
verbetering van het onderwijs veel dringen
der is. Maar prof. van Ginneken (die op de
gereserveerde tribune de vergadering volg
de) heeft in een artikel, waarin hij den mi
nister aan zijn verantwoordelijkheid aan de
Koningin en het volk herinnert, drie taal
fouten begaan, waaruit wel blijkt, hoe noo-
dig het is onze spelling te verbeteren.
Als de heer Tilanus nu wil weten, hoe hei
kabinet over dit compromis denkt, dan moest
hij zich tot den voorzitter van den minister
raad wenden. Spr. zal zijn bevoegdheid niet
overschrijden en de wet is, naar hij uiteen
zette, geen beletsel om het bijzonder onder
wijs te dwingen zich naar de wenschen der
regeering te gedragen. Wat nu dien datum
van 1 September betreft, men vroeg hem wan-
we van hunne redevoeringen gewag maken,
voeren en toen heeft hij alleen geantwoord:
als ge zekerheid wil hebben, wees dan zoo
verstandig maar op 1 September te rekenen.
Dan zijt ge in ieder geval safe. Dat is echter
wat anders dan hem in den mond is ge
legd. Spr. wil evenwel De Vries en Te Win
kel een kans geven. Wie prijs stelt op het be
houd van de naamvals-n, houde zich aan De
Vries en Te Winkel, maar passé dan die
schrijfwijze ook ten volle toe. Dit is echter
zijn uiterste concessie! Maar daaraan wil
len de heeren tegenstanders bij het bijzonder
onderwijs wel niet aan!
Spr. is wel niet de voorzitter van den mi
nisterraad, maar hij kan mededeelen dat die
raad zich hiermede vereenigt. Alsjeblieft!
Onder groot gelach en onder interrupties
vertelt hij, hoe hij zich het corrigeeren van
de schoolboeken door de schooljeugd zelve
heeft voorgesteld en over enkele tusschenop-
merkingen van den heer Kortenhorst maakt
hij zich een oogenblik werkelijk boos, zoodat
de voorzitter van zijn hamer moet gebruik
maken. Wat de vier vragen aangaat, beant
woordt de minister ten slotte de vragen be
vestigend. Met ingang van 1 September zal
keuze tusschen De Vries en Te Winkel of
het compromis stellen, maar dan beide ten
volle. Het antwoord op de tweede vraag is,
dat er integendeel orde zal worden gescha-
pes en dat ongetwijfeld het bijzonder onder
wijs zal volgen. Voor extra-uitgaven was
spr. niet bevreesd. Op de vierde vraag einde
lijk antwoordde hij, dat de schrijfwijze van
de departementen die van het onderwijs zal
volgen, zoodra de behoefte daaraan blijkt.
De heer Tilanus bleek door dit uitvoerige
antwoord de minister was bijna twee uur
aan het woord geweest niet bevredigd.
Hij zette dit nader uiteen en besloot met de
indiening van een motie, onderteekend be
halve door hem, door de heeren Suring,
Zijlstra, Wendelaar en Feber, waarin de
Kamer als haar oordeel zal uitspreken, dat
niet zal worden overgegaan tot de toelating
van de compromisspelling bij het onderwijs.
Hierna mengde de Kamer zich in het
debat en we hebben reeds een vijftal sprekers
gehoord. Slechts met een enkel woord zullen
we van hunnen redevoeringen gewak maken,
met het oog op den omvang van dit ver
slag. In de eerste plaats heeft de heer Thijs-
sen (s.d.a.p.) van zijn instemming met het
compromis getuigd. De heer Wendelaar
(li'b.) betoogde, dat het compromis niet
stoelt op ons nationaal gevoel en keurde het
af, dat de minister zijn invloed gebruikt om
de departementen, het publiek en de pers
naar zijn hand te zetten. De heer Ketelaar
(v.d.) verdedigde in een soort van causerie
de ministerieele plannen, en keurde de motie
ten sterkste af. De heer Feber (r.k.) ver
dedigde haar en legde er den nadruk op, dat
het beleid des ministers slechts de chaos zal
vergrooten. De heer Westerman (nat. herst.)
eindelijk betoonde zich een heftig tegen
stander van het compromis.
Morgen voortzetting.
Hoewel men vao officieele zijde zoo min
mogelijk aandacht wenscht te denken, aan het
bezoek dat von Ribbentrop aan Frankrijk
heeft gebracht, hoewel men absoluut niets
zeggende communiqués heeft gepubliceerd,
lijkt het van het allergrootste belang, deze
wereldschokkende gebeurtenis even nader
onder de loupe te nemen. Want waarschijn
lijk is het onderhoud tusschen Barthou en
von Ribbentrop van oneindig veel grooter
belang geweest dan het onderhoud tusschen
den Duce en den Führer. Door de feiten im
mers, door de kloeke houding van den klei
nen Óostenrijkschen kanselier was de bran
dende kwestie van de Anschlusz reeds lang
geregeld. Blijven in. oud-Europa nog deze
twee netelige zaken:
Danzig en het Saargebied.
Göbbels' bezoek aan Polen heeft het Dan-
zig-vraagstuk op het oogenblik op den ach
tergrond geschoven, maar binnen zeer kor
ten tijd staat men voor de schier onoverkome
lijke moeilijkheden van 'het Saai-gebied en
zooals de zaken thans staan, wijst alles erop,
dat het plebisciet heel wat moeilijkheden zal
opleveren. De positie is zoo netelig, dat men
zonder overdrijving kan zeggen, dat al de
debatten ter ontwapeningsconferentie wer
den gedicteerd door vrees van alle zijden.
Als de noodlottige datum zal zijn aangebro
ken, wordt het lot van Europa beslecht en
Hitier geeft er zich maar al te zeer reken
schap van dat hij met ven doorvoeren van de
tot nu toe door hem gevolgde politiek (men
herinnere zich de tallooze incidenten, die nu
reeds door de Nazi's werden uitgelokt) recht
streeks aanstuurt op een nieuw conflict. Hij,
die zich op een neutraal standpunt stelt, zal
niet kunnen ontkennen dat al die ontwape
ningsvoorstellen moesten afstuiten op de
Anschlusz- en de Saar-politiek van het
Duitsche rijk en wanneer men in Frankrijk
aan den vooravond van de wederinvoering
van oen verplichten diensttijd van 18 maan
den, inplaats van een jaar staat, kan men niet
anders dan den Führer aanwijzen als auteur
van dezen
nieuwen stap naar den afgrond.
Men kan beweren dat een verlengde dienst
tijd in Frankrijk noodzakelijk werd door de
kleine lichtingen, die men kan oproepen (het
minieme geboortecijfer tijdens den oorlog),
maar het staat als een paal boven water, dat
men in Frankrijk er niet toe zou behoeven
over te gaan als er niet direct gevaar dreigde.
En dat gevaar is, helaas, niet te ontkennen.
L'histoire se répèteHet is alsof we weer
leven in de dagen van de Agadir-kwestie, er
broeit iets.
Wie en wat is Von Ribbentrop? Zooais
men weet werd hij door den Führer aange
wezen om te Genève officieus de debatten
over de ontwapeningsvraagstukken te volgen.
Von Ribbentrop is ook een van de naaste ver
trouwenslieden van Hitier en als zoodanig
bewerkstelligde hij de intieme relaties tus
schen zijn heer en meester en von Papen.
Geen maand geleden nog zond Hitier hem
naar Londen, teneinde daar met sir John
Simon en met MacDonald besprekingen te
houden en von Ribbentrop had daar zooveel
succes, dat hij werd afgevaardigd door de
Wilhelmstrasse om het bezoek aan Mussolini
te regelen.
De Quai d'Orsay kon dus mooi vertellen
dat von Ribbentrop slechts als toerist een
bezoek brengt aan Parijs en dat hij alleen
maar een kort beleefdheidsbezoek van
slechts enkele minuten aan Barthou heeft
gebracht; men zal toch ook moeilijk kunnen
ontkennen dat hij den Franschen minister
van buitenlandsche zaken later op een avond
heeft ontmoet ten huize van madame F., Ave
nue Henri Martin, en dat er toen lang en
uitvoerig is gesproken over het brandende
Saar-vraagstuk.
Ongetwijfeld heeft van Ribbentrop daar
kunnen hooren (hetgeen hem uiterst nuttig
kan zijn, want zijn grootste ambitie is
Duitsch gezant te Parijs te worden) dat Bar
thou, als woordvoerder van de Fransche re
geering, vast houdt aan deze stelling: als
ook maar het minste door de Nazi's wordt
ondernomen om het plebisciet in het Saarge
bied te beïnvloeden, wordt met algemeene
stemmen door den internationalen raad de
volksstemming voor onbepaalden tijd uit
gesteld. M.a.w.als Duitschland met geweld-
pogingen aankomt, blijft de Saar onder
Fransch beheer. Hier gaat het dus hard tegen
hard.
Wat de ontwapeningskwestie betreft, heeft
Barthou zijn bezoeker er op kunnen wijzen,
dat het volkomen moreel herstel van het
Fransch-Engclsch-Amerikaansche front een
stootblok is tegen een mogelijke Duitsche
agressieve houding, waarvoor men moet
vreezen nu Hitier en Mussolini het, na de
liquidatie van de Oostenrijksche kwestie,
eens schijnen te zijn omtrent een afweer tegen
een vernieuwde Entente-politiek,
waarvoor ook de Sowjets sympathie blijken
te koesteren. Barthou heeft er tenslotte von
Ribbentrop er nog aan kunnen herinneren,
Een FranschDuitsche toenade
ring. (Dag. Overzicht).
Verwoede oorlog in den Gran
Chaco. (Buitenland).
Von Papen's moedige rede. (Bui
tenland).
Het lijk in den koffer (Buiten
land),
Prinses Juliana op de Ascot-ren-
nen. (Binnenland).
De Robinson-schoenfabrieken
worden weer opgebouwd. (Binnen
land).
Geknoei by de varkenscentrale
(Rechtszaken).
Nasleep Nijenrode-zaak. (Rechts
zaken.)
Verkeersvliegtuig in Duitschland
neergestort; 2 dooden. (Lucht
vaart.)
Het spc.llings vraagstuk. (Parle
mentair overzicht).
(Zie verder eventueel laatste
berichten).
Zij, die zich met 1 JULI a.s. voor
minstens 3 maanden op dit blad abon-
neeren, ontvangen de tot dien datum
verschijnende nummers franco en
gratis.
DE DIRECTIE.
dat hij, Barthou, binnen enkele dagen naar
Boekarest en naar Belgrado zou vertrekken,
teneinde met de daar regeerende vorsten en
met de ministers van buitenlandsche zaken
aldaar een overeenkomst te treffen en dat
MacDonald en de staatssecretaris van het
departement van buitenlandsche zaken hem
vlak daarop te Londen verwachten.
Tegenover deze ferme houding heeft Von
Ribbentrop dus niet veel succes gehad. Men
moet aan het bezoek dan ook, wat het resul
taat betreft, niet meer belang toekennen dan
het verdient als bedoeling-zonder-achter
grond: tasten hoe Duitschland zich kan ont
trekken uit het funeste isolement, waarin
het zich zelf met de Hitler-politiek heeft ge
sloten. Dat isolement dat direct leidt tot een
nieuw staatsbankroet (niemand, zelfs geen
Duitscher, zal kunnen ontkennen dat men
meer aan den vooravond van zoo'n cata
strofe staat) heeft Hitier naar Venetië, Göbbels
naar Warschau en von Ribbentrop naar Lon
den en naar Parijs gevoerd. Wat Londen en
Warschau en straks Belgrado en Boekarest
betreft, daarover heeft men zich te Parijs geen
zorgen te maken. Maar het is lang niet on
waarschijnlijk dat Rome na Berlijn pogingen
zal doen Duitschland uit zijn fatale isolement
te trekken onder de belofte dat het weer naar
Genève zal terugkeeren, mits Duitschland
daar wat de bewapening betreft ook zal
worden beschouwd als een vrije natie.
En dat aan den vooravond van de volks
stemming is het Saargebied?
Als Barthou de onmogelijkheid daarvan
niet heeft aangetoond aan von Ribbentrop
kan men nu al vast de mobilisatie gelasten.
Maar gelukkig heeft de Fransche minister
van buitenlandsche zaken aan het dinertje bij
madame F. dat gevaar dadelijk afgewenteld
dor een resolute houding waarvan von Rib
bentrop en te Berlijn en te Rome verslag kan
uitbrengen. Dat men nu eens en voor goed
wete waaraan men zich heeft te houden als
men een conflict wil voorkomen, redeneert
men in Frankrijk. Deze standvastigheid is
nog de eenige garantie voor den vrede.
Vijftig duizend man aan het front.
Naar Reuter uit Santiago de Chili meldt,
heeft op het oogenblik in den Gran Chaco
een slag plaats, die wellicht den oorlog tus
schen Bolivia en Paraguay kan 'beslissen,
Ongeveer 50.000 man liggen in verbitterden
strijd aan het front.
In verband met den thans in den Chaco
woedenden veldslag kan het volgende wor
den gemeld:
De Bolivianen hebben de Paragauysche
troepen uiteen geslagen en deze zijn met
achterlating van zware verliezen terugge
trokken. De Bolivianen hebben een flinke
hoeveelheid gevangenen gemaakt, waaron
der een groot aantal Paraguaysche vluchte-
ingen. Bij het terugtrekken hebben de Pa
raguaysche troepen hun gewonden benevens
een zeer groote hoeveelheid oorlogsmateriaal
hij de inrichtingen van onderwijs voor de achtergelaten.
Luitenant Kolonel Fransisco Manchego,
chef van den staf van de Boliviaansche divi
sie, is gesneuveld aan het hoofd van zijn
trotipen. Als erkennning van zijn groote ver
diensten heeft de Boliviaansche prestdent
hem tot Kolonel benoemd.
De nadere berichten van het oorlogsfront
toonen aan, dat de thans geleverd wordende
slag een van de belangrijkste is die tot nog
toe zijn voorgekomen. Vier Paraguaysche
regimenten zijn in de pan gehakt doordat zij
in een door den BoFviaansche commandant,
in den strategische sector opgestelde hin
derlaag zijn gevallen, Een buitengewoon
bloedige strijd ontspon zich, waarbij 4000
Paraguanen den dood vonden.
In wanorde zijn de overgebleven ge
deelten regimenten op de vlucht geslagen,
zoodat het groote offensief van Estigarri-
bias een volslagen mislukking is geworden.
Communique's va: het front meldden, dat
de Bolivianen de Paraguaysche troepen met
handgranaten hebben bestookt en daarmede
de Paraguaysche strijdkrachten hebben ge
decimeerd.
De vier regimenten van Paraguay werden
den nacht voor den gr< oten aanval omsingeld
en practisch vernietigd. Het Boliviaansche
oppercommando is dan ook van meening,
dat thans he. groote Paraguaysche offensief
op Bolivia teneinde is. Het oorlogsmate
riaal, dat den Bolivianen in handen is ge
vallen is buitengewoon uitgebreid en omvat
kanonnen, granaten, gewezen enz.
Onder de Paraguaysche gevangenen be
vindt zich ook de bekende lu'tenant Heriberto
De verliezen der Boliviaansche troepen zijn
slechts gering. Nadere berichten over den
strijd in den Chaco melden nog, dat door de
laatste gevechten het oprukken van het Iste
Paraguaysche legercorps in den sector Ca-
r.ada-Strongest is gestuit. Het Ilde Para
guaysche legercorps is definitief verslagen
en ook het lilde Paraguaysche legercorps
heeft een nederlaag. Ook de Paraguaysche
basis van waaruit het offensief op het front
van Bolivia is ingezet is door den Bolivianen
ingenomen, zoodat deze een volledige over
winning hebben behaald.
De officieele communique's over den veld
slag eindigden met de mededeeling, dat de
zegevierende Boliviaansche troepen thans
'bezig zijn met het verschaffen van een
christelijke teraardebestelling aan de hon
derden nutteloos gesneuvelde Paraguanen.
Berichten van het front melden uit Ascun-
sion, dat de Bolivianen een aanvang hebben
gemaakt met de ontruiming van Ballivian
Over een front van 120 K.M. wordt thans
door in totaal 100.000 man een verbitterden
veldslag geleverd.