^Rechtszaken De nieuwe Directeur-Generaal van Landbouw De stand tegen middernacht. Intusschen was de stand tegen midder nacht Het klassement van 4 uur. KORTEBAAN-DRAVERIJEN VAN DIT SEIZOEN. Wanneer in functie. Stad en Omgeving. Onze plaatsgenoot Ir. L H. A. Roebroek, lid van de Wieringermeer-directie, benoemd tot Directeur- Generaal van den Landbouw. Maar dit gevecht vergde veel van de kracht der koppels, zooveel zelfs, dat er na 11 uur een langdurige pauze intrad, 't Werd weer „treinloopen in een behoorlijk, maar geen al te snel tempo. Wel liet een serie premies vinnige strijd zien en goede sport tevens, maar een jacht bleef uit. Aan den kop: Pijnenburg—v. Kempen 293 p.; BuysseDeneef 177 p.; Broccardo Guimbretière 111 p.; op 1 ronde: De Wolffv. d. Heijden 232 punten op 2 ronden: SchönHürtgen 83 p.; op 3 ronden: BraspenninxHill 113 p. op 4 ronden: PellenaarsBogaert 134 p. op 7 ronden: PrietoBresciani 169 p.; op 11 ronden: Gebrs. Vroomen 148 p.; op 16 ronden: Jazetvan Nek 83 p. Langen tijd daarna gebeurde er niets, of liever: heel erg weinig. De renners reden hun baantje in een zeer matig tempo, geen enkele wilde ook maar een poging tot ont vluchting wagen en dus moest er op andere manier strijd komen. Gelukkig waren er een aantal flinke pre mies, die tenminste eenige zeer fraaie sprints opleverden. Maar zoo taai was het veld, dat zelfs een premie van 100 gulden voor dat koppel, dat tusschen 1 en 2 uur een ronde uitliep, niets opleverde. Het bleef een slak kengang, 't leek soms, of er neutralisatie was ingetreden. Totdat het klassement van 2 uur 's nachts kwam. Toen kwam het voor de tweede keer tot een treffen tusschen de sterkste koppels. Pijnenburg opende het bombardement, de rest volgde en de sprints van het klassement verliepen alleen voor de jury op duidelijke wijze. Er werd opnieuw gejaagd, ronden werden gewonnen en verloren, het daverde weer door het gebouw. Wel kwam er een paar keer eventjes gele genheid om uit te blazen, maar dat was hoogstens een minuut. Helaas, aan de jacht kwam een ontijdig einde door een val van Broccardo, die een leelijke tuimeling maakte. Intusschen had KI. van Nek den strijd op dokters' advies moeten staken, zoodat Jazet alleen verder reed. De Wolff viel ook al in de jacht en kreeg een neutralisatie van een kwartier. Toen was de stand echter zelf vrijwel on veranderd gebleven en toen tegen 3 uur de kleinere koppels er nog in slaagden een ron de in te loopen, was de stand: Aan den kop: Pijnenburg—v. Kempen 301 p.BuysseDeneef 186 p.; Broccardo Guimbretière 123 p.; op 1 ronde: SchönHürtgen 89 p.; op 3 rondenDe Wolffv. d. Heijden 235 p.; Braspenninx—Hill 120 p.; op 4 ronden: Pellenaars—Bogaert 141 p.; op 6 ronden: BrescianiPrieto 181 p.; op 11 ronden: Gebrs. Vroomen 150 p. Jazet reserve. Tot het klassement van 4 uur gebeurde er verder niets. Alleen kunnen wij nog vermel den, dat de Wolff en Brocardo weer lekker opgeknapt in de baan verschenen, zij het dan, dat de Wolff pijnlijk verder reed. Juist voordat het klassement van 4 uur he denmorgen verreden zal worden, wordt er een 100 gulden-premie uitgeloofd voor de eerste winstronde, mits dat voor half vijf ge beurt. De uitslag van het klassement is: le sprint: 1. Vroomen, 2. Hürtgen, 3. Pij nenburg, 4. Deneef 2e sprint: 1. v. Kempen, 2. Schön, 3. de Wolff, 4. Bresciani; 3e sprint: 1. Pijnenburg, 2. Vroomen, 3. Deneef, 4. Hürtgen; 4e sprint: 1. v. Kempen, 2. de Wolff, 3. Broccardo, 4. Schön; 5e sprint: 1. Pijnenburg, 2. Hürtgen, 3. Prieto, 4: Vroomen 6e sprint: 1. Vroomen, 2. v. Kempen, 3. Bresciani, 4. de Wolff. Onmiddellijk na het aflossen loopt v. d. Heijden weg en de Wolff neemt goed over en aangezien het veld bijeen blijft, winnen de Amsterdammers de 100 gulden en een ronde! Direct daarop zakt het tempo, totdat een premie er nog wat leven in brengt. Slechts even, want even later zakt het tempo terug. Om 5 uur is de stand dan Aan den kop: 1. Pijnenburg—v. Kempen 326 p.; 2. BuysseDeneef 189 p.; 3. Broc cardoGuimbretière 125 p.; op 1 ronde: 4. Schön—Hürtgen 97 p.| op 2 ronden: 5. de Wolff—v. d. Heijden 241 p.; op 3 ronden6. Braspenninx—Hill 120 p. op 4 ronden: 7. Pellenaars—Bogaert 141 punten op 6 ronden: 8. BrescianiPrieto 186 p.; op 11 ronden:-9. Gebrs. Vroomen 164 p. Jazet alleen. En met dezen stand ging de neutralisatie in. Nog 12 uren, van 12—12 en dan is het met deze Zesdaagsche gedaan. Maar de laat ste uren zullen een enormen strijd brengen. Immers, het veranderde reglement met dub bele puntentelling en een premie van 1000 gulden voor een winstronde van de leidende koppels, dat alles wijst er op, dat de strijd heden zeer spannend en zeer fraai zal zijn! En nog is niet te zeggen, wie winnaar wordt. Een internationaal gezelschap heeft de leiding. Dit groepje zal het wel onder el kaar uitvechten. Dan, om 12 uur middernaht, zal het schot klinken, dat een einde maakt aan deze derde Amsterdamsche Zesdaagsche. Paarden. De kortebaan die zijn bewonderaars in hoofdzaak in Holland en in de Noordelijke provinciën telt, kan op een goed seizoen te rugzien. De eerste kortebaandraverij werd dit jaar gehouden op Paaschmaandag te Ha- rendermolen en de laatste op 1 November te Gorredijk. In totaal werden er 83 coursen ge houden, over de verschillende provinciën als volgt verdeeld: Noord-Holland 35, Zuid-Hol land 7, Friesland 26, Groningen 11, Over- ijsel 1, Utrecht 1 en Drente 2. Wordt in Noordholland vrijwel alleen op de 300 M.-baan gestart (alleen Alkmaar houdt 800 M. coursen), in Friesland is de 800 M.-baan overheerschend. daar er van de 13 Friesche harddraverijvereenigingen slechts drie op de 300 M.-baan worden gehouden. In Groningen houden de beide kortebanen el kander weer vrijwel in evenwicht, men vindt er namelijk zes 300 M.-banen tegen vijf 800 M.-banen. Het kampioenschap van Nederland op de kortebaan werd dit jaar onder groote be langstelling te Beverwijk verreden. Meer dan 12.000 toeschouwers waren bij deze draverij aanwezig. Het provinciaal kampioenschap van Zuid- Holland werd te Stompwijk gehouden, dat van Noord-Holland te Krommenie, dat van Friesland te Wolvega en dat van Groningen te Appingedam. In deze laatste plaats doet zich wel een unicum op paardensportgebied voor, daar het bestuur der Harddraverijver- Nadat deze functie 10 jaar onbezet is geweest, na het overlijden van den heer Van Hoek, is, zooals wij gisteren reeds mededeelden, de heer L. H. A. Roe broek, lid van de Wieringermeer- Directie, belast met de kolonisatie van den. Wieringermeerpolder, benoemd tot Directeur-Generaal van den Landbouw. Vele jaren hebben de landbouworga nisaties gestreden voor het benoemen van een dergelijken functionnaris en wij kunnen dan ook begrijpen, dat vooral het landbouwend deel van onze lezers gaarne iets naders over den per soon van den benoemde vernemen. Wij hebben daarom gisteravond ir. Roebroek in zijn woning aan den Rijks straatweg 115 opgezocht, en ofschoon hij zoo juist van een bezoek aan Den Haag was teruggekeerd, was hij onmiddellijk bereid, ons een onderhoud toe te staan. De heer Roebroek maakt een vriendelij ken indruk en ofschoon hij nog slechts 45 levensjaren telt, behoort hij toch tot die menschen, die door hun levens ervaring, waarvan wij het een en ander hieronder laten volgen, de noodige takt bezitten om de innerlijke waarde bij alle volksgroepen weten te peilen. Als vader van negen kinderen, waarvan de oudste 13 jaar is, weet hij ook een en ander van de zorgen in groote gezinnen. En in zijn energieke vrouw, die geheel meeleeft met zijn werk en ons verzeker- de, dat zij, ofschoon zij het liefst in Alktnaar bleef, volstrekt niet tegen een verhuizing naar Den Haag opziet, aan gezien zij al zoovele malen verhuisd was en zich daar thuis gevoelt, waar Mar man zijn werk vindt, mocht hij steeds steun van zijn arbeid onder vinden. Ir. Roebroek werd 1 Sept. 1889 te Beek in Limburg geboren. Op het semi narium te Rolduc genoot hij het gym nasiaal onderwijs, waarna hij de land- bouw-hoogeschool te Wageningen be zocht. Mevrouw Roebroek verzekerde ons, dat zij het volstrekt niet erg vond, dat wij reeds dadelijk na zijn thuis komst beslag op haar man legden en zij maakte het ons al dadelijk gezellig door het serveeren van een kop koffie en een koekje. Ir. Roebroek deelde ons mede, dat men hem reeds lang voor deze functie had aangezocht. Ik gevoelde mij er wel toe aangetrokken, omdat daarin veel opbouwend werk valt te doen. Als men echter iets wil opbouwen, zoo vervolgde hij, dan moet men zeker weten, dat men daarvoor de steenen beschikbaar krijgt. Wanneer dat niet het geval is, dan komt men te staan voor gemaakte plannen, die men in de archiefkast kan opbergen en daar gevoel ik niets voor. Ik moest dus weten, dat ik van het Departement de noodige medewerking zal krijgen. Thans staat het zoo, dat de tegenwoor dige Minister in mij de verwachting heeft gewekt, dat het mij aan die mede werking niet zal ontbreken. De Minister bekijkt de zaak buitengewoon breed en dat is ook het geval met den Secretaris- Generaal. De minister, die zelf uit industri- eele kringen komt, gevoelt dat juist in dezen tijd de industrie en de landbouw van groot belang zijn, omdat zij de vi tale levensdeelen van het land vormen, waar men niet aan moet komen. Men wil thans overal bezuinigen, maar wanneer men wil bezuinigen op het brood, dan gaat de levenskracht achteruit. Een boer, die het slecht gaat, begint al gauw'minderwaardig zaaizaad eeniging n.1. wordt gevormd door het ge meentebestuur. Men heeft daar tevens de ge woonte om een zak, inhoudende de prijzen in contanten, dwars over de baan te span nen en de rijders daar den geheelen middag onder door te doen gaan. Zeer sterk favoriet was dit jaar het paard „Rolls Royd", een inlandsch fokproduct, dat in snelheid de meeste buitenlandsche korte- baners verre overtrof. Het legde onder meer beslag op het landskampioenschap en op de provinciale kampioenschappen van Noord- Holland, Friesland en Groningen. Van de gehouden draverijen werden er 39 met handicap en 44 prijzendraverijen verre den. Ook dit jaar bleek weer in meerdere mate, dat voor de 300 M.-baan de prijzen- draverij wordt geprefereerd, daar er van de 53 op de 300 M.-baan gehouden draverijen slechts 9 met handicap gingen. en minderwaardige kunstmest te ge bruiken en krijgt per slot van rekening een minderwaardige oost. Dit ligt niet in mijn bedoeling. Het levens buiten op het land eischt de grootste voorzichtig heid. Organisatorisch werk heeft mijn lief de. Ik heb tal van organisaties in Ne derland opgericht. In 1914 studeerde ik in Wageningen, toen de examens door het uitbreken van den oorlog werden uitgesteld. Mijn te genwoordige collega's van de Directie van den Wieringermeerpolder, Ir. Sme ding en Ir. Mesu, werden onder de wapenen geroepen. Met mij was dat niet het geval. Als men jong is, is men idea list. Ook ik wilde iets doen voor het land en stelde mij beschikbaar voor de technische hulp. Ik werd aangewezen als Directeur van een melkinrichting te Hengelo. Als niet-afgestudeerde jonge man moest ik daar werken met weinig personeel, omdat velen, aan die fabriek werkzaam, eveneens onder de wapenen waren geroepen. Ik was dan ook ge noodzaakt, mij bezig te houden met het sjouwen van melkbussen, terwijl ik 's middags de boekhouding verzorgde. Nooit zal ik vergeten, dat ik toen op die fabriek 's morgens bezoek kreeg van den voorzitter van den Zuivelbond, den heer W. Stork. Ik had de klompen aan en hij vroeg mij naar Mijnheer Roebroek, den ingenieur uit Wageningen. Ik ant woordde, dat ik Roebroek was, doch dat men, als men Mijnheer Roebroek moest hebben, dan 's middags moest komen, aangezien het noodzakelijk was, dat ik 's morgens handenarbeid verrichte. Ik leerde daar ook mijn vrouw ken nen, zeide hij lachende en een blik tus schen beiden verzekerde mij, dat die kennismaking voor hem nog de beste in zijn leven geweest is. Toen er een regeling kwam, zoo ver volgde hij, die de leiders van de bedrij ven in staat stelde naar die bedrijven terug te keer en, kwam ik vrij en kreeg ik een functie bij den F. N. Z. in Den Haag als landbouwkundige in algemee- nen dienst. Ik werd ook belast met de redactie van het officieele orgaan. Ik reisde het geheele land door en maakte tal van vergaderingen mee, waardoor ik contact kreeg met de Provincale Bonden. Bovendien was ik eveneens be last met de administratieve contröle van verschillende fabrieken. Ik was lid van de examen-commissie van den F. N. Z. en werd door een 14-daagsch verlof in staat gesteld, mijn ingenieurs-examen te doen. Twee jaar heb ik daar bij den F. N. Z. gewerkt. Toen kreeg ik op zekeren dag bezoek namens de grootste zuivelfabriek te Roozendaal en gewerd mij de vraag of ik Hoofd-Directeur wilde worden van drie fabrieken. Ik zei: „Jawel, maar je moet het niet doen, want 't wordt veel te duur" en noemde toen een voor die devgen zeer hoog bedrag. Twee dagen daarna was ik echter benoemd en moest ik dus die benoeming aannemen. Ik vond dat aan den anderen kant we! goed, omdat in het algemeen de men schen in de landbouworganisaties te weinig met de lokale omstandigheden van de boeren op de hoogte zijn Vier jaar heb ik daar gewerkt. Een zeer loyaal bestuur. Het bestuur van de fabriek was zeer loyaal en stond mij toe, dat ik mij ook bi,zig hield met algemeene landbouw zaken, waardoor ik in de gelegenheid was, mede te werken aan de versterking van hun eigen organisatie. Ik heb daar opgericht de centrale vereeniging van fok- en contröle-vereenigingen, vereeni- gingen, die de productie van het vee controleerden. Ik kreeg ook gelegenheid, werkzaam te zijn op het gebied van het onderwijs en kon mede stichten de bi- zondere landbouw-winterschool in Roo zendaal, waar ik, om de zaak op gang te helpen, een paar jaar naast mijn hoofd functie, leeraar was in de economie. Ook was ik werkzaam op het gebied van de Algemeene Zuivelorganisatie in N -Bra bant, waarvan Het Anker (de fabriek) een onderdeel vormde. Mede richtte ik op de controle dienst van den Zuivelbond, omda' ig op het standpunt stond, dat de boeren, wanneer zij een organisatie oprichten en een ambtenaar aanstellen, administratieve con trole noodig hebben voor hun zaken, aan gezien er anders te vaak in die zaken finari- cieele ongelukken voorkomen. Die contro'e bij de fabrieken is van buitengewone betee- kenis gebleken, want bij geen van die fabrie ken kwamen de financieele ongelukken voor zoodat die controle preventief heeft gewerkt Ook werkte ik mede aan de oprichting van de GoÖB. Zutoel Exportvereeniging voor deu afzet van de boter- en de melkproducten, welke Exportvereeniging op het oogenblik een botermijn in Roozendaal bezit. De op richting van die Exportvereeniging heeft tengevolge gehad, dat de kwaliteit van de Brabantsche boter buitengewoon sterk is verhoogd. Tenslotte kwam In mij de drang om werk zaam te zijn op algemeen landbouwgebied Rentmeester bij de Staats domeinen in Klundert. Op verzoek van het Rijk aanvaardde ik daarom het rentmeesterschap van de Staats domeinen in Klundert, een gebied van bijna 7000 H.A. In de eerste plaats comprimeerde ik de Rijks-administratie; daarna heb ik de zaken buiten aangepakt, verschillende bema lingen gesticht en verbeterd, wegen aange legd, waterleidingen verbeterd en stallen verbeterd. Daarna droeg ik er zorg voor, dat opgericht werd de N.-Brabantsche Wa- terschapsbond, waarvan ik vice-voorzitter ben geweest. Deze bond breidde zich over geheel N.-Brabant uit. Daarna heb ik het onderwijs aangepakt, met het gevolg, dat men in mijn standplaats onder de jonge boeren niemand meer aan trof, of hij had de landbouw-winterschool bezocht. Het voorbeeld van Klundert werkte als een olievlek in geheel N.-Brabant, met als gevolg een opgewekt leven en beter ont wikkelde jonge boeren. Daarnaast heb ik gesticht cursussen voor landbouw-huishoud-onderwijs, die zóó in sloegen, dat als een mop verteld werd, dat die meisjes geen jongen wilden, die niet in bezit was van een diploma van de landbouw winterschool. De Vereeniging tot ontwikkeling van den landbouw in het Domein werd mede door mij opgericht. Die vereeniging exploiteerde een proefveld van ruim 6 H.A. en zóó, dat de kosten van de proeven gedekt konden worden uit de opbrengsten. Dit proefveld ontwikkel de zich tot het beste proefveld, dat in N. Brabant bestaat en honderden komen daar jaarlijks een kijkje nemen. Naast dit proef veld heeft die vereeniging een Landbouwhuis geëxploiteerd. Ik legde het contact tusschen de verschillende groepen, zoodat wij kregen de gemeenschappelijke cursussen, waar nooit iets gebeurde, dat aan eenige volksgroep aanstoot kon geven. Er was een opgewekt leven gekomen en om ook de oudere boeren tot organisatie te brengen, organiseerde ik 's winters voor hen drie bijeenkomsten, waarin verschillende onderwerpen werden behandeld. Het ging daar netjes toe, waar door er een sfeer heerschte, die maakten, dat zij er graag kwamen". Het Landbouwhuis in Klundert werd ook gebruikt voor tal van bijeenkomsten van mensch buiten Klundert. Het werd een soort centrum. De Wieringermeerpolder. Toen kwam het aanzoek voor het mede directeurschap van den Wieringermeerpol der. Het was voor mij verbazend hard om van Klundert te scheiden. Overal zag ik daar stukjes geestelijken arbeid liggen. Als men jong is, dan wil men toch wel eens wat anders en ik ging tenslotte naar de Wierin- germeer. Ir. Smeding was daar belast met het wetenschappelijke werk, Ir. Mesu mei het cutluur-technische werk en ik kreeg het sociaal-economische werk en zoodoende de kolonisatie van den Wieringermeerpolder in handen. De polder ligt in verschillende randgemeenten, hetgeen eigenaardige moei lijkheden met zich bracht, maar wij moesten aanpakken, aangezien de beste grond geen waarde heeft, wanneer ze in maatschappelij- ken zin niet bewoonbaar is. Aanvankelijk was men van meening, dat de opbouw moest plaats hebben vanuit de randgebieden. Ik heb dat niet gedaan, doch stichtte gemeenschappen, oasen, midden in den polder en vanuit die middelpunten wegen naar het oude land. Een dorp vraagt niet alleen huizen, doch ook kerken en daar voor was noodig ons eerst concilie met hee- ren-afgevaardigden van de Hervormden, de Gereformeerde partijen en een vertegenwoor diger van den Bischop van Haarlem. Aan hen legde ik mijn dorpsplan uit en zij stel den zich in op de gegevens, die ik hun gaf. De geestelijke heeren zijn zich met hun ker ken in den polder komen vestigen. Toen kreeg ik met de school te maken. De stichting van een openbare school zou moe ten loopen over een gemeente, doch de rand gemeenten trokken zich van de Wieringer- meer weinig aan. De stichting van een openbare school zou bovendien beteekenen, dat men kreeg een strijdenden polder, met een deel vóór de openbare school en een deel er tegen. Een Christelijke school met den Bijbel zou tengevolge hebben, dat anderen zich verplicht gevoelden, ook hun school te stichten; een Roomsch-Kath. school zou het zelfde gevolg hebben. Ik riep daarom de voorstanders van Openbaar en Bizonder on derwijs bijeen en bereikte, dat ze bij elkander bleven en zich verklaarden, gedurende den overgangstijd, voor een éénheids-school met godsdienstonderwijs voor de kinderen, over eenkomstig de wenschen van de ouders. Op onze vraag, hoe het met deze scholen gaat, antwoordde ir. Roebroek: „Uitstekend. Wanneer ik op die scholen kom, dan consta teer ik daar een bizonder prettigen geest en dat komt vooral hierdoor, dat wij buitenge- woon gelukkig zijn geweest met de keuze van de hoofden der scholen en de onderwijzers. Voorop hebben wij daarbij gesteld, dat wij personeel moesten hebben, dat gevoelde voor de eenheidsschool als Nederlandsche schooi ln het bestuur van de school kregen wij vertegenwoordigers van verschillet.de kerke lijke organisaties. Als voorzitter vertegenwoordigde ik de Overheid. Aanvankelijk hebben wij strijd ge had van de zijde van de voorstanders van het Openbaar onderwijs, maar het is mijn grootste voldoening geweest, dat één van die bestrijders, een vrijzinnig predikant, mij latei verklaarde: „Ik wou, dat er in ons dorp zoon school was, want dat is iets, wat ik zoek". Om aanstootgeving te voorkomen, ko zen wij als geschiedenisboeken die, welke op de Nutsscho en worden gebruikt en het gaat goed. Het scheiden van die scholen beteekent voor mij scheiden van een stuk eigen leven. Tusschen mij en de hoofden was een verhou ding ontstaan als van vrienden. In de Wieringermeer heb ik ook meege maakt de samenstelling van de algemeene pachtvoorwaarden voor de uitgifte van gron den, waarmede wij nu bezig zijn. Voor Ne derland was het een kwestie van groot be lang, dat wij goede pachtvoorwaarden kre gen. 'Men kan daarmee niet te ver gaan, maar men dient zich daarbij toch aan te pas sen aan de tegenwoordige zienswijze. Voor het pachtcontract is er samenwerking ge- weest tusschen de centrale landbouworgani saties en mij. Wij zijn tot overeenstemming gekomen. Ik was daar erg blij mee en het ty pische is, dat het berust op het mobiele pachtstelsel, het meegaan met de conjunc tuur, een stelsel, dat ik reeds ingevoerd had in Klundert, door Kampen was nagevolgd en nu in den Wieringermeerpolder wordt door- De boerderijenbouw leverde ook moeilijkheden, omdat wij een zoodanige boerderij moesten bouwen, dat de boeren uit verschillende provincies zich daar thuisgevoelden. Bovendien moesten wij er rekening mede houden, dat de inrichting vol deed aan moderne eischen, aan aesthetische eischen en dat ze niet veel mochten kosten. Met de woningen waren we heel aardig ge slaagd; wij hebben nu een aanbesteding ge had van goede arbeiderswoningen beneden de 2000. Met de boerderijen zijn wij zeker niet hooger in kosten dan de particulieren, die bouwen, ofschoon wij veel hooger eischen stellen. Wij hebben iets bereikt, dat de moeite waard is en het merkwaardige is, dat van alle kanten uit het land aanvragen om blauwdrukken binnenkomen, omdat men het type ook elders wil bouwen. De Wieringermeer wordt in dat opzicht een instelling, die leiding heeft gegeven. En thans, aldus de heer Roebroeck, ben ik Directeur-Generaal van den Landbouw en is voorloopig mijn verhaal uit. Op onze vraag, wanneer de heer Roebroeck dacht in functie te treden, antwoordde hij ons, dat hem dit niet bekend was. Ook wist hij nog niet, waarop hij zich zou instellen. Niemand weet, of de crisis blijft, maar voorop stelde hij, dat hij zal streven naar sa menwerking met de organisaties. Wij uitten de veronderstelling, dat de cri sis het wel noodig maakt, dat de landbouw wordt ingesteld op het verbruik in eigen land en dat het voor ons volk beter zal zijn, wanneer dit inplaats van margarine te slik ken, de zuivere boter consumeert, die nu voor 20 cent per pond naar Engeland gaat Ir. Roebroeck antwoordde ons, dat de cri sis-zaken bij het college van Regeeringscom- missarissen blijven, maar dat er toch wel een band tusschen hen en de Directie van Land bouw komt, zoodat hij over principieele vra gen zijn stem zal kunnen laten hooren. Hierop namen wij afscheid van den man, die straks de voor den landbouw zoo be langrijke functie zal gaan vervullen en van wie in bevoegde kringen erkend wordt, dat hij ongetwijfeld het organisatorisch talent bezit om het zoo noodige opbouwende werk, dat hem wacht, te kunnen verrichten. GEMEENTE DIE WEIGERT EEN STRAATBELASTING TE HEFFEN. Alblasserdam in moeilijkheden. De Raad van State, afdeeling voor de ge schillen van bestuur, behandelde een beroep van den gemeenteraad van Alblasserdam te gen een besluit van Ged. Staten van Zuid- Ffolland, waarbij niet is goedgekeurd de be grooting dier gemeente, aanwijzende een te kort van 29.400. Ged. Staten hebben deze begrooting tot vijf maal toe teruggezonden en den eisch gesteld, dat de gemeente een straatbelasting zou heffen. De heer Boersma, wethouder van finan ciën, heeft voor den Raad van State het be roep toegelicht. Invoering van een straatbe lasting zou voor de gemeente z.i. funest zijn. Het inkomen der inwoners is in drie jaar tijd tot ongeveer een derde teruggeloopen en 50 pCt. der inwoners is armlastig geworden. Van de overige 50 pCt. verkeert 30 pCt. in een zoodanigen staat, dat dit percentage binnen één of twee jaar eveneens armlastig zal zijn. Alblasserdam is dan ook één van de ergst getroffen gemeenten. Van de belas ting moet 60 tot 70 pCt. worden opgebracht door eenige groot-industrieelen, die tevens grootendeels eigenaars zijn van de wonin gen. Deze menschen, waarop de gemeente drijft, hebben toch reeds neiging, de gemeen te te verlaten en zullen dit zeker doen als hun een nieuwe belasting wordt opgelegd. Daar komt nog iets bij: van de 10.000 gul den, die de straat per jaar kost, is 6.300 noodig voor een dijk, die in hoofdzaak hier in het geding is. Die duurte wordt veroor zaakt door het doorgaand autoverkeer, niet door het verkeer in de gemeente. Het zou toch hoogst onbillijk zijn, de eigenaars van die huizen te laten betalen in de kosten van het doorgaand verkeer? Bovendien zou er bij de invoering van een straatbelasting 'n ambtenaar ter secretarie bij moeten komen, aangezien er toch reeds per soneel te weinig is, waardoor achterstand is ontstaan. Pleiter drong er dan ook op aan, dat zou worden geadviseerd, de begrooting goed te keuren. DOOR ONDERVOEDING GESTORVEN. Het Arnhemsche gerechtshof heeft gister de behandeling voortgezet van de zaak in hooger beroep tegen den 30-jarigen arbeider er! z^n 27-jarige echtgenoote, beiden uit Hasselt en thans gedetineerd, die door de rechtbank te Zwolle waren veroordeeld, beiden tot zes jaar gevangenisstraf in ver band met het feit, dat hun zoontje, drie maanden oud, was gestorven aan ondervoe ding. Aan de ouders werd de schuld voor dezen dood ten laste gelegd. De beide verdachten gaven zoo goed als geen antwoord op de vragen, die Tbun ge steld werden. Als deskundige werd gehoord de Arnhemsche psychiater Dr. Schnitzler. die verklaarde, dat beide terechstaanden verminderd toerekeningsvatbaar waren. De procureur-generaal, Mr Cnopius, eischte voor beide verdachten ontslag van rechtsvervolging in verband met hun ab- normalen geestestoestand m-t plaatsing van den man in een krankzinnigengesticht. Uitspraak over 14 dagen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1934 | | pagina 8