HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor lOct CASTRICUM. HEEMSKERK. DE FREGATVOGEL. per dier 30.zal worden uitbetaald. De kosten voor de dierenartsen van 80 cent per dier worden nu als volgt vastgesteld: voor bedrijven met veebe slagen geheel reactie-vrij 0.70, voor bedrijven met veebeslagen tot en met 10 pet. reactie op 0.75, en voor bedrij ven met beslagen boven 10 pet. reactie op 0.80 per dier. De kosten van onderzoek van nieuw- gekochte dieren die tot op heden vol gens voorschrift alleen door leden-vee houders der Amsterdamsche vereeni- ging moeten worden betaald, komen in het vervolg voor rekening van de leden veehouders van alle vereenigingen. De dierenarts mag voor bedoelde kosten tot een maximum-bedrag van 1.per dier in rekening brengen. De vergoeding voor de administratie kosten worden van 5 cent tot 2 cent per .dier teruggebracht en de vergoeding voor de administratiekosten van het bu reau werden teruggebracht van 90 tot 85 cent per aangesloten bedrijf, hetgeen ongeveer 4.25 cent per dier wordt. Verschillende afgevaardigden waren van oordeel, dat de vee-artsen het onderzoek van nieuwgekochte dieren gratis moesten ver richten en maakten bezwaar tegen de. kosten van 1 per dier. •De voorzitter betoogde, dat het be stuur die betaling billijk oordeelde, omdat de vee-artsen al reeds genoegen hebben ge nomen met een verlaging. Met het oog op het gering aantal vrije stallen oordeelde Schagerbruig, dat er geen sprake was van verlaging voor de vee artsen. De secretaris bestreed deze ziens wijze. De heer Hoog van Schoorl was van oor deel, dat de georganiseerde t.b.c.-bestrijding voor de vee-artsen een mooi melkkoetje was en hij oordeelde, dat de betreffende kosten over het geheel moesten drukken De heer E. Hooft, inspecteur van den veeartsenijkundigen dienst, bestreed dit in krachtige bewoordingen en stelde vast, dat de veehouders in Noordholland precies de helft voor de t.b.c.-bestrijding voor hetgeen daarvoor in andere provincies wordt be taald. Het voordeel is dus aan de veehou ders en niet aan de vee-artsen. Wie er anders over. denkt, doet verstandig er uit te gaan. De voorzitter verheugde zich er over, dat de heer 't Hooft eens precies vaststelde waar het op stond. De begrooting werd hierop z.h.st. goedge keurd. Jaarverslag. Verslag der werkzaamheden van de veree niging tot bestrijding van de tuberculose on der het rundvee en van andere veeziekten in Noordholland over het boejaar 1 Mei 1933— 30 April 1934. Uit het jaarverslag blijkt, dat het ledental in het afgeloopen jaar geen verandering heeft ondergaan. Bestuur. Het bestuur werd in 't afgeloopen jaar ge vormd door 15 personen, n.1. 7 afgevaardig den van de leden-organisaties, 2 afgevaar digden gekozen uit en door de plaatselijke bMrijder^-ofgariisatie, I afgevaardigde van de provinciale commissie voor de rundvee- fokkerij'; verder hadden ambtshalve zitting: een lid van Ged. Staten van Noordholland, de Inspecteur van de Veeartsenijkundige Dienst voor Ncordholland, de Inspecteur van den Veeartsenijkundigen Dienst in algemee- nen dienst en belast met het toezicht op de bestrijding van de rundertuberculose, de Rijkszuiveleonsulent voor Noordholland en de Rijksveeteeltconsulent voor Noordholland. Voor 1933—1934 werd bij de begrooting gerekend op een voor 't onderzoek van 7300 dieren en alzoo op een totaal van 51.000 stuks, terwijl de rekening aanwees, dat er 57.890 stuks werden onderzocht. Dit aantal zou nog hooger zijn geweest, wanneer niet met 1 januari 1934 de aangifte voor niéuwe leden was stop gezet. Dat men bij de be grooting het aantal nieuwe leden niet hoo ger had getaxeerd hield verband met het feit, dat voor het eerst een dubbeltje per dier van den veehouder als omslag moest worden geheven en waar dit van verschillende kan ten als een zoodanig bezwaar werd genoemd dat het leden zou kosten, heeft men gemeend met een toename voor het onderzoek van 13000 dieren wel aan den veiligen kant te zijn. Dat het tekort nog niet grooter is ge worden komt onder meer ook, doordat de Crisis-rundvee-centrale 106 dieren als open lijder heeft overgenomen, hetwelk ten voor- deele was van het provinciaal subsidie van 10 per dier, geeft in totaal 1060 gulden. Bij de begrooting voor het komende jaar 1934—1935 is gerekend op een toename voor het onderzoek van 57.890 tot 72.000 dieren, dat is ruim 14.000 dieren en aldus neemt men aan dat voor de derde keer de rekening voor het komende jaar geen tekort zal opleveren. Het aantal aangesloten veehouders bedroeg 2886, het aantal vrije stallen 893. Onderzocht werden 57.890 runderen, waarvan 14.692 of 25.4 pCt. reactiedieren bleken te zijn. Een belangrijke stimulans voor de niet ver wachte toename van nieuwe leden is geweest de werking van de Crisis-rundvee-centrale en het overnemen van vee door deze instelling. Toen de regeering besloot om den veestapel te beperken en door de Crisis-rundvee-cen trale "ee e loton cvernemen wrd daaraan tevpns als vanzelfsprekend verbonden de sa neering. Om dit te bevorderen werd de ge legenheid opengesteld open lijders over te doen en tevens werd mogelijk gemaakt de veestapels reactievrij te makeft door ook nog op sommige bedrijven enkele resteerende re- actie-dieren over te doen tegen een zeer be hoorlijken prijs. In enkele afdeelingen is hier van een vrij belangrijk gebruik gemaakt, zoo als b.v. te Texel en te Stompetoren. Voor de hand ligt dat een en ander wel een aansporing is geweest voor meerdere veehouders om zich bij de t.b.c.-bestrijding aan te sluiten. In hoeverre de aldus door de crisis-maatregelen aangesloten leden veehou ders van beteekenis zullen zijn voor de ra- tioneele bestrijding van de rundertuberculo se zal in de toekomst moeten blijken. Ten opzichte van de bestrijding zelf geven de resultaten van 't onderzoek nog geen aan wijzingen van vooruitgang, omdat de steeds aanwassende stroom van nieuwe bedrijven waaronder vele met hooge reactie-cijfers een juiste conclusie onmogelijk maakt. Niettegen staande deze ongunstige factor is er ook geen stijging van het reactie-percentage waar te nemen en dat moet insluiten dat bij de leden veehouders die reeds jaren lid waren, het re actie-cijfer in een da'ende lijn is. In sommige vereenigingen is een belang rijke vooruitgang aan te toonen van stallen met reactie-vrije veestapels, b.v. Lutjewinkel steeg van 14 tot 23, Opmeer van 72 tot 94, Oudendijk 10 tot 23, Texel van 115 tot 238 en Wieringen van 55 tot 66 vrije veestapels. De heeren E. Dz. Govers te Alkmaar en B. Bos te Opmeer werden als bestuursleden aangewezen, door de vereeniging bij accla matie herkozen. Na rondvraag, waarin naar voren kwam, dat reactiedieren soms na 5 jaar niet reagee- ren en daarna toch nog als open t.b.c.-lij- ders moeten worden afgemaakt, werd vast gesteld, dat in een twijfelgeval, na toestem ming van den heer Klauwers, den inspec teur van den Veeartsenijkundigendienst, een dier geslacht wordt, uitbetaling volgt, ook al blijkt, dat het beest geen lijder is. Daarna sloot de voorzitter de vergadering met het uitspreken van den wensch, dat de toe komst van het veehoudersbedrijf zich spoedig ten gunste zal keeren. DE VEE-BEPERKING EN DE MELK VEESTAPEL IN NOORD- EN ZUID-HOLLAND. Vermindering tct het peil van 1930. De Weekoverzicht-schrijver in het Hol- landsch Landbouwblad heeft eenige be schouwingen gewijd aan de beperkingsmaat regelen bij het rundvee en de melk en daarbij met behulp van cijfermateriaal de positie der veehouderij in Noord- en Zuid- holland uiteengezet. Daaraan is het volgen de ontleend. De kalveren-toewijzing van 1934 is voor deze beide provincies onredelijk. We hebben, aldus de schrijver, in Noord en Zuid-Holland de gewoonte, de kalveren voor zoover niet voor eigen opfok noodig, vroeger op te ruimen dan de andere provin cies. De toewijzing werd niet vastgesteld in evenredigheid tot het aantal melkkoeien, den eenig redelijken maatstaf als men er beperking mee wil gaan bereiken, doch op het toevallige aantal aanwezige kalveren is de maand der telling (Juli). In andere pro vincies heeft men de kalveren kunnen beper ken op basis van een aantal, waarvan men gewoon was er nog heel wat te verkoopen. De beperkte hoeveelheid is daardoor dik wijls nog royaal voldoende om zonder aan koop den veestapel in stand te houden, zelfs nog uit te breiden, terwijl in N.-H. en Z.-H. in menig geval het aantal daarvoor te klein is. Deze regeling is in haar uitwer king beslist onredelijk en behoeft wijziging. Daarbij is terdege rekening te houden met de verdere beperking der kalveren-toewij zing in 1935. De cijfers laten ons zien, dat het aantal kalveren in Nederland beperkt is geworden tot 27.5% van het melk- ên kalfkoeien (Het aantal kalveren in 1930 bedroeg 10% meer dan nu werd toegelaten). Maar de toewijzing over de provincies is van dien aard, dat Noord- en Zuidholland nu een aantal kalveren hebben mogen aan houden van 16.7 en 17.4% van het aantal melkkoeien, of wel 10 stuks op de 27 bene den tot toegelaten gemiddelde. Voor 1935 zullen de kalveren-toewijzingen met 50.000 verlaagd worden, dat is met on geveer 13%. Bij een gelijk aantal melkvee als in 1934 zou dit beteekenen, dat het aan tal kalveren in Nederland geen 27 5%, maar 24% van het aantal melk- en kalf koeien zou mogen bedragen. De 16.7 en 17.4% van Noord- en Zuidholland blijven ook dan nog zeer ongunstig bij dit gemid delde afsteken. Het is dan ook o.i. alleszins redelijk N.-H. en Z.-H. dezen keer niét in hun kalveren-toewijzing te beperken. De beperking van den veestapel zal mede bereikt worden door het uitkoopen van 150.000 stuks jong vee. Het doel is niet al leen met deze beperking een débacle op de vleeschmarkt te voorkomen, doch ook een verdere vermeerdering der melkproductie te gen te gaan. In 4 jaar tijds is de veestapel met 17 toegenomen; in Utrecht, Noord- en Zuid holland was deze toename het kleinste, zoo dat de beperking daar nu ook het geringste behoort te zijn. Sinds 1930 hebben N.-H. en Z.-H. den veestapel met 8% uitgebreid, maar Neder land met 17%. Naar onze meening is het logisch, dat waar de grootste uibreiding van den veestapel elders plaats heeft gehad, ook elders het sterkste benoort te zijn. Het aantal melk- en kalfkoeien is in 1934 in N.-H. zoowel als Z.-H. 14% grooter dan in 1921, voor heel Nederland 28%, dus pre cies twee keer zooveel. In vergelijking met 1930 gelden de cijfers: 2% voor N.-H. en Z.-H. en 7 voor Nederland, dus ook nog na 1930 is elders de toename van melkvee grooter geweest. Inzonderheid bij de melkbeperking ver dient het aanbeveling na te gaan waar uit breiding het meeste plaats vond. Daaraan is een betere maatstaf te ontleenen, inzon derheid bij de toewijzing van een kwantum aan iedere provincie, dan gevormd wordt door eenvoudig 1934 als basisjaar te ne men. Voorts is het de overweging waard na te gaan of bij onze kaasproductie, inzonder heid de volvette Goudsche- en de Leidsche boerenkaas in Z.-H. deze beperking ook wenschelijk is. Men kan in de meeste geval len de melkproductie al naar behoefte voor meer of minder kaas, boter en melkproduc ten. De boerderij kaas-productie kan men op die wijze echter niet vrijelijk uitbreiden, zoodat de beperking hier de grootste om zichtigheid vereischt De bewering, dat in deze provincies de veestapel het dichste is en dus daarom het meest beperkt moet worden is onjuist. Cijfers leeren ons, dat vooral N.-H. maar ook Z.-H. nog blijft onder het gemiddeld aantal stuks rundvee van 2.33 per H.A. grasland, dat voor Nederland geldt. Noordholland is het laagste van alle pro vincies. Zuidholland heeft altijd reeds meer melk koeien gehouden per H.A. dan men gemid deld in Nederland gewoon is te houden, dat was,zoo in 1921, dat, is nog zoo in 1933 maar de verhouding is minder sterk gewor den. Zuid- zoowel als Noordholland nebben minder uitgebreid dan gemiddeld de andere provincies gedaan hebben. Daar de toename van het jong-vee, dat thans aan de regeering kan worden gele verd, overal groot is, is tegen dezen maat regel voor N.-H. en Z.-H. op zich zelf wei nig in te brengen, al zullen zich door 'n ge brek aan soepelheid bij de te leveren hoe veelheid per bedrijf moeilijkheden voordoen, daar niet ieder bedrijf deel heeft in genoem de vermeerdering en toch moet leveren. Ge waarschuwd dient echter te woorden tegen een overdrijven der beteekenis dezer en an dere beperkingsmaatregelen. Er behoeft eigenlijk geen H.A. grasland om gescheurd te worden, daar de maatregelen slechts be oogen den veestapel weer op ongeveer het peil van 1930 terug te brengen. We zeggen daarmee niet, dat scheuren waar zulks kan, niet zeer gewenscht zou zijn. De Overheid streeft bij hare beperkings maatregelen voor de veiligstelling van de vleëSchmarkt naar: een veestapel van 2.300.000 stuks en voor de beperking van de melkproductie ter beschikking van een melkprijs, welke de productiekosten dekt, naar een aantal stuks melk- en kalfkoeien van 1.250.000 stuks. Wij moeten terug, omdat onze veestapel sinds 1930 zoo geweldig is uitgebreid. Doch moet daarom nu de vraag gesteld worden wat er met het vrijkomende land moet gebeuren? Als de beperking redelijk wordt uitgevoerd, behoeft er evenveel ge scheurd te worden, als er sinds 1930 in grasland is gelegd en dat is bijna fnets Het eenvoudigste en het minst ingrijpend zou zijn daar te beperken waar sinds 1930 is uitgebreid en aan ieder bedrijf het recht te geven op zijn veestapel van 1930, ver minderd met een heel klein beetje. Daarnaast dient men steeds te bedenken, dat ieder bedrijf weer anders is en het op leggen van beperkingen volgens een een- voudigen maatstaf, zooals nu b.v. bij de veelevering, onherroepelijk moeilijkheden komt, te bezien en zorg te dragen, dat er niet één wordt gedesorganiseerd yxovinciaal Hieuws Nieuwe leening van 68.138.91- Rekening Courant Crediet ad 54.500. Onder voorzitterschap van den waar nemend burgemeester, den heer Hemmer, hield de raad van deze gemeente Donderdag middag een openbare zitting, waarbij de voorzitter in zijn openingswoord allereerst mededeeling deed van de ziekte van den bur gemeester. Bij de behandeling der ingekomen stukken ontspon zich 'n discussie naar aanleiding van het ook bij andere gemeenten gepas seerde adres van het N. V. V. met het daaraan parallel gaande petitionnement aangaande de werkloozenzorg door het rijk. De heer Hellinga (s.-d.) beklaagde zich over het feit, dat, terwijl verscheidene ge meenteraden van ons land levendige adhaesie met dit adres hadden betuigd, en terwijl het petitionnement door ruim 35 pet. van de be volking was geteekend, de raad van CasFi- cum het heele geval niet veel meer dan als hamerstuk" behandeld had. De heer G. F- Res (r.-k.) ging met deze klacht accoord onder het motief, dat bijval van den raad wel eens gunstig had kunnen werken op den toeslag. De heer F. J. Aukes (v.-d.), hoewel geen bepaald voorstander van adhaesie door een gemeenteraad op toekomstigen arbeid van de regeering, vond echter het onderhavig adres van te veel belang om het zonder meer te laten passeeren. Op voorstel van den heer Hellinga werd derhalve besloten alsnog de adhaesie van den raad aan het adres toe te voegen. De heer B. Res (r.-k.) besprak den nood der tuinders en in verband hiermede de han delwijze van den raad ten opzichte van die van omliggende gemeenten. Door ander*, gemeenten ;s vaak veel meer gegeven en gedaan, terwijl er voor Castricum missch'en eerst in Januari 'n raadsbesluit te wachten is betreffende 'n steunregeling. Spr. deed 'n voorstel omvattende 6 per weck aan man en vrouw plus 50 cent per kind tot een maxi mum van ten hoogste 10, benevens gaven in natura en voor zoover noodig mest en kunstmest. De loco-burgemeester bestreed den spreker. Er bestaat hier een commissie voor de steun regeling, die aller vertrouwen heeft en naar beste weten handelt. Een raadsbesluit voor vaststelling van de beschikbare gelden is voor het moment nog niet noodig, aangezien er nog 'n kassaldo is van de vorige begroo ting. Hier kan zoo noodig nog uit geput worden, dus wie aankloppen wil, kan dat ook nu doen. 'n Vrij scherp debat ontspon zich tusschen den heer Spaansen (lid van de commissie) en den heer Res over het niet in alle opzichten eerlijk en onpartijdig vaststellen van -Ie steunbedragen aan arme tuinders en het vaak krenterig afhouden van kleine bedragen uit groentenverkoop ed. Ten slotte nam oe heer Res mede op voorstel van den heer Aukes z'n inge diende voorstel terug. Door het lid van de commissie van toe zicht den heer B. Res werd verslag uitgebracht nopens het onderzoek naar de gemeenteiekening over 1933. Deze voor- loopige rekening sluitende met 'n batig saldo van 400.02 zoowel als Ie kapi taals-rekening werden in orde bevonden en hierna door den raad goedgekeurd. Een missive van Ged. Staten betreffende het automatisch geclassificeerd raken in de 6e klasse van jaarwedden voor burgemeesters, secretarissen en ontvangers op grond van het behcoren tot de gemeenten van meer dan 6000 inwoners, bleek voor- en tegenstanders te hebben. De loco-burgemeester zei dat Gedeputeer den de klassen hadden vastgesteld, doch nu vroegen wat de raad daarvan dacht. De 6e klasse brengt hoogere uitgaven De 5e klasse brengt vermoedelijk verlaging van het daad werkelijk inkomen in verband met de nieuwe bepalingen op de pensioenkorting door den minister. Spr. toonde dit met voor beelden' aan. Niettemin besloot de raad aan Gedepu teerden als zijn inzicht mede te deelen. er prijs op te stellen met het oog op de tijds omstandigheden voor het oogenbhk in ie vijdfe klasse van jaarwedden te blijven, doei er op aan te dringen dat overeenkomstig een vorig besluit de korting op de ambts woningen op 15 pet. wordt gebracht. Deze korting is nu hooger. Niettegenstaande er zooveel jongeren zon der arbeid zijn en het afvloeien van oude ambtenaren zeer gewenscht was volgens den heer Aukes nam de raad toch net besluit om gunstig te beschikken op het verzoek van den gemeente-ontvanger om tot 1 Januari 1936 in functie te mogen blijven, teneinde dan en passant z'n veertig jarig jubileum te kunnen vieren. Aangenomen werd ook een voorstel van B. en W. tot het aangaan van een nieuwe geldleening, .groot 68.138.91 en aflosbaar in 25 jaar, zoomede het aangaan van een leening voor kasgeld over het jaar 1935, in den vorm van een rekening-courant-crediet bij de N.V. Bank voor Ned. Gemeenten te Den Haag, en groot 54000 voor den kapitaal- dienst en 75 000 voor den gewonen dienst. De raad keurde voorts goed een voorstel van B. en W. tot het indienen van een be zwaarschrift tegen de door het rijk vastge stelde aanslagen in de omzetbeasting. Een der belangrijkste punten der agenda vaststelling van het plan van uitbreiding werd op voorstel van B. en W. van 'e agenda afgevoeid en tot de volgende raads zitting aangehouden. De loco-burgemeester zei, dat tengevolge van bijzondere omstandigheden het college nog niet voldoende voorbereid was en der halve nog niet /oidcende oeslagen ten ijs komen kon. Tijdens de rondvraag informeerde de heer G. F. Res naar de mogelijkheid om werken te doen uitvoeren uit het fonds van het „zes- tig-millioenenplan". Hierna ging de raad over in comité- generaal. Jaarvergadering V. V. V. Deze vereeniging hield Donderdagmid dag hare jaarvergadering. Uit het jaarverslag bleek dat zij zich in een ruime mate van belangstelling, benevens groei en bloei verheugen mocht. Gememoreerd werden o.m. de historische feesten op 21 Mei 1.1., de pogingen om te ge raken tot een weg naar Zee, de uitgave van een gids. het verhuren van pensions en ten slotte de „Aardbeienmarsch". De ontvangsten bedroegen 2715.08 en de uitgaven 2692,47, de opgenomen gelden be droegen 200 en met inbegrip van nog te betalen posten is er een nadeelig slot van 478.20. Tien duizend personen hebben het wandelpark bezocht. Door bedanken van den heer R. Huisman ais bestuurslid werd benoemd de heer de Kruiff, terwijl de voorzitter bij acclamatie her kozen werd. Deze deelde nog mede. dat de fa. v- d. Ploeg kosteloos bloembollen voor het wandelpark ter beschikking had gesteld, welke mede deeling onder applaus geaccepteerd werd. Ook meerdere leden gaven zich voor dit doel op. !huilletm door George Owen Baxter. Naar den Amerikaanschen roman bewerkt door J. M. P. 3)- Daarop liep hij weer naar beneden, naai de straat. Geraldi stond intusschen op het hoogste punt van Sankeytown en kon over al over de huizen heenzien. Hij liep over 't dak naar de zijde van het huis; het huis er naast was een verdieping lager dan het ho tel en er was daarbij nog een afstand van tien voet tusschen de gebouwen. Hij ging een paar passen langs de goot terug, keer de zich om en liep naar voren. Beneden op straat werd het plotseling stil, toen Geraldi aan het einde van het dak gekomen, hoog opsprong van de goot en door de lucht zweefde, maar een gejuich weerklonk, toen hij, zich volkomen slap houdend, op het la gere dak terecht kwam, waai" hij dadelijk weer opstond en op handen en voeten tegen de helling naar de vorst opklauterde. Op dat oogenblik kwam Chalmers uit de voordeur van het hotel, rende naar de over zijde van de straat, trok zijn revolver, mik te en schoot. Geraldi viel tegelijk met 't af gaan van het schot neer en niemand van de toeschouwers op de straat kon met zeker heid zeggen of hij zich naar den anderen kant van het dak had laten glijden, of dat de kogel hem van het dak op de binnen plaats van het huis had doen neerstorten. HOOFDSTUK III. Gewoonlijk kon niemand zekerder zijn van zijn schot dan Chalmers, de waard van het hotel; in dit geval echter was de af stand wat groot en zijn mikken was niet zoo zuiver door het hijgen, dat hij deed na het trappen loopen. Chalmers had echter de hulp van den man der wet, een geoefend en onverbiddelijk vechtersbaas en bovendien beschikte hij over een staf van kellners, staljongens en bedien den. Vlug vormde hij twee vliegende colon nes, die van twee zijden het naburige huis omsingelden. „Hij heeft mij duizend dollars ontrold", riep hij uit, schuimbekkend van woede. „Ik zal hem zijn botten rol'en! Jongens, hon derd dollars voor wie hem neerschiet!" De mannen hadden deze aanmoediging niet noodig, zij renden om het huis heen, maar er was geen spoor te zien, noch op het schuine dak, noch op de achterplaats. „Hij is op het cT.k van dien stal ge sprongen", schreeuwde Chalmers „Straks rijdt hij op een van de paarden weg. Vlug, vlug!" Zij renden naar den stal, rukten de deur open, maar daar stonden slechts vier ver schrikte paarden; zij vonden geen Geraldi, noch op den hooizolder er boven, noch in de houtloods er achter en er was geen spoor van hem te vinden in de steeg achter de binnenplaats. Want Geraldi had 'n dakraam ontdekt aan de anderen kant van 't dak. Het was echter gesloten, maar met behulp van een klein breekijzer van het fijnste staal, dat hij uit een zijner binnenzakken te voorschijn haalde, was het raam spoedig geopend. Langs een stoffige ladder klom Geraldi af naar een kleine zolderkamer vol doozen en oude kof fers, alle met dik stof bedekt. De deur van deze kamer was op slot, maar ditmaal maakte hij geen gebruik van den stalen hefboom. Hij nam uit zijn zak een smal stalen lemmet, taai en buigzaam, dat hij in het slot stak; gedurende korten tijd werkte hij met gesloten oogen, geheel geconcentreerd op zijn gevoelszenuwen Daar op ging 't slot met 'n roestig piepen open en stapte Geraldi in de nauwe gang, die zelfs midden op den dag in halfduster ge huld was. Aan het einde van deze gang ging hij een trap af, waarna hij zich op de tweede ver dieping van het huis bevond; op hetzelfde oogenblik hoorde hij zware voetstappen op de benedentrap. Zonder eenig geluid te ma ken opende hij de eerste de beste deur ach ter zich. Een enkele blik overtuigde hem er van dat de kamer ledig was, dus trad hij binnen en sloot de deur achter zrch Hij vat te den sleutel aan, als om de deur op slot te doen, maar bedacht zich en wachtte. Ver scheidene mannen waren de trap opgekomen in de gang en hij herkende de luide stem van Chalmers. Geraldi tooverde weer zijn revolver te voorschijn. „Ik zou geen revolver gebruiken", zeide een vrouwenstem. Hij wendde zich met een ruk om, een erg gevaarlijk man nu, met dien geelachtigen gloed in zijn blauwe oogen. Hij zag haar zitten, in den anderen hoek van de kamer, gekleed in een vroolijk licht toiletje dat goed paste bij de gekleurde gordijnen voor de vensters. Het verwonderde hem niet, dat hij' haar niet dadelijk had opgemerkt; mis schien had zij in een der vensterkozijnen ge staan en was nu gaan zitten om te luisteren. Iwee dingen vielen Geraldi op; ten eer ste, dat zij, een vrouw, zoo kalm zou zijn en dan, dat eenig wezen op deze wereld vol slechte menschen zoo schoon en frisch kon zijn. Hij nam het geheele beeld in zich op met dien eenen, wilden, dreigenden blik; zij f° ,lond haar, even biauwe oogen als hijzelf en haar smalle handen, die iii haar schoot lagen, schenen te teer voor een men- schelijk wezen. Zij schrok niet terug voor zijn doordringen den blik en dat had het derde wonder voor Geraldi kunnen zijn, want in zijn nog jong leven had hij het grootste gedeelte van de wereld doorkruist en slechts twee of drie mannen ontmoet, die zijn blik konden ver dragen en zij waren niet blijven leven om van hun durf en moet te kunnen getuigen. ZIJ „Ik zou die niet gebruiken", herhaalde „Neen", antwoordde Geraldi met een even zachte stem, „u hebt gelijk, hij is niet waard gedood te worden. Daarbij zou het ook geen goed doen" Met onhoorbaren tred sprong hij naar den anderen kant van de kamer en keek uit het raam, weer een sterke klimplant langs den muur van het huis liep. Op dat oogen blik werd op de deur van de kamer gebonsd, Geraldi had twee kansen: hij kon uit het raam klimmen en langs den stam afdalen en misschien onderweg door een kogel ge troffen worden, of hij zou de deur kunnen barricadeeren met de doode lichamen van zijn vervolgers. En toch deed zijn instinct hem geen van beide doen; hij stapte snel achter het gor dijn en wachtte daar, toen de deur wijd open geworpen werd. Drie of vier mannen stormden binnen en hij hoorde de zware stem van Chalmers. „Voorzichtig maar, voorzichtig jongens, die knaap zal je oogen uitschieten, als hij in 'n hoek gedreven wordt. O, hallo, miss Asprey, ik had u niet gezien. Is iemand hier binnen gekomen, nu zooéven?" „Ik weet niet, wat u bedoelt", zeide het meisje blijkbaar verwonderd. „Een mar. een slanke, knappe jonge ke rel met zwart haar behendig en vlug is die hier binnen gekomen?" (Wordt vervolgd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1934 | | pagina 10