De schandaal-affaire Therèse Humbert herdacht.
ALKMAARSCHE COURANT
a i k A a a zaterdag 14 juli 1934
UIT HET PARLEMENTAIRE LEVEN.
Haar avonturier.
ONDRAGELIJKE
BRANDWONDEN
KLOOSTERBALSEM
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor IOcL
Jeuitteion
No. 164
Buitenland
Een oude, bijna vergeten zwendelzaak.
DE VELLEN HINGEN ERBIJ
AKKER'S
VI.
NAMEN.
De heer Shakespeare, u weet wel, was
van oordeel, dat er in een naam niets zit.
roos Paar(kbloem, en zit zal
even lieflijk geuren.
Precies.
Maar ik ben ouderwetsch en ik hecht aan
een naam. Misschien omdat ik zelf zoo'n
heel-korten heb. Een naam geeft soms ca
chet nietwaar? Och, wat hollen wij met de
parlementaire namen achteruit
Met !eedwezen heb ik destijds baron de
Wijkerslooth de Weerdestein zien heengaan
?ls ''Van de Tweede Kamer. Waarom? Na
tuur ijk om zijn figuur: hij was een be-
kwaam en onafhankelijk afgevaardigde.
Maar óok om zijn naam.
Men denke er niet te licht over, dat een
naam als de Wijkerslooth de Weerdestein
?an ,et Par'ement ontvalt. Want wij hebben
in dit opzicht in latere jaren gevoelige en
onherstelbare verliezen geleden. Wie snuf
felt in de oude lijsten van leden der Eerste
ei\J i i e ^amer, 'comt al spoedig tot de
ontdekking, dat we met de namen berg af
hollen. En daarmee verliest het pari ment
een stuk van zijn luister, van zijn cachet.
Uit het parlementair verleden, uit onze po
litieke historie, rijzen schitterende namen op,
die hun wederga vruchteloos zoeken.
Zij waren als een stil woud, van statige,
krachtige populieren en de storm der de
mocratie is gekomen en is er door gevaren,
dat ze ontworteld ter aarde stortten.
Maar ik voel het als een eereschuld, om
de parlementaire naam-diamanten, die wa
ren als een diadeem in het kapsel der Ne-
derlandsche maagd, nog éénmaal te doen
schitteren. De titels en de voornamen laat
ik weg, de namen zélf zijn genoeg, méér dan
genoeg.
Voorop sta, in vollen glans: van Aylva van
Pal landt van Waardenburg en Neerijnen.
Hebben we ooit luisterrijker afgevaardigde
fëhad? 43 letters, schoon aan den haak. Een
lein hoofdartikel. Echter, hij wint het maar
met neuslengte, want Thomassen a Thues-
sink van der Hoop van Slochteren (42) zit
hem vlak op de geachte hielen. Het eigenaar
dige is echter, dat de parlementaire familie
van Aylva niet alleen den individueelen prijs
wint, maar ook het serie-kampioenschap. In
sporttaal den estafetteloop. Immers, we heb
ben gehad in het parlement van Pallandt
van Keppel, daarnaast van Aylva van Pal-
landt, die beiden overtroffen werden door
van Pallandt van Waardenburg en Neerij
nen, waarop de familie glansrijk gekroond
werd door den reeds genoemden van Aylva
van Palandt van Waardenburg en Neerij
nen. Den tweeden prijs wint de stal-Schim-
melpenninck: Schimmelpenjiinck van der
Oye, Schimmelpenninck van Nijenhuis en
eindelijk: Schimmelpenninck van der Oye
van Nijenhuis. En den derden prijs in den
estafetteloop heeft de familie van Heeckeren
op haar naam: Van Heeckeren van Keil, van
Heeckeren van Wassenaar, van Heeckeren
van Enghuizen. Reeds uit deze eenvoudige
voorbeelden ziet ge, hoe het vroeger in d*
volksvertegenwoordiging blonk en glom
van de luisterrijke namen.
Het was er als een parade: alle mannetjes
netjes opgedoft en geroskamd.
Wat zegt ge b.v. van een Taets van Ame
rongen tot Natewitsch?, van een de Dieu
Fontein Verschuur van Heilo?, van een
Mackay van Ohemert en Zennewijnen?, van
een Goltstein van Oldenaller? Klinken al
deze namen niet als welluidende melodieën?
Is het niet, of ge een Poolschen nationalen
zang hoort in de Bieberstein Rogalla Za-
wadsky? Klopt uw hart niet sneller bij het
ruischen van namen als: de Villers de Pité,
Dumarchie van Voorthuyzen, Paspoort van
Grijpskerke, van Rhemen van Rhemenshuy-
zen, Vegelin van Claerbergen, Sichterman
van de Brake, van der Heim van Duyvendy-
ke, Freseman Viëtor, van Meurs van Huls
horst? Ik heb ze maar voor het grijpen: van
Harinxma thoe Slooten, van Beyma thoe
Kingma, Ablaing van Giessenburg, van der
Beken Pasteel, van der Goes van Dirxland,
Huydecoper van Maarsseveen, Kerens de
Wylré, Martens van Sevenshoven, Neder-
meyer ridder van Rosenthal, van Reede van
Oudtshoorn, Wittewaal van Stoetwegen. Ik
houd er mee op ik zou anders deze schets
kunnen doen flonkeren in oogverblindende
pracht.
En nu: wat is er overgebleven van al die
oude parlementaire heerlijkheid?
De overgroote meerderheid van het huidi
ge geslacht draagt namen, die doen denken
aan een afgebrand dorp. Nog slechts enkele
herinneren aan de oude glorie. De laatsten
der Mohikanen zijn het. Fokker van Craye-
stein van Rengerskerke. Ziedaar de naam,
die den luister van het modern-parlementaire
geslacht lang moest ophouden tegenover het
verleden. Maar overstralen kon hij dit niet:
met zijn 34 letters bleef hij er liefst 9 achter
bij den kampioen, en werd hij door heele ba
taljons van vroeger overtroffen. En nu is die
naam ook al weg. En nérgens, nérgens in
ons land en in ons volk spiedt mijn vragend
oog een anderen, die ons kan opheffen uit
ons verval. De democratie brengt ons namen
van twee lettergrepen, zelfs van één letter
greep, en wélke dan nog. Zoo moesten we
ons in de hoogste regionen troosten met
tweedehands-goed: Bosch van Oud-Amelis-
weerd, van der Does de Willebois, van Har
denbroek tot nóg-zoo'n-Broek, maar daar
mee hield het dan ook op. Zelfs de dadaïsti
sche schrijfwijze van de Monté ver Loren
kon ons destijds niet opbeuren.
We zijn in verval.
En, nog eens, zelfs al deze namen zijn
weg. Ook de tweede- en derde-rangers, klein
in aantal, ontvallen ons. We blijven opge
scheept met de één- en twee lettergrepigen,
hoogstens door een van-netje voorafgegaan
En ik behoef maar even te kiezen onder de
reserve van vroeger, en ik pik er namen uit
(des Amorie van der Hoeven, 't Hooft van
Benthuizen, de Jonge van Ellemeet, Lyclama
a Nyeholt, Brantsen van de Zijp, Dommer
van Poldersveldt, Humalda van Eysinga.
Gevers van Endegeest, Hardenbroek van
Lockhorst, Slicher van Domburg, Sloet van
de Beele) die destijds voor kleingoed door
gingen, maar bij welke zelfs de huidige ge
neratie niet halen kan.
En zoo klinkt dan de parlementaire na
menlijst van vroeger als de Achtste van
Mahler en de tegenwoordige als een
draaiorgelsymphonie. Het woud der namen
ligt ontbladerd. Koning Demos heeft er z'n
machtigen adem doorheen geblazen.
De oude namen bestaan nog wel, maar
ze hebben zich teruggetrokken op hun land
goederen in een aristocratisch isolement. Ze
laten het veld aan de democratie, en het zal
zoo heel lang niet meer duren, of we moeten
het stellen met gemiddeld drie of vier letters
per hoofd.
Ziedaar wat er geworden is van uw
parlementair nakroost, arme baron Aylva
van Pallandt van Waardenburg en Nee
rijnen
D. HANS.
Frankrijk is het land van de klassieke
romantische „schandalen". Het lawaai om
de éene affaire is nauwelijks geluwd, of de
geruchten van een nieuwe zwendelzaak wor
den weer hoorbaar. Het Panama-schandaal,
de Dreyfus-affaire en niet het minst de
Stavisky-zaak, hebben de sensatie van de ge-
heele wereld gaande gemaakt.
Een visode uit den Dertigenjarigen Oorlog
Oorspronkelijke schets van
G. P. BAKKER.
39).
„Ik zal ze van achteren aanvallen", luidde
het antwoord. Hij verdween in de bosschen.
De vier ruiters «tonden naast elkaar op
den weg, het bloote zwaard in de vuist. In
het maanlicht geleken het vier reuschachtige
heldenfiguren.
Toen de huzarenofficier om de bocht ver
scheen en de ruiters in gevechtsstelling zag
staan, schreeuwde hij:
„We hebben hen! Galop! Rijd hen
onder den voet", en met donderend lawaai
stormden de huzaren op de vier ruiters in.
Het was een doodennt. De eerste paarden
struikelden over het touw. De huzaren stort
ten hals over kop neer. De volgenden vielen
over de eersten. Een drietal krabbelde weer
op de been. De strijd was spoedig beslis-
Slechts de beide achterste ruiters hadden tij
dig hun paarden kunnen inhouden. Zewena-
den den teugel, maar midden op den weg in
het zilveren maanlicht, stond een hoog
ker paard, waarop een lange, magere gedaan
te zat, het hoofd bedekt door een zwarten
kap met twee hoog uitstekende horens.
Oustric en Madame Hanau ontlastten de
kleine spaarders, de zuinige Fransche arbei
ders en boertjes van hun duiten, goochelden
met millioenen en speculeerden in aandeelen
van fantasie-maatschappijen, tot hun gewel
dige ondernemingen als een doorgeprikt bal
lonnetje in elkaar zakten, zij zelf een kort
stondige befaamdheid in een rechtszaak ge-
„De duivel!" giglde eene der huzaren.
„Satan komt je halen", klonk een snijden
de stem en door een slag van zijn groot
zwaard, dat op een beulszwaard geleek, vel
de hij den ruiter neer.
Een snerpend hoongelach weerklonk door
de wouden, zoo angstwekkend, dat de strij
ders hun haften als steen voelden verstijven.
De tweede huzaar, een forsche kerel,
schreeuwde: „Duivel of geen duivel, terug
naar de hel", en deed een uitval naar den
vreemdeling. Deze week terzijde, wierp het
zwaard over in de linkerhand en doorstak
zijn tegenstander, maar zijn rechterarm was
getroffen.
Van de tieji huzaren was er niet één meer
in leven.
„Het touw oprollen", beval de vreemdeling
„Tien beulen minder". Toen rolde hij voor
over van zijn paard.
Saxon en Melchior snelden naar hem toe.
Saxon knielde bij hem neer. „Hij leeft",
sprak hij. Melchior goot den gewonde een
teug wijn tusschen de tanden en begon hem
te verbinden. Hij opende de oogen.
„Ik zal mij wel redden", waren zijn eerste
woorden, „vervolg uw tocht".
„Geen denken aan", antwoordde Saxon.
Probeer op te staan. U gaat met ons me
de". -
De mannen hielpen hem op zijn paard, dat
met voorovergebogen kop naar zijn meester
keek.
Melchior steunde hem, den arm om het
middel,
noten, om vervolgens in den stroom der ver
getelheid meegesleurd te worden.
Omstreeks 1902 barstte een van deze
zwendelaffaires en het verbaasde publiek
vernam van een zoo onbeschaamde oplichte
rij door een gewezen waschvrouw, die jaren
lang de ministers en financiers in Frankrijk
voor den mal had gehouden, dat men niet
wist wat te doen: te lachen of te huilen om
zooveel lichtgeloovigheid en onnoozelheid.
Zooals altoos overtreft de waarheid de
stoutste fantasie Indien iemand het volgen
de verhaal vertelde, zou ieder zijn schouders
ophalen en het als té onwaarschijnlijk ver-
oordeelen en toch gebeurde het een dertig
(aar geleden en ouderen onder ons zullen
>ij den naam Thérèse Humbert weer even
terugdenken aan de korte romantiek van een
loopbaan, die in de rechtszaal een schande
lijk einde nam.
Thérèse's vader.
Thérèse was de dochter van een dronken
landbouwertje, dat in de buurt van Tou-
louse woonde. Zij heette Aurignac en was
volstrekt niet knap; dik en grof en met een
paar sluwe oogjes.
Vader Aurignac placht meer in de her
berg te zitten en te drinken, dan goed vooi
hem was en in de niet zeldzame oogenblikken
van dronkenscahp noemde hij zich graaf
d'Aurignac, afstammeling van een roem
rucht geslacht, dat in de verschillende oor
logen kasteel en kapitaal verloren had.
Links en rechts leende hij geld en wees als
onderpand steeds op een oude eiken kist, die
de papieren van zijn geslacht heette te be
vatten, benevens de droeve overblijfselen van
het geweldig familie-kapitaal.
De kinderen, Thérèse, Marie, Emile en Ro-
main, praalden met hun familienaam en het
bezit onder de dorpsvrienden en -vriendin
nen en beschouwden zich als zeer voornaam,
hetgeen niet belette, dat Thérèse een betrek
king moest aannemen als waschmeisje bij de
familie Humbert.
Bij den dood van vader Aurignac werd de
geheimzinnige kist geopend, die hij, naar het
bleek, voor tien francs bij een uitdrager ge
kocht had en die een steen bevatte.
Comedie voortgezet.
Thérèse zette echter de comedie voort. In
vertrouwen vertelde zij aan den lichtelijk
onnoozelen zoon van den huize Humbert,
dat het familiekasteel niets minder was dan
het Chateau de Marcotte, dat bewoond
werd door de oude gravin de Marcotte, die
haar tot universeel erfgenaam had benoemd.
De jonge Frédéric was zoo onder den indruk
van het geheimzinnige waas, dat de familie
Aurignac omgaf, dat hij haar in stilte
trouwde.
Papa Humbert was ondertusschen hooger
geklommen op de maatschappelijke ladder.
Korten tijd aaarna werd hij minister van
Justitie en de familie verhuisde naar Parijs.
Frédéric en Thérèse woonden op zichzelf en
leefden de eersten jaren op het crediet, dat
het niet bestaande Chateau de Marcotte hun
verschafte.
Toen het uitkwam, dat Thérèse alles bij
elkaar gelogen had, was Papa Humbert zoo
verstandig om alle schulden te betalen en
de zaak in den doofpot te doen verdwijnen.
Nu echter het luchtkasteel niet meer als
bron van inkomsten bestond, was Thérèse
verplicht, iets anders te verzinnen en zij
kwam op de proppen met een onnoozel ver
haal, dat blijkbaar zijn oorsprong had ge
vonden in den een of anderen stuivers
roman:
Een avontuur.
Op zekeren dag was ze alleen gezeten in
een coupé van den trein naar Parijs. Toen ze
steunen hoorde uit de coupé daarnaast, was
ze met levensgevaar over de treeplank ge
gaan en had een ouden heer gevonden, die
een ernstigen hartaanval had, maar die, -dank
zij haar hulp, spoedig opknapte. Twee jaar
daarna ontving ze een schrijven van advo
caten uit New-York, dat deze heer, Robert
Henry Crawford, haar uit dankbaarheid vier
millioen pond had nagelaten. Er was echter
een beperkende bepaling. Het kapitaal moest
intact blijven en in bewaring bij Thérèse, die
elk jaar een rente van veertienduizend pond
zou ontvangen Als Marie. haar zuster,
trouwde met den neef van den ouden heer,
Robert Crawford, moest het geld aan hen
uitgekeerd worden.
De geschiedenis deed d» ronde door geheel
Parijs en vond geloof, omdat immers ook
zijne excellentie de minister van Justitie, de
schoonvader dezer romantische jonge vrouw,
tegenover vrienden en kennissen htt geval be
vestigde. Nu werd een groot huis gehuurd
voor het jonge echtpaar. Een geweldige kluis
werd er in aangebracht om het enorme kapi
taal te bevatten. Links en rechts w-od ge
leend, maar nu geen sous en francs zooals
vader Aurignac deed. maar millioenen.
Dank Zii KLOOSTERBALSEM komt
zijn hand weer goed in orde
„'t Gebeurde door kokend heete olie en
mijn rechter hand was geheel en al
wond. Ik was ten einde raad en huilde
pan de ondragelüke pijnen. Mijn man
heeft mijn hand dadelijk verbonden
met Kloosterbalsem, welke we altijd
voor ons kleintje in huis hebben, kunt
er zich geen voorstelling van maken,
hoe dat ineens heerlijk verzachtte. Ik
geef O de heilige verzekering, dat ik
zelf verstomd sta over het wonder.
Binnen 14 dagen was mijn hand weer
gewoon." Meor g ?f u .gm0
ORIGINEEL TER INZAGE
„Geen goud zoo goed"
Onovertroffen b(j brand-en sn(j wonden
Ook ongeëvenaard als wrijfmiddel bij
Rheumatiek, spit en pijnlijke spieren
Overal per pot v. 20 gr. f 0.60 en 50 gr. f 1.—
Bovengenoemde prijs wordt verh-K>gd met
bijslag voor Omzet-belasting.
„La Grande Thérèse" zette het spelletje
van papa voort, maar in het groot. Het kleine
kroegje was nu een paleis aan een van de
Avenues, de oude eiken kist van tien francs
WoS nu een safe van een paar ton
In een jaar kocht ze voor vijftigduizend
gulden japonnen en voor tienduizend gulden
hoeden.
Haar feesten waren sprookjesachtig. De
voornaamste staatslieden, geleerden en kun
stenaars verdrongen zich om de dikke vrouw
met haar zonderling taaltje en fantastische
verhalen en die altijd geëscorteerd werd
door haar twee broers Emile en Romain,
haar zaakgelastigden. En het middelpunt
van aller belangstelling was de kluis waar
voor de menschen zich verdrongen en waar
over ze spraken met stemmen, die uit eerbied
gedempt werden.
Twijfelaars.
Natuurlijk waren er twijfelaars. Maar het
feit, dat Thérèse openlijk procedeerde met de
Crawfords was toch een bewijs(!), dat ze
bestonden Wel had niemand ze ooit gezien
en werden hun verklaringen steeds voorge
lezen voor de rechtbank.
Ze waren echter zóó rijk, beweerde Thé
rèse, dat ze voor een kleinigheid van vier
millioen pond niet heelemaal uit Chicago
naar Parijs konden komen. Marie d'Aurig
nac werd overal geëtaleerd als de verloofde
van den Amerikaanschen millionnair: „de
eeuwige bruid", zooals een Fransch staats
man, Waldeck Rousseau, haar noemde.
Een twintig jaar lang duurde het vroo-
lijke leventje. Papa Humbert stierf, later
Frédéric, maar la Grande Thérèse zette de
comedie voort. Haar reputatie was nu zóó
gevestigd, dat ze deze twee niet meer noodig
had.
Eindelijk stroomde het geld niet meer zoo
ruim; bij elkaar had ze nu drie millioen
pond geleend! Er waren zelfs schuldeischers.
die lastig werden en afbetaald moesten wor
den met geld, dat ergens anders geleend
werd.
Op zekeren dag werd er in Parijs een
verzekeringsmaatschappij opgericht, de
„Rente Viagère". Schitterend waren de kan
toren, deftig de directeuren en klerken, statig
en keurig de geuniformde portiers. En een
dividend, dat deze maatschappij uitkeerde!
Geldbelegging.
Ieder haastte zich om er zijn spaarpen
ningen te beleggen. Men verdrong zich, om
het geld kwijt te raken. Als ze 't maar willen
aannemen! En Thérèse verkondigde den lof
van deze maatschappij op al haar partijen
Niemand wist, dat de onderneming gestich'
was door haar twee broers en al het geld
van een Rente Viagère diende om de zwe-.v
delpraktijken der familie nog uitgebreider *e
kunnen voortzetten.
In 1902 was het spel ten einde.
De schuldeischers kwamen bij elkaar en
rekenden uit, dat de kosten van het Ameri-
kaansche proces plus de geleende sommen
reeds meer bedroegen dan al het geld in de
beruchte safe.
Waldeck Rousseau publiceerde in de „Ma
tin" een serie artikelen, die eindigden met
den eTsch, dat de brandkast geopend zou
worden.
Nog wist Thérèse de beslissing een paar
maanden te doen uitstellen. En den dag vóór
de opening pakte ze haar boeltje bij elkaar
en verdween stilletjes met haar familie; mei
de Noorderzon.
Toen den volgenden morgen de plechtig
heid der opening geschiedde, vond men m oe
groote kluis een steen
Gearresteerd.
Negen maanden later werd Thérèse met
haar broers in een armoedig huisje te Ma
drid gearresteerd. Bij het proces bleek, dat
ze nog niets van haar ongelooflijke fantasie
verloren had. Ze gaf toe, dat de Crawford»
nooit bestaan hadden.
Het geld echter wel. De geheimzinnig*
oude heer was echter niemand anders dan
de beruchte maarschalk Bazaine en het
enorme kapitaal was het geld, dat Duitsch
land hem betaald had voor zijn laaghartig
verraad in den FranschDuitschen oorlog.
Toen Thérèse dit bemerkt had, had ae als
een goed patriot alles verbrand en zóó kwam
het, dat de brandkast leeg was.
Prachtig mevrou.., zei de president
van de rechtbank, maar uie steen dan
Het vonnis luidde vijf jaar tuchthuis voor
Thérèse, drie jaar voor haar broers. Marie,
die klaarblijkelijk niets anders dan een
slachtoffer geweest was, kwam vrij.
Nooit heeft iemand zóó de waarheid van
het spreekwoord bewezen als „la Grande
Thérèse, n.L:
De wereld wil bedrogen worden; laten we
haar bedriegen
NIEUW SOORT DUITSCH
HUWELIJK.
D© hoogleeraar Wilhelm Hauer, lei
der van de Germaansch religieuze bewe
ging, heeft te Tübingen twee adepten
van de nieuwe leer in den echt verbon
den. De ritus der ceremonie was geïnspi
reerd door de Edda.
De Feichszwart geeft over dit „Ger-
maansche huwelijk" de volgende bijzon
derheden:
Het jonge paar deed zijn intrede in
een met hoornen en groen versierde zaal
en nam plaats op zetels, onder de schaduw
van jonge berkeboomen. Er waren drie
taf als opgesteld, bedekt met wiite lakens
en versierd met roode tulpen en gele en
biauwe bloemkransen. Op een daarvan
waren de ringen neergelegd. Op de beide
andere stond een toorts met drie armen,
waarin gele kaarsen.
Dö aanwezigen zetten een hymne aan
de lente in, waarna Hauer 't jonge paar
de legende vertelde van Sigurd, die,
terwijl hij te paard door de bergen reed,
een groot vuur naar den hemel zag op
stijgen. Bij zijn nadering bemerkte hij de
strijdbare Brunhilde, met harns en
helm. Met zijn degen doorboorde hij
haar harnas, terwijl zij door Wodan in
slaap was gebracht.
Daarna las Hauer een fragment uit
Zarathustra voor over de plichten der
gehuwden. Tenslotte zegende hij het
jonge paar, waarbij hij bad tot „de aar
de, onze moeder, en den hemel, onzen
vader, die al het menschelijke dragen
voortbrengen".
Hauer heeft vo'gens denzelfden ritus
reeds twee andere paren te Schwarzfelde
ir den echt verbonden onder een linde
op den top van een berg.
SPIONNEN IN FRANKRIJK.
Vriendinnen van Lydia Stahl.
Het onderzoek te Parijs in de spion-
nage affaire, waarin de Russin Lydia
Stahl 'n hoofdrol heeft gespeeld, heeft
tot resultaat gehad, dat thans tegen nog
zeven personen een aanklacht is inge
diend. Hierdoor is het totaal der ver
dachten tot 29 gestegen.
Van de zeven verdachte personen be
vinden zich op het oogenblik twee in
hechtenis, twee zijn voorloopig op vrije
voeten gesteld, weer twee houden zich
ergens verborgen, terwijl de zevende
zich buiten Frankrijk ophoudt.
Het complot is zoo wijdvertakt, dat
nor veel onopgehelderd blijft. Het staat
echter vast, dat de internationale bende
waardevolle documenten, die betrekking
hadden op de nationale verdediging van
Frankrijk, wist te bemachtigen. Ver
scheiden dezer documenten schijnen ge
leverd te zijn door een zekeren Maurice
Milica, die belast was met het toezicht
op de militaire opdrachten aan ijzerfa
brieken; men heeft hem gisteren te
Valenciennes gearresteerd.
De overste haastte zich naar de prinses.
„Afgeloopen", deelde hij haar mede. „Nie
mand gewond behalve de vreemdeling. Een
slag op den arm. Z'jn tusschenkon.st heeft
ons weer gered".
„Den hemel zij dank!", antwoordde zij.
„O, wat is het wachten afschuwelijk. Telkens
'wilde ik aan den strijd deelnemen. Het was
zoo moeilijk je bevel op te volgen. En teen
dat akelige hoongelach, juist als in de on-
deraardsche gang".
Samen gingen zij naar den vreemdeling.
„Ik dank u", zei Marion. „Ik hoop u eens
alles te kunnen vergelden". Zij mocht zijn
linkerhand. „1-oe voelt u zich?"
Een flauwe lach verscheen op het bleeke
gelaat. „Het gaat, freule. Jammer dat ik geen
satanskind ben, dan zou mijn vader betei
over mij hebben gewaakt".
Men steeg te paa>d. In matigen draf
werd de weg vervolgd. Melchior ondersteun
de den 'vreemdeling.
Bij het aanbreken van den dag zagen zij
een oude, grijze vesting opdoemen, omringd
door breede grachten.
HOOFDSTUK XXL
Het grijze hoofd van den slotvoogd ver
scheen in de diepe smalle nis boven de poort,
nadat Melchior voor de derde maal geroepen
had.
„Wie daar?" klonk een luide stem.
„Kapitein Saxon met gevolg", antwoord
de de wachtmeester.
„Ben jij daar, Melchior?"
„Zeker Bernhard!"
„Heeft de koekoek geroepen?
„Dertien maal, zes keer te veel
De oude valbrug viel knarsend neer,
sprong nog een paar malen naar boven, de
poort werd geopend, het zware hekwerk rees
langzaam omhoog, een soldenier schoof de
groote grendels over de brug en hoffelijk
verzocht te slotvoogd de gasten binnen te
treden.
Hij reikte Saxon eerbiedig de hand en
sprak: „Overste, wees welkom op Bingum-
stein!"
De slotvoogd geleidde de gasten naar de
ruime ridderzaal, die eeuwen oud scheen
De vloer bestond uit groote, blauwe arduinen
tegels. Aan de witgekalkte muren hingen
jachttrofeeën, koppen van evers en reuschtige
hertegeweien.
Lai.gs de wanden stonden op regelmatige
afstanden wapenrustingen van velerlei soort,
va de vroegste tijden af. Harnassen van gro
ve, ijzeren ringen op een gevuld lederen on
derkleed. Kettingpantsers en maliënkolders
met pothelmen, die als akertjes op d<> -chou-
ders rusten. Gothischen en Maximmil har
nassen En wapenrustingen uit den t eitijd
der wapensmeedkunst. Blanke, zwarte ge-
ëetste, zilvere en vergulde harnassen, lichte
voor den oorlog, en zware, zooals voor de
tournooien werden gebiuikt Sommige waren
prachtig versierd met mapjesueus gepluim
de helmen; de andere droegen spotmaskers
om den vijand te ergeren of aan het lachen te
brengen, een niet te onderschatten voordeel.
Naast den ingang hingen en stonden al
lerlei oude wapens, partisanen, krijgszeisen,
hellebaarden, lansen en spietsen. Ter weers
zijden hing een zwart bord, waarop zware
zwaarden waren bevestigd; een- en tweehan-
ders met oude gevesten: vuistringen en ezels-
ooren. Ook beulszwaarden, waaruit bleek,
dat het halsrecht op Bingumstein geheerscht
had.
Boven de deur zag men over twee gekruis
te spontongs, een groot schild, waarop het
wapen der Von Bingums was aangebracht:
een sfeng met een vogel op een Lichtviolet
veld, de kleur van amatist.
De zoldering was van donker eikenhout,
steunende op ronde balken.
„Mijn meester is in Berlijn", zei de slot
voogd tegen Saxon, „maar ik zal onmiddel
lijk een hartig ontbijt laten opdienen".
En weldra zaten zij allen aan een groote
eiken tafel te eten en te drinken, behalve de
vreemdeling, die dadelijk door Melchior
naar zijn kamer gebracht werd om opnieuw
te worden verbonden.
„Leuchtenberg schijnt bezet te zijn, is u
hier veilig?" vroeg de vaandrig.
„Volkomen", meende Bernhard. „Noch
Zweden, noch keizerlijke troepen vallen ons
lastig".
„Politiek?" vroeg Saxon.
(Wordt vervolgd)