ALKHAARSCHE COURANT
Hollandsche Maatschappij van Landbouw.
OeuiCCeton
De heks van Winslea
Ho. 235
VRIJDAG 5 OCTOBER 1934
Land- en Tuinbouw.
Jaarlijksche Algemeene Vergadering te Rotterdam.
Rede van den voorzitter.
Het jaarverslag.
Verkiezingen.
Rondvraag.
-chudden over dit zich los yoelen yan con
DE NIEUWE LANDBOUW-
k CRISISWET.
Treedt Maandag in werking.
Mistress Marjorie.
(Wordt yeryolgd).
t
Hdlandsche maatschappij van land-
uw heeft gisteren in het sociteitsgebouw
Yf'1.5?? Rotterdamsche Diergaarde haar
jaarlijksche vergadering gehouden onder
voorzitterschap van den heer P. Stapel
Czn. In zijn openingswoord heeft de voor-
zitter m het bijzonder de heeren van 't Hart,
°?rw;^eir van (len veeartsenijkun-
digen dienst, Wintermans, waarnemend direc
teur-generaal van den landbouw, Smit, ver
tegenwoordiger van het Koninklijk Neder-
landsch landbouw-comité en de Boer en Koot
oud-voorzitters van de maatschappij, ver
welkomd. r
Daarna heeft hij enkele woorden gewijd
aan de nagedachtenis van Prins Hendrik die
altijd zoovee! belangstelling voor den land
bouw heeft getoond.
Deze woorden werden door de vergade
ring staande aangehoord.
Aan de rede, welke de heer Stapel ver
volgens heeft gehouden, is het volgende
ontleend:
Nog steeds is het noodig, dat regelend
wordt opgetreden in de landbouwbedrijven
en dat wordt ingegrepen in het vrije bedrijf
van den landbouw. De landbouw zal zich
moeten aanpassen, aan de toestanden, ont
staan door inkrimping van het vrije ruilver
keer, waardoor de in Nederland zoo intensief
gedreven landbouw in den knel is geraakt.
Het is niet van de eerste orde, of een
landbouwer iets minder tarwe of minder
bieten mag verbouwen, of een veehouder wat
minder melkkoeien of varkens kan houden,
maar hoofdzaak is, dat de landbouwer een
zoodanigen prijs voor zijn producten ont
vangt, dat hij aan zijn financieele verplich
tingen kan voldoen en zijn gezin kan onder
houden.
Hoewel de allereerste Wet, n.1. de nu on
langs ingetrokken Tarwewet dateert van
1931, kunnen we reeds thans spreken van
geschiedenis. De bedoeling der Wet was: een
tijdelijke stabilisatie van den bestaarden toe
stand, in de hoop en verwachting, dat daar
na de akkerbouw weder in staat zou zijn,
zichzelf te helpen. De tijd heeft anders ge
leerd en ons doen zien, dat zelfs met inbe
grip van in het leven roepen van tal van
andere maatregelen, we nu, na drie jaren
landbouwcrisiswetgeving niet alleen nog niet
hebben kunnen verkrijgen een stabilisatie van
het akkerbouwbedrijf, doch naast een achter
uitgang over de geheele linie, bovendien nog
een wegzinken van het veehoudersbedrijf in
de crisis tot een diepte, zooals niemand voor
zag. Wanneer we ons dit uit de prille jeugd
der regeeringsbemoeiïng ten aanzien van den
landbouw herinneren, moet onze conclusie
wel deze zijn-
Ook de veehouderij behoort te worden
gesteund door de regeering en wel op zoo
danige wijze, dat onderwijl dit onderdeel van
het landbouwbedrijf zich instelt op de ge
wijzigde omstandigheden, bet niet tijdens het
aanpassingsproces ten onder gaat.
De aanpassing van het bedrijf wordt voor
bereid en uitgevoerd, opdat het bedrijf na
dien wederom in staat zal zijn zichzelf te
helpen. De beperkingstendens behoort aan
den steun, aan de veehouders gegeven, onver
biddelijk verbonden te zijn, doch dat neemt
niet weg, dat de regeering den duren plicht
heeft, om ook de veehouderij te steunen op
zoo'n wijze, dat dit belangrijke volksbestaan
niet ten onder is gegaan, voor en aleer de
aanpassing aan de nieuwe toestanden een
feit is geworden. Wanneer echter de regee
ring het bewijs wil leveren, dat ook haar dit
ernst is, heeft zij nu de gelegenheid tot
spreken. Haar streven moet zijn om én akker
bouw én veehouderij gezamenlijk door de
noodzakelijke periode van aanpassing heen te
brengen tot beide zijn gekomen op het niveau,
waarop zij zonder regeeringshulp zich weer
staande kunnen houden.
De centralisatie van de verschillende crisis-
organisaties is in de afgeloopen periode na
genoeg tot stand gekomen. Hierdoor is het
mogelijk de bedrijven in hun geheel te over
zien.
Minister Colijn heeft bij de behandeling
van de landbouwbegrooting gezegd, dat de
regeering de beslissende bevoegdheid in han
den moet houden, maar laat de regeering met
de te nemen maatregelen dan zooveel mogelijk
overleg plegen met de landbouworganisaties
en in de verschillende besturen, welke rege
lend moeten optreden en de verschillende
crisisorganisaties deskundige personen aan
wijzen, die den landbouw beheerschen.
In de Troonrede wordt medegedeeld, dat
op het gebied van executierecht voorzienin
gen worden voorbereid, welke in bijzondere
omstandigheden geboden zijn. Bij de Alge
meene Beraadslagingen over de Rijksbegroo-
ting 1934 heeft minister Colijn medegedeeld
dat de wettelijke regeling van het executie-
recht beoogde niet een bloot verbod van
executie, doch een regeling, waarbij onder
bepaalde omstandigheden en onder bepaalde
voorwaarden hypotheken elders kunnen wor
den ondergebracht. Waar echter nog steeds
met een wetsontwerp inzake opschorting van
executie ingediend is, heeft het hoofdbestuur
er bij het K.N.L.C. op aan gedrongen voort
durend aandacht aan deze aangelegenheid te
willen blijven schenken.
Overal in den lande gaan provincie en ge
meenten over tot het converteeren van hunne
geldleeningen en worden opnieuw deze geld-
leeningen geplaatst tegen een lager rentetype.
Is hier ook een aanwijzing voor degenen, die
hun geld onder hypothecair verband hebben
verstrekt? Gaarne erkennende de zeer moei
lijke oplossingen deze materie, komt het mij
toch wenschelijk voor, dat de regeeiing zich
binnen niet al te langen tijd uitspreke om
zooveel mogelijk den boerenstand, welke ge
bukt gaat onder hypotheekschulden, te hel
pen. Dit vraagstuk zal van de zijde van den
iandbouw met de noodige voorzichtigheid
moeten worden behandeld, om het vertrouwen
in het crediet van den boerenstand niet te
schokken.
De omstandigheden zullen vanzelf ons wel
de waardeering van het overige Nederland-
sche volk brengen, welke een boerenstand in
elk land toekomt. Daarvoor is onze organi
satie en ik hoop en vertrouw, dat gij allen U
hebt opgemaakt voor een bezoek aan deze
vergadering om van Uw nood te doen blij
ken en door ernstige besprekingen wilt trach
ten elkanders leed te verzachten en elkander
te steunen in het bereiken van datgene, waar
het hoofdbestuur meent dat gij recht op hebt.
Op zoo'n hulp, dat ge in den kortst moge
lijken tijd wederom in staat zult zijn, zonder
hulp een matig bestaan op uw bedrijf te
vinden.
Het jaarverslag, dat in het Algemeen Hol-
landsch Landbouwblad gepubliceerd is,
wordt onveranderd goedgekeurd.
Medegedeeld werd, dat ter vergadering
80 van de 92 afdeelingen vertegenwoordigd
zijn.
Aan de orde waren toen de verkiezingen.
De-heeren Brinkman te Zaandam en De
Lijster in De Lier werden bij enkele candi-
daatstelling gekozen tot leden van het
hoofdbestuur. In de vacature B. Biesheuvel
te Spaarndam werd de heer D. Staal te Die-
men gekozen en in de vacature P. v. d. Hoek
te Pernis, werd de heer A. N. Vaandrager
te Rotterdam gekozen.
De heer P. W. van Houten te Rozenburg
werd tot commissaris van de onderlinge
brandverzekering herkozen.
Als plaats voor de voorjaarsvergadering
werd Amsterdam aangewezen.
Aan de orde wat toen de
De af deeling W e s 11 a n d verklaarde zich
tegen de voorgestelde taxe-regeling voor de
melk-productie in den aanstaanden winter.
Volgens dezen afgevaardigde zou dit een
productie-verhooging ten gevolge hebben,
wat toch niet de bedoeling is. Een der mo
tieven van de taxe-regeling is, dat de handel
er mee gebaat is. Maar het gaat toch om de
belangen van de veehouders?
De afdeeling IJselmonde wees er op,
yan May, Wynne.
5)
Met het grauwen van den ochtend reden
er mannen huiswaarts, liederen neuriënd,
die de voorzichtigheid, zoo niet ook eenige
vrees, hen maanden lang had doen binnen
houden. En toen de jonge Houghton den
heuvel voorbijreed, vanwaar Pontefract,
grauw, somber en onneembaar, de land
streek 'overheerschte, r.am hij zijn gepluim-
den hoed van het hoofd en riep opgewonden:
„Voor koning en land! Voor den duivel met
2e kortgeknipte ooren!"
Maar achter een zwaar gordijn in de
studeerkamer van sir Hugh Ainslie beet
zich het nichtje van Peter Carcroft de lip
pen in bloed. ui"
Zulk een grootsch ondernemen wekte bij
iemand van Barbara's natuur een geest
drift, die eerder tranen dan juichtonen te
voorschijn riep.
Als zij eenmaal haar zinnen op iets had
gezet, dan zou zij het ook bereiken en zich
door bezwaren van geenerlei aard j^ten af
schrikken; ze sloeg geen acht op haar sek
se en op de conventies, waaraan vrouwen
van stand in dezen tijd vasthielden.
Zij had geen chaperonne nood.g yerhoo-
vaardigde zij zich, als sommigen, het hoofd
venties, terwijl anderen aanvoerden, dat zij
immers ook geen moeder had, en de man
nen al heel makkelijk verontschuldigingen
vonden voor een meisje van haar schoonheid
en haar intellect.
Nog nooit had zij zoo hartgrondig ver
langd een man te zijn, als nu zij toch zoo
graag had deelgenomen aan den strijd voor
den koning in deze groote crisis.
Toch verscheen weer dat ondeugende kuil
tje in haar wangen, terwijl zij uit haar
schuilhoek achter het gordijn te voorschijn
kwam en naar het venster trad.
Eer het nog daagde in het oosten, trad
een periode van duisternis in, die haar niet
ongevallig kon wezen.
„Ze moesten eens weten", dacht zij bij
zichzelve, „dat een vrouw hun plannen
kent! Maar wie niet sterk is, moet slim we
zen, nietwaar?"
Met beide handen greep zij zich aan de
vensterbank vast en liet zich zoo voorzich
tig naar beneden op het grasveld glijden,
waar ook ergens haar hoed met veeren lag,
nu overdekt met glinsterende dauwdruppels.
„Ze zullen zich suf denken, om den oor
sprong van die voetstappen te doorgronden
en waarschijnlijk zullen zij het toch gauwer
uitvinden, dan dat ze er een manier op we
ten te verzinnen om Pontefract voor den ko
ning té nemen".
„De oude olm zal wel weer dienst doen",
fluisterde zij vroolijk voor zich heen, „en
zal onze arme Martha het verdriet bespa
ren, om mij bij oom te moeten aanklagen
voor mijn lichtvaardig gedrag. Foei toch!
Als hun oogen even scherp waren als hun
dat wel eens wordt beweerd, dat de akker
bouw grove winsten maakt, ten koste van de
veehouderij. Dit is niet waar. Wat er door
de landbouwers wordt verdiend, wordt door
de veehouders weer opgeslokt. De afgevaar
digde vroeg of de taxatie van de opbrengst
van de landbouwproducten van dit jaar al
bekend is. De inkrimping van de koolteelt is
veel te straf geweest. Het mes heeft te diep
gesneden. Is er, zoo vroeg spreker verder, al
iets bekend omtrent de maatregelen ten op
zichte van het scheuren van weiland? Maakt
de centralisatie van de crisiscentrales de
zaak niet duurder? Het gebeurt meer dan
eens, dat een landbouwer per dag 4 of 5
controleurs op bezoek krijgt. Spreker noem
de voorts een voorbeeld van het totaal tegen
overgesteld oordeel van twee van die con
troleurs.
De afdeeling Texel drong aan op vrij
stelling van de crisisheffingen op het
krachtvoer voor schapen.
Hierna werd gepauzeerd.
De monopolierechten op granen.
Na de pauze heeft ir. S. L. Louwes,
regeeringscommissaris voor den akkerbouw
en de veehouderij een lezing gehouden over
de monopolierechten op granen, in verband
met de positie van de akkerbouwers en de
veehouders.
Spreker ving zijn rede aan met mede te
deelen dat hij zich de onder de veehouders
ontstane ontstemming over de graanrechten
wel kan voorstellen, omdat de prijzen van
de met het veevoeder verkregen producten
niet loonend zijn, hetgeen vooral sterk naar
voren kwam bij de sterke stijging van de
graanprijzen van enkele weken geleden.
Desniettemin meende spreker dat deze
consequentie van de regeeringspolitiek dient
te worden aanvaard.
De crisis is begonnen met een val van de
prijzen van enkele akkerbouwproducten,
eerst van suiker en in den loop van 1930 van
granen. Ook de droogte en de als gevolg
daarvan slechte oogst in verschillende
groote productielanden, heeft blijkbaar geen
blijvende verhooging van de graanprijzen
gebracht, ondanks vele voorspellingen in
dien geest. De voorraad is zoo groot, dat
zelfs een zoo geweldige droogte, als we dit
jaar hebben gehad, geen volledige en, zelfs
geen gedeeltelijke opleving meer kon bren
gen. Op de graancrisis is heel de crisis van
de andere producten van den landbouw ge
volgd. Ziedaar dus het groote vraagstuk,
vrijwel alle producten van akkerbouw en
veehouderij omvattende, waarvoor de Neder-
landsche regeering staat. Aanvankelijk werd
gedacht aan het overbruggen van een be
trekkelijk korte inzinking en was van con
structieve crisisjjolitiek geen sprake. Toen de
eerste steunmaatregel voor den akkerbouw,
de tarwewet, in werking was getreden, de
den zich inmiddels reeds de voorteekenen ge
voelen van de komende catastrophe, ook op
ander terrein, hoewel vooralsnog de ge
dachte bleef overheerschen aan een te be
strijden korte of langere periode van terug
gang. Evenwel gingen aan de crisis gepaard
economische veranderingen van ingrijpende
beteekenis. Geen enkel land wilde zijn land
bouw opofferen. Verschillende landen, be
gonnen snel beschermende maatregelen te
nemen en toen deze niet afdoende bleken,
kreeg het systeem van contingenteering, de-
viezenpolitiek, clearing enz. de overhand,
waardoor uit den aard der zaak de export
mogelijkheden van den Nederlandschen
landbouw snel verminderden. De crisis is
dus van karakter veranderd en de gewijzig
de omstandigheden schijnen van veel meer
blitvenden aard te zijn.
Het doel van- de crisismaatregelen moet
zijn om in dezen tijd den landbouw levens
vatbaar en levenskrachtig te houden, terwijl
de landbouwer vooral het oog gericht heeft
op zijn bedrijf als broodwinning en streeft
naar instandhouding op den ouden grond
slag.
Voor spr. is het zeer de vraag, of het
Nederlandsche landbouwbedrijf als voor
heen kan blijven voortbestaan.
Spr..zette dan uiteen dat beperking van de
vleeschproductie noodig is. Voor zuivel is
het probleem moeilijker. In dit verband
roerde spreker ook de kwestie van de mar
garine-boter aan. Wat eieren aangaat,
hangt de geheele productiemogelijkheid voor
een groot deel af van den export naar één
land, zoodat ook in dat opzicht misschien
rekening moet worden gehouden met een
vermindering.
Spr. bepleitte dan de wensthelijkheid om
ter vervanging van de uitvallende productie
andere producten te verbouwen en wel die,
waarvan we op het oogenblik niet voldoen
de voor eigen gebruik hebben, en dat zijn
granen voor veevoeder-doeleinden. Met den
verbouw van tarwe zijn wij in Nederland
vrijwel tot aan de grens. Om een loonend
bedrijf te behouden moeten er inperkingen
zijn van de dierlijke producten met kunst
matige teeltbeperkingen en teeltregelingen.
In den akkerbouw moeten noodzakelijke
verschuivingen plaats hebben. Verbouwing
van granen moet kunnen geschieden tegen
prijzen, die niet met absolute zekerheid on-
loonend zijn te noemen.
Indien er onder de veehouders ontstem
ming heerscht en tegelijkertijd aan den ak
kerbouw een loonend bedrijf gegund wordt,
dan heeft men ook aan te wijzen op welke
wijze aan beide categoriën bevrediging kan
worden geschonken. Wanneer alles uitslui
tend afgewenteld wordt op de tarwe voor
menschelijke consumptie, dan is de hieruit
voortvloeiende verhooging van den brood
prijs te schatten op zeker 3 a 4 cent per
brood van 800 gram. Gesteld dat er geen
heffing op granen plaats had en geen con
tingenteering van veekoeken, dan zouden de
productiekosten voor melk en voor vleesch
iets lager zijn. Daarnaast dienen dus ook
de prijzen beter te worden door vraag en
aanbod met elkaar in overeenstemming te
brengen. Dit is de voorwaarde om den
landbouwer in stand te houden.
Het brengen van den melkprijs op een loo
nend peil is een moeilijk vraagstuk, dat al
leen is op te lossen als de hoeveelheid melk
wordt ingekrompen. Onder de tegenwoordi
ge omstandigheden, waarbij misschien 25
pet. van de melk voortgebracht wordt met
ingevoerd of aangebracht krachtvoeder, en
de laatste 25 pet, melk niet meer opbrengt
dan de buitenlandsche wereldmarktprijs,
wordt naar spreker's meening een fout ge
maakt. Het mag de vraag heeten of het Ne
derlandsche volk voor de boter, die de mar
garine zou moeten vervangen, meer zou
kunnen betalen, dan nu voor de margarine
betaald wordt. Wij produceeren boter voor
de wereldmarkt met veevoeder en granen
die daarvoor te duur zijn, m.a.w. te duur
veevoeder wordt in te goedkoope melk om
gezet. De wereldmarktsprijs van onze melk,
waar we deze zuivelproducten uit bereiden,
zal niet veel meer zijn dan 1 cent per liter.
De groote hoeveelheid melk moet bestreden
worden. Natuurlijk zijn daaraan groote be
zwaren verbonden. Spreker nam aan dat de
belasting van het Nederlandsche publiek
voor het gebruik vau zijn spijsvetten niet
hooger op te voeren is. Onder deze omstan
digheden blijft slechts één middel over en
dat is ook de productie van de zuivel zooda
nig te regelen dat uiteindelijk een behoorlij
ke melkprijsuitbetaling bereikt wordt. Door
een op deze principes gegrondvest samen
stel van maatregelen is het naar spreker's
meening mogelijk om de prijzen op zoodani
ge hoogte te brengen, als in overeenstem
ming is met de hoogere graanprijzen. De
moeilijkheden waarin wij thans zitten zou
den anders ook voor de veehouders zijn ge
komen bij een toch vroeger of later noodza
kelijke stijging der graanprijzen.
De weg door de regeering met haar maat
regelen ingeslagen, lijkt spreker in het alge
meen de juiste.
Spreker gaf aan het einde als zijn mee
ning te kennen dat opheffing van de graan
rechten in de gegeven omstandigheden een
besliste teruggang zou zijn, in de praktijk
hierop neerkomende dat de steun van den
akkerbouw zou worden ingekrompen ten ba
te van de veehouderij, met als gevolg een
volmaakte desorganisatie van het geheele
Nederlandsche agrarische productiestelsel.
Voorts gaat spreker meer in het bijzon-
de in op de ten aanzien van de varkenssta
pel genomen maatregelen en de positie van
de varkenshouderij. Aan de hand van een
aantal grafieken gaf spreker in de eerste
plaats een overzicht van het verloop van de
varkensstapel in Nederland van 1930 tot
Augustus 1934. Uit de grafiek bleek, dat in
Augustus 1934 een algemeene verminde
ring van den varkensstapel is opgetreden,
die het sterkst tot uiting komt bij de var
kens onder 60 k.g. en de fokzeugen. Tenge
volge van den verminderden export zijn de
hoeveelheden varkens onder 60 K-G. niet
voldoende als zouters kunnen worden opge
ruimd, tengevolge waarvan nog een te groot
aantal varkens boven 60 K.G. in Augustus
aanwezig was. De opbouw van den varkens
stapel toont evenwel voor den toekomst een
zeer belangrijke verbetering.
Uit de grafiek bleek zeer duidelijk de
groote invloed die deze verbetering heeft
gehad op de samenstelling van den Neder
landschen varkensstapel en dat met name
de in 1933 opgetreden verbetering van de
exportmogelijkheden voor bacon, die op on
geveer 50 pCt. is te taxeeren van Januari tot
December, oorzaak is dat de teeltregeling
1933 achteraf bleek op een verkeerde basis
te berusten.
De teeltregeling 1934, die op juister basis
berustte, is nog gecorrigeerd door de af
slachting van een groot aantal biggen.
Het prijsverloop van de vette varkens op
de Rotterdamsche markt toont na de sterke
stijging bij de invoering van de Crisis-Var-
kenswet een geleidelijke stijging tot Augus
tus 1933, dan een sterke stijging, die in
verband met de positie van den varkenssta
pel op dat moment volkomen verklaarbaar
is, waarna vooral sedert begin Maart een
sterke daling tot Juni heeft plaats gehad,
welke sedert dien vrijwel constant is. Deze
verhoudingen zijn ook volmaakt in overeen
stemming met de aantallen aanwezige var
kens.
Uit een en ander mag worden geconsta
teerd, dat de Nederlandsche Varkensmarkt
bezig is gezond te worden. De basis voor de
toekomst is nu evenwel gezonder dan deze
sedert het begin van de invoering van de
CrisisWarkenswet is geweest.
Op 6 October 1934 treden de wijzigingen
in werking, welke bij de wet van den 27sten
Juli (Staatsblad No. 469) in de Landbouw-
Crisis-wet zijn gebracht, waarvan de voor
naamste wijzigingen in het ondervolgende
in het kort worden weergegeven
Onder de omschrijving van „landbouw" is
veenderij opgenomen, terwijl de omschrijving
van „crisisproduct" eenigszins is uitgebreid.
Het Landbouw-Crisisfonds is uitdrukke
lijk als deel van het Rijksvermogen aange
duid, waarmede de vraag of het fonds als
afgezonderd vermogen van een Stichting
diende te worden beschouwd in ontkennen-
den zin is beslist. De steunmaatregelen,
waartoe de middelen van het Fonds kunnen
worden aangewend, zijn uitvoeriger om
schreven.
Voorts zijn voorzieningen getroffen om
het indienen van aangiften met betrekking
tot den landbouwkundigen toestand van be
drijven verplicht te kunnen voorschrijven.
In de gewijzigde wet is een regeling opge-
tongen, dan zouden ze zeker niet veel
moois vertellen van Babs Carcroft! Maar
daar zal ik mij anders niet aan storen. Ik
doe, wat ik wil en zooals ik het wil! En
geen mensch die er wat vanaf weet!"
Zoo liep zij door de beschaduwde laan
tjes, nu nog eenzaam en verlaten, en in-
tusschen zachtjes herhalend het opgewekte
refrein van het Cavaiiersliedje:
„Cuckolds, come dig, cuckolds, come dig
Round about, cuckolds, come dance to my
jig!"
Over de weide weerklonk de echo van den
koekoek met zijn welkomstgroet tot de na
derende lente.
Warm stroomt het jonge bloed door de
aderen, in zulk een tijd, en, terwijl Barbara
de vochtige krulletjes van het 'blanke voor
hoofd schudde, voelde zij zich zoo vrij en
blij, dat ze de heele wereld wel had durven
tegemoet treden met een uitdagend:
„God save the King!"
HOOFDSTUK III.
„Ik wensch u een goeden morgen, mis
tress Marjorie!"
De gele jasmijn stond in bloei om het
open venster heen en voerde haar zoeten
geur de keuken binnen, waar een jong meis
je druk bezig was een groote pastei voor
den oven gereed te maken.
Marjorie Stapleton schrikte, bloosde, en
keek naar de plaats, waar het geluid van
daan kwam en waar sir Hugh Ainslie tegen
de lage vensterbank geleund stond, zoodat
zijn donker, knap gelaat als 't ware om
lijst werd door de ranken van de gele jas
mijn.
„Morgen, sir Hugh!" antwoordde zij
met een lichte buiging en, terwijl ze met
spijt dacht aan haar met meel overdekte
handen, haar gekreukte schort en haar ont
redderde kleeding over het geheel, vond hij
juist, dat hij Marjorie nooit aardiger ge
zien had, dan terwijl ze zoo aan het koken
was.
Het viel dan ook niet te ontkennen, dat
ze schoonheid bezat; het donker-blauw van
haar eenvoudig japonnetje deed duidelijk
uitkomen de blankheid van haar gelaats
kleur en de roodachtige tint van haar goud
blonde krullen. De blauwe oogen mochten
bij tijden dan wat al te ernstig kijken, het
aardig wipneusje en de frissche roode lip
pen gaven het weer iets pikants, waardoor
menige jonge man uit Yorkshire haar een
eereplaats toekende onder de mooiste meis
jes van het graafschap.
„Mag ik binnenkomen?" vroeg Ainslie,
en, zonder eigenlijk haar toestemming af te
wachten, was hij al over het lage venster
gesprongen.
Ze keek glimlachend naar hem op en ver
gat haar teleurstelling, van zoo midden in
haar werk overvallen te zijn door de bewon
dering. die duidelijk sprak uit zijn blik.
„Wat is het al lang geleden, dat wij u op
Barkleigh Towers zagen!" klonk het half
verwijtend van hem. „Moeder heeft juist
gisteren nog gezegd, hoe graag zij u eens
iets vragen zou van een recept, om kruiden
te trekken".
;,Ik zou al eens eerder aangekomen zijn",
luidde het antwoord, „maar er is veel ziekte
op het dorp geweest".
„Wat zoudt u zich daar nu nog van aan
trekken!" meende hij, want het was en bleef
een ernstige grief voor de koningsgezinden,
dat de dominee's van de Staatskerk uit hun
plaatsen verdreven waren door de vrome die
naren van de Presbyteriaansche leer, die
iederen dorpskansel bezetten en veroordeel
den allen, die van opvatting met hen ver
schilden.
Dr. Stapleton, dominee van Knottingley,
was verdreven, gelijk de overigen, maar ter
wijl master Holdenough hem iederen sab-
bath voor een Baaisdienaar uitmaakte, bleef
hij bezoeken degenen, die hem door zijn ja
renlange werkzaamheid als geestelijke onder
hen tot vrienden waren geworden.
Nu vijf jaren geleden, bij een pokken
epidemie, had de weleerwaarde docter zijn
vrouw verloren; zij had hem maar één kind
nagelaten om haar plaats in te nemen.
De keurige netheid en gerieflijkheid van
het huisje, waar zij hun intrek hadden ge
nomen, nadat zij de pastorie hadden moeten
verlaten, getuigden van de goede zorgen
van dat dochtertje.
Sir Hugh hinderde het nog 't meest, dat
zij zoo hard moest werken, om alle huiselij
ke plichten waar te nemen. Een zoo jong en
mooi meisje moest toch wat meer genieten
van het leven, dan het Marjorie mogelijk
was, die óók nog altijd zoozeer in beslag ge
nomen werd door de zieken, die zij bleef
bezoeken.