ALKMAARSCHE COURANT
Geknoei aan de Varkens-centrale.
Nasleep
Neijenrode-zaak.
No. 145
VRIJDAG 22 JUNI 1934
RECHTSZAKEN
PEUSCHGENS zegt onschuldig te zijn.
Eind dezer maand de uitspraken.
DREIN
Belgische vertegenwoordigers
staan terecht.
Gisteren is de Vijfde Kamer van de
Rotterdamsche Rechtbank begonnen
met de behandeling van de zaken tegen
H. C. van den Eijnde, een 62-jarlgen
koopman uit E6schen en André Peuseh-
gens, den 36-jarigen gewezen hoofdver
tegenwoordiger van de Nederlandsche
Varkenscentrale te Brussel.
De dagvaarding legt beiden ten laste,
dat zij op verschillende tijdstippen in of
omstreeks Augustus 1933, althans op of
omstreeks 16 Augustus 1933, in Neder
land in vereeniging met. elkaar opzette
lijk uit de opbrengst van door oplichting
verkregen bacon voordeel hebben ge
trokken, door opzettelijk als aandeel in
de winst in ontvangst te nemen gelds
waarden ten bedrage van ongeveer
f 700, hoewel zij wisten dat die gelden
een gedeelte waren van de opbreng t
van door oplichting verkregen bacon.
Subsidiair had Van den Eijnde zich te
verantwoorden, dat hij op verschillende
tijdstippen, althans in Augustus 1933,
opzettelijk hoeveelheden van door op
lichting verkregen bacon had verkocht.
Verdachte Van den Eijnde gaf
toe, dat hij bij Peuschgens van de Ned.
Varkenscemtrale bacon kocht, dat hij
verkocht aan de Nederlandsche hande
laars J. Sluymer te N. Lekkerkerk en
N. Spelsnijder te Ouderkerk a. d. IJsel.
Hij zei er niet van de op de hoogte te
zijn, dat de twee laatstgenoemden zich
aan misdrijf schuldig maakten door de
bacon tegen Belgische prijzen te koopen.
Men zal zich herinneren, dat de markt
prijs van bacon destijds in Nederland
omstreeks 60 cent was. De bacon, die
voor uitvoer bestemd was, nam de Var
kenscentrale evenwel tegen 28 c. per kg.
af. Het was mogelijk groote winsten te
maken door deze voor uitvoer bestemde
bacon binnen de grenzen te houden en
op de binnenlandsche markt te verhan
delen, ook al was het noodig dat de
Belgische invoerrechten betaald wer
den, om de handelingen te camoufleeren.
Toen 't verhoor van André Peusch
gens, die thans te Hoorn gedomicili
eerd is, begon, deelde de Officier van
Justitie, mr. E. Th. Schutter, mede,
dat gisteren een brief bij hem was bin
nen gekomen, waaruit blijkt, dat de
Varkenscentrale haar gewezen hoofd
vertegenwoordiger ook nog van ver
duistering verdenkt.
De president wees verdachte
Peuschgens er op, dat hij zich niet altijd
aan de voorschriften van de Varkens
centrale heeft gehouden. Hij handelde
voor eigen rekening, hoewel hij dat niet
mocht. Hij verdiende een salaris van
90 per week.
Vervolgens werd Van den Eijnde be-
eeaigd om als getuige gehoor 1 te woix
den in de zaak tegen Peuschgens.
President: Hoe was volgens u le
zaak geregeld?
Van den Eijnde: Peuschgens'
deelde mee in de winst.
Peuschgens ontkende dit.
President: Ik wijs u er op, dat er
een enveloppe gevonden is, waarop u,
Peuschgens, had geschreven: „Naar
Holland verkocht".
Peuschgens: Ik kende Sluymer
en Speksnijder niet.
President: U hebt een allerschan
delijkste rol gespeeld.
Mr. Schutter: Er is met pantser
wagens gewerkt; dat is ook niet gering;
President: Het is geen wonder
dat men in België fel op u gebeten was:
U hebt den naam van Nederland al heel
weinig goed gedaan.
Mr. Schutter: Er is een valsch
Varkenscentralestempel bij u thuis ge
vonden.
Peuschgens Dat was om vijf uur
gebracht en om zeven uur kwam ik
thuis.
President: Dat stempel had u al
zeven dagen, k begrijp niet, dat men u
niet ontslagen heeft.
Peuschgens Dat is gebeurd.
De president leest een brief voor
van de Varkenscentrale, onderteekend
S. van Zwanenberg, gedateerd 29 Ja
nuari 1933, waarin wordt medegedeeld,
dat tegen 1 Februari een nieuwe salaris
regeling zou worden gemaakt wegens
sterke vermindering der werkzaam
heden.
Vervolgens ging men foto's bestudee-
ren genomen van notities, die bij Peusch
gens thuis zijn gevonden.
President: Wat beteekenen die
hieroglyphen?
Peuschgens zwijgt.
Van den E ij n d e legde uit, dat
ket een winstrekening was.
De bestudeering der gefotografeerde
notities duurde geruimen tijd. President,
officier, verdachte's verdediger en in
specteur Q. c. de Jong, die het voorloo-
pig onderzoek leidde, mengden zich in
een ingewikkelde discussie, die op de
perstribune niet te volgen was. Er wer
den cijfers en percentages genoemd, die
voor buitenstaanders zonder eenigen
samenhang waren.
Getuige De Jong: Dat klopt als een
bus.
De varkenskoopman J. Sluimer6
uit Lekkerkerk werd vervolgens onder
eede gehoord.
President: Ik wijs u erop, dat u
de waarheid moet spreken. U bent nu
zelf wel buiten vervolging gesteld, maar
u moet nu tegen apieren geene bezwa
rende verklaringen afleggen, als ze niet
geheel en al waar zijn.
President: Hoe kwam u erbij de
zen handel te beginnen?
Sluimers Ik kocht ze van Van
den Einde, die overleg pleegde met
Peuschgens.
President: Kende u Peuschgen
Sluimers Neen, ik had wel eens
van hem gehoord. Een keer heeft een
zoon van Willems in Roosendaal een
briefje van hem voor mij meegebracht.
Dat heeft hij mij op de markt te Rotter
dam overhandigd.
President: Hoeveel partijen heeft
u gehad?
Sluimers Vier a vijf.
PresidentHeeft Terlouw die al
lemaal naar Gabah in Rotterdam ge
bracht?
Sluimers Drie partijen zijn naar
Gabah gebracht, de vierde naar Acof
(een fabriek te Rotterdam).
President: Mocht u handelen in
bacon?
Sluimers: Wel in versch varkens-
vleesch, niet in bacon.
Mr. Schutter Daarom ging het op
naam van Speksnijder.
Gisteren heeft de Vijfde Kamer van de
Rotterdamsche rechtbank de behandeling van
de zaken tegen H. C. van den Eijnde, een 62-
jarigen koopman uit Esschen en André
Peuschgens, den 36-jarigen gewezen hoofd
vertegenwoordiger van de Nederlandsche
Varkenscentrale te Brussel, voortgezet.
Vriendelijke begroeting.
Getuige Speksnijder werd begroet met de
woorden: je nebt nog straf te goed; niet?
Speksnijder: Wij kochten slappe bacon van
Van der Eijnde voor 38 ct. per K.G.
Pres.: Hoeveel winst zat eraan?
Speksnijder: 3 tot 7 ct.
Pres.Waar hebben jullie diie telkens afge
leverd?
Speksnijder: Altijd in België.
Pres.: Heeft Van den Eijnden gezegd, dat
er nog iemand anders bij betrokken was?
Speksnijder: Ja, Peuschgens zat er tus
schen.
Pres.Als de boel hier kwam zaten er dan
labels aan? En werden die afgesneden?
Speksnijder: Ja, zoo is het.
Pres. (getuige Rooda een stuk toonend):
Een dergelijk briefje overhandigde v. d1. Eijnde
aan deze menschen, die er hun personeel
mee naar de fabriek stuurden.
Pres. (tot Speksnijder)Welke opdracht gaf
U den chauffeur?
Speksnijder: Hij moest naar Boxtel rijden
om bacon te halen. De chauffeur Van Slui
mers zou hem ontmoeten. Die wist waar hij
wezen moest.
Pres.En als hij werd aangehouden
Speksnijder: Dan moesten ze doen alsof ze
verdwaald waren. Dat moest zoo voor Van
dgn Eijnde.
Pres.: Van den Eijnde ging niet over één
nacht ijs.
Speksnijder: O nee, die telefoneerde voort
durend met Peuschgens.
Get. J. J. Hartogs, directeur Van Wijnber-
gens fabriek te Boxtel, deelde op een desbe^
treffende vraag mede, dat de fabrieken van
Van Zwanenberg en Wijnbergen één zijn. De
fabriek van Hartogs te Oss staat er buiten.
Pres.Hoe ging het nu met de afgifte van
de bacon?
Get. Hartogs: Wij gaven het spek af na
telefonisch bericht van de varkenscentrale.
Prés.: Dus als er iemand kwam, die zeide
door Van d.en Eijnde (e zijn gezonden zonder
zjch verder te. legitimeeren, dan gaf u de
bacon af.
Get. Hartogs: Blonk zeide dat hij van Van
der Eijnde kwam en wij wisten niet beter.
Pres.: Maar hij kwam toch in een Neder
landsche auto met een H erop?
Pres.: Hééft Peuschgens bij zijn aanstel
ling een instructie gekregen?
Get. Van Deth: Geenszins.
Pres.Zijn er klachten bij u binnengekomen
van A. Stouten?
Get. Van Deth: De heer Stouten is bij twee
van onze ambtenaren gekomen maar aan zijn
klachten is weinig aandacht gew'jd.
Pres.: Stouten had u toch gewaarschuwd?
Gèt. van Deth: Dat is wel zoo
Eenige minuten later meende de president:
Ik constateer dat er weer een bijzonder groot
vertrouwen werd gesteld in de eerlijkheid der
slagers.
- President: Zijn er bij de Centrale meer
zulke ijverige ambtenaren?
Mr. Van Deth: U moet dat gemoedelijk
voorstellen.
President: Dat is juist mijn bezwaar. Is
Peuschgens nu ontslagen?
Mr. Van Deth: Ja, bij brief van 29 Januari.
President: Dat is geen ontslagbrief. Daar
in wordt alleen eene nieuwe salarisregeling
voorgesteld.
Mr. Van Deth: De bedoeling was, dat hij1
op eenigerlei wijze voor ons werkzaam bleef.
President: Dat moeten wij dan maar weer
toeschrijven aan de huiselijkheid bij de Var-
kenscenitrale. Het staat er dus zóó voor, dat
Peuschgens eigenlijk in dienst zou komen als
hij straffeloos mocht blijken. De president las
het deel voor van de mededeelingen, die de
varkenshandelaar A. Stouten te Gorinchem
aan de Varkenscentrale heeft gedaan.
Mr. Schutter: Dat is heel ernstig
Honderd ambtenaren.
Toen mr. van Deth niet op de hoogte bleek
van bepaalde details en zeide, dat een zij
ner ambtenaren daarvan wel meer zou we
ten, vroeg de president: „Hoeveel ambtena
ren zijn er dan nu bij de Varkenscentrale?"
Mr. van Deth: Ongeveer honderd.
De president, verbaasd: Honderd?
Uit de verklaringen van getuige Kraay-
veld bleek, dat Peuschgens somtijds recht
streeks aan de fabriek te Boxtel opdrachten
gaf.
Mr. van Deth desgevraagd: Dat zal wel
eens gebeurd zijn.
President: Is die organisatie met honderd
man personeel noodig, om als er een wille
keurige man vee komt halen, dat hij het dan
maar meekrijgt? Dat kan, aunkt mij, zonder
die organisatie ook wel. Ik begrijp er niets
van.
Toen mej. M. L. J. Lancee, kantoorbe
diende bij Van Zwanenbergs fabrieken, in
verhoor kwam, werd een nieuw onderdeel
aangevoerd. Dat der balen. H. Haarbosch
bij Van Zwanenbergs fabrieken deed daar
over mededeelingen. Hij vertelde dat h;t
spek niet afgeleverd zou zijn als hij geweten
had dat het niet naar België ging.
De zitting werd om één uur geschorst tot
na den middag.
Middagzitting.
In de middagzitting legde de boekhouder
der varkenscentrale J. de Rijk een brief over
van Peuschgens aan de Centrale, waaruit
bleek, dat deze ook betalingen mocht innen
President: Iedereen bij de Centrale mocht
zoowat alles doen, niet waar? Toen steeds
maar niet blijken kon waar de bevoegdheids-
grenzen liepen, verzuchtte mr. De Bie:
Thans ontzinkt ons alle grond onder de voe
ten.
Peuschgens interrumpeerde: Meneer de
president, ik heb ook nog vorderingen op de
Varkenscentrale: 50.000 franken en dan nog
salaris, onkosten enz.
Mr. Schutter: U bracht anders heel wat
in rekening
Peuschgens: Dat is een misverstand.
President: Laten we hopen, dat de handel
zoo spoedig mogelijk weer vrij gegeven
wordt. (Handgeklap op de publieke tribune).
Mr. van Deth: Peuschgens is mondeling
aangesteld.
President: De Varkenscentrale is geen
particuliere liefhebberij van u. U had uw di
recteur in kennis moeten stellen van de zaak,
die u onder u hebt gehouden.
Get. Horneman: Peuschgens was betrouw
baar.
President: Ja, dat is wel gebleken!
Mr. Schutter: U als semi-ambtenaar had
de zaak beter moeten onderzoeken.
Mr de Bie: Ik dacht dat regels er waren
om gehandhaafd te worden. Maar dat
schijnt hier niet noodig te zijn.
Mr. van Deth legde uit, dat voor uitvoer
bestemde bacon onder bepaalde voorwaar
den in het binnenland verkocht mocht wor
den.
President: Ja, ja, er is zooveel mogelijk
blijkbaar. Ik heb den indruk, dat de Varkens
centrale deze heele zaak niet zoo erg vindt.
Getuige Horneman: Ik weet niet of het
erg is.
De kantoorbediende W. H. Kanters ont
ving des avonds thuis telefonische bestellin
gen van Peuschgens. Zij werden niet schrif
telijk bevestigd.
President: Het was wel een soepel be
drijf: Slappe bacon en een slappe regeling.
(Vroolijkheid op de tribune.)
De verdediger van Pèuscngens, mr. C. R.
C. van Wijckerheld Bisdom, had een aantal
getuigen a décharge laten komen.
De heer Wijnbergen, gewezen vertegen
woordiger van de Nederlandsche Varkens
central te Brussel, deelde mede, wel ontsla
gen te zijn per 31 Jan. 1934. Getuige zeide
desgevraagd een ongeoorloofden handel in
consenten te hebben gedreven.
Requisitoir.
Alvorens zijn requisitoir aan te vangen,
beantwoordde de officier van justitie, mr. E.
D. H. Schutter, de vraag, of deze zaken wel
voor een Nederlandschen rechter behandeld
mogen worden, bevestigend. De verdediging
had dit in twijfel getrokken.
Spr. meende, dat de verdachten geen koo-
pers zijn geweest, dat waren Sluimers en
Speksnijder. Ik vraag mij af, zeide spr., of
de menschen van de baconfabriek er belang
bij hadden te weten, waar de afgegeven
bacon naar toeging. Zij hadden een telefo
nische opdracht van de Varkenscentrale en
er waren valsche papieren in orde gebracht.
Dat de auto's van een letter H waren voor
zien, was geen verdachte omstandigheid.
Het staat volgens spr. wel vast, dat ver
dachten oplichting hebben gepleegd ten aan
zien van Van Zwanenberg en andere fabrie
ken. Ten aanzien van Hartog, waar een
entrepot was, is het bewijs nog sterker. Het
bewijs is niet geleverd, dat de fabrikanten
schuldig zijn geweest. Integendeel!
De officier meende ook valschheid in ge
schrifte bewezen. Het is moeilijk uit te ma
ken, wie voor die valschheid aansprakelijk
is. Dit is dan ook de reden, waarom ik eenige
personen in deze zaak niet vervolgd heb,
zeide de officier. Wisten deze verdachten
dat er aan den baconhandel misdrijf verbon
den was? Van den Eynde wist het zeer zeker
Hij gaf listige opdrachten en ging heel
anders te werk dan hij jarenlang gedaan
had. Overigens is deze man lang niet de
voornaamste verdachte. De oplichting en de
valschheid in geschrifte zijn geschied op een
wijze, die Van der Eynde nooit alleen had
kunnen uitvoeren. Daarvoor was iemand
noodig die met de interne aangelegenheden
der Varkenscentrale heel goed bekend was.
Spr. noemde tal van bezwarende feiten ten
aanzien van Peuschgens. Gezien de mentali
teit van dezen man, zeide hij, die een smok
kelaar met pantserauto zijn grooten vriend
noemt, en die er niet voor terugdeinsde een
ambtenaar om te koopen, is het niet aan
nemelijk, dat Peuschgens niet zou hebben
geweten dat de bacon van misdrijf afkomstig
was.
Spr. eischte tegen H. C. van den Eynde
vier maanden gevangenisstraf met aftrek
van preventieve hechtenis, en tegen André
Peuschgens een jaar gevangenisstraf.
Nederlandsche strafrechter niet
bevoegd?
Mr. N. C. van Mastrigt, verdediger van
Van den Eynde, wees erop, dat de tenlaste
leggingen alle in België zijn gepleegd,
zoodat een Nederlandsche strafrechter niet
bevoegd is van deze zaak kennis te nemen.
Deze verdachte is immers geen Nederlander
Spr. concludeerde tot ontslag van rechtsver
volging van dezen verdachte en vroeg hem
onmiddellijk in vrijheid te stellen.
Mr. Van Mastrigt: De wet zegt positief,
dat deze verdachte hier niet terecht kan
staan.
De rechtbank besliste na raadskamer, dat
het bevel tot gevangenhouding van Van den
Eynde moest worden opgeheven. Zij moti
veerde deze beslissing door als haar oordeel
uit te spreken, dat de feiten aan Van den
Einde ten laste gelegd, indien bewezen, zou
den zijn gepleegd in België en niet in Neder
land, zoodat deze feiten niet vallen onder
art. 4 van het wetboek van Strafrecht. De
rechtbank achtte het O. M. derhalve niet
ontvankelijk in zijn vordering.
Van den Eynde schudde de hand van zijn
verdediger en verliet met vrouw en dochter,
die op de gereserveerde tribune de behande
ling hadden bijgewoond, de zaal.
Mr. C. R. C. van Wykerheld Bisdom,
verdediger van Peuschgens, zeide, dat naar
Belgisch recht voordeel trekken uit door
misdrijf verkregen goed niet strafbaar is In
België zal Peuschgens dus vrij uit gaan. De
Belgische wet vordert ten opzichte van
heling een nauw verband tusschen den
dader en het door misdrijf verkregen goed.
Dat verband is hier niet, zoodat ook te dien
aanzien Peuschgens vrij uit gaat. Het mis
drijf dat hier ten laste is gelegd is geheel
in België bedreven, de Nederlandsche wet
mist dus ook in deze zaak toepassing.
Verdachte zeide nogmaals onschuldig te
zijn. De rechtbank bepaalde de uitspraak op
5 Juli.
In de middagzitting van gisteren van de
Amsterdamsehe rechtbank verschijnen Mees
Gerritsen en Fr. Biesing in het verdachten
bankje.
Vrijspraak geëischt.
Tegen beide verdachten requireerde de
Officier ter zake medeplichtigheid aan de
poging tot oplichting van de verzekerings
maatschappij vrijspraak.
De verdedigers mr. Th. Eskens en mr. F
A. Kokosky sluiten zich bij het requisitoir
aan.
Mees Gerritsen in 't bankje.
Mees Gerritsen heeft zich daarop alleen te
•«erantwoorden wegens verduistering.
Als eerste getuige wordt Maag gehoord,
een der „verhuizers".
Mees is opgewonden en wil de verdachten-
bank uit, om Maag met steviger argumenten
te bestrijden.
De veldwachter houdt hem goed vast.
„Dat zijn nou „penose" jongens, met z'n
allen tegen meneer Onnes, dat durven ze",
roept Mees uit.
„Kalm, anders gaat u de zaal uit," maant
de president hem aan.
Getuige gaat dan verder met z'n verhaal.
Hij zegt, dat Gerritsen hem had gezegd, al
het goed te hebben afgegeven.
„Mees heeft alles verraden", roept hij uit.
„Ik heb niks verraden", roept Mees, „had
jij liever voor dien Witbraad gezorgd. Dien
heb ik nog 1200 gegeven. Verraden heb ik
nooit iets op 16 September heb ik pas een
verklaring geteekend, maar toen hadden
Maag en consorten me er al ingetrokken.
Mees wil dan een uitvoerige uiteenzetting
geven van de geldelijke transactie tusschen
de verschillende „heeren", maar de president
coupeert den woordenstroom. „Ik ben nog
2000 aan de zaak tekort gekomen", roept
hij dan uit.
„Je bent een schurk", repliceert Maag.
Grootjohan komt dan verklaren, dat hij
2000 had gekregen; wie hem het geld ter
hand had gesteld, wist hij niet meer.
Getuige weet te vertellen, dat zij de
10.000 van de verzekering hadden ge
deeld.
Mr. Eskens (tot get.): Als Mees en Bie
sing op een andere wijze meer voor het goed
haaden kunnen krijgen, zoudt u dat hebben
goedgevonden? Het goed zou dan dus niet
naar de verzekering zijn teruggegaan!
Getuige: Ik weet 't niet, daar is met mij
nooit over gepraat. of,ca
Mej Nöggerath, de vroegere secretaresse
van dén detective Johaiiknegt zegt, dat zij
bij Mees Gerritsen had geïnformeerd, wan-
neer en waar zij het gestolen goed kon krij*
gen. Biesing, tot wien zij zich eerst had ge
wend, had gezegd: „Ga meer naar Mees,
die is het hoofd van de zaak."
Getuige Nöggerath: Ja, dat Is zoo, en
toen kwam er een oud vrouwtje om je te
spreken.
Verd.': Juist, Edelachtbare, zóó is het.
Zij had het goed onder haar boezelaar. Haar
naam ja dien kan ik niet noemen.
De detective Johanknegt, die weer goed
bij stem is, vertelt nog eens, wat hij van de
zaak west
„Ja zegt Mees", ik heb Johanknegt „eer-
lijk" voor den gek gehouden, want ik ver
trouw geen enkelen detective!
Mees „citeert" dan eenige geruchtmaken
de strafzaken, o.a. de zaak Begeer, waarin de
detective volgens hem ook een rol had ge'
sPeeld-
Biesing, de compagnon van verdachte
Mees. Gerritse lijdt aan geheugenstoornis.
Hij weet op de vragen welke hem als ge
tuige worden gesteld meestal niet anders
dan met en schouderophalen te antwoorden-
Verdachte begint tegen zijn compagnon te
praten: „Jongen, je hebt toch dat goed op
nieuw ingepakt in twee pakketten. Zeg dat
nou maar, daar ben je toch niet strafbaar
voor, nietwaar Edelachtbare
Zeg nou maar heb ik dat goed soms
bewaard?
Getuige: Beweer ik dat soms? Ik heb T
óók niet bewaard.
Verdachte: Je hoeft immers geen namen
te noemen Maar ik wou die „linke"
rommel niet in huis houden, ik kon het eerst
een huiszoeking verwachten.
Pres.: Wie had het goed dan?
Tenslotte besluiten ze tot het laatste.
Requisitoir.
Het woord is aan den Officier mr. Van
Dullemen. Het goed is gebracht op een zol
der, toebehoorend aan Mees Gerritsen. Mees
had aan de „verhuizer.*' wijsgemaakt, dat
hij al het goed aan de verzekering had te
ruggebracht, later bleek, dat hij maar een
deel had afgegeven en de rest had hij ach
tergehouden. Hij wilde de rest weer bij de
verzekering terugbrengen en de belooning
zelf houden.
Mees probeert thans een deel van de
schuld op Blesing te schuiven, wat naar
spr.'s meening onjuist is.
De officier acht ten opzichte van Mees
Gerritsen de tenlaste gelegde verduistering
bewezen, daar hij goederen heeft achterge
houden terwijl hem was opgedragen ze af
te leveren aan de verzekeringsmaatschappij.
Spr. wijst er op, dat verd. reeds voor een
ander feit tot drie jaar gevangenisstraf is
veroordeeld. Hij was het centrum in den
onderwereld en als zoodanig zeer gevaarlijk.
Wegens verduistering requireert spr. een
gevangenisstraf van zes maanden.
De verdediger mr. Th. Eskens, ontkende,
dat hier gesproken kan worden van verduis
tering van de goederen. Hoogstens zou men
hier kunnen spreken van verduistering van
het geld, dat hij voor de tweede partij van
het goed kon maken.
Met klem dringt pi. aan op vrijspraak,
waaibij Mees zich aansluit.
De zaak tegen den detective.
De detective Johanknegt besluit de rij van
verdachten in dit omvangrijk kasteeldrama.
Hij staat terecht wegens heling, subs. schuld-
heling. Als zijn verdediger treedt op mr.
F. A. Kokesky.
De zitting wordt dan geschorst tot heden
middag twee uur.
In alle voorgaande zaken is de uitspraak
bepaald op 28 Juni a.s. te twee uur.
e
VALSCHHEID IN GESCHRIFTE.
Een architect veroordeeld.
Het gerechtshof te Amsterdam behandelde
i nhooger beroep den strafzaak tegen den
Amersfoortschen architect G. de V. verdacht
van valschheid in geschrifte meermalen ge
pleegd.
De rechtbank te Utrecht had hem op 12
Maart j.1. veroordeeld tot 2 jaar gevange
nisstraf, met aftrek van een deel "van de
voorloopige hechtenis.
Verdachte had valsche handteekeningen
geplaatst onder afschriften van koopcon
tracten of onder concept-contracten. De
stukken waren gezegeld, zoodat zij den in
druk maakten echt te zijn. Hij zou dit hebben
gedaan om bij verschillende personen geld
los te krijgen. De verdachte was taxateur
voor den promotor J. H. met wien de
Utrechtsche advocaat mr. J. V. samenwerkte.
H. was in relatie gekomen met den eige
naar van een groot landgoed te Hooghalen.
De eigenaar wilde het huis verkoopen. H.
bood het huis zeer billijk aan, doch het was
hem slechts te doen om de noodige gegevens
17. Nauwelijks had Piet Prikkel zich verzoend met de gedach
te, dat hij voortaan zonder groote teen zou moeten leven, of ze
hoorden een marktkoopman, die een middeltje aanprees, dat
tiet» 3.11e kwalen. „Geef me maar een potje van die zalf"
zei Piet Prikkel.
18. De menschen er omheen begonnen allemaal te lachen,
want het zalfje was alleen voor paarden bestemd. Toen Piet
Prikkel het dan ook aan zijn voet deed, kreeg hij zoo'n pijn, dat
hij bewusteloos omviel. De menschen die eerst om hem gelachen
hadden, kregen nu medelijden en hielpen hem voorzichtig over
eind.