EEN EERESCHULD. ^Buitenland JeuiÉCetan HET LEOER ACHTER HITLER. Door Blomberg's medewerker. HITLER SPREEKT OP 17 AUGUSTUS. VON PAPEN'S MISSIE. „Herstel van hartelijke betrekkingen". Beroep op den Volkenbond? N\AR CENTRALISATIE IN DE EVANOELISCHE KERK. Uiteenzetting van Jaeger. DE TOESTAND IN OOSTENRIJK. Redevoeringen van Schuchnigg en Starhemberg. OOSTENRIJKSCHE NAZI'S DREIGEN. Een sensationeele briei. BIJ DE MOEDER VAN DOLLFUSS. Smartelijk bezoek. PRINS VAN WALES ALS REDDER. Onttrekt zich aan hulde. EERSTE 10 JAAR GEEN OORLOG. Verklaringen van Lloyd George. DE RUILHANDEL HERLEEFT. schulden heeft. Al wil men de aflossing ge- 3ijk stellen met het thans voor onderhoud uitgegeven bedrag, dan zal toch nog de meer dere rente als extra last cp den polder blij ven drukken. Spr. gaf toe. dat de toestand der wegen niet overal s 7 ooals hij wel zou wen- schen, maar dat komt voor een groot deel ook op rekening van de droogte, ffet opge brachte grint blijft niet liggen en ondanks herhaala „schrapen" ligt net na korten tijd weer aan den kant De heer D, J. Oovers ging accoord met de tot nu toe gevolgde mander van verbete ring. maar wilde toch opmerken dat b.v. de Blokkerweg in slechten toestand verkeert. Hij meende, dat het geregelde onderhoud lijdt onder de wericzaamheid van het perso neel van den polder op anders wegen, die afdoende onder handen worden genomen. Als dat na aanbesteding aan anderen werd opgedragen, zou het personeel zich meer met het dagelijksche onderhoud kunnen bezig houden. De dijkgraaf merkte op, dat dezen zomer niemand van het personeel van den polder heeft meegewerkt aan het teren van wegen, allen waren vrij voor het gewone onderhoud. Het aantal werklieden van den polder was iets kleiner dan gewoon. De heer Govers noemde een paar punten, waar toch het eigen volk aan het werk is ge weest, wat de dijkgraaf toegaf. Wat de kosten betreft van een afdoende verbetering van den weg langs de Zuider vaart, zei de dijkgraaf dat die niet meevallen wegens de zachtheid van den ondergrond. Men zal den weg geheel moeten uitgraven en opnieuw fun-deeren, wat begroot is op 21000 ;een geheel afdoende verbetering zal 25000 kosten.) De heer O. de 'ong gaf in overweging grove bazalt op den weg te brengen en dan daaroverheen weer grint. Dan zal de weg wel-goed worden. De weg waaraan spr woont, is ook slecht, hoewel die door de ver betering van den Westdijk een hoofdver keersweg is geworden. De heer M. Groot was vóór verbetering in versneld tempo. Men bespaart dan heel wat op arbeidsloonen voor het gewone on derhoud en heeft steeds een goeden weg, waarbij nog komt de kans van plaatsing op het provinciaal wegenplan, als men de wegen brengt op bieedte en in staat van onderhoud als is voorgeschreven voor die wegen. De weg aan de Zuidervaart zal wel goed te maken zijn met minder kosten dan de dijk- gic-af had genoemd, meende spr., en hij wees op den weg naar Spijkerboor, die toch ook zonder inwalsen in uitstekenden staat is ge bracht en nu slechts één man vraagt voor het gewone onderhoud, waarmee anders vier werklieden waren belast. De dijkgraaf geloofde niet dat de weg aan de Zuidervaart op die wijze kan worden be handeld, de ondergrond is daar te zacht. Als we verbeteren, moeten we het goed doen. De heer Slooten vroeg verbetering van den Rustenburgerweg vóór dat deze geheel in puin is gereden, waar wel gevaar voor be staat nu hij een groote verkeersweg is ge worden. De dijkgraaf vreesde, dat afdoende ver betering zal afstuiten op de kosten De heer Dekker vond dit een pleidooi voor het idee van den heer Groot. Als we ieder jaar een viertal kilome ters verbeteren, houden we steeds onderhoud, waarmee we eigenlijk nieis bereiken. De heer D. de Boer zei, dat de polderwe gen slachtoffers zijn geworden van het mo derne verkeer. Verschillende wegen zijn er reeds totaal door vernield. Wij zijn verplicht maatregelen te nemen om de wegen zoo goed mogelijk bestand te doen zijn tegen het b«- dendaagsche verkeer. De heer Govers maakte duidelijk dat af doende verbetering dit jaar niet meer kan worden aangebracht. Spreker vond het daarom het beste, dat het dugelijksch be stuur de kwestie onder oogen ziet en het volgende jaar in Maart bij de begrooting met voorstellen komt. De dijkgraaf zegde dit toe; het was hem er om te doen geweest de metning der hoofdingelanden te hooren over het wegen- onderhoud. Afscheidswoorden. Bij de sluiting der vergadering richtte de dijkgraaf zich tot d aftredende heemraden. Met den heer G. de long, sinds 1901 lid van het bestuur en van 1914 af heemraad, had spr. steeds op aangename wijze samenge werkt. altijd had deze getoond de belangen van den polder te willen dienen. Spr. hoopte dat deze ook in de toekomst nog diens be langstelling zullen behouüen. Den heer D. de Boer bracht spr. dank voor den grooten steun, dien hij steeds heelt verkend bij de behartiging van de belangen van den polder. Zijn adviezen, altijd weldoor dacht, werden op grooten prijs gesteld. Spr. dankte hem nog voor het werk, dat hij zich heeft getroost toen het erom ging om de electrische bemaling ingevoerd te krijgen en de tegenstanders ervan tot andere gedachten te brengen. Ook van hem hoopte en ver wachtte spr. in de toekomst een blijvende belangstelling voor het wel en wee van den polder. De heeren de Jong en de Boer be tuigden dank voor de waardeerende woorden aan hun adres en hoopten dat zoowel de dijkgraaf als de secretaris nog lang hun krachten aan den polder mogen wijden. rijksche volk te herstellen Mijn beste wenschen begeleiden u bij de uitvoering van deze verantwoordelijke taak". Dit bevel is tegelijk een testamentaire beschikking waaraan niets toe te voegen is. Von Papen's ofiicieele benoeming- Nadat de Oostenrijksche regeering het agrement voor de benoeming van ge zant Von Papen verleend heeft, over handigde de Führer en Rijkskanselier den gezant de nog door den overleden Rijkspresident uitgereikte oorkonde, welke hem ontheft van zijn functie ale Rijksminister en plaatsvervanger van den Rijkskanselier en welke hem of ficieel benoemd tot buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister met de missie te Weenen. De „Petit Journal" pub'iieert een inter view met Von Reichtnau, den voornaamsten medewerker van generaal Von Blomberg en chef van het bureau voor de nationale ver dediging. Von Reichenau reide o.a,: Het le ger bewondert Hitier om zijn persoonlijken moed en onderschrijft volkomen de woorden, die hij onlangs heeft gespreken: „de rijks- weer kan op mij vertrouwen zooais ik op haar vertrouw". Onze trouw aan het huidi ge regime is absoluut, aldus von Reichenau; wij staan allen achter den kanselier en het is onjuist, dat wij voorstanders van een reactionnaire regeering zouden zijn. Met betrekking tot een ontwapeningscon ventie zeide von Reichenau: „Voor mij zou rechtsgelijkheid het begin moeten zijn van 'n FranschDuitsche toenadering; anders ko men er weer technische moeilijkheden, zoo dra we aan de conventie 'n nieuwen vorm moeten geven, want de geregelde voort schrijding der bewapeningen vereischt, dat 't accoord van tijd tot tijd wordt herzien. In dien de ontwapeningsconventie geen nieuwe politiek inleidt, zullen er altijd -moeilijkheden blijven bestaan tusschen beide landen. Het eenige land, dat de veiligheid van Frankrijk kan verzekeren, is Duitschland. Wij zijn buren, hebben beide een schitterende mili taire traditie en samen zouden we niemand behoeven te vreezen. Uit Berlijn meldt men: Vrijdag 17 Augus tus (dus twee dagen vóór de volksstemming) spreekt de Führer des avonds om 8 uur over alle Duitsche zenders tot het Duitsche volk. De propaganda-afdeeling der N.SD.A.P zorgt er op de gewone wijze voor dat zoo veel mogelijk iedereen te hooren krijgt wat de leider zegt. Maandag 13 Aug. spreekt om 8.30 uur 's avonds rijksminister dr. Göbbels over Berlijn en den Duitschlandzender tot het Duitsche volk. Ook voor de verspreiding hiervan zijn de noodige maatregelen ge troffen. Ex-vice-kanselier Von Papen heeft tegenover Reuter en Associated Press op hun wensch de volgende verklaring afgelegd: „Nadat de Oostenrijksche regeering het agrement tot mijn benoeming tot gezant en gevolmachtigde der regeoring verleend heeft geef ik gaarne gehoor aan uw wensch met deze korte verklaring: De mij door den Führer en Rijkskan selier opgedragen taak is in het schrij ven van 26 Juli 1934 aan mij ondubbel zinnig en duidelijk bepaald. Ik heb mij beschikbaar gesteld voor deze missie om haar te vervullen in dien zin en naar dien geest, omdat ik weet hoeveel van haar verwerkelijking afhangt voor de voor de ontspanning van de Europeesche situatie en omdat ik daardoor mijn land ook in deze nieuwe positie dienen kan. De laatste aanteekening van den overleden Rijkspresident is geplaatst onder den brief aan mij en er staat te lezen: „Wanneer ik u thans als diplo matieke gezant naar Weenen zend ge schiedt dat in de oprechte hoop dat het u gelukken moge normale en hartelijke betrekkingen met het verwante Oosten anders te doen hebben dan den loop der ge beurtenissen af te wachten Parijsche politieke kringen ontkennen, dat r de Fransche regeering van Belgrado uitleg- mijn zoon zoo poog gestegen was. Want ik ging zou hebben gevraagd van de houding wist hem steeds in gevaar. Als men mii zei -r j «-> 1 i_ 1 rr\r\m J- A vnAirnol J1 J 1 boer'ch. met heiligenbeeldjes en fotos van den kanseuer. Op tafel zijn portret zwart krip omgeven En de moeder va'n wH len de kanselier vertelt: „Ik ben er nooit trotsch op geweest dat Tr\r\ hrtAft t van Zuid-Slavië in het Oostenrijksche con flict. Maar het is juist, dat Parijs de nood zaak onderstreept van een interventie door den Volkenbond en de instelling te Geneve van een bijzondere commissie, niet alleen om een onderzoek in te stellen naar de rol door de Duitsche nationaal-socialistische autori de, dat hij zooveel vrienden had, dacht ik steeds, dat er niet minder vijanden waren Ik zou gelukkig zijn geweest, als hij het niet zoover had gebracht. Ik ben nooit anders geweest dan een moeder, die siddert uit angst voor het leven van haar kind. Het laatst is hij op den moederdag hier bij mij rvn.iiaaei on hphtr m 11 U/iin pViz-vr-nl teiten gespeeld, maar om ook de beschuldi- geweest en heeft mij wijn, chocolade en ge. gingen te onderzoeken van Italië tegen bak gebracht. Nadien heb ik hem pas weer- De nationale synode der Duitsche Evan gelische Kerk komt hedenmiddag te Berlijn óijeen voor een zeer belangrijke vergade ring. De besluiten dezer vergadering zullen, naar de bestuurder der Evangelische Kerk, Jaeger, gisteravond in een persconferentie mededeelde, van beslissende beteekenis zijn voor het herstel van de rust in de kerk. Met de overwinning der nat.-soc. revolu tie aldus Jaeger is het besef doorge drongen, dat een Evangelische Kerk niets anders zijn kan dan een organisme, een or gaan en een schakel van het volksgeheel Tet is noodig gebleken, ook in de kerk een eenheid in te voeren, opdat het werk ver richt kan worden, dat men in een volksge meenschap van haar mag eischen. Er zijn thans nog slechts drie kerken, die niet bij de Rijkskerk zijn ingelijfd; Beieren. Wurttemberg en de Gereformeerde Lands- kerk van Hannover met zetel in Aurich. Met betrekking tot deze laatste zal de synode een bijzondere wet worden voorgelegd, die er toe zal leiden, dat alle verzet verstomt. Opdat er niet langer gesproken zal worden over strijd met de grondwet en onrechtmatigheid, zulien aan de nationale synode alle maat regelen van wetgeving en bestuur, die tot dusverre zijn getroffen, worden voorgelegd, zoodat de synode haar oordeel en haar be sluit kan kenbaar maken. De synode moet door haar votum bevestigen, dat deze maat regelen rechtmatig zijn. Nadat deze legale eindstreep zal zijn getrokken, komt het er verder op aan, de vereeniging der kerken te voltooien en uit te breiden over het geheele gebied der Rijkskerk, zoodat ook de tot dus verre oppositioneele landskerken daarbij be trokken zullen worden. Dat zal geschieden, doordat de wetgevende macht in het vervolg al leen door de Rijkskerk zal worden uitgeoefend. De politieke lijn der kerk zal niet meer worden bepaald door parlementaire groepen, maar door het bestuur der Rijkskerk in overeenstemming met de algeheele leiding van het volk. In een nieuwe wet wordt daarom bepaald, dat in de synode niet meer gestemd zal worden, maar dat een meening wordt ge vormd in broederlijke gedachtenwisseling. Overigens zullen nog een geheele reeks nieuwe bepalingen worden ingevoerd. Zuid-Slavië. Belgrado zou betrokken zijn geweest bij de nationaal-socialistische bewe ging in Oostenrijk en Zuidelijk Karinthië hebben willen bezetten ingevolge een gehei me bijeenkomst met de nazi's voor het geval de beweging mocht slagen. Rome zou aan Parijs documenten hebben meegedeeld over de levering van wapenen door de Zuid-Sla vische autoriteiten aan de nazi's in Karin thië, waardoor Rome de concentratie van Italiaansche troepen aan de Oostenrijksche grens als noodzakelijk verklaarde tengevol ge van de mogelijkheid van een Zuid-Slavi sche interventie, waarvan reeds in hel ge heim sprake zou zijn geweest tijdens '"et be zoek van Göring aan Belgrado. Hoogleeraren aangehouden. De Weensche politie heeft den nieuwen rector van de Weensche universiteit, prof A. Hold Ferneck, hoogleeraar in het volken recht en de psychologie van het recht, in hechtenis genomen, evenals prof. E. Schön bauer, buitengewoon hoogleeraar in het Ro- meinsche recht. STARTVERBOD VOOR OOSTENRIJKERS. Niet naar Duitschland. In verband met de heerschende politieke spanning tusschen Oostenrijk en Duitsch land, heeft de Oostenrijksche vice-kanselier Starhemberg alle Oostenrijksche deelnemers aan de wereldkampioenschappen wielrennen en de Europeesche zwemkampioenschappen, die respectievelijk te Leipzig en te Maagden burg gehouden zullen worden, verboden in Duitschland te startenDe Oostenrijk-1 sche kampioenen, die bereids waren inge schreven, zullen aan geen van beide sport evenementen deelnemen. Op de Wiener Heldenplatz te Weenen heeft gisteren een rouwbijeenkomst van het Vaderlandsche Front voor dr. Dollfuss plaats gehad, waaraan door 80.000 perso nen werd deelgenomen. Bondskanselier Schuchnigg zeide bij deze gelegenheid o.a.: „In dit ernstige uur roep ik U, Oostenrijkers, weder oj> tot verzoening Naar het Engelsch van Dorothea Gerard. 12) Zoodra hij Jadwiga aan wal geholpen had, riep ze vol vreugde: „Wat zoudt u er van zeggen als we hier eens thee dronken? Ik kan net zoo goed de samovar hier laten komen. Het is nog te vroeg om al naar huis te gaan en alles zal hier zooveel beter smaken; die wilg maakt een prachtige sofa!" On.ioodig te zeggen, dat het voorstel geest driftig werd aangenomen en den mededingers een eindelooze gelegenheid bood om zich te genover haar in ijver te overtreffen. De een nam op zich de samovar van huis te halen, de ander houtjes te verzamelen, om het ding warm te houden; beiden bliezen ze de wangen tot barstens toe op, omda de kolen niet meer gloeien wilden, en hun ijver om borden en glazen rond te deelen bleek nood lottig voor de voltalligheid van het servies. Wladimir was het, wiens behendigheid in het snijden van de cake in hooge mate Jadwiga's goedkeuring wegdroeg, ofschoon voor Male- wicz nog grooter triomf was weggelegd. „Hoe jammer, dat wij niet zoo n grooten karper bij de thee kunnen hebben", had ma dame zich laten ontvallen. „Ze zagen er zoo appetijtelijk uit!" „Dat is een idee!" riep Jadwiga, die altijd te vinden was voor wat nieuws. „Waarom zegt u: „Jammer?" We kunnen er. immers een koopen van den Jood en hem dan hier onder de boomen klaar stoven? Hé, ik kan er al van watertanden als ik er aan denk!" Het was Jadwiga's gewoonte nu eenmaal om altijd de daad bij net woord te voegen. De tijd, die lag tusschen voorstel en uitvoe ring, was haar een onuitstaanbare span ning. Nauwelijks had zij haar verlangen uitge sproken, of Malewicz was reeds naar de plek waar de Jood, omgeven door groote va ten met water, het sorteeren van de visch bewaakte. Wladimir, die nog bezig was de sneden cake op artistieke wijze op ae schalen te schikken, had deze gelegenheid gemist om zich verdienstelijk te maken. Binnen een paar minuten was zijn mede dinger terug met een prachtige karper in de handen. Een stralende blik was zijn beloo ning, veel te stralend volgens mijn strenge begrippen. Jadwiga, waarschijnlijk bedwelmd door het schitterende van den herfstdag want het prachtige weer bleef nog steeds aanhouden of door het vuur van haar be wonderaars, scheen vandaag dan al bezeten door een demonischen zin voor behaagzucht, die de beide jongelui slechts tegen elkaar opzette. In haar pa'arlgrijs cashmiren toi letje, dat zij uit Lemberg had meegebracht met een breed-geranden, vilten hoed op en met een zacht kleurtje van opgewektheid, was zoo mooi genoeg om uitstekend te sla gen in haar coquetterie. „Ja laat het water spatten op de dames 1" riep Wladimir vol ontzetting. „Waarom heb je den visch niet door een van de jongens laten dragen?" Toen kwam het moeilijke vraagstuk van het schoonmaken, dat tot een oplossing werd gebracht doordat een van de boerenmeisjes naderbij geroepen werd uit de gapende me- De „Giornale d'Italia" publiceerde een sensationeelen brief, welke door nationaai- socialisten uit Graz aan het blad is gericht en waarin met een nieuwen opstand in Oos tenrijk wordt gedreigd. Het Italiaansche blad geeft den brief zonder eenig commentaar als volgt weer. „Wij doen al het uiterste om Oostenrijk van het op het land rustende juk te bevrij den. Men moet wel begrijpen, dat al is de poging van den 25sten Juli mislukt, het volk niet versaagt. De Italianen hebben ons in 1915 verraden. Wij hebben dit niet vergeten en zullen dit ook niet vergeten. Voor dit ver raad zullen wij den Italianen voor eeuwig veroordeelen. Ook den verrader Dollfuss heb ben wij veroordeeld en er zijn nog andere personen, die spoedig een dergelijke behan deling zullen ondervinden". Aan het slot van het schrijven wordt er op gewezen, dat de Italianen verder niets en vrede. Wij willen ieder de hand der ver zoening rejken, ook den opgehitste, ook den- gene, die zich liet misbruiken, indien hij althans van goeden wille is. Maar een ding moet ik zeggen: geen verzoening is er moge lijk met hem, die middellijk of onmiddellijk bloedschuld heeft. Duitsche, ja, Duitsche, Oostenrijksche trouw tot volk en land moge ons leiden naar de toekomst, naar het Oos tenrijk, dat een vrij en onafhankelijk Duitsch land zal zijn, een steunpunt van Europee sche cultuur en Europeeschen vrede." Vicekanselier Starhemberg zeide o.a.: „Wij Duitschers van de Ostmark voelen het in ons binnenste, dat wij in den volsten zin des woods door de Goddelijke voorzienigheid uitverkoren zijn om door ons lijden, door ons offer, het lot der wereld te vormen." De Weensche correspondent van de „Daily Mail" heeft een bezoek gebracht aan de moeder van wijlen dr. Dollfuss, den door de nationaal-socialisten vermoorden Oostenrijk schen bondskanselier, en schrijft daarover het volgende aan zijn blad: In het kleine Neder-Oostenrijksche plaats je Kirnberg, waar de moeder van den ver moorden kanselier Dollfuss met zijn stiefva der en zijn broer een kleine, bescheiden boe renplaats bewerkt, heb ik vanavond de in zwaren rouw gekleede, oude vrouw gespro ken, die 68 jaar is en er uitziet, alsof zij 90 is. Als zij over haar zoon spreekt, weent zij onophoudelijk. De kamer is eenvoudig, echt nigte om ons heen. weldra verspreidde zich een allersmake lijkste geur van de warme kolen, waarop de karper lag te roosteren, en tegen dien tijd was de samovar ook in een goede stemming er waren meer manden met proviand van het huis gekomen en onze feestmaaltijd was in vollen gang. Als ik terugdenk aan dien dag, die vol gens mij een keerpunt beduidt in Jadwiga's geschiedenis, voel ik nog levendig den indruk van den helderen, stralenden zonnenschijn; van de oude, gespleten wilgen, die alle schuin overhelden, als wilden ze hun beeld weerspiegeld zien; van de enkele gele wil genbladeren, die van de kale takken op onze borden vielen en van de herfstdraden, die voor onze oogen zweefden. Daar dichtbij was een heg van vrouwen en kinderen, die ons, en vooral ook hetgeen we vóór ons had den, met de oogen verslonden, en daar ach ter de boomlooze vlakte, terwijl nog verder door de transparante atmosfeer zelfs de paddenstoelvormige hutjes van de dorpjes op een afstand werden gezien. Toen onze maaltijd al bijna afgeloopen was, hoorden wij opeens een geschreeuw, dat alle tot nog toe betoonde hilariteit overtrof. Uit een groepje omtrent het midden van den vijver werd ons iets toegeschreeuwd, dat wij echter niet verstonden. „Wat zeggen ze?" vroeg Jadwiga aan de omstanders. „Ze hebben den grootsten visch ge vangen", vertolkte een van de vrouwtjes, „en ze zijn bang, dat die het net breekt". „O, dat zal dan de oude karper zijn, dien ze er iederen keer weer in teruggooien", zei Jadwiga. „Die is hier al geweest sinds den tijd van mijn grootvader; dien mag de Jood er niet uitnemen, want die moet geluk brengen aan den vijver! Drie jaar geleden heb ik 'm nog gezien. Zullen we eens gaan kijken?" Een van de dames, die blijkbaar genoeg had van het varen, deed net, of zij die graag niet gehoord had, maar Jadwiga liep naar den oever zonder om te kijken, wie haar volgde. De beide booten lagen naast elkaar. Ik zag, dat Malewicz haar in één hielp en aat hij afstootte met den langen polsstok, die in plaats van de riemen moest gebruikt worden, omdat de vijver nu te ondiep was Ik kan niet precies zeggen hoe het gebeurd is, omdat ik op den oever was blijven staan, maar ik denk, dat Anulka, in haar overijling, in de verkeerde boot was gestapt en dat zij, toen ze de eerste vertrekken zag, uit vrees, dat ze soms achter gelaten mocht worden', trachtte over te springen, maar dat ze mis gestapt was. In ieder geval, nog geen mi nuut nadat Jadwiga weg was. hoorden wij een dubbelen angstkreet en daar zag ik Anulka in het water spartelen, een paar me ter van den oever af. „Red haar!" riep Jadwiga, terwijl ze rechtop in de boot ging staan en er ineens zóó ontdaan uitzag, of haar zusje in de zee was gevallen inplaats van in enkele voeten diep water. Daar het kind op de knieën lag, bleef er nog maar onrustbarend weinig van haar te zien. Ik hoorde Malewicz wat roepen en terwijl hij met een behendige beweging de boot wendde, stak hij Anulka den stok toe. Krampachtig klampte zij er zich aan vast en zoo zou zij dadelijk in de boot zijn geweest, als iemand haar niet met kracht in de armen gezien toen hij dood lag op de baar voor het Weensche raadhuis. Mijn zoon is nooit bang geweest, hij was roekeloos, vervuld van zijn goddelijke zending en zei altijd tc. gen mij, dat hij in Gods hand was en dat alleen Gods wil geschieden kon. Ons huis en onze meubels mochten wij niet verandt- ren. Mijn zoon hield van dezen eenvoud, zooals het was geweest in zijn kindertijd dacht vaak, dat hij het nog eens noodig zon hebben en zou bewonen als hij zou gaan rusten. Toen ik te Weenen bij zijn begrafe. nis was, heeft men veel moeite voor mij ge. daan. Maar één wensch kon ik niet vervul- len: kennis te maken met den nieuwen kan selier, den opvolger van mijn jongen. Hij was voortdurend door zooveel deftige en voorname menschen omstuwd, dat ik arme, oude boerenvrouw niet opdringerig wilde zijn en hem aanspreken". Moeder Dollfuss slaat weenend een blik op het portret van haar zoon en fluistert- „God heeft het zoo gewild!" De Prins van Wales heeft mede- geholpen om een meisje, dat te Biar- ritz (Fr.) in zee baadde en door de golven werd medegesleurd, te red den. Hij werd herkend, doch wist zich aan alle huldebetuigingen te onttrekken. „Le Petit Journal" heeft Lloyd George ge ïnterviewd die o.a. het volgende verklaarde: Duitschland kan geen oorlog voeren. Ze ker, de psychologische omstandigheden voor een oorlog zijn aanwezig, maar er zijn ma- terieele omstandigheden, die toch ook een rol spelen. Ik ben bereid de naties voor tien jaar tegen het risico van een oorlog te ver zekeren. Overgaande tot een ander onderwerp, zei de Lloyd George dat er een achteruitgang valt te constateeren ten aanzien van weN vaart en samenwerking. De economische ma chine moet weer op gang worden gebracht, eerst door maatregelen van leiding binnen het nationale kader en vervolgens door te werken aan de vernietiging van het econo. mische nationalisme. Daarnaast moet men beletten, dat fcnl- kenbond sterft. De zaak van Mantsjoerije* er noodlottig voor geweest. Hoe komt het dal men in Frankrijk niet begrepen heeft, dat men, door Japan te laten begaan, Duitsch land aanmoedigde? Zeer zeker zal Engeland zijn verplichtingen ten aanzien van Frank rijk nakomen, maar laatstgenoemd land zou er nog zekerder van zijn als het niet had toe- gelaten, dat de groote mogendheden haar verplichtingen jegens China niet geëerbie digd hadden, verplichtingen, die voortvloeien uit het pact. Een koe voor schouwburgkaarten. De alom heerschende economische depres sie heeft den ruilhandel doen herleven. Te Lancashire, in Engeland, is een groote theehandel, die zijn schulden niet anders dan in thee betaalt. De schuideischers be weren, dat de thee, welke wordt betaald» doorgaans van betere kwaliteit is dan de thee, welke men voor dien prijs bij de firma in kwestie kooptAlzoo zijn beide firma's tevreden. Men dient echter nog aan den eigenaardigen ruilhandel te gewennen, doch vele zakenmenschen zijn van meening, dat de crisis gemakkelijk zal kunnen worden door staan, wanneer de ruilha.idel in alle kringen der maatschappelijke samenleving zal wor den toegepast. In Canada b v. past men reeds eenige jaren den ruilhandel toe. Zoo ontving een farmer voor een koe een aantal schouwburgkaarten, waarvan hij het gan- gesloten en naar den oever gedragen had. Het was Wladimir, die, daar hij éen oogen- blik te laat was geweest om Jadwiga in de eerste boot te helpen, dan tenminste in de andere was gestapt, juist toen Anulka over boord viel. Met zijn druipenden last in de armen, bereikte hij den oever en, toen njl haar daar voorzichtig op het gras neervlij de, gaven zijn verhoogde kleur en zijn ge' jaagde ademhaling blijk van een opwinding, die mijns inziens niet in verhouding stond tot de daad door hem volbracht. „Ze is gered!" zei hij, zich met een soort plechtigheid wendend tot Jadwiga, die reeos aan wal was gestapt. j „Ja, ze is gered'', luidde het .antw0^:[ met haast even groote plechtigheid, terw j ze naast het natte bundeltje neerknielde- „Ik zal het nooit vergeten!". fl „Het was verspilling van dapperheid. van kleeren", merkte Malewicz aan, op fjJ bitteren toon en met onbeschrijflijken naar het onderste deel van Wladimir s vallige kleeding kijkend. „Ik zou haar goed in de boot hebben opgehaald „Kleeren komen er niet op aan op <j lijke oogenblikken", antwoordde de sp jesprins, en, terwijl hij dit zei, keek aji aan en er stond duidelijk in zijn zege den blik te lezen: „Waar blijft nu u* orie van de natte voeten?" t die Zou het inderdaad mogelijk zijp 5LeinaJ> bekoorlijke, maar onbegrijpelijke jonk door het slijk was gewaad, niet a" Jadwiga te behagen, maar ook om 1 démenti te geven? In ieder geval kwa de eer toe. (Wordt vervol#0'

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1934 | | pagina 6