m
l!
1
mz
B
n
n®
11
ui
u
jg
fel 11
1
s
Hl
li
■V
1
m
if§
NI
Raadselhoekie
HET ZEEMONSTER VAN NAGASAKI.
LEGKAART
STOUT BROEKJE
GROOT ZIJN!
Eindspel 842.
1P
i
2.
10.
11.
11.
12.
OPLOSSING VAN HET FOUTEN-
ZOEKPLAATJE UIT HET
VORIGE NUMMER.
Oplossing tweezet no. 523.
1 Df3.
Eindspel no. 841.
Kubbel
Mrb
my*
'mm.
a b c d e f g h
Wit speelt en maakt remise.
Oplossing:
1 d7t Kb8. 2. d8D. Ld8 (na 2. Dd8.
3 Pd7t en 4. Tf8) 3. Tb7f K. onv. 4. Tb8f
Kb8 5. Pd7f Ka8. (of c8) 6. Pb6 LbÖ (of
ab6 pat.
Kubbel.
Wfö.
Wrn
t g
a b d e
Wit speelt en wint.
Oplossing:
1. Le4 Ka7 2. Pd5. Lg8 3. Pe7 Lf7. 4
Pc6f Ka6 5. Ld3J Kb7 6. Pd8f en wint.
Na 3Lb3 4 Pc6f Ka6 5. Ld3 Kb7
6. Pa5f en wint.
3. La2 4, Pc6f K. onverschillig 5.
5. Pb4f en wint.
3Lh7 4. Kd6. Kb8 5. Kd7 Ka7 6.
Ke6 en wint met Kf6.
4Kb6 5. Pd5 en 6. Pf6.
De hier volgende schitterende partij
werd gespeeld ift de zomer van dit jaar
in het Züricher grootmeestertournooi.
Wit: Nimzowitsch. Zw. Henneberger.
1.
3.
4.
5.
5.
6.
7.
8.
9.
9.
13.
14.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
23.
24
25.
25.
26.
27.
28.
28.
29.
30.
31.
32.
32,
33
34.
34.
35
36
36
d4 Pf6
c4 e6
Pc3 Lb4
Db3 Lc3
bc3 Nimzowitsch heeft graag
deze pionnenstelling c3, c4, d4.
Maar even plezierig speelt hij tegen
een zoodanige stelling. Beter is ech
ter 5- Dc3.
d6
f3 0—0
Lg5 De7
e4 e5.
Tdl. Waarm dit? Wit moet de
d-lijn toch gesloten houden. Daar
om is beter 9. Ld3, Pe2 00 en f4
om de Mijn te openen.
c5
d5 Pbd7
g4? Schat wit zijn tegenstander
te min? Wie gaat nq met zoo wei
nig ontwikkelde stukken een pion
nen stormloop beginnen?
Te8
Ld3 Pf8.
Pe2 h6
Lel (beter 14 Lc3 P6 h7 15 Kf2
P6 h7
h4 Df6
Pgl Pg6
h5 Pf4
Lf4 Df4
Le2. Pg5.
Td3 f51! Zwart wil de e-lijn
openen.
gf5 Lf5ü Wordt deze L. geslagen
dan volgt e4. met vernietigende
kracht b.v. 22. ef5 e4! 23, fe4 De4 met
aanval op de beide torens.
Dbl. Te7, (Ook 23Pe4 24.
fê4 Le4 ware te wagen.
Kdl Wit had in plaats van
deze zet ook wel kunnen spelen 23.
ef5 e4 24. fe4 De4 25. Th2 en wij
zien geen winstvoortzetting voor
zwart.
Ld7
Kc2 b5!
Del. Niet 25 cb5 c4 26. Td2 Pe4!
enz.
bc4
Td2 La4f. Zwart loopt niet in de
volgende val. 26Pe4. 27 fe4
De4f 28. Tib2 Dhl 29. Lf3 met dame-
verlies.
Kb2 Tab8f.
Ka3 Gedwongen. Na 28. Kal
wint zwart als volgt 28, Teb7
(met de dreiging 29Dd2!) b.v.
29. Ph3. Ph3 30. Th3 Dd2! of 29. Tdl
Ldl 30. Ddl Dd2!
Teb7
Zwart speelt als nooit te voren.
Ka4 Df7
Lc4. Dd7f
Ka3 Dc7 dreigt mat op a5.
Lb3. Niet 32. Ka4 wegens 32
Tb4f 33. cb4. Tb4 34. Ka3 Da5 mat.
Da5f
Kb2. c4.
Ddl. Er dreigde 34. Tb3+!
Wit rekent er dus op zijn dame te
offeren voor twee torens.
Da4!
T(]f2 Tb3
Kal 36 ab3 kan niet met het oog
op de onbeschermd staande Dame
en Toren.
Da5? Hier laat wit een stuk
vallen Veel >ckooner had hij kun
nen spelen 36, Tb2I! en zwart
had op slag gewonnen want wit
staat door Da2 of Ddl op mat, ter
wijl 37. Da4 niet kan wegens 37.
Tbl mat.
37. Tfc2. Tc3
38. Th2 Tcb3
39. Del. 't Is duidelijk dat 39. Tc4
niet gaat wegens 39Tblt 40.
Dbl Tbl 41. Kbl. 42. Db5t enz.
39c3
40. Thg2? Beter ware 40. Thf2.
40. Tblf.
Wit geeft op. Immers er volgt na:
41. Dbl Tbl
42. Kbl Db5f en 42. Dfl met
winst.
De Zondagmorgenbijeenkomst in de
muziektuin is een „succes" geweest.
Met belangstelling zal men de op
komst van a s. Zondagmorgen van 10—1
uur gadeslaan. Er zal getracht worden
om deze bijeenkomst van ongeorgani
seerde schakers elke Zondag te her
halen.
OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT
'T VORIGE NUMMER.
Voor grooteren.
1. Hortensia. Anton, staart, hert, tin, sein,
toren.
2- Dag, pauw, oog; dagpauwoog.
3. Weet je, dat Jaap Berg er achter geko
men is? (Bergerac).
Hij was kwaad. „U Winkt ook niet uit
door snuggerheid!'5 zei hij. (Dublin).
Ja, al staan er nog meer agenten, ik
durf er wel heen. (Aalst en Gent).
De sommen zijn niet heel moeilijk; ik
maak enkele stellig goed. (Aken).
4. A Amerongen.
E m s
sterk
haarkam
Amerongen
tuinman
hagel
Lek
n
Voor kleineren.
1. Een riviermond.
2. Kampen.
3. Pad. den, stoel; paddenstoel.
4. s c H o 1 Haarlem,
paard
traan
varen
De 1 f t
trein
z om e r
OM OP TE LOSSEN.
Voor grooteren.
1. Vul deze 16 vakjes in met:
6E2D1G2L1P2R2T,
maar doe het zóó, dat je van links naar
rechts en van boven naar beneden
leest:
lo een ander woord voor plezier.
2o een ander woord voor toespraak.
3o een ander woord voor nobel.
4o een ander woord voor afstammeling
2. Verborgen metalen.
Leg dit boek plat in Anna's la; anders
beschadigt vct. (2)
Wat zijn die handdoeken goedkoop!
Dat komt, omdat hij ze rechtstreeks
van de fabriek liet komen.
Heeft Tante Go u oie wol bezorgd?
Zal Miek op Ernst blijven wachten?
3. Zwijgen als Pythagoras.
Zegt men. maar wat kan
Nog veel beter zwijgen? Kon),
Zeg bet antwoord dan!
4 Noem den steen eens, die als hij door
midden breekt in twee stemmen ver
andert.
Voor kleineren.
1 Mijn beide eerste lettergrepen worden
dagelijks samen door den t
bakker gebruikt, mijn derde i
en mijn geheel is een bloem.
2. Vul de rijmwoorden in:
Wie kan zeggen: boonestaken,
Zonder lippen aan te
Wie dat kan, is wel heel knap.
Als je koek pet, doe je
Als je 's avonds stapt in bed,
Is vooi dien dag uu de
tbak
neens
3.
4.
Moeder doet het licht dan uit.
Wel te rusten, kleine
Wie stapt van ons het eerst in bed?
Heb je dat wel eens opgelet?
Het antwoord weet je zeker al?
Ik houd ie heusch niet voor den mal!
Mijn geheel noemt een vogel, die met 6
letters geschreven wordt
6, 2, 3, 4 is een voedzame spijs.
Een 1, 5 3 moet geleerd worden.
Een 3, 4. 5 6 is een hemellichaam.
Een 3. 4 5, 1 is een deel van een bloem
of blad.
(Nadruk verboden).
De 9 fouten zijn:
1,
II.
hl.
IV.
VI
VII.
VIII
IX.
Melkton zonder hoepels.
Bezem njet omwoeld.
Rechter emmer zonder hengsel.
Bloempot kan niet recht staan op
schuine vensterbank.
Tuit van regenpijp omhoog In
plaats Van schuin naar ueneden.
Pot zonder oor.
Spiegel kan zóó niet recht nangen
(spijker moet meer in 't midden).
Boezeiaai maar één rugband.
Deur zonder handvat
(Nadruk verboden).
De legkaart stelt voor: Jongen en meisje zijn aan 't bellen blazen. De bond maakt een bel met zijn neus stuk.
(Nadruk verboden).
Kleine Jan ging wandelen
Met zijn zusje Lien,
Keuriger klein kereltje
Heb je nooit gezien.
Pas gepoetste schoentjes aan,
Glimmend in de zon.
Hagelwitte slobkousbroek,
Die niet witter kón!
Zus is trotsch op kleinen broer
Met z'n leuken snuit,
Aldoor kijkt ze maar naar hem,
Maar... wat voert hij uit?
Al zijn aandacht wordt geboeid
Door iets op den weg.
„Broertje!" zegt Lien, „kijk eens op!
Hoor je, wat ik zeg?"
Maar hij boort niets, denkt alleen:
,,'k Wou, dat ik er was!
Hoe kom ik het vlugst bij dien
Mooien modderplas?"
Nog drie stappen, en dan, ja!
Broertje heeft zijn zin.
't Mooie, witte slobkousbeen
Patst er middenin.
Lientje schrikt, zegt: „Stouterik,
Kijk eens naar je goéd!"
Verder zwijgt ze maar, omdat...
Lien zoo lachen moet.
ANNIE LEMMENS.
(Nadruk vel-hoden).
Een doosje vol griffels, een sponsje,
een lapje
Van zeemleer; dat alles pak ik in mijn
tasch
En 'k wou wel eens weten, wie er
morgenochtend
Van on6 allemaal het gelukkigste was!
Ik ga dan naar school! Mammie knipte
mijn krullen
Er allemaal af! 'k wil geen baby
meer zijn!
Ik ben nu ook „groot", net als Frits en
als Willem!
Om twaalf uur blijk 'k „over"! O, 'k vind
bet zoo fijn!
Om twaalf uur in 't schoollokaal hevig
gesnik van
Een ventje, dat schreit om zijn
„Mammie" en „thuis"!
Totdat er de Jufrouw meelijdend hem
aankleedt
En zelf dan per fiets brengt naar 't
ouderlijk huis.
Hij laat zich niet troosten, zelfs niel
door zijn Mammie,
En wil er wel graag weer een baby'tje
zijn!
Hij schudt met zijn kort geknipt kopje
en stottert:
„Neen Mammie, het is op die 6Chool
heel niet fijn!
Ik blijf weer bij Mammie; ik wil niet
meer leeren!..
Maar't kereltje kreeg toch zijn
zin ditmaal niet..*
Hij wende maar moeilijk en had menig
dagje
Te kampen nog met een onstuimig
verdriet.
HERMANNA.
(Nadruk verboden).
19. Het was dan ook geen wonder dat Drein, toen hij
vijf minuten op het tooneel stond, heelemaal vergeten
was wat hij te zeggen had. Drein stond wat je noemt
met z n mond vol tanden en zoowel hij als Piet maak
ten eenn paar benauwde oogenblikken door. Daaraan
kwam een einde doordat ze allebei hard van het too
neel wegliepen.
20. Het spreekt vanzelf dat de directeur van den
schouwburg heelemaal niet tevreden was en tegen
hen zei, dat ze maar beter deden met onmiddellijk te
vertrekken. Dan gebeurden er geen ongelukken, zei-ie.
Piet en Drein vonden het natuurlijk wel treurig, maar
niettemin gaven ze terstond gevolg aan deze uitnoo-
diging.