£<CUtdi
Jleditszaken
Jnqeionden Stukken
'JmUietm
De heks van Winslea
Het oordeel van hoogleeraren
in het staatsrecht.
Opruiming van rundvee.
Probeer Kruschen
voor o tl ze rekening
HET CONFLICT OP HET
HOFPLEIN.
EEN TREURIGE OPTOCHT.
meenten door deze maatregelen armlastig
zouden worden en zich om steun tot het rijk
zouden moeien gaan wenden.
Er bestaan tenslotte wettelijke gronden,
waarop de goedkeuring in geen geval zal
kunnen worden verleend.
,zakfis toch het advies van alle
lerlandsche Bloogleeraren in het Staats
recht ingewonnen. Aan deze professoren, die
het benoeti wel geen nader betoog de
es te kenners van ons Nederlandsch Staats-
voorgelegdT navol£ende vragen
j, ,^a"en de tarieven eener provinciale
arHL-pM ¥,iCentraLe on'i€r hct ^paalde in
artikell 2obis onder d en mitsdien ook onder
art 120 sexies der provinciale wei?
is het aanleggen en exploieeren van
laagspanmngsneiten, waar zulks vroeger niet
dooi de provincie geschiedde, te beschouwen
als het aanleggen of verbeteren van een
provinciaal werk in den zin van artikel 134
der provinciale wet?
3. Indien de vorige vragen bevestigend
beantwoord worden, kan dan bij het bewilli
gen van een avdiet van 1.000.000 voor het
eventueel bouwen van laagspanningsnetten
worden volstaan met het brengen van een
stelpost oo de begrooting, toegelicht op de
wijze, gelijk Ged. Staten zulks hebben ge
daan?
Deze 6 professoren in het staatsrecht, te
weten: Professor mr. P W. Kamphuizen van
de R K. universiteit te Nijmegen; professor
mr. dr, R. Kranenburg van de universiteit te
Leiden; professor mr. F. J. A. Huart van de
universiteit te Amsterdam; professor mr. C.
W. van der Pot van de universiteit te Gro
ningen; professor mr. B. C. de Savornin
Lohman van de universiteit te Utrecht en
professor mr. A. Anema, hoogleeraar van de
vrije universiteit te Amsterdam, hebben hun
advies uitgebracht met uitzondering van pro
fessor Anema, die tot ons ieedwezen door een
verblijf buitenslands daarvoor geen tijd kon
vinden.
De eerste vraag werd bevestigend beant
woord door de professoren Kranenburg,
Huart en de Savernin Lohman en ontkennend
door de hoogleeraren Kamphuisen en Van
der Pot.
Op de vraag dus of Ged. Staten van
Noordholland in strijd met de wet de ta
rieven hebben vastgesteld, daar zulks tot
de taak van de Provinciale Staten behoort,
valt dus thans nog geen definitief antwoord
te geven
Indien ten slotte dus in deze materie geen
overeenstemming tusschen het P. E. N. en de
gemeenten wordt verkregen, zal deze vraag
wel aan den rechter ter beoordeeling moeten
worden voorgelegd, met alle gevolgen en
schaden van dien.
Anders ligt de zaak, wat de twee overige
vragen betreft. Alle professoren, die advies
hebben Uitgebracht zijn eenstemmig in hun
oordeel, dat het besluit van Provinciale Staten
inzake het brengen van een stelpost op de be
grooting van f 1.000.000 voor het eventueel
bouwen van nieuwe laagspanningsnetten in
de gemeenten, die hare distributienetten niet
aan de provincie wilden overdoen, in strijd
met de wet is.
Immers, de provinciale wet gaat in artikel
134 van het principe uit, dat de Prov. Staten
hebben te bevelen omtrent het aanleggen of
verbeteren van provinciale wegen, gebouwen,
werken en inrichtingen. Laagspanningsnetten
zijn in Noordholland, waar de exploitatie van
de provinciale electrische centrale als zuiver
overheidsbedrijf door dé provincie zelf ge
schiedt, zonder eenigen twijfel een provin
ciaal werk, zoodat alleen de Staten tot aan
leg van een dergelijk provinciaal werk kunnen
bevelen en zulks kan, ook volgens het een
stemmig oordeel van alle hoogleeraren, niet
geschieden door het brengen van een stel
post op de begrooting van het provinciaal
bedrijf.
De normale weg ware dus geweest, dat
Ged. Staten eerst de onderhandelingen met
de gemeenten hadden gevoerd, en eerst wan
neer de onderhandelingen in een of meer
gemeenten waren mislukt, aan de Siaten
hadden voorgesteld om een laagspanningsnet
in bepaaldelijk aangewezen gemeenten aan
te leggen voor het daarvoor uit te trekken
bedrag en op de in het besluit aangewezen
wijze. De Prov. Staten hadden dus den aan
leg van elk laagspanningsnet afzonderlijk en
uitdrukkelijk moeten beveien met alle conse
quenties van dien, als wijziging der begroo
ting, enz. De Staten hadden dus in de gele
genheid moeten zijn gesteld om een oordeel
over elk aan te leggen net in het bijzonder
uit te spreken. Zulks kan niet door het
brengen van een stelpost op de begrooting
geschieden, die immers niet inhoudt liet
bevel tot aanleg van een bepaald aange
wezen net. Een blanco-machtiging
om al dan niet aan te leggen, als
1 r? j *2.° r e t Statenbesluit
aan Ged. Staten is gegeven, is
k«r in strijd met de wet,
zoodat het Statenbesluit alleen reeds op dien
grond niet zal kunnen worden goedgekeurd.
Het is op alle bovengenoemde gronden,
dat ondergeteekenden Uwe Majesteit eer
biedig verzoeken Hare Hooge Goedkeuring
wel te willen onthouden aan het besluit van
lm!' S ten van Noordholland van 25 Juli
,f°t vaststelling eener suppletoire be-
grooting voor het prov. electriciteitsbedrijf
t Welk doende, enz.
De juridische commissie: H Blaupot ten
\yP Kinschot, F. J. van Lan
schot, W. C. Wendelaar.
Het bestuur van de Vereeniging van Hoof-
xr6Ij ,van, Stroom-Distribut ie-Bedr ij ven in
Nederland: R. Kuipers, voorzitter; O. Hisgen,
secretaris; A J Th. Hofman, penningmees-
ic t. Kat; L. v. d. Beukei.
Afschriften van dit adres, dat vergezeld
gaat van de aangehaalde accountanisrappor
ten en de adviezen van bovengenoemde hoog
leeraren, zijn verzonden aan alle ministers
Kamer- en Statenleden.
Waarom geen melksteun-
contingenteering?
Hoewel nog niet vast staat, dat het af
slachten en inblikken van rundvee zal wor
den hervat (men spreekt van 150.000 stuks
kalfdragende pinken en vaarzen) begint er
reeds een sterke oppositie tegen te ontstaan.
Zooals wij reeds meldden, is te Utrecht al
een vergadering gehouden van vetweiders en
-mesters, die daar een vereeniging hebben
opgericht tegen de afslachting en tegen den
crisisaccijns op rundvleesch.
Thans hebben de samenwerkende organi
saties een adres gezonden aan de regeering,
waarin geprotesteerd wordt tegen de afslach
tingsplannen. Er wordt o.a. op gewezen, dat
er nog elf millioen kilo blikvleesch over is
van den vorigen keer, toen er 21 werd ge
maakt, waaruit dus wel blijkt, dat de behoef
tige consument, die er recht op heeft en het
voor 35 cents per kilo kan koopen, er geen
overmatige behoefte aan blijkt te hebben, te
minder omdat er ook bij de slagers onver
kochte voorraden aanwezig zijn.
Verder wordt er met cijfers op gewezen,
dat het aantal normale slachtingen mede als
gevolg van den crisisaccijns (20 der
waarde van het levende slachtdier) sterk is
teruggeloopen.
In een toelichtende nota wordt er op ge
wezen, dat de afslachting van 115.000 stuks
melk- en kalfkoeien niet heeft geleid tot ver
mindering der melkproductie, die doel was.
(Dit is geen wonder, merkt het Hbld. hierbij
oo, want in de eerste plaats zijn de minst
zijn de minst productieve dieren opgeruimd,
productieve dieren opgeruimd, vele zelfs, die
speciaal gedekt werden voor dit doel. doch
normaliter gust waren gehouden en in de
tweede plaats kunnen de overgebleven koeien
thans langer door de boeren worden aange
houden.)
Voortgaande wordt er op gewezen, dat in
het eerste kwartaal van 1934 de normale
slachting 23 minder was dan in dezelfde
periode van het vorige jaar, terwijl het saldo-
verlies op de vorige afslachting (7 mill. gld.)
nog slechts voor de helft is ingehaald door
de opbrengst van den crisisaccijns, die des
wege dan ook nog steeds moet worden ge
heven, hoewel de afslachting zelf al een half
jaar geleden zoo plotseling werd gestaakt.
Ten slotte wordt er oo gewezen, dat er géén
overvloed is van slachtvee.
Belangenpolitiek.
De „Vee- en Vleeschhandel" schrijft o.a.:
„Er zijn nog altijd invloedrijke personen,
die niet terug willen, die in een hernieuwde
afslachting van rundvee en opdrijving der
rundvleeschprijzen een welkomen steun zien
voor de varkenshouderij en het groote ex-
portslachtersbedrijf. Zij zien ook in de af
slachting en inblikkerij een verdere schrede
op den weg, dien het tot verschrompeling
gedoemde exportbedrijf wil inslaan, n.1. het
brengen van de binnenlandsche vleeschvoor-
ziening aan de grootindustrie, in samenwer
king met de coöperaties. Wij zien achter die
afslachtingsplannen een belangenpolitiek,
want van het groote belang: de redding der
zuivelpositie kan toch niet meer worden ge
sproken, nu onomstootelijk vaststaat, dat de
Er is nu geen enkele reden meer om
niet eens een proef met Kruschen Salts
te nemen. Immers ge ontvangt een gra
tis proefflacon verpakt bij de groote
flesch a 1.60, dus ook meer Kruschen
Salts voor hetzelfde geld.
Kruschen Salts zuivert Uw bloed, het
zal U verfrisschen en verjongen. Het
wordt tevens over de geheele wereld er
kend als het beste middel tegen rheu-
matiek, ischias etc.
In het buitenland is door opkoopers
met Kruschen Salts geknoeid. Men koope
daarom in geen geval Kruschen Salts
in buitenlandsche verpakking, doch uit
sluitend in ongeschonden Hollandsche
verpakking met de naam N.V. Rowntree
Handels Maatschappij op verpakking
en etiket der flacon gedrukt.
vorige afslachting in dit opzicht in hare
resultaten volkomen heeft gefaald."
Het blad wijst verder zeer terecht op de
zwijgzaamheid van den regeerings-zuivel-
commissaris, den heer Bückmann en op het
feit, dat de Crisiszuivelcentrale in hare
nieuwe formatie zich nóg niet eens over de
kwestie heeft beraden. Zeer terecht zegt het
blad: „Het gaat toch om den zuivel, niet
om het vleesch!"
Verder wijst het vakblad er op, dat de
oude schuld der vorige afslachting pas aan
het einde van het jaar zal zijn gedelgd, ter
wijl er sedert de invoering der crisisneffing
100.000 slachtrunderen en 45.000 kalveren
minder zijn geslacht dan normaal. Het is
dus een vicieuse cirkel Maar bovendien
is het afslachtingsvee (pl.m. 115.000 stuks)
niet afgeruimd, want er zit nog een onver
kochte voorraad van pl.m. 11 millioen kilo
(de helft der productie!).
Onderzijds aldus het Hbld. wijzen
wij er op, dat volgens onze inlichtingen het
nieuwe afslachtingsplan afkomstig is van
het bestuur der oude Rundveecentrale, niet
van dat der Zuivelcentrale. Het bestuur der
Veehouderijcentrale beraadslaagde er Woens
dag over.
De „Boerderij" constateert, dat de tot dus
ver genomen maatregelen géén beperking
der zuivelproductie hebben gebracht. Tevens
verwacht het blad voor de eerstvolgende
jaren eerder een uitbreiding dan een inkrim
ping der melkproductie, niet als gevolg
eener stille tegenwerking van de boeren,
maar als gevolg der regeeringspolitiek en
van het streven der boeren, om hun bedrijf
zooveel mogelijk in act te houden. Ook wijst
het blad er terecht op, dat de crisis eerder
den akkerbouw dan de veehouderij heeft
aangetast, zoodat irfdie jaren de veestapel
is uitgebreid. Nu men gaat inkrimpen, rea-
geeren de boeren daarop door het vee langer
aan te houden
Men moet een werkelijke vermindering der
melkproductie niet trachten te bereiken door
onloonende melkprijzen, maar men zal eens
ernstig moeten overwegen, of contingentee
ring der melkproductie, voor zoover die ge
steund wordt, aanbeveling verdient (dus zoo
op de manier van de suikerbieten).
Een soortgelijk denkbeeld heeft ook de
heer Ruyter, secretaris van den Aartsdioce-
sanen Boerenbond, onlangs ontwikkeld.
UITGEEST.
Algemeene tuinbouwcursus.
Dinsdag werd hier de algemeene tuin
bouwcursus geopend, uitgaande van bloem
bollencultuur. Heeft deze cursus sedert vele
jaren hier niet meer bestaan, dank zij het
initiatief van den heer Van Sluijs is het mogen
gelukken hem weder op te richten.
In zijn openingswoord betuigde de hegr
Van Sluijs zijn dank voor de tegenwoordig
heid van het gemeentebestuur, dat hierdoor
blijk gaf ook mede te leven in dit soort van
onderwijs en aan de tegenwoordige leden
van bloembollencultuur.
Gezien het flinke aantal leerlingen dat zich
voor den cursus heeft aangemeld en de goede
wil, alsmede de ailerwege verleende mede
werking, twijfelde spreker er niet aan of de
cursus zal zeker slagen en mettertijd vruch
ten afwerpen.
Hierop sprak de burgemeester eenige
woorden.
Hierna sprak nog de 2e leeraar aan den
cursus verbonden, het hoofd eener school te
Limmen en roemde de goede verstandhouding
die er bestond tusschen de leerlingen en de
leeraren, alsmede onder de leerlingen zelf, die
zelf vol goeden moed en vol ijver zijn. Ook
deze spreker eindigde met de verwachting,
dat de cursus een goed verloop en niet minder
gunstig resultaat zal hebben.
MISHANDELING MET DOODELIJK
GEVOLG.
Een jaar gevangenisstraf.
De rechtbank te Groningen heeft gisteren
uitspraak gedaan in de zaak tegen een café
houder te Sappemeer, tegen wien wegens
mishandeling, den dood ten gevolge heb
bend, de vorige week een gevangenisstraf
was geëischt van een jaar. Verdachte heeft
zekeren Baas, die de ruiten van zijn café in
sloeg, zoodanig geslagen, dat de man moest
worden geopereerd en later is overleden.
Over de doodsoorzaak bestond echter ver
schil van meening tusschen de behandelende
geneesheeren Behr, Van Vierssen Trip, Boe-
rema en Roeper met dr. Mieremet, die als ge
tuige a décharge werd gehoord.
De rechtbank veroordeelde den caféhouder
thans tot een jaar gevangenisstraf, waarvan
acht maanden voorwaardelijk, met een proef-
ijd van drie jaar en op bijzondere voorwaar
den.
ROODE TULP IN KNOOPSGAT.
Voor de Haarlemsche rechtbank stond gis
teren een man uit Wormerveer terecht, die
door den kantonrechter te Zaandam was ver
oordeeld tot 2 boete of twee dagen hechte
nis wegens het dragen op 1 Mei van een roo-
de tulp in de knoopsgat De kantonrechter
zag daarin de uitdrukking van een bepaald
politiek streven
Het O.M. bij de Haarlemsche rechtbank
was het hiermee eens en eischte bevestiging
van het vonnis van den kantonrechter.
Mr. Mendels, verdediger van verdachte,
bestreed dit standpunt. De tulpen waren op
1 Mei zoo goedkoop, dat ieder een tulp kon
dragen. En het was niet eens een mooie tulp.
Spr. vroeg vrijspraak.
verkregen zou hebben, werd geantwoord,
dat hier niet op kon worden ingegaan. Zelfs
meende de heer Kuyper dit te moeten ver
goelijken met als reden „zakelijke handig
heid".
De secretaris der Hofpleinvereeniging
had dus de plaatsing op het Hofplein van
de schuitjes eenvoudig te accepteeren en
daarna gaf hij dan mede aan de plaats
waar dit z.i. zou kunnen.
Het bestuur meende echter in zijn gehou
den vergadering van dienzelfden avond mot
deze oplossing niet accoord te moeten gaan.
Het ligt allerminst in de bedoeling van
ons bestuur deze zaak op de spits te voeren,
maar wel vertrouwen wij, dat een volgend
jaar èn met de Ontzetvereeniging èn met de
politioneele autoriteiten een zoodanige sa
menwerking mag bestaan, dat de plaats ge
had hebbende onverkwikkelijkheden voorko
men kunnen worden.
Wij meenden echter aan den secretaris der
Hofpleinvereeniging verplicht te zijn deze
kantteekening te moeten maken op het door
de politie meegedeelde in uw blad.
HET BESTUUR DER
HOFPLEINVEREENING.
Geachte Redacteur,
Waar naar aanleiding van het incident
t.a.v. de feestviering op het Hofplein uit het
hieromtrent geplaatste artikel in uw blad
van 8 Oct. j.1. gelezen zou kunnen worden
dat de secretaris der Hofpleinvereeniging een
fout maakte, meenen wij, ook om
moeilijkheden te voorkomen in de toekomst,
de juiste toedracht even te moeten memoree-
ren.
Lichtelijk naïef is de opmerking der politie
als zou de Hofpleinvereeniging officieel geen
vergunning hebben aangevraagd. Reeds ze
ker een veertien dagen te voren had de voor
zitter met een bevoegde autoriteit een onder
houd over het Hofplein-feestviering. Boven
dien stond reeds Zaterdag 29 Sept. officieel
in de pers dat de Hofpleinvereeniging weder
om de verschillende festiviteiten zöu organi-
seeren. Bovendien heeft de Hofpleinvereeni
ging ieder jaar nog deelgenomen aan het
meae-organiseeren aer feesten. Het mag dan
formeel juist zijn, dat er geen schriftelijke
aanvraag ten politiebureele lag, men zal dan
toch langzamerhand wel een vreemdeling in
Jeruzalem moeten zijn, om vol te houden dat
op het Hofplein niets stond te gebeuren.
Op Donderdag 4 Oct. werd de tegenwoor
digheid verzocht van onzen secretaris bij de
indeeling van het Hofplein. Hier waren bij
aanwezig de heeren ter Horst, B. Kuyper, N.
Kerssens en W. Postema Aan den heer de
Roos werd toen voorgelegd een plattegrond
van het Hofplein, waarop ingedeeld de
schommelschuitjes en een draaimolen van
6 M. middellijn. Dat daarop ook was aan
gegeven een dansvloer en een muziektent,
kwam zeker omdat men niet wist dat de Hof
pleinvereeniging iets doen zou. Zeer veel
moeite moest de heer de Roos doen om den
draaimolen een andere plaats aangewezen
te zien, maar zijn pogingen om voor de
schuitjes een andere plaats te zien aangewe
zen, mochten niet baten, daar, zoo werd ge
motiveerd, de exploitant hiervoor de vergun
ning reeds in zijn zak had.
Toen door den heer de Roos nog werd be
toogd, dat blijkbaar de exploitant op eenigs-
zins onware voorspiegelingen de vergunning
TOEN AL8ERT SCHWEITZER
KWAM.
Geachte Redacteur!
Toen Albert Schvveitzer kwam in ons land,
in onze stad, hebben we hem geestdriftig in
gehaald; we hebben comités gevormd, re
clame gemaakt en hem een behoorlijke bij
drage kunnen verschaffen voor zijn hospitaal
in Lambarene. Wij hadden voldoening van
ons werk en we wisten, dat het geld nuttig
besteed zou worden.
Wanneer Albert Schweitzer terug zou
komen in Alkmaar, zou mijn eerbied voor
zijn persoon en zijn werk niet zijn afge
nomen. En al zou ik ook een zelfde geestdrift
gevoelen, wat ik zou afzonderen om zijn
werk te steunen, zou geringer zijn dan toen.
Toen wist ik niet. wat mij nu zoo duidelijk
is geworden, dat in onze eigen Oost, in het
rijk onder de keerkringen, een minstens even
groote nood heerscht aan geneeskundige
verzorging als in Lambarene. Dat is mij
duidelijk geworden uit het tijdschrift „Medi
sche Nood!", orgaan van ck vereeniging
Simavi (Steun in medische aangelegenheden
voor inheemschen).
Nog veel duidelijker is mij dat geworden
door gesprekken met mijn collega en plaats
genoot J. Tijssen, die uit eigen ondervinding
daarvan verschrikkelijk veel weet te ver
tellen. Zeker zou hij, wanneer dat nog noodig
geweest ware, mijn hart en ook mijn beurs
voor Simavi hebben geopend.
Het is nu niet de tijd voor het vragen van
groote giften en bijdragen voor die vereeni
ging. Maar wel kan ik ieder de gelegenheid
wijzen, om een kleinigheid te haren behoeve
te doen. De boekwinkels Jung van der
Hoek en ter Burg hebben een kleine brochure
in voorraad „Een strijd in Atjeh (Een oog
arts op het oorlogspad)", waarin over het
werk van dr. Tijssen een en ander wordt
meegedeeld. Dat is een zeer belangwekkend
boekje. Het kost maar één kwartje (of meer!!)
en wat er aan winst gemaakt wordt, komt
niet den boekhandel ten goede, ook niet aan
dr. Tijssen, maar wel aan de vereeniging
Simavi. die het geld zeer nuttig besteedt.
Wie helpt Simavi? Wie koopt de biochtire?
R. G. C. SCHRÜDER
8 Octoberfeest.
Overal plezier en feestvreugde.
Temidden van die feestvreugde bemerken
we plotseling een merkwaardigen optocht.
Onder politiebewaking begeleid door een
nieuwsgierige op sensatie beluste menigte,
worden een viertal mannen opgebracht naar
het politiebureau.
Hadden deze menschen een schandelijke
misdaad bedreven, belasting ontdoken, of
misschien één of meer regeeringspersonen
beieedigd?
Niets van dit alles.
Door werkloosheid en armoede gedreven,
gaven deze menschen op een plein, midden
in de stad, een demonstratie van acrobatiek
en lenigheid, voor een talrijk publiek, waar
mee zij wat geld trachtten te verdienen. Het
is 8 October en een mensch moet tenslotte
toch leven.
De komst van de politie maakte een. einde
aan de vertooning. Het recht moet nu een
maal zijn beloop hebben. Het feest duurt on
verminderd voort, als had dit kleine incident
niet plaats gevonden. Toch houden we er
een bitteren nasmaak van over.
Met dank voor de plaatsing,
G. W. de Jong,
Alkmaar.
van May Wynne.
^Sir Hugh?" riep Marjorie, haar werk
streelend behandelend. „Wat heeft sir Hug
uit te staan met mijn rozen? t>arKar;1
„Neen, dat is waar ook zei Barbara
„Met die rozen misschien niet maar we
met de inneming van kasteel Pontefract
voor den koning". wH.n.r-
Marjorie werd bleek en liet het borduur
werk even rusten. Hoezeer de zaak van
koningsgezinden haar ook ter harte ging,
had 4 zich toch verheugd over het feit dat
er althans een schijn van vrede heerscht
waardoor sir Hugh en natuurlijkook ande
ren, kalm naar hun landgoed hadden kun
nen terugkeeren. Barbara s woorden be
zorgden haar dus een vreesehjken schriL
„Pontefract!" riep zij. „Maar Bab
ZCRarbara keek behoedzaam rond en sloot
toen het venster, met het oog op den man,
die in den tuin bezig was.
„Hebben ze je dan niets verteld, vro g
zij.
iMarjorie schudde het hoofd.
„Niets dat mij eenigszms je woord
verklaart", antwoordde zij, «want oi velen
ik weet, dat vader beraadslaagt met
van zijn partij hier in den omtrek,
hij mij niets. Want het is eenmaal zijn op
vatting, dat een vrouw zich evenmin met de
politiek moet bemoeien als een man met de
kokerij".
„Daar vergist je vader zich toch in, zoo
als hij weldra ervaren zal", meende Bar
bara en deelde toen in alle bijzonderheden
het geval mee aan een gehoor, dat als ver
plet stond door zulk een gewichtig nieuws.
Maar geestdrift is aanstekelijk en Mar
jorie was vol vuur, al was ze nu ook min
der roekeloos aangelegd, dan het nichtje
van Peter Carcroft, en na dien eersten
schok bij de onbeschaamde mededeel ing
van het luisteren in de plooien van het gor
dijn en het gewaagde van het vertrouwen
stellen in den vijand, ging zij toch ook voe
len voor een onderneming, die, volgens
Dick Morrice, er zoo goed voorstond.
„Eu nu moet jij sir Hugh weer mededee-
len, wat ik je zooeven verteld heb'" riep
Barbara opgewekt. „En dan valt er voor
het oogenbliK niets anders te doen, dan te
wachten op het sein, dat sir Mannaduke
Langdale van zoo groot belang acht. Als
dit komt, sta ik er voor in, dat Dick Morri
ce niet zal achterblijven, om zijn werkzaam
aandeel te nemen. En zoo zal Pont-.ract
andermaal verdedigd worden door een ko
ningsgezind garnizoen en zal de koninklijke
vlag blijk geven van de aanhankelijkheid
van het getrouwe Yorkshire".
Maar waarom zou kolonel Morrice zoo
handelen?" vroeg de voorzichtige Marjo
rie. ,Zal hij niet als een dubbel verrader
gebrandmerkt worden, als hij nu weer zijn
partij opgeeft om de koningsgezinden te
dienen?
„Het lijkt mij", antwoordde Barbara, „dat
een man even goed van opvatting mag ver
anderen als een vrouw, wie haar grilligheid
juist bekoring verleent. En van Dick is het
ook geen wispelturigheid, maar een blijk van
diepe genegenheid".
Nu keek Marjorie nog meer verrast en
in alle onschuld vroeg zij:
„Een diepe genegenheid voor wie?"
Met een schouderophalen en een ondeu
gend pruilend gezichtje lachte Bab:
„Dat moet je nu maar zelf uitvinden. Hij
zal zeker koning Karei dienen én mistress
Barbara Carcroft uit genegenheid. Het
staat niet aan mij om te beslissen welke in
vloed het sterkste is!"
Marjorie bloosde. Ze begreep niet, hoe
het Barbara mogelijk was om zoo schertsen
de te spreken over een gevoelen, dat zij voor
heilig hield. Misschien merkte de ander die
ergernis op, want zij haastte zich tot het vo
rige onderwerp van gesprek terug te keeren
en er Marjorie op te wijzen, van hoe groot
belang het was dat sir Hugh Ainslie er on_
middellijk van op de hoogte gebracht werd
hoe de zaak stond.
„Want ik zie", besloot zij, „dat kolonel
Morrice brandt van verlangen, om ïijn
plannen mee te deelen aan hen, die ze zeker
beter zullen kunnen waardeeren, dan een
vrouw. Ja, zoo ijdel en ondankbaar is een
man! Maar men moet wat door de vingers
zien, nietwaar, van degenen, van wie men
diensten verwacht?"
Ze kuste Marjorie, terwijl ze zoo sprak
en hield waarschuwend den vinger op:
„Daar zie ik juist het paard van sir Hugh
aan het tuinhek staan. Hoor nu eens goed!
Voor het oogenblik moet je van weerszijden
alle liefdesbetuigingen aan kant zetten, in
de gedachte, aan wat ik je verzocht heb. Be
denk wel, dat je je verzekert van de dank
baarheid van sir Flugh. En je kunt hem
zeggen, dat Barbara Carcroft borg staat
met haar leven voor de trouw van Dick
Morrice".
Zij wachtte niet om verdere verzekeringen
uit te spreken of aan te hooren, maar ging,
zorgeloos neuriënd, of ze niet mee had hel
pen op touw zetten een zaak, die de hervat
ting beduidde van dien verschrikkelijksten
aller strijden: den burgeroorlog.
„Het is voor den koning", zou ze gezegd
hebben, en, als zooveel anderen in die troe
bele tijden, zou ze haar land vernet°n heb
ben.
HOOFDSTUK VI.
Sir Hugh voelt zich bevredigd.
„Waarom zoo ernstig, mistress Marjo
rie?" plaagde sir Hugh Ainslie het ver
strooide jonge meisje, dat hem anders niet
zoo afgetrokken begroette. „Ga je mee in
den tuin? Daar is het koel en prettig en ik
heb moeder beloofd je iets te vragen betref
fende enkele rozen, die bij jou zoo prachtig
in bloei staan".
Tot zijn verbazing schudde Marjorie het
hoofd. Zij was geen plannenmaakster, het
arme kind, zooals haar vriendin Barbara,
en ze zag er tegen op haar verloofde de me-
dedeeling te doen.
Waarom had Bab hen nu niet met rust
kunnen laten in hun liefdesdroom tusschen
de rozen, inplaats van hen beiden in dat ge
vaarlijke ondernemen te betrekken, dat zoo
vérreikend en verschrikkelijk kon wezen in
zijn gevolgen?
Toen hij hoorde, wat zjj te zeggen had,
werd hij haast boos.
„Je vertelt mij daar", riep hij verstoord,
„dat ons geheim is uitgelekt, omdat een on
deugend meisje zich vernederde tot luisteren
en later tot klikken. Dat zou ik niet ge
dacht hebben van mistress Carcroft, die ik
tenminste trouw aan haar koning waande".
„Dat is zij ook!" riep Marjorie met een
kleur van ergernis, al schoten haar oogen
dan ook vol tranen. „Zij is de trouwste uit
heel Engeland!"'
„De trouwste?" smaalde Ainslie, „als zij
aan den vijand overbrengt, hetgeen zij op
de oneervolste wijze is te weten gekomen?
Dick Morrice mag dan al een aardige kerel
zijn buiten zijn politiek, maar hij is de boe
zemvriend van Cotterell en heeft nog pas
met kracht aangedrongen op een strenge
bewaking van de mannen van de konings
gezinde partij'".
„Barbara heeft gezegd, dat zij met haar
leven voor hem instond'snikte Marjorie,
„en ik geloof haar. Veroordeel haar niet te
voorbarig, sir Hugh, want daardocr kon u
wel eens een zaak benadeelen, die u ten on
rechte meent, dat in gevaar zou verkee-
ren", (Wordt vervolgd).