DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Qageliiksch Ovecsicht Een Fransch-Duitsche toenadering. 35uUmland Verwoede oorlog in den Gran Chaco. Ho. 145 Directeur: C. KRAK. Vrijdag 22 Juni 1934 136e Jaargang Uit het Parlement De Tweede Kamer over het spellingvraagstuk. De scholen mogen kiezen tusschen De Vries en Te Winkel en het compromis. Motie van den heer Tilanus. Onderhoud BorthouYon Ribbentrop. Wat vandaag dq aandacht trekt, w\ Honderden gesneuvelden. ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2.—, franco door het geheele Rijk 2.50. Losse nummers 5 cents. PRIJS DER GEWONE AD VERTENT IEN Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9, postgiro 37060 Telef. 3, redactie 33. Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA. Dit nummer bestaat uit drie bladen. Den Haag, 21 Juni 1934. 'Het veelbesproken spellingvraagstuk heeft heden de Tweede Kamer gedurende de gan- sche middagvergadering beziggehouden en zal vermoedelijk morgen nog wel een paar uur van den nationalen tijd vorderen. We hebben er geen ernstig bezwaar tegen: het is een afwisseling van het gewone programma en we hebben ons nu en dan inderdaad ge amuseerd, wat niet bij elke vergadering van het Parlement het geval kan zijn. Zooals men weet, was tegen heden aan de orde gesteld de interpellatie van den heer Tilanus (c.h.) over het standpunt van de regeering ten opzichte van de schrijfwijze van de Nederlandsche taal. In een met zorg voorbereide rede, welke een uur in beslag nam, heeft de interpellant de motieven van Zijn interpellatie uiteengezet. Met het com promis in zake de spelling dat de minister van onderwijs nu in practijk wenscht ge bracht te zien, is de spr. het niet eens, maar hij wenschte te-weten in hoeverre het geheele kabinet er achter staat, nu de minister van onderwijs in zijn bekende radiorede van 7 Mei aangekondigd heeft, dat de nieuwe spelling met 1 September a.s. zal worden in gevoerd. Die daad, waarbij het geheele kabi net onvermijdelijk moet betrokken zijn, is een daad van reactie op een periode van gezags- slapheid, waarvan de zaak van „De Zeven Provinciën" een merkwaardig symptoom was Die slapheid valt ook te bemerken in de ge schiedenis van de pogingen om tot hervor ming van de spelling te geraken. De spreker gaf van die geschiedenis een overzicht om ten slotte te komen op de samenstelling van de commissie door den heer Marchant bijeen geroepen onder eigen voorzitterschap. In die commissie van 9 leden zaten 4 uitgesproken Kollewijnianen en deze heben zeer veel van hun wenschen vervuld gekregen. Kan men dan wel spreken van een compromisvoor stel? De minister had beter gedaan zelf niet de leiding op zich te nemen en zich als ver dediger van het compromis op te werpen. 'Nu verklaarde hij in een interview aan de Maasbode toegestaan, dat er reikhalzend naar de nieuwe spelling werd uitgezien? Was dat niet een te groot optimisme? Heeft het verlangen der onderwijzers naar een vereenvoudigde spelling daaraan geen voed sel gegeven? Maar het bevorderen van ge makzucht, waarvan we hier kunnen spreken, is geen goede pedagogiek. Tegenover de eischen der onderwijzers staan die van an deren, die de taal als een kostbaar cultuur goed wenschen te behouden. De spr. achtte de thans gegeven oplossing niet gelukkig en tal van deskundigen, waaronder hoog geleerden, hebben zich er tegen verklaard. Zoo de minister het kabinet niet achter zich heeft, mag hij zijn plannen op dit ge bied niet verder volvoeren. Trouwens het rapport is rijk aan inconsequenties en de minister komt er zelf mede in tegenspraak Met voorbeelden lichtte de spr. dit nader toe. Allerlei moeilijkheden zullen zich voor doen en het ergst is, dat daarbij het histo risch gewordene volkomen miskend wordt. Deze regeling is slechts taalverarming, ge volg van een te ver doorgedreven intellec tualisme. Zeggen de geldelijke en economische be zwaren, welke tegen het compromis zijn in gebracht den minister ook niets. Het betreft hier niet alleen de schoolboekjes, doch ook woordenboeken en andere in de school ge bruikte lectuur. De boeken door de kinderen te laten corrlgeeren, lijkt heel aardig, maar kan niet als serieus worden opgevat. De zaak- is werkelijk niet rijpelijk overwogen, laat de minister haar dus nogeens ter hand nemen Aan het slot zijner rede stelde de heer Tilanus de volgende vragen: 1. Ligt het in de bedoeling van den mi nister van onderwijs om de schrijfwijze van de Nederlandsche taal, volgens het op 7 Maart 1934 geteekende verslag van de commissie, ingesteld voor het ontwerpen van regelen van overheidswege, ten einde te ko- men tot vereenvoudiging van de schrijfwijze van de Nederlandsche taal, bij het onderwijs in te voeren? Zoo ja, met ingang van wel ken datum? 2. Indien de eerste vraag bevestigend be antwoord wordt, vreest dan de minister niet, dat, gezien de ernstige bezwaren, die tegen deze voorstellen zijn gerezen en gelet op het feit, dat de minister ten aanzien van het bij zonder onderwijs thans de bevoegdheid tot ingrijpen mist, dit voornemen groote verwar ring zal veroorzaken? 3. Acht de minitser het, ook al zouden geen bezwaren tegen de officieel bekend ge maakte voorstellen bestaan, verantwoord in dezen tijd een nieuwe schrijfwijze door te voeren, waardoor de uitgevers, met name de uitgevers van schoolboeken, ernstig schade zullen lijden en de gemeentebesturen en de ouders van schoolgaande kinderen voor extra-uitgaven zullen komen te staan? 4. Welk is het standpunt van de regeering ten opzichte van de schrijfwijze van de Nederlandsche taal, en ligt het in het voor nemen, deze schrijfwijze door alle ministe- rieele departementen te doen volgen? Minister Marchant verklaarde in zijn antwoord, dat hij naar dezen dag had ver langd, nu hij in deze omgeving eens rustig over de zaak van gedachten kan wisselen en misverstand uit den weg kan ruimen. Aan vankelijk onwrikbaar aanhanger van De Vries en Te Winkel is hij als wethouder van onderwijs te 's-Gravenhage tot inkeer geko men, toen hij ervoer, dat de beste candidaten werden uitgeschift wegens fouten tegen de spelling van De Vries en Te Winkel. Als minister gevoelde hij het zijn plicht hierin verandering te brengen, maar als leek riep hij de voorlichting in van de beste ken ners onzer taal en dat waren de hoogleera ren. Door hen is hij bekeerd en bij de be raadslaging over de gewensente hervormin gen zijn De Vries en Te Winkel eenvoudig achterover gebokst, heeft hij ingezien dat de regels voor de dubbele e en o niet opgaan en, inconsiquent genoeg, niet toegepast wor den op de a en de u. Een dergelijke spelling is geen knip voor de neus waard! In de eer ste plaats moesten de kinderen aan een betere schrijfwijze worden geholpen. Nu gaat er te veel tijd verloren met het leeren van de spellingsregelen, zoodat er geen ge legenheid bestaat om behoorlijk de moeder taal te leeren spreken. Men heeft den minister van allerlei on rechtvaardigheden beticht, zelfs dat hij den Bijbel zou willen aanranden. Maar wel curieus, de grootste voorstanders van een andere spelling vindt men juist bij het bij zonder onderwijs. De regeering wil vorm geven aan wat veranderd is en wanneer men nu met dichters komt aanzetten, dan ant woordt hijik heb met dichters niets te ma ken. Die blijven hun vrijheid behouden. Ik heb hier in de eerste plaats met het onder wijs te doen. De ontworpen schrijfwijze is volstrekt niet revolutionnair. Ze stemt over een met de circulaire van minister Terpstra van 1930. Wat deze per circulaire wilde doen, tracht hij nu met een algemeenen maatregel van bestuur te bereiken. De mi nister heeft het rapport gepubliceerde ten ein de de deskundigen en de ondeskundigen te laten oordeelen. Laatstgenoemden hebben er het ruimst gebruik van gemaakt. In „De Taaltuin", het orgaan van de „creme de la creme" van de oppositie wordt betoogd, dat verbetering van het onderwijs veel dringen der is. Maar prof. van Ginneken (die op de gereserveerde tribune de vergadering volg de) heeft in een artikel, waarin hij den mi nister aan zijn verantwoordelijkheid aan de Koningin en het volk herinnert, drie taal fouten begaan, waaruit wel blijkt, hoe noo- dig het is onze spelling te verbeteren. Als de heer Tilanus nu wil weten, hoe hei kabinet over dit compromis denkt, dan moest hij zich tot den voorzitter van den minister raad wenden. Spr. zal zijn bevoegdheid niet overschrijden en de wet is, naar hij uiteen zette, geen beletsel om het bijzonder onder wijs te dwingen zich naar de wenschen der regeering te gedragen. Wat nu dien datum van 1 September betreft, men vroeg hem wan- we van hunne redevoeringen gewag maken, voeren en toen heeft hij alleen geantwoord: als ge zekerheid wil hebben, wees dan zoo verstandig maar op 1 September te rekenen. Dan zijt ge in ieder geval safe. Dat is echter wat anders dan hem in den mond is ge legd. Spr. wil evenwel De Vries en Te Win kel een kans geven. Wie prijs stelt op het be houd van de naamvals-n, houde zich aan De Vries en Te Winkel, maar passé dan die schrijfwijze ook ten volle toe. Dit is echter zijn uiterste concessie! Maar daaraan wil len de heeren tegenstanders bij het bijzonder onderwijs wel niet aan! Spr. is wel niet de voorzitter van den mi nisterraad, maar hij kan mededeelen dat die raad zich hiermede vereenigt. Alsjeblieft! Onder groot gelach en onder interrupties vertelt hij, hoe hij zich het corrigeeren van de schoolboeken door de schooljeugd zelve heeft voorgesteld en over enkele tusschenop- merkingen van den heer Kortenhorst maakt hij zich een oogenblik werkelijk boos, zoodat de voorzitter van zijn hamer moet gebruik maken. Wat de vier vragen aangaat, beant woordt de minister ten slotte de vragen be vestigend. Met ingang van 1 September zal keuze tusschen De Vries en Te Winkel of het compromis stellen, maar dan beide ten volle. Het antwoord op de tweede vraag is, dat er integendeel orde zal worden gescha- pes en dat ongetwijfeld het bijzonder onder wijs zal volgen. Voor extra-uitgaven was spr. niet bevreesd. Op de vierde vraag einde lijk antwoordde hij, dat de schrijfwijze van de departementen die van het onderwijs zal volgen, zoodra de behoefte daaraan blijkt. De heer Tilanus bleek door dit uitvoerige antwoord de minister was bijna twee uur aan het woord geweest niet bevredigd. Hij zette dit nader uiteen en besloot met de indiening van een motie, onderteekend be halve door hem, door de heeren Suring, Zijlstra, Wendelaar en Feber, waarin de Kamer als haar oordeel zal uitspreken, dat niet zal worden overgegaan tot de toelating van de compromisspelling bij het onderwijs. Hierna mengde de Kamer zich in het debat en we hebben reeds een vijftal sprekers gehoord. Slechts met een enkel woord zullen we van hunnen redevoeringen gewak maken, met het oog op den omvang van dit ver slag. In de eerste plaats heeft de heer Thijs- sen (s.d.a.p.) van zijn instemming met het compromis getuigd. De heer Wendelaar (li'b.) betoogde, dat het compromis niet stoelt op ons nationaal gevoel en keurde het af, dat de minister zijn invloed gebruikt om de departementen, het publiek en de pers naar zijn hand te zetten. De heer Ketelaar (v.d.) verdedigde in een soort van causerie de ministerieele plannen, en keurde de motie ten sterkste af. De heer Feber (r.k.) ver dedigde haar en legde er den nadruk op, dat het beleid des ministers slechts de chaos zal vergrooten. De heer Westerman (nat. herst.) eindelijk betoonde zich een heftig tegen stander van het compromis. Morgen voortzetting. Hoewel men vao officieele zijde zoo min mogelijk aandacht wenscht te denken, aan het bezoek dat von Ribbentrop aan Frankrijk heeft gebracht, hoewel men absoluut niets zeggende communiqués heeft gepubliceerd, lijkt het van het allergrootste belang, deze wereldschokkende gebeurtenis even nader onder de loupe te nemen. Want waarschijn lijk is het onderhoud tusschen Barthou en von Ribbentrop van oneindig veel grooter belang geweest dan het onderhoud tusschen den Duce en den Führer. Door de feiten im mers, door de kloeke houding van den klei nen Óostenrijkschen kanselier was de bran dende kwestie van de Anschlusz reeds lang geregeld. Blijven in. oud-Europa nog deze twee netelige zaken: Danzig en het Saargebied. Göbbels' bezoek aan Polen heeft het Dan- zig-vraagstuk op het oogenblik op den ach tergrond geschoven, maar binnen zeer kor ten tijd staat men voor de schier onoverkome lijke moeilijkheden van 'het Saai-gebied en zooals de zaken thans staan, wijst alles erop, dat het plebisciet heel wat moeilijkheden zal opleveren. De positie is zoo netelig, dat men zonder overdrijving kan zeggen, dat al de debatten ter ontwapeningsconferentie wer den gedicteerd door vrees van alle zijden. Als de noodlottige datum zal zijn aangebro ken, wordt het lot van Europa beslecht en Hitier geeft er zich maar al te zeer reken schap van dat hij met ven doorvoeren van de tot nu toe door hem gevolgde politiek (men herinnere zich de tallooze incidenten, die nu reeds door de Nazi's werden uitgelokt) recht streeks aanstuurt op een nieuw conflict. Hij, die zich op een neutraal standpunt stelt, zal niet kunnen ontkennen dat al die ontwape ningsvoorstellen moesten afstuiten op de Anschlusz- en de Saar-politiek van het Duitsche rijk en wanneer men in Frankrijk aan den vooravond van de wederinvoering van oen verplichten diensttijd van 18 maan den, inplaats van een jaar staat, kan men niet anders dan den Führer aanwijzen als auteur van dezen nieuwen stap naar den afgrond. Men kan beweren dat een verlengde dienst tijd in Frankrijk noodzakelijk werd door de kleine lichtingen, die men kan oproepen (het minieme geboortecijfer tijdens den oorlog), maar het staat als een paal boven water, dat men in Frankrijk er niet toe zou behoeven over te gaan als er niet direct gevaar dreigde. En dat gevaar is, helaas, niet te ontkennen. L'histoire se répèteHet is alsof we weer leven in de dagen van de Agadir-kwestie, er broeit iets. Wie en wat is Von Ribbentrop? Zooais men weet werd hij door den Führer aange wezen om te Genève officieus de debatten over de ontwapeningsvraagstukken te volgen. Von Ribbentrop is ook een van de naaste ver trouwenslieden van Hitier en als zoodanig bewerkstelligde hij de intieme relaties tus schen zijn heer en meester en von Papen. Geen maand geleden nog zond Hitier hem naar Londen, teneinde daar met sir John Simon en met MacDonald besprekingen te houden en von Ribbentrop had daar zooveel succes, dat hij werd afgevaardigd door de Wilhelmstrasse om het bezoek aan Mussolini te regelen. De Quai d'Orsay kon dus mooi vertellen dat von Ribbentrop slechts als toerist een bezoek brengt aan Parijs en dat hij alleen maar een kort beleefdheidsbezoek van slechts enkele minuten aan Barthou heeft gebracht; men zal toch ook moeilijk kunnen ontkennen dat hij den Franschen minister van buitenlandsche zaken later op een avond heeft ontmoet ten huize van madame F., Ave nue Henri Martin, en dat er toen lang en uitvoerig is gesproken over het brandende Saar-vraagstuk. Ongetwijfeld heeft van Ribbentrop daar kunnen hooren (hetgeen hem uiterst nuttig kan zijn, want zijn grootste ambitie is Duitsch gezant te Parijs te worden) dat Bar thou, als woordvoerder van de Fransche re geering, vast houdt aan deze stelling: als ook maar het minste door de Nazi's wordt ondernomen om het plebisciet in het Saarge bied te beïnvloeden, wordt met algemeene stemmen door den internationalen raad de volksstemming voor onbepaalden tijd uit gesteld. M.a.w.als Duitschland met geweld- pogingen aankomt, blijft de Saar onder Fransch beheer. Hier gaat het dus hard tegen hard. Wat de ontwapeningskwestie betreft, heeft Barthou zijn bezoeker er op kunnen wijzen, dat het volkomen moreel herstel van het Fransch-Engclsch-Amerikaansche front een stootblok is tegen een mogelijke Duitsche agressieve houding, waarvoor men moet vreezen nu Hitier en Mussolini het, na de liquidatie van de Oostenrijksche kwestie, eens schijnen te zijn omtrent een afweer tegen een vernieuwde Entente-politiek, waarvoor ook de Sowjets sympathie blijken te koesteren. Barthou heeft er tenslotte von Ribbentrop er nog aan kunnen herinneren, Een FranschDuitsche toenade ring. (Dag. Overzicht). Verwoede oorlog in den Gran Chaco. (Buitenland). Von Papen's moedige rede. (Bui tenland). Het lijk in den koffer (Buiten land), Prinses Juliana op de Ascot-ren- nen. (Binnenland). De Robinson-schoenfabrieken worden weer opgebouwd. (Binnen land). Geknoei by de varkenscentrale (Rechtszaken). Nasleep Nijenrode-zaak. (Rechts zaken.) Verkeersvliegtuig in Duitschland neergestort; 2 dooden. (Lucht vaart.) Het spc.llings vraagstuk. (Parle mentair overzicht). (Zie verder eventueel laatste berichten). Zij, die zich met 1 JULI a.s. voor minstens 3 maanden op dit blad abon- neeren, ontvangen de tot dien datum verschijnende nummers franco en gratis. DE DIRECTIE. dat hij, Barthou, binnen enkele dagen naar Boekarest en naar Belgrado zou vertrekken, teneinde met de daar regeerende vorsten en met de ministers van buitenlandsche zaken aldaar een overeenkomst te treffen en dat MacDonald en de staatssecretaris van het departement van buitenlandsche zaken hem vlak daarop te Londen verwachten. Tegenover deze ferme houding heeft Von Ribbentrop dus niet veel succes gehad. Men moet aan het bezoek dan ook, wat het resul taat betreft, niet meer belang toekennen dan het verdient als bedoeling-zonder-achter grond: tasten hoe Duitschland zich kan ont trekken uit het funeste isolement, waarin het zich zelf met de Hitler-politiek heeft ge sloten. Dat isolement dat direct leidt tot een nieuw staatsbankroet (niemand, zelfs geen Duitscher, zal kunnen ontkennen dat men meer aan den vooravond van zoo'n cata strofe staat) heeft Hitier naar Venetië, Göbbels naar Warschau en von Ribbentrop naar Lon den en naar Parijs gevoerd. Wat Londen en Warschau en straks Belgrado en Boekarest betreft, daarover heeft men zich te Parijs geen zorgen te maken. Maar het is lang niet on waarschijnlijk dat Rome na Berlijn pogingen zal doen Duitschland uit zijn fatale isolement te trekken onder de belofte dat het weer naar Genève zal terugkeeren, mits Duitschland daar wat de bewapening betreft ook zal worden beschouwd als een vrije natie. En dat aan den vooravond van de volks stemming is het Saargebied? Als Barthou de onmogelijkheid daarvan niet heeft aangetoond aan von Ribbentrop kan men nu al vast de mobilisatie gelasten. Maar gelukkig heeft de Fransche minister van buitenlandsche zaken aan het dinertje bij madame F. dat gevaar dadelijk afgewenteld dor een resolute houding waarvan von Rib bentrop en te Berlijn en te Rome verslag kan uitbrengen. Dat men nu eens en voor goed wete waaraan men zich heeft te houden als men een conflict wil voorkomen, redeneert men in Frankrijk. Deze standvastigheid is nog de eenige garantie voor den vrede. Vijftig duizend man aan het front. Naar Reuter uit Santiago de Chili meldt, heeft op het oogenblik in den Gran Chaco een slag plaats, die wellicht den oorlog tus schen Bolivia en Paraguay kan 'beslissen, Ongeveer 50.000 man liggen in verbitterden strijd aan het front. In verband met den thans in den Chaco woedenden veldslag kan het volgende wor den gemeld: De Bolivianen hebben de Paragauysche troepen uiteen geslagen en deze zijn met achterlating van zware verliezen terugge trokken. De Bolivianen hebben een flinke hoeveelheid gevangenen gemaakt, waaron der een groot aantal Paraguaysche vluchte- ingen. Bij het terugtrekken hebben de Pa raguaysche troepen hun gewonden benevens een zeer groote hoeveelheid oorlogsmateriaal hij de inrichtingen van onderwijs voor de achtergelaten. Luitenant Kolonel Fransisco Manchego, chef van den staf van de Boliviaansche divi sie, is gesneuveld aan het hoofd van zijn trotipen. Als erkennning van zijn groote ver diensten heeft de Boliviaansche prestdent hem tot Kolonel benoemd. De nadere berichten van het oorlogsfront toonen aan, dat de thans geleverd wordende slag een van de belangrijkste is die tot nog toe zijn voorgekomen. Vier Paraguaysche regimenten zijn in de pan gehakt doordat zij in een door den BoFviaansche commandant, in den strategische sector opgestelde hin derlaag zijn gevallen, Een buitengewoon bloedige strijd ontspon zich, waarbij 4000 Paraguanen den dood vonden. In wanorde zijn de overgebleven ge deelten regimenten op de vlucht geslagen, zoodat het groote offensief van Estigarri- bias een volslagen mislukking is geworden. Communique's va: het front meldden, dat de Bolivianen de Paraguaysche troepen met handgranaten hebben bestookt en daarmede de Paraguaysche strijdkrachten hebben ge decimeerd. De vier regimenten van Paraguay werden den nacht voor den gr< oten aanval omsingeld en practisch vernietigd. Het Boliviaansche oppercommando is dan ook van meening, dat thans he. groote Paraguaysche offensief op Bolivia teneinde is. Het oorlogsmate riaal, dat den Bolivianen in handen is ge vallen is buitengewoon uitgebreid en omvat kanonnen, granaten, gewezen enz. Onder de Paraguaysche gevangenen be vindt zich ook de bekende lu'tenant Heriberto De verliezen der Boliviaansche troepen zijn slechts gering. Nadere berichten over den strijd in den Chaco melden nog, dat door de laatste gevechten het oprukken van het Iste Paraguaysche legercorps in den sector Ca- r.ada-Strongest is gestuit. Het Ilde Para guaysche legercorps is definitief verslagen en ook het lilde Paraguaysche legercorps heeft een nederlaag. Ook de Paraguaysche basis van waaruit het offensief op het front van Bolivia is ingezet is door den Bolivianen ingenomen, zoodat deze een volledige over winning hebben behaald. De officieele communique's over den veld slag eindigden met de mededeeling, dat de zegevierende Boliviaansche troepen thans 'bezig zijn met het verschaffen van een christelijke teraardebestelling aan de hon derden nutteloos gesneuvelde Paraguanen. Berichten van het front melden uit Ascun- sion, dat de Bolivianen een aanvang hebben gemaakt met de ontruiming van Ballivian Over een front van 120 K.M. wordt thans door in totaal 100.000 man een verbitterden veldslag geleverd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1934 | | pagina 1