HET ZEEMONSTER VAN NAGASAKI.
X)amcuAciek.
KLEUR- EN
KNIPPLAAT
cfe.S/1/e.
ffogerWaard
10.
t x
xxxxxxxxx
x
x
Raadsel hoekie
van Breyer afkomstige variant 6. C5
7 Le7: Ke7 8. Dg4 Kf8 schijnt voldoende
te zijn terwijl daarentegen 6 0o wit
h6t hetere spel geeft, 6. a6 te passief
j6 en 6Lg5:, de aanneming van
het offer dus, beslist ölecht is.
Neen, vermoedelijk werd 4Le7
vermeden wegens de voortzetting 5 e5
pd7 6. Le7: De7: 7. Dd2 0—0 8. f4 c5 9.
pf3 Pc6 10. g3! en men was langen tijd
van meening dat wit nu een gering maar
duidelijk positievoordeel heeft.
En toch spelen Lilienthal en andere
meesters 4Le7. Ik geloof dat de
oplossing wordt gegeven door de partij
Lajos Steiner—Stahlberg uit het tour-
nooi te Boedapest 1934 waar na 10. g3
(zie bovengenoemde variant) volgde
10n- ef6: Pf6: 12. Lg2 cd4: 13.
pd4: e5 (een pionofferl) 14. Pd5; Pd5;
15. Ld5:f Kh8 16. Pe2 Lg4 17. 0—0—0 Td8
enz.
Zwart kreeg hier dus een fraai spel
en wist ook te winnen.
5. Pc3Xe4 Lf8—e7
6. Lg5Xf6 Le7Xf6
7. Pglf3 Pb8-d7
8. Lf2-d3.
Waarschijnlijk is 8. c3 beter.
8b7—b6.
Deze zet past zeker in het kader van
zwarts partij-opzet. Het systeem door
4den: ingeleid en naar ik meen
van Rubinstein afkomstig poogt een op
lossing voor het zorgenkind van de
Fransche verdediging de ingesloten
looper op c8 te geven door die looper
naar b7 te financhetteeren. Echter kon
wit nu zijn tegenpartij enkele moelijk-
heden bezorgen door 9. Lb5!
De aangewezen zet voor zwart was
8c5t maar zwart wilde in deze si-
multaanpartij om begrijpelijke redenen
van de theorie afwijken en complicaties
verwekken.
Op 8c5 geeft Aljechin in de Wie
ner Schackzeitung van 192 dan de vol
gende variant die volgens hem de posi
tie van zwarts verdediging is: 9. dc5;
Pc5; 10. Lb5f (Pc5: Da5f) Ke7 11. Dd8;
Td8; 12. Pc5 Td5 13. Pa6 Lb2: 14. Tbl Tbo;
Hier dient opgemerkt te worden lat
9. Pd6f Ke7! 10. dc5; Pc5; zwart een
ideale stelling bezorgt.
9. Ddle2 Lc8—b7
10. 0-0-0 Dd8—e7
11. Thl—el c7c5
12. d4Xc5
Vermoedelijk is 12. Lb5 sterker.
120—0!
13. Pe4d6
Natuurlijk geeft het aannemen van
het pionoffer na cb6: ab6; zwart een
prachtigen aanval.
14. Pc5Xb7 De7Xb7
15. Ld3e4 Pc5Xe4
16. De2Xe4 Db7Xe4
17. TelXe4: Tf8—d8
Dreigt Lb2f: Zwart meent in een vol
komen gelijk staand eindspel te belan
den maar
18. TdlXd8: Ta8Xd8
19. Te4—c4! deze zet verrast hem zeer
onaangenaam. Er dreigt Tc7 en hoe
moet hij dan de a-pion of na opschuiven
eventueel de b-pion dekken- Vanuit a8
dekken deugt natuurlijk niet, dan komt
zwart geheel in de verdediging en kan
hij eerder beter een pion opofferen.
Niet goed is ook 19Td7 20. Tc8f
Td8 21. Tc7 of 20Ld8 21. Pe5 en
22. Pc6.
Zwart vindt een merkwaardig ma
noeuvre dat hem vrijheid van beweging
verschaft.
19g7-g6!
20. Tc4c7 Lf6—g7!
Nu kan wit niet op a7 nemen wegens
schaak op h6
21. c2—c3 a7—a5
22. Tc7-b7
Op 22. Tc6 komt b5 23. Ta6 a4 24. Tb6
Td5! 25. Tb8 Lf8 26. Pd4 b4!
22Lg7h6f
23. Kclc2 Td8—d6.
Nu ziet men het verschil. Door het
manoeuvre van de 19e, 20e en 22e zet
heeft zwart nu een vluchtveld voor zijn
koning met tempowinst gekregen.
24. a2a4! f7—f6
25. b2b4!
Weer staat zwart voor een moeilijk
probleem. Wit krijgt een vrijpion op de
damevleugel.
25a5Xb4
26. c3Xb4 e6e5
Zwart meent weer een redmiddel te
zien.
27. a4—a5 b6Xa5
28 b4Xa5 e5e4
29. Pf3—el Lh6—d2
Tot zoover had zwart gerekend bij
zijn 26en zet maar nu pas ziet hij dat
wt door 30. a6 gerust zijn paard kan of
feren. Hij besluit er toch maar op in te
gaan want in de eerste plaats is een
passieve houding van 29Ta6 veel
2. Onderweg had Piet Prikkel nog een extra'tje van
londerd gulden. Er stonden langs den weg een paar
lieeren die dachten dat Piet en Drein een paar deel
nemers waren aan de Marathon-wedloop. „Jullie zijn
zoo ongeveer tegelijk aangekomen,", zeide oudste me
neer, „hier heb je honderd gulden, die moeten jullie
maar samen deelen",
Jaap Langoor op de heide
Viert Kerstfeest ieder jaar
Met vrouwtje-lief, Fluweelvel,
En heel de kinderschaar.
2.
De sneeuw ligt op de heide.
't Is buiten vrees'lijk koud.
In 't hol is 't warm en lekker.
Geen haasje is er stout!
3.
Want Moeder bakt een Kerstkrans;
Die ruikt toch wel zoo fijn!
De haasjes weten wat goed:
't Zal morgen Kerstfeest zijn.
4.
Reeds sleepte Va een Kerstboom
Met Grijs en Tril in 't hol.
Ook staan er in een hoekje
De kaarsjes: doozen vol.
5.
En alle hazenkind'ren
Gaan 's avonds vroeg naar bed.
't Is morgen immers Kerstfeest!
O, haasjes, wat een pret!
Eén nachtje nog maar slapen.
Dat is toch heusch niet lang!
Intusschen zijn hun Ouders
Druk, heel druk aan den gang:
7.
Den Kerstboom te versieren
Mat slingers, klokjes, ringen,
Met kaarsen, ballen sterren
En al die mooie dingen.
8.
Wat zou 'k naar 't Hazen-Kersteest
Toch dolgraag willen gaan!
Maar och, ik weet den weg niet!
Zelfs niet bij 't licht der Maan.
9.
Ik kijk dus maar naar 't plaatje
In onze kinderkrant
En ga ik 's avonds slapen,
Dan reis 'k naar Hazenland.
Ik word dan ook een haasje,
Vier met de and'ren feest.
Wie wil er met mij ruilen?
'k Denk: ieder, die dit leest!
te gevaarlijk en verder meent hij door
de tekstvariant nog winstkansen te
krijgen door zwarts „offervaardigheid"
te overtroeven nl. door 29Ld2 30.
ft6! Lel: 31. a7 Ta6 32. Tb8f Kg7 33. aRDf
Ta8: 34. Ta8: Lf2:
30. a5—a6 Ld2Xel
31. aba7 Td6a6
32. f2—f3 Een meesterlijke zet.
Zwart kan nu 32e3 spelen en
houdt dan 4 tegen 3 pionnen. Of hij kan
spelen zooals in de partij maar in beide
gevallen heeft hij geen winstkansen
meer als in bovengenoemde variant.
Lilienthal weigerde hier hemise
32e4Xf3
33. gf3: Lf2 34. Tb8f Kg7 35. a8D Ta8:
36. Ta8: gó 37. Kd3 Kg6 38. Ta6 Lgl 39.
h3 Kf5 40. Ta4 Lh2 41. Ta7 h5 en remise
volgde nog.
Aan de Dammers!
In onze vorige rubriek gaven wij ter
oplossing probleem 1363.
Stand.
Zw. 7 sch. op: 7, 8, 9, 13, 16, 25, 29.
W. 7 sch. op: 24, 26 32, 33, 40, 43, 44.
Oplossing.
1. 26—21 1. 16 49
2. 40—34 2. 49 19
3. 34 1
Uit een correspondentiepartij.
De heer H. J. Toepoel, alhier, zond
ons den volgenden stand uit een corres
pondentiepartij door hem met wit ge
speeld.
Zw. 16 sch. op: 2/8, 12, 14, 15, 16, 18, 20,
21, 24, 26.
W. 16 sch. op: 27, 28, 32/39, 42/45, 47, 48.
Dat zwart hier aan zet 49 speelde in
zoo'n partij is wel eenigszins vreemd.
Wit haalde nu dam door 2722, 28
22, 3731 en 33 4. Wel nam zwart den
dam af door 39, 1419 en 8 19 waar
op volgde 3430 (zw. 510) wit 3933
(zw. 28), wit 3024 (zw. 19 30) wit
35 24 (zw. 20 29) wit 33 24!
Stadie.
In de volgende positie
Zw. 10 sch. op: 2, 8, 9, 12, 14, 16/20.
W 10 sch. op: 25, 26, 27, 30, 32, 34, 38,
42, 43, 47.
speelt wit 34—29. Zwart mag nu niet af
ruilen door 17—21 en 12 21 want dan
volgt van wit: 2722, 2924, 2520,
4339, 38 49 en 42 4! Zeer interessant!
Ter oplossing voor deze week:
Probleem 1364 van J Guillé (Fr.)
2. Leg dit boek plat in Anna's la; an
ders beschadigt het.
(platina en tin).
Wat zijn die handdoeken goedkoop!
Dat komt omdat hij ze recht
streeks van de fabriek laat komen.
(ijzer).
Heeft Tante Go u die wol bezorgd?
(goud).
Zal Miek op Ernst blijven wachten?
(koper).
3. Het standbeeld van Pythagoras.
4. Basalt; bas, alt.
Voor kleineren.
1. Boter, bloem; boterbloem.
2. staken raken,
knap hap,
bed pret,
uit guit.
3. Eén van onze voeten.
4. Lijster, Rijst, les, ster, steel.
OM OP TE LOSSEN.
Voor grooteren.
1. Wie weet mij een held te noemen,
Die keert men 'm eens
heel'maal om
Toch dezelfde held zal blijven.
Zeg het antwoord! Wees niet dom!
2. Kruisraadsel.
Op de beide kruisjeslijnen komt de
naam van een plaats in het Zuiden
van Frankrijk.
X
i X a
X
X
X
le rij een medeklinker.
2e een boom.
3e een jongensnaam.
4e een Javaansch dorp.
5e 't gevraagde woord.
6e groote vogels.
7e een verfrisschende drank.
8e een deel van een wagen of fiets.
9e een medeklinker.
3. Verborgen plaatsen in het buiten
land-
Je mftg dat pek in geen geval aanra
ken, Tom! (2)
Wat een malle, ongewone opgaven
zijn dat!
Aan brem en heide hebben we hier
geen gebrek!
Moeder zal in zijn broek zakken
maken. (2)
Wat staat die riem slecht bij dat
pak!
Mijn geheel wordt met 6 letters ge
schreven en noemt een koninkrijk.
4, 2, 6, 3 is een kleur.
Een 1, 6, 3 kan dikwijls hard klinken.
Een 4, 5, 3 is een ander woord voor
kreet.
3, 6, 2, 4 is het tegenovergestelde van
vol.
Voor kleineren.
1. Wat kun je maken van:
fret stek es
2. Wat is de leelijkste raad?
3. Met m ben ik een lichaamsdeel, met
r ben ik zonder hoeken, met h een
huisdier, met p een gewicht en
met bl altijd licht.
4. Op de zigzag-kruisjeslijn komt de
naam van eén deel van ons land.
Ie rij een zwemvogel.
X
2e
een boom.
X
3e
een jong viervoetig dier.
X
4e
1>
een metaal.
X
4e
)1
een verkorte jongens
X
naam.
6e
)f
een getal.
X
7e
een verlichtingsvoor-
X
werp.
8e
een deel van je gebit.
9e
i)
een deel van je gezicht.
10e
een kleur.
(Nadrukverboden).
31. Toen Piet Prikkel en Drein Drentel zagen dat al
die kladderij in verkeerde aarde wasgevallen, bes
ten ze er maar een vaartje in te zetten. „Dtói ihet
Oosten," riep Piet onder het hollen door, „in die nch
ting moet Nagasaki liggen!"
DflANM'
Ook de haasjes in het bosch vieren het
Kerstfeest. Ze zingen hun liederen bij
den Kerstboom: een paddenstoel met een
kaars er in.
We zullen het geheel eens opzetten.
Eerst de plaatjes en driehoekjes op
dun, doorschijnend papier overtrekken.
Ze daarna op dun karton plakken, de
plaatjes kleuren en alles uitknippen.
Nu de driehoekjes op de stippellijnen
omvouwen, de reepjes met lijm of glu-
ton bestrijken en ze tegen de plaatjes
plakken.
Is dat geen aardig geheel geworden?
Zw. 9 sch. op: 9, 12/16, 20, 22, 27.
W. 9 sch. op: 23, 25, 26, 30, 37, 38, 40,
41, 43.
In onze volgende rubriek geven wij de
oplossing.
Oplossingen der raadsels
uit 't vorige nummer.
Voor grooteren.