HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor lOct
CASTRICUM.
HEEMSKERK.
DE FREGATVOGEL.
per dier 30.zal worden uitbetaald.
De kosten voor de dierenartsen van
80 cent per dier worden nu als volgt
vastgesteld: voor bedrijven met veebe
slagen geheel reactie-vrij 0.70, voor
bedrijven met veebeslagen tot en met
10 pet. reactie op 0.75, en voor bedrij
ven met beslagen boven 10 pet. reactie
op 0.80 per dier.
De kosten van onderzoek van nieuw-
gekochte dieren die tot op heden vol
gens voorschrift alleen door leden-vee
houders der Amsterdamsche vereeni-
ging moeten worden betaald, komen in
het vervolg voor rekening van de leden
veehouders van alle vereenigingen. De
dierenarts mag voor bedoelde kosten
tot een maximum-bedrag van 1.per
dier in rekening brengen.
De vergoeding voor de administratie
kosten worden van 5 cent tot 2 cent per
.dier teruggebracht en de vergoeding
voor de administratiekosten van het bu
reau werden teruggebracht van 90 tot
85 cent per aangesloten bedrijf, hetgeen
ongeveer 4.25 cent per dier wordt.
Verschillende afgevaardigden waren van
oordeel, dat de vee-artsen het onderzoek van
nieuwgekochte dieren gratis moesten ver
richten en maakten bezwaar tegen de. kosten
van 1 per dier.
•De voorzitter betoogde, dat het be
stuur die betaling billijk oordeelde, omdat
de vee-artsen al reeds genoegen hebben ge
nomen met een verlaging.
Met het oog op het gering aantal vrije
stallen oordeelde Schagerbruig, dat er geen
sprake was van verlaging voor de vee
artsen.
De secretaris bestreed deze ziens
wijze.
De heer Hoog van Schoorl was van oor
deel, dat de georganiseerde t.b.c.-bestrijding
voor de vee-artsen een mooi melkkoetje was
en hij oordeelde, dat de betreffende kosten
over het geheel moesten drukken
De heer E. Hooft, inspecteur van den
veeartsenijkundigen dienst, bestreed dit in
krachtige bewoordingen en stelde vast, dat
de veehouders in Noordholland precies de
helft voor de t.b.c.-bestrijding voor hetgeen
daarvoor in andere provincies wordt be
taald. Het voordeel is dus aan de veehou
ders en niet aan de vee-artsen. Wie er anders
over. denkt, doet verstandig er uit te gaan.
De voorzitter verheugde zich er over,
dat de heer 't Hooft eens precies vaststelde
waar het op stond.
De begrooting werd hierop z.h.st. goedge
keurd.
Jaarverslag.
Verslag der werkzaamheden van de veree
niging tot bestrijding van de tuberculose on
der het rundvee en van andere veeziekten in
Noordholland over het boejaar 1 Mei 1933—
30 April 1934.
Uit het jaarverslag blijkt, dat het ledental
in het afgeloopen jaar geen verandering
heeft ondergaan.
Bestuur.
Het bestuur werd in 't afgeloopen jaar ge
vormd door 15 personen, n.1. 7 afgevaardig
den van de leden-organisaties, 2 afgevaar
digden gekozen uit en door de plaatselijke
bMrijder^-ofgariisatie, I afgevaardigde van
de provinciale commissie voor de rundvee-
fokkerij'; verder hadden ambtshalve zitting:
een lid van Ged. Staten van Noordholland,
de Inspecteur van de Veeartsenijkundige
Dienst voor Ncordholland, de Inspecteur van
den Veeartsenijkundigen Dienst in algemee-
nen dienst en belast met het toezicht op de
bestrijding van de rundertuberculose, de
Rijkszuiveleonsulent voor Noordholland en
de Rijksveeteeltconsulent voor Noordholland.
Voor 1933—1934 werd bij de begrooting
gerekend op een voor 't onderzoek van 7300
dieren en alzoo op een totaal van 51.000
stuks, terwijl de rekening aanwees, dat er
57.890 stuks werden onderzocht. Dit aantal
zou nog hooger zijn geweest, wanneer niet
met 1 januari 1934 de aangifte voor niéuwe
leden was stop gezet. Dat men bij de be
grooting het aantal nieuwe leden niet hoo
ger had getaxeerd hield verband met het
feit, dat voor het eerst een dubbeltje per dier
van den veehouder als omslag moest worden
geheven en waar dit van verschillende kan
ten als een zoodanig bezwaar werd genoemd
dat het leden zou kosten, heeft men gemeend
met een toename voor het onderzoek van
13000 dieren wel aan den veiligen kant te
zijn. Dat het tekort nog niet grooter is ge
worden komt onder meer ook, doordat de
Crisis-rundvee-centrale 106 dieren als open
lijder heeft overgenomen, hetwelk ten voor-
deele was van het provinciaal subsidie van
10 per dier, geeft in totaal 1060 gulden.
Bij de begrooting voor het komende jaar
1934—1935 is gerekend op een toename voor
het onderzoek van 57.890 tot 72.000 dieren,
dat is ruim 14.000 dieren en aldus neemt men
aan dat voor de derde keer de rekening voor
het komende jaar geen tekort zal opleveren.
Het aantal aangesloten veehouders bedroeg
2886, het aantal vrije stallen 893. Onderzocht
werden 57.890 runderen, waarvan 14.692 of
25.4 pCt. reactiedieren bleken te zijn.
Een belangrijke stimulans voor de niet ver
wachte toename van nieuwe leden is geweest
de werking van de Crisis-rundvee-centrale en
het overnemen van vee door deze instelling.
Toen de regeering besloot om den veestapel
te beperken en door de Crisis-rundvee-cen
trale "ee e loton cvernemen wrd daaraan
tevpns als vanzelfsprekend verbonden de sa
neering. Om dit te bevorderen werd de ge
legenheid opengesteld open lijders over te
doen en tevens werd mogelijk gemaakt de
veestapels reactievrij te makeft door ook nog
op sommige bedrijven enkele resteerende re-
actie-dieren over te doen tegen een zeer be
hoorlijken prijs. In enkele afdeelingen is hier
van een vrij belangrijk gebruik gemaakt, zoo
als b.v. te Texel en te Stompetoren.
Voor de hand ligt dat een en ander wel
een aansporing is geweest voor meerdere
veehouders om zich bij de t.b.c.-bestrijding
aan te sluiten. In hoeverre de aldus door de
crisis-maatregelen aangesloten leden veehou
ders van beteekenis zullen zijn voor de ra-
tioneele bestrijding van de rundertuberculo
se zal in de toekomst moeten blijken.
Ten opzichte van de bestrijding zelf geven
de resultaten van 't onderzoek nog geen aan
wijzingen van vooruitgang, omdat de steeds
aanwassende stroom van nieuwe bedrijven
waaronder vele met hooge reactie-cijfers een
juiste conclusie onmogelijk maakt. Niettegen
staande deze ongunstige factor is er ook geen
stijging van het reactie-percentage waar te
nemen en dat moet insluiten dat bij de leden
veehouders die reeds jaren lid waren, het re
actie-cijfer in een da'ende lijn is.
In sommige vereenigingen is een belang
rijke vooruitgang aan te toonen van stallen
met reactie-vrije veestapels, b.v. Lutjewinkel
steeg van 14 tot 23, Opmeer van 72 tot 94,
Oudendijk 10 tot 23, Texel van 115 tot 238 en
Wieringen van 55 tot 66 vrije veestapels.
De heeren E. Dz. Govers te Alkmaar en
B. Bos te Opmeer werden als bestuursleden
aangewezen, door de vereeniging bij accla
matie herkozen.
Na rondvraag, waarin naar voren kwam,
dat reactiedieren soms na 5 jaar niet reagee-
ren en daarna toch nog als open t.b.c.-lij-
ders moeten worden afgemaakt, werd vast
gesteld, dat in een twijfelgeval, na toestem
ming van den heer Klauwers, den inspec
teur van den Veeartsenijkundigendienst, een
dier geslacht wordt, uitbetaling volgt, ook
al blijkt, dat het beest geen lijder is. Daarna
sloot de voorzitter de vergadering met
het uitspreken van den wensch, dat de toe
komst van het veehoudersbedrijf zich spoedig
ten gunste zal keeren.
DE VEE-BEPERKING EN DE MELK
VEESTAPEL IN NOORD- EN
ZUID-HOLLAND.
Vermindering tct het peil van 1930.
De Weekoverzicht-schrijver in het Hol-
landsch Landbouwblad heeft eenige be
schouwingen gewijd aan de beperkingsmaat
regelen bij het rundvee en de melk en
daarbij met behulp van cijfermateriaal de
positie der veehouderij in Noord- en Zuid-
holland uiteengezet. Daaraan is het volgen
de ontleend.
De kalveren-toewijzing van 1934 is voor
deze beide provincies onredelijk.
We hebben, aldus de schrijver, in Noord
en Zuid-Holland de gewoonte, de kalveren
voor zoover niet voor eigen opfok noodig,
vroeger op te ruimen dan de andere provin
cies. De toewijzing werd niet vastgesteld in
evenredigheid tot het aantal melkkoeien,
den eenig redelijken maatstaf als men er
beperking mee wil gaan bereiken, doch op
het toevallige aantal aanwezige kalveren is
de maand der telling (Juli). In andere pro
vincies heeft men de kalveren kunnen beper
ken op basis van een aantal, waarvan men
gewoon was er nog heel wat te verkoopen.
De beperkte hoeveelheid is daardoor dik
wijls nog royaal voldoende om zonder aan
koop den veestapel in stand te houden,
zelfs nog uit te breiden, terwijl in N.-H. en
Z.-H. in menig geval het aantal daarvoor
te klein is. Deze regeling is in haar uitwer
king beslist onredelijk en behoeft wijziging.
Daarbij is terdege rekening te houden met
de verdere beperking der kalveren-toewij
zing in 1935.
De cijfers laten ons zien, dat het aantal
kalveren in Nederland beperkt is geworden
tot 27.5% van het melk- ên kalfkoeien (Het
aantal kalveren in 1930 bedroeg 10% meer
dan nu werd toegelaten).
Maar de toewijzing over de provincies is
van dien aard, dat Noord- en Zuidholland
nu een aantal kalveren hebben mogen aan
houden van 16.7 en 17.4% van het aantal
melkkoeien, of wel 10 stuks op de 27 bene
den tot toegelaten gemiddelde.
Voor 1935 zullen de kalveren-toewijzingen
met 50.000 verlaagd worden, dat is met on
geveer 13%. Bij een gelijk aantal melkvee
als in 1934 zou dit beteekenen, dat het aan
tal kalveren in Nederland geen 27 5%,
maar 24% van het aantal melk- en kalf
koeien zou mogen bedragen. De 16.7 en
17.4% van Noord- en Zuidholland blijven
ook dan nog zeer ongunstig bij dit gemid
delde afsteken. Het is dan ook o.i. alleszins
redelijk N.-H. en Z.-H. dezen keer niét in
hun kalveren-toewijzing te beperken.
De beperking van den veestapel zal mede
bereikt worden door het uitkoopen van
150.000 stuks jong vee. Het doel is niet al
leen met deze beperking een débacle op de
vleeschmarkt te voorkomen, doch ook een
verdere vermeerdering der melkproductie te
gen te gaan.
In 4 jaar tijds is de veestapel met 17
toegenomen; in Utrecht, Noord- en Zuid
holland was deze toename het kleinste, zoo
dat de beperking daar nu ook het geringste
behoort te zijn.
Sinds 1930 hebben N.-H. en Z.-H. den
veestapel met 8% uitgebreid, maar Neder
land met 17%. Naar onze meening is het
logisch, dat waar de grootste uibreiding
van den veestapel elders plaats heeft gehad,
ook elders het sterkste benoort te zijn.
Het aantal melk- en kalfkoeien is in 1934
in N.-H. zoowel als Z.-H. 14% grooter dan
in 1921, voor heel Nederland 28%, dus pre
cies twee keer zooveel. In vergelijking met
1930 gelden de cijfers: 2% voor N.-H. en
Z.-H. en 7 voor Nederland, dus ook nog
na 1930 is elders de toename van melkvee
grooter geweest.
Inzonderheid bij de melkbeperking ver
dient het aanbeveling na te gaan waar uit
breiding het meeste plaats vond. Daaraan
is een betere maatstaf te ontleenen, inzon
derheid bij de toewijzing van een kwantum
aan iedere provincie, dan gevormd wordt
door eenvoudig 1934 als basisjaar te ne
men.
Voorts is het de overweging waard na te
gaan of bij onze kaasproductie, inzonder
heid de volvette Goudsche- en de Leidsche
boerenkaas in Z.-H. deze beperking ook
wenschelijk is. Men kan in de meeste geval
len de melkproductie al naar behoefte voor
meer of minder kaas, boter en melkproduc
ten. De boerderij kaas-productie kan men
op die wijze echter niet vrijelijk uitbreiden,
zoodat de beperking hier de grootste om
zichtigheid vereischt
De bewering, dat in deze provincies de
veestapel het dichste is en dus daarom het
meest beperkt moet worden is onjuist.
Cijfers leeren ons, dat vooral N.-H. maar
ook Z.-H. nog blijft onder het gemiddeld
aantal stuks rundvee van 2.33 per H.A.
grasland, dat voor Nederland geldt.
Noordholland is het laagste van alle pro
vincies.
Zuidholland heeft altijd reeds meer melk
koeien gehouden per H.A. dan men gemid
deld in Nederland gewoon is te houden,
dat was,zoo in 1921, dat, is nog zoo in 1933
maar de verhouding is minder sterk gewor
den. Zuid- zoowel als Noordholland nebben
minder uitgebreid dan gemiddeld de andere
provincies gedaan hebben.
Daar de toename van het jong-vee, dat
thans aan de regeering kan worden gele
verd, overal groot is, is tegen dezen maat
regel voor N.-H. en Z.-H. op zich zelf wei
nig in te brengen, al zullen zich door 'n ge
brek aan soepelheid bij de te leveren hoe
veelheid per bedrijf moeilijkheden voordoen,
daar niet ieder bedrijf deel heeft in genoem
de vermeerdering en toch moet leveren. Ge
waarschuwd dient echter te woorden tegen
een overdrijven der beteekenis dezer en an
dere beperkingsmaatregelen. Er behoeft
eigenlijk geen H.A. grasland om gescheurd
te worden, daar de maatregelen slechts be
oogen den veestapel weer op ongeveer het
peil van 1930 terug te brengen. We zeggen
daarmee niet, dat scheuren waar zulks kan,
niet zeer gewenscht zou zijn.
De Overheid streeft bij hare beperkings
maatregelen voor de veiligstelling van de
vleëSchmarkt naar: een veestapel van
2.300.000 stuks en voor de beperking van
de melkproductie ter beschikking van een
melkprijs, welke de productiekosten dekt,
naar een aantal stuks melk- en kalfkoeien
van 1.250.000 stuks.
Wij moeten terug, omdat onze veestapel
sinds 1930 zoo geweldig is uitgebreid.
Doch moet daarom nu de vraag gesteld
worden wat er met het vrijkomende land
moet gebeuren? Als de beperking redelijk
wordt uitgevoerd, behoeft er evenveel ge
scheurd te worden, als er sinds 1930 in
grasland is gelegd en dat is bijna fnets
Het eenvoudigste en het minst ingrijpend
zou zijn daar te beperken waar sinds 1930
is uitgebreid en aan ieder bedrijf het recht
te geven op zijn veestapel van 1930, ver
minderd met een heel klein beetje.
Daarnaast dient men steeds te bedenken,
dat ieder bedrijf weer anders is en het op
leggen van beperkingen volgens een een-
voudigen maatstaf, zooals nu b.v. bij de
veelevering, onherroepelijk moeilijkheden
komt, te bezien en zorg te dragen, dat er
niet één wordt gedesorganiseerd
yxovinciaal Hieuws
Nieuwe leening van 68.138.91-
Rekening Courant Crediet ad
54.500.
Onder voorzitterschap van den waar
nemend burgemeester, den heer Hemmer,
hield de raad van deze gemeente Donderdag
middag een openbare zitting, waarbij de
voorzitter in zijn openingswoord allereerst
mededeeling deed van de ziekte van den bur
gemeester.
Bij de behandeling der ingekomen stukken
ontspon zich 'n discussie naar aanleiding
van het ook bij andere gemeenten gepas
seerde adres van het N. V. V. met het daaraan
parallel gaande petitionnement aangaande de
werkloozenzorg door het rijk.
De heer Hellinga (s.-d.) beklaagde zich
over het feit, dat, terwijl verscheidene ge
meenteraden van ons land levendige adhaesie
met dit adres hadden betuigd, en terwijl het
petitionnement door ruim 35 pet. van de be
volking was geteekend, de raad van CasFi-
cum het heele geval niet veel meer dan als
hamerstuk" behandeld had.
De heer G. F- Res (r.-k.) ging met deze
klacht accoord onder het motief, dat bijval
van den raad wel eens gunstig had kunnen
werken op den toeslag.
De heer F. J. Aukes (v.-d.), hoewel geen
bepaald voorstander van adhaesie door een
gemeenteraad op toekomstigen arbeid van de
regeering, vond echter het onderhavig adres
van te veel belang om het zonder meer te
laten passeeren.
Op voorstel van den heer Hellinga werd
derhalve besloten alsnog de adhaesie van
den raad aan het adres toe te voegen.
De heer B. Res (r.-k.) besprak den nood
der tuinders en in verband hiermede de han
delwijze van den raad ten opzichte van die
van omliggende gemeenten. Door ander*,
gemeenten ;s vaak veel meer gegeven en
gedaan, terwijl er voor Castricum missch'en
eerst in Januari 'n raadsbesluit te wachten is
betreffende 'n steunregeling. Spr. deed 'n
voorstel omvattende 6 per weck aan man
en vrouw plus 50 cent per kind tot een maxi
mum van ten hoogste 10, benevens gaven
in natura en voor zoover noodig mest en
kunstmest.
De loco-burgemeester bestreed den spreker.
Er bestaat hier een commissie voor de steun
regeling, die aller vertrouwen heeft en naar
beste weten handelt. Een raadsbesluit voor
vaststelling van de beschikbare gelden is
voor het moment nog niet noodig, aangezien
er nog 'n kassaldo is van de vorige begroo
ting. Hier kan zoo noodig nog uit geput
worden, dus wie aankloppen wil, kan dat
ook nu doen.
'n Vrij scherp debat ontspon zich tusschen
den heer Spaansen (lid van de commissie) en
den heer Res over het niet in alle opzichten
eerlijk en onpartijdig vaststellen van -Ie
steunbedragen aan arme tuinders en het vaak
krenterig afhouden van kleine bedragen uit
groentenverkoop ed.
Ten slotte nam oe heer Res mede op
voorstel van den heer Aukes z'n inge
diende voorstel terug.
Door het lid van de commissie van toe
zicht den heer B. Res werd verslag
uitgebracht nopens het onderzoek naar de
gemeenteiekening over 1933. Deze voor-
loopige rekening sluitende met 'n batig
saldo van 400.02 zoowel als Ie kapi
taals-rekening werden in orde bevonden en
hierna door den raad goedgekeurd.
Een missive van Ged. Staten betreffende het
automatisch geclassificeerd raken in de 6e
klasse van jaarwedden voor burgemeesters,
secretarissen en ontvangers op grond van het
behcoren tot de gemeenten van meer dan
6000 inwoners, bleek voor- en tegenstanders
te hebben.
De loco-burgemeester zei dat Gedeputeer
den de klassen hadden vastgesteld, doch nu
vroegen wat de raad daarvan dacht. De 6e
klasse brengt hoogere uitgaven De 5e klasse
brengt vermoedelijk verlaging van het daad
werkelijk inkomen in verband met de
nieuwe bepalingen op de pensioenkorting
door den minister. Spr. toonde dit met voor
beelden' aan.
Niettemin besloot de raad aan Gedepu
teerden als zijn inzicht mede te deelen. er
prijs op te stellen met het oog op de tijds
omstandigheden voor het oogenbhk in ie
vijdfe klasse van jaarwedden te blijven, doei
er op aan te dringen dat overeenkomstig
een vorig besluit de korting op de ambts
woningen op 15 pet. wordt gebracht. Deze
korting is nu hooger.
Niettegenstaande er zooveel jongeren zon
der arbeid zijn en het afvloeien van oude
ambtenaren zeer gewenscht was volgens
den heer Aukes nam de raad toch net
besluit om gunstig te beschikken op het
verzoek van den gemeente-ontvanger om tot
1 Januari 1936 in functie te mogen blijven,
teneinde dan en passant z'n veertig jarig
jubileum te kunnen vieren.
Aangenomen werd ook een voorstel van
B. en W. tot het aangaan van een nieuwe
geldleening, .groot 68.138.91 en aflosbaar
in 25 jaar, zoomede het aangaan van een
leening voor kasgeld over het jaar 1935, in
den vorm van een rekening-courant-crediet bij
de N.V. Bank voor Ned. Gemeenten te Den
Haag, en groot 54000 voor den kapitaal-
dienst en 75 000 voor den gewonen dienst.
De raad keurde voorts goed een voorstel
van B. en W. tot het indienen van een be
zwaarschrift tegen de door het rijk vastge
stelde aanslagen in de omzetbeasting.
Een der belangrijkste punten der agenda
vaststelling van het plan van uitbreiding
werd op voorstel van B. en W. van 'e
agenda afgevoeid en tot de volgende raads
zitting aangehouden.
De loco-burgemeester zei, dat tengevolge
van bijzondere omstandigheden het college
nog niet voldoende voorbereid was en der
halve nog niet /oidcende oeslagen ten ijs
komen kon.
Tijdens de rondvraag informeerde de heer
G. F. Res naar de mogelijkheid om werken
te doen uitvoeren uit het fonds van het „zes-
tig-millioenenplan".
Hierna ging de raad over in comité-
generaal.
Jaarvergadering V. V. V.
Deze vereeniging hield Donderdagmid
dag hare jaarvergadering.
Uit het jaarverslag bleek dat zij zich in een
ruime mate van belangstelling, benevens
groei en bloei verheugen mocht.
Gememoreerd werden o.m. de historische
feesten op 21 Mei 1.1., de pogingen om te ge
raken tot een weg naar Zee, de uitgave van
een gids. het verhuren van pensions en ten
slotte de „Aardbeienmarsch".
De ontvangsten bedroegen 2715.08 en de
uitgaven 2692,47, de opgenomen gelden be
droegen 200 en met inbegrip van nog te
betalen posten is er een nadeelig slot van
478.20. Tien duizend personen hebben het
wandelpark bezocht.
Door bedanken van den heer R. Huisman
ais bestuurslid werd benoemd de heer de
Kruiff, terwijl de voorzitter bij acclamatie her
kozen werd.
Deze deelde nog mede. dat de fa. v- d. Ploeg
kosteloos bloembollen voor het wandelpark
ter beschikking had gesteld, welke mede
deeling onder applaus geaccepteerd werd.
Ook meerdere leden gaven zich voor dit doel
op.
!huilletm
door George Owen Baxter.
Naar den Amerikaanschen roman
bewerkt door J. M. P.
3)-
Daarop liep hij weer naar beneden, naai
de straat. Geraldi stond intusschen op het
hoogste punt van Sankeytown en kon over
al over de huizen heenzien. Hij liep over 't
dak naar de zijde van het huis; het huis er
naast was een verdieping lager dan het ho
tel en er was daarbij nog een afstand van
tien voet tusschen de gebouwen. Hij ging
een paar passen langs de goot terug, keer
de zich om en liep naar voren. Beneden op
straat werd het plotseling stil, toen Geraldi
aan het einde van het dak gekomen, hoog
opsprong van de goot en door de lucht
zweefde, maar een gejuich weerklonk, toen
hij, zich volkomen slap houdend, op het la
gere dak terecht kwam, waai" hij dadelijk
weer opstond en op handen en voeten tegen
de helling naar de vorst opklauterde.
Op dat oogenblik kwam Chalmers uit de
voordeur van het hotel, rende naar de over
zijde van de straat, trok zijn revolver, mik
te en schoot. Geraldi viel tegelijk met 't af
gaan van het schot neer en niemand van de
toeschouwers op de straat kon met zeker
heid zeggen of hij zich naar den anderen
kant van het dak had laten glijden, of dat
de kogel hem van het dak op de binnen
plaats van het huis had doen neerstorten.
HOOFDSTUK III.
Gewoonlijk kon niemand zekerder zijn
van zijn schot dan Chalmers, de waard van
het hotel; in dit geval echter was de af
stand wat groot en zijn mikken was niet zoo
zuiver door het hijgen, dat hij deed na het
trappen loopen.
Chalmers had echter de hulp van den man
der wet, een geoefend en onverbiddelijk
vechtersbaas en bovendien beschikte hij over
een staf van kellners, staljongens en bedien
den. Vlug vormde hij twee vliegende colon
nes, die van twee zijden het naburige huis
omsingelden.
„Hij heeft mij duizend dollars ontrold",
riep hij uit, schuimbekkend van woede. „Ik
zal hem zijn botten rol'en! Jongens, hon
derd dollars voor wie hem neerschiet!"
De mannen hadden deze aanmoediging
niet noodig, zij renden om het huis heen,
maar er was geen spoor te zien, noch op
het schuine dak, noch op de achterplaats.
„Hij is op het cT.k van dien stal ge
sprongen", schreeuwde Chalmers „Straks
rijdt hij op een van de paarden weg. Vlug,
vlug!"
Zij renden naar den stal, rukten de deur
open, maar daar stonden slechts vier ver
schrikte paarden; zij vonden geen Geraldi,
noch op den hooizolder er boven, noch in de
houtloods er achter en er was geen spoor
van hem te vinden in de steeg achter de
binnenplaats.
Want Geraldi had 'n dakraam ontdekt aan
de anderen kant van 't dak. Het was echter
gesloten, maar met behulp van een klein
breekijzer van het fijnste staal, dat hij uit
een zijner binnenzakken te voorschijn haalde,
was het raam spoedig geopend. Langs een
stoffige ladder klom Geraldi af naar een
kleine zolderkamer vol doozen en oude kof
fers, alle met dik stof bedekt.
De deur van deze kamer was op slot,
maar ditmaal maakte hij geen gebruik van
den stalen hefboom. Hij nam uit zijn zak
een smal stalen lemmet, taai en buigzaam,
dat hij in het slot stak; gedurende korten
tijd werkte hij met gesloten oogen, geheel
geconcentreerd op zijn gevoelszenuwen Daar
op ging 't slot met 'n roestig piepen open
en stapte Geraldi in de nauwe gang, die
zelfs midden op den dag in halfduster ge
huld was.
Aan het einde van deze gang ging hij een
trap af, waarna hij zich op de tweede ver
dieping van het huis bevond; op hetzelfde
oogenblik hoorde hij zware voetstappen op
de benedentrap. Zonder eenig geluid te ma
ken opende hij de eerste de beste deur ach
ter zich. Een enkele blik overtuigde hem er
van dat de kamer ledig was, dus trad hij
binnen en sloot de deur achter zrch Hij vat
te den sleutel aan, als om de deur op slot te
doen, maar bedacht zich en wachtte. Ver
scheidene mannen waren de trap opgekomen
in de gang en hij herkende de luide stem
van Chalmers. Geraldi tooverde weer zijn
revolver te voorschijn.
„Ik zou geen revolver gebruiken", zeide
een vrouwenstem.
Hij wendde zich met een ruk om, een erg
gevaarlijk man nu, met dien geelachtigen
gloed in zijn blauwe oogen. Hij zag haar
zitten, in den anderen hoek van de kamer,
gekleed in een vroolijk licht toiletje dat
goed paste bij de gekleurde gordijnen voor
de vensters. Het verwonderde hem niet, dat
hij' haar niet dadelijk had opgemerkt; mis
schien had zij in een der vensterkozijnen ge
staan en was nu gaan zitten om te luisteren.
Iwee dingen vielen Geraldi op; ten eer
ste, dat zij, een vrouw, zoo kalm zou zijn en
dan, dat eenig wezen op deze wereld vol
slechte menschen zoo schoon en frisch kon
zijn. Hij nam het geheele beeld in zich op
met dien eenen, wilden, dreigenden blik; zij
f° ,lond haar, even biauwe oogen als
hijzelf en haar smalle handen, die iii haar
schoot lagen, schenen te teer voor een men-
schelijk wezen.
Zij schrok niet terug voor zijn doordringen
den blik en dat had het derde wonder voor
Geraldi kunnen zijn, want in zijn nog jong
leven had hij het grootste gedeelte van de
wereld doorkruist en slechts twee of drie
mannen ontmoet, die zijn blik konden ver
dragen en zij waren niet blijven leven om
van hun durf en moet te kunnen getuigen.
ZIJ
„Ik zou die niet gebruiken", herhaalde
„Neen", antwoordde Geraldi met een even
zachte stem, „u hebt gelijk, hij is niet
waard gedood te worden. Daarbij zou het
ook geen goed doen"
Met onhoorbaren tred sprong hij naar
den anderen kant van de kamer en keek uit
het raam, weer een sterke klimplant langs
den muur van het huis liep. Op dat oogen
blik werd op de deur van de kamer gebonsd,
Geraldi had twee kansen: hij kon uit het
raam klimmen en langs den stam afdalen
en misschien onderweg door een kogel ge
troffen worden, of hij zou de deur kunnen
barricadeeren met de doode lichamen van
zijn vervolgers.
En toch deed zijn instinct hem geen van
beide doen; hij stapte snel achter het gor
dijn en wachtte daar, toen de deur wijd
open geworpen werd.
Drie of vier mannen stormden binnen en
hij hoorde de zware stem van Chalmers.
„Voorzichtig maar, voorzichtig jongens, die
knaap zal je oogen uitschieten, als hij in 'n
hoek gedreven wordt. O, hallo, miss Asprey,
ik had u niet gezien. Is iemand hier binnen
gekomen, nu zooéven?"
„Ik weet niet, wat u bedoelt", zeide het
meisje blijkbaar verwonderd.
„Een mar. een slanke, knappe jonge ke
rel met zwart haar behendig en vlug
is die hier binnen gekomen?"
(Wordt vervolgd