i
Seuiltetou
haar avonturier.
Jlechts-zakm
o©©©»© Jladiopcoguunma
De uitvaart te Delft.
9
9.05
DEUTSCHLANDSENDER, 1571
M. 8.35 „Eine Nacht im Königs--
berger Blutgericht", manuscript van
Borrmann. 905 Causerie over
Wagner. 9 35 Kamermuziek, so
praan, tenor en piano. 10.20 Poli
tiek overzicht. 10.30 Ber. 10.55
Sportnieuws. 11.05 W-erber. 11.20
—12.20 Dansmuziek.
GEMEENTELIJKE RADIO
DISTRIBUTIE.
Lijn 1: Hilversum.
Lijn 2: Huizen.
Lijn 3: Daventry 10.35
17.35, Lond. Nat. 17.35—19.20,
Daventry 1920—24.
De heer A. J. Bothenius Brouwer te
's-Gravenhage schrijft ons:
Opnieuw zijn het indrukken van Delft,
die ik wil trachten weer te geven. Nog geen
vvr maanden geleden dacht en schreef ik over
de beminde Vorstin, die, als een moeder
geliefd, heenging uit het midden van hot
NederlandBche volk, dat zij al de toewijding
van haar groot hart had gegeven.
En weer viel een slag in ons koninkijk
gezin als een bewijs hoe waar het dichter
woord was, dat geen wacht aan de poorten
van het Louvre koningen kan beveiligen
tegen den dood Nu is Prins Hendrik gestor
ven, begraven in dezelfde kerk, waar wij in
de droevige Maartdagen koningin Emma
zagen binnendragen ter eeuwige ruste. Het
was weer hetzelfde grootsche ceremonieel,
slechts in onderdeden gewijzigd, de ont
plooiing van eenzelfde huldebetooging, de
zelfde toevloed van deelnemende belang
stellenden en toch was het anders.
Wat was dat andere? Niet een mensch.
die de jaren van den ouderdom had bereikt
en zijn levenstaak ten einde had zien gaan.
die het moede hoofd ter ruste kon le* gen
met de Simeonsbede: „Nu laat Gij. Heer Uw
dienstknecht gaan in vrede", werd aan de
aarde toevertrouwd, maat een man in de
volle kracht van het leven, van wien velen,
die in de welwillendheid van zijn hart leefden,
nog hulp en steun en den bemoedigenden
glimlach en het vriendelijke woord hadden
verwacht; een Prins, die in den eenvoud
van zijn goedheid een grooten kring van
dankbaren had gevormd en op wien dezen
nog jaren meenden te mogen rekenen; die
man, die prins ontviel aan zijn land De
stille berusting en het overwegend gevoel,
dat aldus de nafuurlijke, zij het ook ernstige
gang van zaken was, die bij koningin
Emma's overlijden den vinger le<de op
ieders mond. maakten nu plaalc voor de
gedachte: „waarom zoo vroeg?" En men
dacht aan de Vorstin, die een nieuwen rouw
had te dragen en aan de Prinses van wier
levensvreugde met haar vader, aan wien zij
zoo innig verbonden was, een groot deel
verdween. Ja, het was een ander sterfgeval
en een ander aanvaarden van den rouw, die
over Nederland gekomen was. Nederland
zag naar het zoo beproefde Vorstenhuis en
de vraag was op aller lippen: „Waarom
toch?"
Zoo hebben de tienduizenden gevraagd, die
zich heden opmaakten om den laatsten groet
te brengen; zoo hadden de honderdduizenden
gevraagd, die van uit de verte den ernstig en
dag van Delft heden hebben gevolgd, en een
nieuwe verenging van de banden tusschen
het Koningshuis en het Nederlandsche Volk
een nieuwe versterking van onze gehecht
heid aan Haar. die ons regeert en aan Haar.
die, God geve het, ons eenmaal moge regee-
ren, binde ons aan ons beproefd koninklijk
gezin: slechts twee vrouwen, in deze ont
zaglijk zware tijden aangewezen of in de toe
komst bestemd, onze Vorstin te zijn.
In den stralenden dag van heden had Prins
Hendrik's plechtige uitvaart plaats. Ook dèt
voegde iets toe aan het ..andere" dan in de
laatste Maartdagen. Daar trok de stoet
voort, in zijn kleurigen tooi. in zijn lichte
kleuren van wit en goud, een glanzende,
lichtende tocht door 's-Gravenhage's sier
lijke straten, het lachende land zijner naaste
omgeving, het wonderbaar-mooie stede
schoon van het oude, prinselijke Delft. Het
was ernstig door den last, dien hij mee
voerde, door de les der vergankelijkheid, die
hij predikte, maar toch, toch scheen aan dezen
laatsten tocht alle bitterheid ontnomen, alle
somberheid van hem weggevaagd. Het zon
negoud tintelde over hofrijtuigen, bloemen,
menschen en paarden en over Jen langzaam
voortrijdenden lijkwagen, waarin de hooge
doode werd gevoerd naar het koninklijk
mausoleum. De zomer gloeide omhoog en
omlaag en er was licht om dat onvergelijke
lijk schouwspel, licht licht, men zou haast
zeggen vreugde, blijdschao. een uittocht on-
d>T eerbied en toewijding als ware hij een
intocht
Een intocht?
En waarheen? Er is in deze dagen veel
gesproken, veel geschreven over den Prins
En terwijl herhaaldelijk werd gewezen op de
vriendelijke uiterlijkheden van zijn omgang,
is er ook hier en daar iets verluid van wat
men niet wist, waarvan men niets wist.
Slechts aan weinigen is het gegeven gewor
den te begrijpen of te vermoeden wat er
achter de uiterlijke vriendelijkheid van den
Prins die toch geslotenheid niet verhinderde,
verborgen was Iemand die hem van dichtbij
kende en zijn geestesleven eenigszins kon
peilen, heeft gesproken over zijn zoekende
Een episode uit den Dertigenjarigen Oorlog
Oorspronkelijke schets van
G. P. BAKKER.
37).
„Niets", klonk het antwoord „Ik moet je
uitleveren". Hij rende naar Von Pappen-
heim's kamp. Maar toen hij een eind gereden
had, wendde hij eensklaps den teugel en
Balder vloog als de weerligt in de richting
van de Oude Herberg.
Melchior had inmiddels zijn paard beste
gen en volgde Saxon.
„En nu rijdt de ridder met de prinses naar
het leger van den koning", fluisterde Saxon
haar in het oor. Zij keek hem lachend in zijn
gezicht. In haar oogen glansde een helder
licht.
„De prinses lijkt op het oogenblik meer
op een oude tooverkol", antwoordde zij, maar
zij liet haar hoofd tegen zijn schouder
rusten. Hij drukte haar tegen zijn boist, voel
de de warme aanraking van haar jong
lichaam en sprak mei hartstocht Li de stem:
„Ncoit, nooit zal ik je aan een ander af
staan".
Zij gaf geen antwoord. Zij dacht niet aan
haar verloving of aan het woord, dat zij eens
had gegeven. Met gesloten oogen gaf zi]
zich geheel over aan het genot van den vlug
gen rit in de armen van den man, dien zij
lief had De wind suisde hen om de ooren,
nooit zouden ze deze vlucht vergeten. Hij
ziel, zijn naar Licht zoekende ziel. Ook heden
op den kansel te Delft is daarvan gerept, toen
prof. Obbink sprak van de stijging naar het
Licht, zooals de overledene het sterven
noemde. In dit verband zou men kunnen be
schouwen zijn uitdrukkelijken wensch om
geen zwarte kleuren van rouw maar het
lichtende wit aan te brengen bij zijn uit
vaart Deze gedachte van het Licht aan gene
zijde van de uitgangspoort van het leven is
ten slotte de groote gedachte, die de basis
uitmaakt van zoovele religiën en die we ook
terugvinden in de regels van het zeer oude
Nederlandsche lied:
Het graf is een hemelsche poorte,
Het sterven een wedergeboorte.
Hoe rijker wordt de figuur van den Prins,
zoo we zijn levensgedachte kunnen ver
binden aan deze schoonste aller overtui
gingen!
Nog eens, het was heden wat anders dan
in Maart. De witte stoet gaf een zeldzaam
cachet aan de plechtigheid en h*t ontroerde,
dat de Koningin, dat Prinses Juliana ook het
wit hadden gekozen in hun rouw. De kerk
dienst voor het oude monument van onzen
grooten Oranje droeg er eveneens den stem
pel van: hij werd verjongd door die kleuren.
Woord en lied hadden een karakter van
christelijke opgewektheid. De redenaar met
zijn kort, krachtig woord, begon met de
voorlezing van het Paaschevangelie. waar
aan hij Pauius' woord vasthechtte over den
dood, die zijn prikkel, en het graf, dat zijn
overwinning had verloren en hij eindigde
met den zegekreet, dat God lof kon worden
gebracht, die aan sterfelijke menschen de
genade schonk over een eeuwigen triomf te
spreken, zelfs op een plek, waar alle aardsche
glorie zich oplost.
Dèt is de klank van den toon, waarmede
Nederland heden zijn Prins ten grave heeft
gedragen. Van het Paleis op het Noordeinde
tot aan den Grafkelder der Oranjes te Delft
vormde zich één groote, onafgebroken keten
van belangstellenden, van deelnemenden, van
dankbaren en welwillend gezinden. Zij ston
den langs den weg, zaten op terrassen en
stoepen, op daken en balkons, en alles keek
naar dien langen stoet met het domineerend
wit van den lijkwagen, die de uitvaart betee-
kende van den Gemaa1 onzer Vorstin. En in
Delft ontving heel de evolking dien vreem
deling, die Nederlander werd, met een eer
biedigen, ontróerenden groet Zoo werd hij,
ais door allen gedragen, gevoerd binnen óe
oude majestueuze ruimte, waar Willem van
Oranje's stoffelijk overschot rust te midden
van hen, die den keten vormen van den Vader
des Vaderlands tot Hendrik van Mecklenburg.
Het was een ernstig, aangrijpend uur, deze
plechtigheid in Delft s grandiose kerk. De
wanden en pilaren werden gekleurd door
het spelende licht der fonkelende ramen.
Daar beneden, vóór de trap, die naar den
koninklijken grafkelder afdaalt, stond de
katafalk met de baar. Bloemenkransen om
ringden die, evenais de kleurige staatsie
gewaden van hoogwaardigheidsbekleders.
De Koningin in haar witten rouw, gelijkende
op een abdis der Middeleeuwen, Prinses
Juliana die eveneens den wensch van haar
vader in haar kleeding had vervuld, zaten
daar, baden en zongen met allen, die er zich
hadden vereenigd, en luisterden, met hen in
gedachten van gemeenschap verbonden, naar
het ernstig-sobere woord van den prediker,
die uitsprak, wat velen hadden verwacht en
gehoopt. Hun rouw werd gedreven en opge
heven door het woord van den kansel tot
daar. waar de berusting wordt geschonken.
En zoo werd dit uur in Delft tot een hoog
gewijde samenkomst, waarin Koningin en
Prinses, in hun leed vereenigd met het Neder
landsche Volk, den weg zochten en vonden
naar de groote bron van alle vertroosting.
POLITIERECHTER ALKMAAR.
Zitting van Maandag 9 Juli.
GAUW BEKEKEN.
De heer Ewaldus Corn. W. uit Enkhuizen
die in den avond van 5 Mei niet had voldaan
aan het stopbevel van veldwachter Wiedijk,
die naar zijn gezondheid en rijwielplaa'je
wilde informeeren, had thans evenmin ge-
V0'K gegeven aan de invitatie van den offi
cier en was alzoo niet verschenen. Eisch en
vonnis 25 boete of 15 dagen.
EEN WOESTE OTERLEEKER
MINNAAR.
Een akkerstudent uit Oterleek, de 24-jarige
heer Joh. O. had in den nacht van 8 op Q
April na afloop van een balavond te Ur-
sem een der cavaliers, met name J. v. Dam,
'n Obdammer slagersknecht, een opstopper
toegediend en hem later bij wijze van des-
voelde zich trotsch als een roofridder, die de
geschaakte geliefde naar zijn burcht voert.
Toen zij na een langen tocht aan de Oude
Herberg gekomen waren, daalde de zon
reeds in het westen. Hij hief haar op en zet
te haar op vasten bodem. Marion scheen het
alsof de razende rit enkele korte oogenblik-
ken had geduurd. Met een stem, waarin te
leurstelling klonk, vroeg ze: „Saxon, zijn
we er nu werkelijk al?"
„Balder moet rust hebben", antwoordde
Saxon „Anders zou ik niets liever doen dan
den geheelen nacht doorrijden met jou in
mijn armen".
„Meisjelief", vervolgde hij en deed alsof hij
niet zag, dat ze zeer verbaasd keek, het bes
te zal zijn, dat je van Annette een of ander
rijcostuum leent en een bootje
Na eenigen tijd reed ook de huifkar het
erf op. Lize was veilig thuis gekomen en
toen Saxon haar eenige goudstukken gaf, als
vergoeding voor den avontuurlijken tocht,
was zij de koning te rijk. Nu zij den luite
nant niet kreeg, dwaalden haar gedachten
blijkbaar af naar den huzaar, want ze zei
tegen Annette, die met groote belangstelling
haar verhaal had aangehoord: En toch
was het wel een knappe aardige jongen".
„Wie?" vroeg Annette, „de luitenant?"
„Neen", antwoordde Lize, „de huzaar".
Saxon had Rudolf verteld dat de Oude
Herberg bewaakt zou worden.
„Ik had niet anders verwacht", verklaarde
deze. „Als ze om u komen, zal ik zeggen dat
u op onderzoek uit is en waarschijnlijk wel
een paar dagen zult blijven. U vertelde mij
dat u hoopte met rijken buit terug te keeren"'
Inmiddels had Annette den maaltijd ge-
sert van zijn rijwiel afgestompt. Mijnheer
O was een beetje in zijn wiek geschoten, om
dat de heer van Dam er met zijn balmeisje
van door was gegaan.
Later had Jan zijn excuses aangeboden,
doch daarmee alleen was de afgetakelde Sia-
ger niet content, hij vroeg nu ook nog
schadevergoeding voor het ondervonden leed
ten bedrage van 22.73, wegens beschadigd
aangezicht en balcostuum. Bovendien
wenschte de slager 40 voor een nieuw ge
bit, totaal 62.75. Op verlangen van den
rechter moest de verdachte in den gedesor-
ganiseerden mond kijken van den slager en
zoo stonden zij elkander aan te grijnzen als
'n paar bavianen. Vonn. 30 boete of 15 da
gen en te betalen 62.75 aan zijn rivaal met
gebroken tanden.
DE WOEDENDE SCHULDEISCHER.
De aardappelhandelaar Germent Sm. uit
Medemblik had gedachtig het spreekwoord:
wat de zeug misdoet, moet de big ontgelden,
op 6 April te Zwaag zekeren Willem Bier
man uit Hoorn, van wiens vader hij 2.50
had te vorderen, een stomp tegen het hoofd
gegeven. Volgens den heer Sm. was hij boos
op den 17-jarigen Willem op grond van het
feit, dat hij zijn ongelukkigen ouden vader
onbeschoft had bejegend.
Eisch 15 boete of 10 dagen. Vonnis
conform eisch.
ONDER VALSCHE VLAG DOEN
VAREN.
Een heer met name Willem T., handelaar
te Wieringen, had zijn broeder E. Tuijn laten
rijden met een vierwielig motorrijtuig, waar
van het nummerbewijs no. 8487 was geste! J
ten name van zekeren König, welke overtre
ding te Wognum was geconstateerd.
Gevorderd werd 25 boete of 15 dagen.
Wel wat hoog, snikte verdachte, waarop mr.
Ledeboer de hand over het hart liet glijd;r.
en zich met 20 boete of 10 dagen tevreden
stelde.
DE OUDE HEER VERSCHEEN
NOG EENS VOOR HET VOET
LICHT.
De bejaarde scharrelaar Jan K., dien
we voorheen wel eens meer voor het hekje
zagen paradeeren, verscheen thans als bena
deelde partij, aangezien hij in den nek was
fezien door zekeren Gijsb. R. A. T. te Hoorn,
ie er met een huurtransportrijwiel van tus
schen was getrokken. Vader K. had
nota bene zelf dit rijwiel gehuurd van zeke
ren Basjes en werd alsnu de sigaar.
Eisch en vonnis drie maanden gevange
nisstraf.
HAAR ROZEMONDJE VOORBIJ
GEPRAAT.
De niet verschenen „mevrouw" Elisabeth
M., gehuwd met den heer K. te Enkhuizen,
had onlangs een harer stadgenooten, mej.
K. H. v. d. Molen, echtgenoote van den heer
Jongbloet, hevig geblameerd door van haar
tegen zekere mej. D. Kramer, huisvrouw
Kouwenhoven, in kleuren en geuren een
voorval mee te deelen betreffende gezegde
mej. Jongbloet, dat wij maar beter doen het
met den mantel van het stilzwijgen te bedek
ken. Ter illustratie had de loslippige dame
nog medegedeeld, dat mej. Jongbloet voor
noemd door twee agenten naar het bureau
zou zijn geëxpedieerd. Het scheen een for
meel familiegeroddel te zijn. Eisch en vonnis
15 boete of 10 dagen.
EEN TOT HET UITERSTE
GEBRACHTE KERKDIENAAR.
De niet-verschenen heer Krijn de B. te Den
Helder had op 17 April den 17-jarigen Diik
Boekei op eenige stompen onthaald. Jonge
heer Boekei en kornuiten hadden den heer de
B., die koster is van de herv. kerk, meermalen
geplaagd en verschillende baldadigheden en
vernielingen gepleegd, waarop de koster ook
van leer trok, vooral omdat zijn 9-jarig
zoontje slachtoffer van een geworpen straat
klinker dreigde te worden.
Het baldadig optreden dezer opgeschoten
lummels werd zeer gelaakt en de geprikkelde
koster vrijgesproken.
EEN OPGEWONDEN STIEFZOON
EN MUSICUS.
De 24-jarige crisismusicus Bertus van den
B., stoffeerde heden het zondaarsbankje
wegens mishandeling van den heer Liewc-
Wijkstra, zijn stiefvader, dien hij op 20 April
had geslagen en gestompt. Volgens toelich
ting van Bertus had hij gehandeld ten einde
zijn moeder tegen de aanvallen van zijn
stiefvader te beschermen. Hij ontving op de
Oudegracht wandelend een S.O.S., dat zijn
moeder door zijn stiefvader werd belaagd,
waarop hij ter ontzet aanrukte.
De stiefvader, als getuige gehoord, hield
een uitvoerige toelichting, die te veel plaats
ruimte zou eischen en ten doel had om het
odium op het hoofd van den heer Bertus v.
reed. Men had zich juist aan tafel gezet, toen
de deur open ging. Saxon kon een kreet van
verrassing niet onderdrukken, want zoo'n
mooien, slanke ruiter had hij nog nooit in
zijn leven aanschouwd. De rechte, lange bee-
nen staken in een geel-leeren pantalon. Hij
aroeg hooge, gele rijlaarzen en een rood flu-
weelen wambuis dat tot over de dijen reikte
en daarover een glinsterend borstharnas. On
der den sierlijken Slavischen helm, die als
zilver glansde, zag Saxon een ovaal matwit
gezicht, omgeven door ravenzwarte haren
„Overste", zei hij, het militair saluut ma
kend met de hakken aaneengesloten. „Mag
ik mij even voorstellen: „Von Ebertot' van
Wallenstein's ruiters".
Vol bewondering beschouwde Saxon de
gracieuse verschijning, die ondanks de tra
vestie zeer rijzig scheen en antwoordde:
„Aangenaam, vaandrig, neemt u plaats".
„Zulke vaandrigs moesten er meer in het
leger zijn", mompelde de oude wachtmeester.
„Nu weet ik, wat mij mijn geheele leven ont
broken heeft
En Rudolf zeide: „Ik zou de freule in dat
pakje niet herkend hebben". Hij hief zijn roe
mer op en vervolgde: „Vaandrig en overste!
Mag ik de eer hebben met u te drinken op een
veiligen overtocht en een gelukkig weder
zien?"
Allen stootten aan.
„Altijd heeft hij de mooie woorden maar
voor het grijpen", bewonderde Melchior
spottend.
„De freule ziet er werkelijk als een jonge
krijgsman uit", meende Annette. „Zij doet
mij denken aan luitenant Von Rennes
„Wie was dat?" vroeg Marion vol be
langstelling.
Vrijdag 13 Juli.
HILVERSUM, 1875 M. (8.—12.—
4.8.en 11.-12.- VARA.de
AVRO van 12.—4.— en VPRO—
AVRO van 8—11.— uur). 8.—
Gr.pl. 10.— VPRO-morgenwijding.
1015 Deel. J. Lemaire 10 30 Or
gelspel Joh. Jong. 11— Verv. deel.
11.20 en 12— Gr.pl. 12.30 Kovacs
Lajos en zijn orkest en gr.pl- 2.30
Voordracht Kommer Kleyn. 3.
4— en 4.15 Gr.pl. 4.30 Voor de
kinderen. 5.VARA-orkest olv. H.
de Groot. 5.45 Gr.pl. 6— Orgel
spel C. Steyn. 6.20 Deel. R Numan.
6.40 Verv. orkestconcert. 7.30 Mr.
M. J. A. Moltzer: De corporatieve
staat 7.45 Gr.pl. 8— Causerie ds.
J. H. Smit Sibenga. 8-30 Uit het
Kurhaus te ScheveningenHet
Residentie-orkest olv. C. Schuricht.
In de pauze: Causerie door Dr. H.
Th. Fischer 10.15 Vrijz. Godsd.
Persbureau en Vaz Dias. 10.30
Boekbespreking ds. J. J. Thomson.
11.Muzikaal Allerlei. 11.30
12.Gramofoonplaten.
HUIZEN, 301 M. (Alg. progr.
KRO). 8—9.15 en 10— Gr.pl.
11.30 Voor zieken en ouden-van-
dagen. 12.15 Gr.pl. 12.30 Orkest
concert en gr.pl. 2.Gr.pl., voor
dracht en cello-recital. 3 45 Orgel
concert en gr.pl. 5.Causerie. 5.30
Gr.pl. 620 Orkestconcert. 7.15
Causerie. 7.35 Gr.pl. 7.45 Orkest
concert. 8.30 Vaz Dias en gr.pl
8 40 Orkestconcert 9.20 Causerie.
9 30 Gr.pl. 10.Schlagermuziek.
10.50 Gr.pl. 11.10—12.— Schla
germuziek.
DAVENTRY, 1500 M. 10.35
10.50 Morgenwijding. 12 20 Orgel
concert Dom Gregory Murray.
12 50 Het BBC-dansorkest o. 1. v.
Hall. 1.35 Northern Studio-orkest
olv. Hyden. 2.20 Militair concert
olv. Seymour. 3.20 Gr.pl. 3.50 Ch
Manning en zijn orkest. 4.50 E-
Colombo en zijn orkest. 5.35 Kin
deruur. 6.20 Ber. 6.50 Piano
duetten door M. Dixrn en C Weber.
7.20 Orkestconcert o.i.v. Carter
mmv. R. Goodacre, alt. 8.20 „Uncle
André's Birthday Party", gevar.
progr. 9 20 Ber. 9.40 BBC-orkest
olv. J. Ansell, mmv. S Rowlands,
sopraan. 10.50 Voordracht. 10.55
12.20 Harry Roy en zijn Band.
PARIJS, (RADIO PARIS) 1648 M
7.20 en 8.20 Gr.pl. 10.35 Orkest
concert. 12.50 Het Krettly-orkest.
9.05 „La filL du Régiment",
operette van Donizetti. 10.50 Dans
muziek.
KALUNDBORG, 1261 M. 12.20
2.20 Concert uit Rest. „Wivex".
3.25 Dansmuziek door H. Ander-
sen en zijn orkest. 5.25—5 50 Zang
en piano. 8.20 Fluitrecifal. 8.40
Vaudeville-progr. olv Reesen. 9 55
Cembalo-recital. 10.30 Omroep,
orkest olv. E. Reesen. 11.20—12.50
Dansmuziek.
KEULEN, 456 M. 6.35 en 7.20
Gr pl. 12 20 Concert. 1.20 Gr.pi.
2 20 Kwintetconcert. 4.20 Omroep
orkest olv. Kühn. 5.35 Zang, fluit-
en pianorecital. 9.05 Concert. 11.20
—12.20 Dansmuziek o.l.v. Breuer
ROME, 421 M. 8.35 Gr.pl.
Symphonieconcert o. 1. v. A.
10 20 La poupée de
Symphonieconcert o. 1. v. A. Votto
pée de Nuremberg'
operette van Adam. Leiding: r'
Falk.
BRUSSEL, 322 en 484 M. 322 M.:
12.20 Gr.pl. 1.30—2.20 Voordracht
en gr.pl. 5 20 Salo i-orkest. 6.50
Grpl 8 25 Guldensporencc ;cert en
Benoit-herdenking. 10.30 Volkslie
deren. 10.45—11.20 Gr.pl. 484 M.:
12 20 Gr.pl. en zangvoordr. 1.30—
2.20 Max Alexys' orkest. 5.20 Om
roeporkest olv. F. André. 6.35 en
6.50 Gr.pl. 710 Fluitrecital. 8 20
Voor Oud-strijders. 10.40—11.20
Gr.pl.
Lijn 4: Keulen 10.3512.20,
München 12.20-13.05, Keulen
13.05—19.20, Luxemburg 19.20—
24.-
d. B. uit te storten, terwijl voorts de stiefva
der ontkende zijn vrouw te hebben mishan
deld.
De politierechter kon het optreden van
Bertus tegen zoo'n ouden man niet bewon
deren, terwijl gevorderd werd 20 boete
of 20 dagen.
Uitspraak 15 boete of 10 dagen hechte
nis, waarmede stiefzoon genoegen nam.
EERBIED VOOR DEN GEZALFDE
DER WET.
De 59-jarige mej. Maartje D., een eenigs
zins exentrieke dame, te Venhuizen, stond
terecht als gevolg van het ernstige feit, dat
zij den gemeenteveldwachter W. Rustenburg
eenige uitgelezen kwalificaties naar h-t
hoofd had geslingerd, woorden, die we ver
standiger doen, niet onder de beschaafde
oogen onzer lezers te brengen.
Volgens de in krachtige bewoordingen ter
kennisse van den politierechter gebrachte
verdediging van Maartje zou zij door den
veldwachter op een bijzonder onwaardige
manier zijn bejegend.
De scène had plaats gedurende een bekeu
ring betreffende het laten loopen van kip
pen op eens anders erf. Haar uitlatingen zijn
beneden alle critiek, volgens opvatting van
den veldwachter. Eisch 10 boete of 10 da
gen. Ik ben onschuldig, zei Maartje. Vonnis
conform eisch.
NIET VAN DE WAARDIGHEID
ZIJNER POSITIE BEWUST?
De Wieringermeerpolder werkbaas Wil
lem BI. te Wieringen had op 14 April j.1. op
een werklijst met betrekking tot den post
„Laarzengeld" ten bedrage van 40 cents,
achter dat postje valschelijk den naam van
den werkman Oedies geplaatst, voor welk
feit hij heden terecht stond. Door verdachte
werd het opzet valschheid in geschrifte te
plegen, pertinent ontkend.
„Heeft u nog tijd? Het is een lang ver
haal".
„Ja", meende Saxon. „Balder moet*rust
hebben en vóór vanavond kunnen wij niet
vertrekken".
„Hij was een dappere, jonge officier. Al
tijd de eerste in den aanval. Hij hield van het
gevecht en door zijn groote vaardigheid met
de wapens en zijn buitengewonen moed kwam
hij altijd overwinnend uit den strijd. Zijn
kapitein was zeer met hem ingenomen en
waarschuwde hem dikwijls voor zijn roeke
loosheid. De stoutmoedigheid van den jongen
maakte hem vaak bezorgd. Het scheen hem
alsof de jongeman den dood zocht. Maar de
jongen lachte alle zirgen weg. Op zeke
ren morgen, bij ae belegering van Stralsund
toen hij het eerste op de wallen was, werden
zijn mannen door de overmacht teruggewor
pen. Hij stond alleen tusschen de vijanden
pe kapitein zag het gevaar, stormde te hulp,
juist toen de luitenant door een kogel ge
troffen neerviel. Hij nam hem op en droeg
hem in zijn armen buiten de vuurlinie. Doch
toen hij het harnas losgegespt had, bemerkte
hij tot zijn groote verwondering, dat zijn
luitenant een meisje was. Vele bijzonderhe
den werden den kapitein duidelijk, waaraan
hij vroeger geen aandacht had geschou
ken".
„Wat zijn de mannen toch dom", meende
Marion.
„En toen?" vroeg Saxon, die het verhaal
met spanning gevolgd-had.
„En toen", vervolgde Annette, „toen zei
hij dat hij altijd wel vermoed had dat zij een
meisje was. En wat doen de mannen dan?'
„De kapitein verklaarde haar zijn liefde",
vulde Marion aan.
„Juist, en ofschoon zij in den oorlog ge
gaan was om haar verloofde te zoeken, die
bleek gesneuveld te zijn, zijn ze getrouwd.
Beiden hebben het leger ver aten".
„Ik heb eens een kapitein gekend, die een
vrouw met eenige kinderen bleek te zijn",
sprak Melchior.
„Wij zijn in onze jeugd ock in den wapen
handel geoefend", vertelde Marion. „Even
goed als de jongens, en we reden schrijlings
te paard. Vader vond, dat wij alles moesten
leeren. Hij zeide, dat in oorlogstijd meisjes
zich ook moesten kunnen verdedigen en niet
flauw mochten vallen van angst. Telgangers
zouden er ook nvt altijd gereed staan. Deze
opvoeding was misse' 'en een van de rede
nen, dat ik vóór het beleg niet uit Maagden
burg wilde vluchten".
„Wat een verstandigen vader heb je ge
had", vond Saxon.
„Ja", verklaarde Marion, „maar hij was
ook een soldaat".
1 ijdens dit gesprek was de schemering ge
vallen; de tija van vertrek aangebroken. De
paarden gezadeld. De maan wierp een hel
der licht over den landweg. Twee van de ku-
rassiers die bij Rudolf als knecht dienden,
stonden reeds met de paarden gereed.
Na een hartelijk afscheid vertok de calval-
cade. Melchior reed vooruit om den weg te
verkennen Dan volgden Saxon en Marion,
erwijl op korten afstand de kurassiers den
leinen stoet sloten. In het maanlicht wierpen
ie paarden groote, geheimzinnige schadu-
\en op den boschweg. Het woud lag eenzaam
•n verlaten, als in een droom.
(Wordt vervolgd)