ALKMAARSCHE COURANT Geknoei aan de Varkens-centrale. Nasleep Neijenrode-zaak. No. 145 VRIJDAG 22 JUNI 1934 RECHTSZAKEN PEUSCHGENS zegt onschuldig te zijn. Eind dezer maand de uitspraken. DREIN Belgische vertegenwoordigers staan terecht. Gisteren is de Vijfde Kamer van de Rotterdamsche Rechtbank begonnen met de behandeling van de zaken tegen H. C. van den Eijnde, een 62-jarlgen koopman uit E6schen en André Peuseh- gens, den 36-jarigen gewezen hoofdver tegenwoordiger van de Nederlandsche Varkenscentrale te Brussel. De dagvaarding legt beiden ten laste, dat zij op verschillende tijdstippen in of omstreeks Augustus 1933, althans op of omstreeks 16 Augustus 1933, in Neder land in vereeniging met. elkaar opzette lijk uit de opbrengst van door oplichting verkregen bacon voordeel hebben ge trokken, door opzettelijk als aandeel in de winst in ontvangst te nemen gelds waarden ten bedrage van ongeveer f 700, hoewel zij wisten dat die gelden een gedeelte waren van de opbreng t van door oplichting verkregen bacon. Subsidiair had Van den Eijnde zich te verantwoorden, dat hij op verschillende tijdstippen, althans in Augustus 1933, opzettelijk hoeveelheden van door op lichting verkregen bacon had verkocht. Verdachte Van den Eijnde gaf toe, dat hij bij Peuschgens van de Ned. Varkenscemtrale bacon kocht, dat hij verkocht aan de Nederlandsche hande laars J. Sluymer te N. Lekkerkerk en N. Spelsnijder te Ouderkerk a. d. IJsel. Hij zei er niet van de op de hoogte te zijn, dat de twee laatstgenoemden zich aan misdrijf schuldig maakten door de bacon tegen Belgische prijzen te koopen. Men zal zich herinneren, dat de markt prijs van bacon destijds in Nederland omstreeks 60 cent was. De bacon, die voor uitvoer bestemd was, nam de Var kenscentrale evenwel tegen 28 c. per kg. af. Het was mogelijk groote winsten te maken door deze voor uitvoer bestemde bacon binnen de grenzen te houden en op de binnenlandsche markt te verhan delen, ook al was het noodig dat de Belgische invoerrechten betaald wer den, om de handelingen te camoufleeren. Toen 't verhoor van André Peusch gens, die thans te Hoorn gedomicili eerd is, begon, deelde de Officier van Justitie, mr. E. Th. Schutter, mede, dat gisteren een brief bij hem was bin nen gekomen, waaruit blijkt, dat de Varkenscentrale haar gewezen hoofd vertegenwoordiger ook nog van ver duistering verdenkt. De president wees verdachte Peuschgens er op, dat hij zich niet altijd aan de voorschriften van de Varkens centrale heeft gehouden. Hij handelde voor eigen rekening, hoewel hij dat niet mocht. Hij verdiende een salaris van 90 per week. Vervolgens werd Van den Eijnde be- eeaigd om als getuige gehoor 1 te woix den in de zaak tegen Peuschgens. President: Hoe was volgens u le zaak geregeld? Van den Eijnde: Peuschgens' deelde mee in de winst. Peuschgens ontkende dit. President: Ik wijs u er op, dat er een enveloppe gevonden is, waarop u, Peuschgens, had geschreven: „Naar Holland verkocht". Peuschgens: Ik kende Sluymer en Speksnijder niet. President: U hebt een allerschan delijkste rol gespeeld. Mr. Schutter: Er is met pantser wagens gewerkt; dat is ook niet gering; President: Het is geen wonder dat men in België fel op u gebeten was: U hebt den naam van Nederland al heel weinig goed gedaan. Mr. Schutter: Er is een valsch Varkenscentralestempel bij u thuis ge vonden. Peuschgens Dat was om vijf uur gebracht en om zeven uur kwam ik thuis. President: Dat stempel had u al zeven dagen, k begrijp niet, dat men u niet ontslagen heeft. Peuschgens Dat is gebeurd. De president leest een brief voor van de Varkenscentrale, onderteekend S. van Zwanenberg, gedateerd 29 Ja nuari 1933, waarin wordt medegedeeld, dat tegen 1 Februari een nieuwe salaris regeling zou worden gemaakt wegens sterke vermindering der werkzaam heden. Vervolgens ging men foto's bestudee- ren genomen van notities, die bij Peusch gens thuis zijn gevonden. President: Wat beteekenen die hieroglyphen? Peuschgens zwijgt. Van den E ij n d e legde uit, dat ket een winstrekening was. De bestudeering der gefotografeerde notities duurde geruimen tijd. President, officier, verdachte's verdediger en in specteur Q. c. de Jong, die het voorloo- pig onderzoek leidde, mengden zich in een ingewikkelde discussie, die op de perstribune niet te volgen was. Er wer den cijfers en percentages genoemd, die voor buitenstaanders zonder eenigen samenhang waren. Getuige De Jong: Dat klopt als een bus. De varkenskoopman J. Sluimer6 uit Lekkerkerk werd vervolgens onder eede gehoord. President: Ik wijs u erop, dat u de waarheid moet spreken. U bent nu zelf wel buiten vervolging gesteld, maar u moet nu tegen apieren geene bezwa rende verklaringen afleggen, als ze niet geheel en al waar zijn. President: Hoe kwam u erbij de zen handel te beginnen? Sluimers Ik kocht ze van Van den Einde, die overleg pleegde met Peuschgens. President: Kende u Peuschgen Sluimers Neen, ik had wel eens van hem gehoord. Een keer heeft een zoon van Willems in Roosendaal een briefje van hem voor mij meegebracht. Dat heeft hij mij op de markt te Rotter dam overhandigd. President: Hoeveel partijen heeft u gehad? Sluimers Vier a vijf. PresidentHeeft Terlouw die al lemaal naar Gabah in Rotterdam ge bracht? Sluimers Drie partijen zijn naar Gabah gebracht, de vierde naar Acof (een fabriek te Rotterdam). President: Mocht u handelen in bacon? Sluimers: Wel in versch varkens- vleesch, niet in bacon. Mr. Schutter Daarom ging het op naam van Speksnijder. Gisteren heeft de Vijfde Kamer van de Rotterdamsche rechtbank de behandeling van de zaken tegen H. C. van den Eijnde, een 62- jarigen koopman uit Esschen en André Peuschgens, den 36-jarigen gewezen hoofd vertegenwoordiger van de Nederlandsche Varkenscentrale te Brussel, voortgezet. Vriendelijke begroeting. Getuige Speksnijder werd begroet met de woorden: je nebt nog straf te goed; niet? Speksnijder: Wij kochten slappe bacon van Van der Eijnde voor 38 ct. per K.G. Pres.: Hoeveel winst zat eraan? Speksnijder: 3 tot 7 ct. Pres.Waar hebben jullie diie telkens afge leverd? Speksnijder: Altijd in België. Pres.: Heeft Van den Eijnden gezegd, dat er nog iemand anders bij betrokken was? Speksnijder: Ja, Peuschgens zat er tus schen. Pres.Als de boel hier kwam zaten er dan labels aan? En werden die afgesneden? Speksnijder: Ja, zoo is het. Pres. (getuige Rooda een stuk toonend): Een dergelijk briefje overhandigde v. d1. Eijnde aan deze menschen, die er hun personeel mee naar de fabriek stuurden. Pres. (tot Speksnijder)Welke opdracht gaf U den chauffeur? Speksnijder: Hij moest naar Boxtel rijden om bacon te halen. De chauffeur Van Slui mers zou hem ontmoeten. Die wist waar hij wezen moest. Pres.En als hij werd aangehouden Speksnijder: Dan moesten ze doen alsof ze verdwaald waren. Dat moest zoo voor Van dgn Eijnde. Pres.: Van den Eijnde ging niet over één nacht ijs. Speksnijder: O nee, die telefoneerde voort durend met Peuschgens. Get. J. J. Hartogs, directeur Van Wijnber- gens fabriek te Boxtel, deelde op een desbe^ treffende vraag mede, dat de fabrieken van Van Zwanenberg en Wijnbergen één zijn. De fabriek van Hartogs te Oss staat er buiten. Pres.Hoe ging het nu met de afgifte van de bacon? Get. Hartogs: Wij gaven het spek af na telefonisch bericht van de varkenscentrale. Prés.: Dus als er iemand kwam, die zeide door Van d.en Eijnde (e zijn gezonden zonder zjch verder te. legitimeeren, dan gaf u de bacon af. Get. Hartogs: Blonk zeide dat hij van Van der Eijnde kwam en wij wisten niet beter. Pres.: Maar hij kwam toch in een Neder landsche auto met een H erop? Pres.: Hééft Peuschgens bij zijn aanstel ling een instructie gekregen? Get. Van Deth: Geenszins. Pres.Zijn er klachten bij u binnengekomen van A. Stouten? Get. Van Deth: De heer Stouten is bij twee van onze ambtenaren gekomen maar aan zijn klachten is weinig aandacht gew'jd. Pres.: Stouten had u toch gewaarschuwd? Gèt. van Deth: Dat is wel zoo Eenige minuten later meende de president: Ik constateer dat er weer een bijzonder groot vertrouwen werd gesteld in de eerlijkheid der slagers. - President: Zijn er bij de Centrale meer zulke ijverige ambtenaren? Mr. Van Deth: U moet dat gemoedelijk voorstellen. President: Dat is juist mijn bezwaar. Is Peuschgens nu ontslagen? Mr. Van Deth: Ja, bij brief van 29 Januari. President: Dat is geen ontslagbrief. Daar in wordt alleen eene nieuwe salarisregeling voorgesteld. Mr. Van Deth: De bedoeling was, dat hij1 op eenigerlei wijze voor ons werkzaam bleef. President: Dat moeten wij dan maar weer toeschrijven aan de huiselijkheid bij de Var- kenscenitrale. Het staat er dus zóó voor, dat Peuschgens eigenlijk in dienst zou komen als hij straffeloos mocht blijken. De president las het deel voor van de mededeelingen, die de varkenshandelaar A. Stouten te Gorinchem aan de Varkenscentrale heeft gedaan. Mr. Schutter: Dat is heel ernstig Honderd ambtenaren. Toen mr. van Deth niet op de hoogte bleek van bepaalde details en zeide, dat een zij ner ambtenaren daarvan wel meer zou we ten, vroeg de president: „Hoeveel ambtena ren zijn er dan nu bij de Varkenscentrale?" Mr. van Deth: Ongeveer honderd. De president, verbaasd: Honderd? Uit de verklaringen van getuige Kraay- veld bleek, dat Peuschgens somtijds recht streeks aan de fabriek te Boxtel opdrachten gaf. Mr. van Deth desgevraagd: Dat zal wel eens gebeurd zijn. President: Is die organisatie met honderd man personeel noodig, om als er een wille keurige man vee komt halen, dat hij het dan maar meekrijgt? Dat kan, aunkt mij, zonder die organisatie ook wel. Ik begrijp er niets van. Toen mej. M. L. J. Lancee, kantoorbe diende bij Van Zwanenbergs fabrieken, in verhoor kwam, werd een nieuw onderdeel aangevoerd. Dat der balen. H. Haarbosch bij Van Zwanenbergs fabrieken deed daar over mededeelingen. Hij vertelde dat h;t spek niet afgeleverd zou zijn als hij geweten had dat het niet naar België ging. De zitting werd om één uur geschorst tot na den middag. Middagzitting. In de middagzitting legde de boekhouder der varkenscentrale J. de Rijk een brief over van Peuschgens aan de Centrale, waaruit bleek, dat deze ook betalingen mocht innen President: Iedereen bij de Centrale mocht zoowat alles doen, niet waar? Toen steeds maar niet blijken kon waar de bevoegdheids- grenzen liepen, verzuchtte mr. De Bie: Thans ontzinkt ons alle grond onder de voe ten. Peuschgens interrumpeerde: Meneer de president, ik heb ook nog vorderingen op de Varkenscentrale: 50.000 franken en dan nog salaris, onkosten enz. Mr. Schutter: U bracht anders heel wat in rekening Peuschgens: Dat is een misverstand. President: Laten we hopen, dat de handel zoo spoedig mogelijk weer vrij gegeven wordt. (Handgeklap op de publieke tribune). Mr. van Deth: Peuschgens is mondeling aangesteld. President: De Varkenscentrale is geen particuliere liefhebberij van u. U had uw di recteur in kennis moeten stellen van de zaak, die u onder u hebt gehouden. Get. Horneman: Peuschgens was betrouw baar. President: Ja, dat is wel gebleken! Mr. Schutter: U als semi-ambtenaar had de zaak beter moeten onderzoeken. Mr de Bie: Ik dacht dat regels er waren om gehandhaafd te worden. Maar dat schijnt hier niet noodig te zijn. Mr. van Deth legde uit, dat voor uitvoer bestemde bacon onder bepaalde voorwaar den in het binnenland verkocht mocht wor den. President: Ja, ja, er is zooveel mogelijk blijkbaar. Ik heb den indruk, dat de Varkens centrale deze heele zaak niet zoo erg vindt. Getuige Horneman: Ik weet niet of het erg is. De kantoorbediende W. H. Kanters ont ving des avonds thuis telefonische bestellin gen van Peuschgens. Zij werden niet schrif telijk bevestigd. President: Het was wel een soepel be drijf: Slappe bacon en een slappe regeling. (Vroolijkheid op de tribune.) De verdediger van Pèuscngens, mr. C. R. C. van Wijckerheld Bisdom, had een aantal getuigen a décharge laten komen. De heer Wijnbergen, gewezen vertegen woordiger van de Nederlandsche Varkens central te Brussel, deelde mede, wel ontsla gen te zijn per 31 Jan. 1934. Getuige zeide desgevraagd een ongeoorloofden handel in consenten te hebben gedreven. Requisitoir. Alvorens zijn requisitoir aan te vangen, beantwoordde de officier van justitie, mr. E. D. H. Schutter, de vraag, of deze zaken wel voor een Nederlandschen rechter behandeld mogen worden, bevestigend. De verdediging had dit in twijfel getrokken. Spr. meende, dat de verdachten geen koo- pers zijn geweest, dat waren Sluimers en Speksnijder. Ik vraag mij af, zeide spr., of de menschen van de baconfabriek er belang bij hadden te weten, waar de afgegeven bacon naar toeging. Zij hadden een telefo nische opdracht van de Varkenscentrale en er waren valsche papieren in orde gebracht. Dat de auto's van een letter H waren voor zien, was geen verdachte omstandigheid. Het staat volgens spr. wel vast, dat ver dachten oplichting hebben gepleegd ten aan zien van Van Zwanenberg en andere fabrie ken. Ten aanzien van Hartog, waar een entrepot was, is het bewijs nog sterker. Het bewijs is niet geleverd, dat de fabrikanten schuldig zijn geweest. Integendeel! De officier meende ook valschheid in ge schrifte bewezen. Het is moeilijk uit te ma ken, wie voor die valschheid aansprakelijk is. Dit is dan ook de reden, waarom ik eenige personen in deze zaak niet vervolgd heb, zeide de officier. Wisten deze verdachten dat er aan den baconhandel misdrijf verbon den was? Van den Eynde wist het zeer zeker Hij gaf listige opdrachten en ging heel anders te werk dan hij jarenlang gedaan had. Overigens is deze man lang niet de voornaamste verdachte. De oplichting en de valschheid in geschrifte zijn geschied op een wijze, die Van der Eynde nooit alleen had kunnen uitvoeren. Daarvoor was iemand noodig die met de interne aangelegenheden der Varkenscentrale heel goed bekend was. Spr. noemde tal van bezwarende feiten ten aanzien van Peuschgens. Gezien de mentali teit van dezen man, zeide hij, die een smok kelaar met pantserauto zijn grooten vriend noemt, en die er niet voor terugdeinsde een ambtenaar om te koopen, is het niet aan nemelijk, dat Peuschgens niet zou hebben geweten dat de bacon van misdrijf afkomstig was. Spr. eischte tegen H. C. van den Eynde vier maanden gevangenisstraf met aftrek van preventieve hechtenis, en tegen André Peuschgens een jaar gevangenisstraf. Nederlandsche strafrechter niet bevoegd? Mr. N. C. van Mastrigt, verdediger van Van den Eynde, wees erop, dat de tenlaste leggingen alle in België zijn gepleegd, zoodat een Nederlandsche strafrechter niet bevoegd is van deze zaak kennis te nemen. Deze verdachte is immers geen Nederlander Spr. concludeerde tot ontslag van rechtsver volging van dezen verdachte en vroeg hem onmiddellijk in vrijheid te stellen. Mr. Van Mastrigt: De wet zegt positief, dat deze verdachte hier niet terecht kan staan. De rechtbank besliste na raadskamer, dat het bevel tot gevangenhouding van Van den Eynde moest worden opgeheven. Zij moti veerde deze beslissing door als haar oordeel uit te spreken, dat de feiten aan Van den Einde ten laste gelegd, indien bewezen, zou den zijn gepleegd in België en niet in Neder land, zoodat deze feiten niet vallen onder art. 4 van het wetboek van Strafrecht. De rechtbank achtte het O. M. derhalve niet ontvankelijk in zijn vordering. Van den Eynde schudde de hand van zijn verdediger en verliet met vrouw en dochter, die op de gereserveerde tribune de behande ling hadden bijgewoond, de zaal. Mr. C. R. C. van Wykerheld Bisdom, verdediger van Peuschgens, zeide, dat naar Belgisch recht voordeel trekken uit door misdrijf verkregen goed niet strafbaar is In België zal Peuschgens dus vrij uit gaan. De Belgische wet vordert ten opzichte van heling een nauw verband tusschen den dader en het door misdrijf verkregen goed. Dat verband is hier niet, zoodat ook te dien aanzien Peuschgens vrij uit gaat. Het mis drijf dat hier ten laste is gelegd is geheel in België bedreven, de Nederlandsche wet mist dus ook in deze zaak toepassing. Verdachte zeide nogmaals onschuldig te zijn. De rechtbank bepaalde de uitspraak op 5 Juli. In de middagzitting van gisteren van de Amsterdamsehe rechtbank verschijnen Mees Gerritsen en Fr. Biesing in het verdachten bankje. Vrijspraak geëischt. Tegen beide verdachten requireerde de Officier ter zake medeplichtigheid aan de poging tot oplichting van de verzekerings maatschappij vrijspraak. De verdedigers mr. Th. Eskens en mr. F A. Kokosky sluiten zich bij het requisitoir aan. Mees Gerritsen in 't bankje. Mees Gerritsen heeft zich daarop alleen te •«erantwoorden wegens verduistering. Als eerste getuige wordt Maag gehoord, een der „verhuizers". Mees is opgewonden en wil de verdachten- bank uit, om Maag met steviger argumenten te bestrijden. De veldwachter houdt hem goed vast. „Dat zijn nou „penose" jongens, met z'n allen tegen meneer Onnes, dat durven ze", roept Mees uit. „Kalm, anders gaat u de zaal uit," maant de president hem aan. Getuige gaat dan verder met z'n verhaal. Hij zegt, dat Gerritsen hem had gezegd, al het goed te hebben afgegeven. „Mees heeft alles verraden", roept hij uit. „Ik heb niks verraden", roept Mees, „had jij liever voor dien Witbraad gezorgd. Dien heb ik nog 1200 gegeven. Verraden heb ik nooit iets op 16 September heb ik pas een verklaring geteekend, maar toen hadden Maag en consorten me er al ingetrokken. Mees wil dan een uitvoerige uiteenzetting geven van de geldelijke transactie tusschen de verschillende „heeren", maar de president coupeert den woordenstroom. „Ik ben nog 2000 aan de zaak tekort gekomen", roept hij dan uit. „Je bent een schurk", repliceert Maag. Grootjohan komt dan verklaren, dat hij 2000 had gekregen; wie hem het geld ter hand had gesteld, wist hij niet meer. Getuige weet te vertellen, dat zij de 10.000 van de verzekering hadden ge deeld. Mr. Eskens (tot get.): Als Mees en Bie sing op een andere wijze meer voor het goed haaden kunnen krijgen, zoudt u dat hebben goedgevonden? Het goed zou dan dus niet naar de verzekering zijn teruggegaan! Getuige: Ik weet 't niet, daar is met mij nooit over gepraat. of,ca Mej Nöggerath, de vroegere secretaresse van dén detective Johaiiknegt zegt, dat zij bij Mees Gerritsen had geïnformeerd, wan- neer en waar zij het gestolen goed kon krij* gen. Biesing, tot wien zij zich eerst had ge wend, had gezegd: „Ga meer naar Mees, die is het hoofd van de zaak." Getuige Nöggerath: Ja, dat Is zoo, en toen kwam er een oud vrouwtje om je te spreken. Verd.': Juist, Edelachtbare, zóó is het. Zij had het goed onder haar boezelaar. Haar naam ja dien kan ik niet noemen. De detective Johanknegt, die weer goed bij stem is, vertelt nog eens, wat hij van de zaak west „Ja zegt Mees", ik heb Johanknegt „eer- lijk" voor den gek gehouden, want ik ver trouw geen enkelen detective! Mees „citeert" dan eenige geruchtmaken de strafzaken, o.a. de zaak Begeer, waarin de detective volgens hem ook een rol had ge' sPeeld- Biesing, de compagnon van verdachte Mees. Gerritse lijdt aan geheugenstoornis. Hij weet op de vragen welke hem als ge tuige worden gesteld meestal niet anders dan met en schouderophalen te antwoorden- Verdachte begint tegen zijn compagnon te praten: „Jongen, je hebt toch dat goed op nieuw ingepakt in twee pakketten. Zeg dat nou maar, daar ben je toch niet strafbaar voor, nietwaar Edelachtbare Zeg nou maar heb ik dat goed soms bewaard? Getuige: Beweer ik dat soms? Ik heb T óók niet bewaard. Verdachte: Je hoeft immers geen namen te noemen Maar ik wou die „linke" rommel niet in huis houden, ik kon het eerst een huiszoeking verwachten. Pres.: Wie had het goed dan? Tenslotte besluiten ze tot het laatste. Requisitoir. Het woord is aan den Officier mr. Van Dullemen. Het goed is gebracht op een zol der, toebehoorend aan Mees Gerritsen. Mees had aan de „verhuizer.*' wijsgemaakt, dat hij al het goed aan de verzekering had te ruggebracht, later bleek, dat hij maar een deel had afgegeven en de rest had hij ach tergehouden. Hij wilde de rest weer bij de verzekering terugbrengen en de belooning zelf houden. Mees probeert thans een deel van de schuld op Blesing te schuiven, wat naar spr.'s meening onjuist is. De officier acht ten opzichte van Mees Gerritsen de tenlaste gelegde verduistering bewezen, daar hij goederen heeft achterge houden terwijl hem was opgedragen ze af te leveren aan de verzekeringsmaatschappij. Spr. wijst er op, dat verd. reeds voor een ander feit tot drie jaar gevangenisstraf is veroordeeld. Hij was het centrum in den onderwereld en als zoodanig zeer gevaarlijk. Wegens verduistering requireert spr. een gevangenisstraf van zes maanden. De verdediger mr. Th. Eskens, ontkende, dat hier gesproken kan worden van verduis tering van de goederen. Hoogstens zou men hier kunnen spreken van verduistering van het geld, dat hij voor de tweede partij van het goed kon maken. Met klem dringt pi. aan op vrijspraak, waaibij Mees zich aansluit. De zaak tegen den detective. De detective Johanknegt besluit de rij van verdachten in dit omvangrijk kasteeldrama. Hij staat terecht wegens heling, subs. schuld- heling. Als zijn verdediger treedt op mr. F. A. Kokesky. De zitting wordt dan geschorst tot heden middag twee uur. In alle voorgaande zaken is de uitspraak bepaald op 28 Juni a.s. te twee uur. e VALSCHHEID IN GESCHRIFTE. Een architect veroordeeld. Het gerechtshof te Amsterdam behandelde i nhooger beroep den strafzaak tegen den Amersfoortschen architect G. de V. verdacht van valschheid in geschrifte meermalen ge pleegd. De rechtbank te Utrecht had hem op 12 Maart j.1. veroordeeld tot 2 jaar gevange nisstraf, met aftrek van een deel "van de voorloopige hechtenis. Verdachte had valsche handteekeningen geplaatst onder afschriften van koopcon tracten of onder concept-contracten. De stukken waren gezegeld, zoodat zij den in druk maakten echt te zijn. Hij zou dit hebben gedaan om bij verschillende personen geld los te krijgen. De verdachte was taxateur voor den promotor J. H. met wien de Utrechtsche advocaat mr. J. V. samenwerkte. H. was in relatie gekomen met den eige naar van een groot landgoed te Hooghalen. De eigenaar wilde het huis verkoopen. H. bood het huis zeer billijk aan, doch het was hem slechts te doen om de noodige gegevens 17. Nauwelijks had Piet Prikkel zich verzoend met de gedach te, dat hij voortaan zonder groote teen zou moeten leven, of ze hoorden een marktkoopman, die een middeltje aanprees, dat tiet» 3.11e kwalen. „Geef me maar een potje van die zalf" zei Piet Prikkel. 18. De menschen er omheen begonnen allemaal te lachen, want het zalfje was alleen voor paarden bestemd. Toen Piet Prikkel het dan ook aan zijn voet deed, kreeg hij zoo'n pijn, dat hij bewusteloos omviel. De menschen die eerst om hem gelachen hadden, kregen nu medelijden en hielpen hem voorzichtig over eind.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1934 | | pagina 9