BÉ Hl HET ZEEMONSTER VAN NAGA SAKI. n tit HH IP MM ÉÉt jfj m H J§§ 11 H |fj fö'v iSÜ t HP lU sSÜ H iH H 1 HP BR BS 9 m m Raadselhoekie TE LAAT DE POP Nog een nachtje slapen. ZEGT HET MET BLOEMEN W. 17 sch. op: 27, 28, 31/36, 38, 39, 42, 43, 44, 45, 47, 48, 49. Hij speelde n.1. 1 34—30 1. 25 34 2 39:19 2. 13:24 3. 28—23 3. 18:29 4. 27:18 4. 12 23 5 35—30 5. 24 35 6. 33 24 6. 20 29 7. 38-33 7. 29 :27 8. 31: 4! In de volgende positie zag wit onmid dellijk dat hij door 3329 en 38 29 een schijf zou winnen. 'm//, Wm. Wm ÜS m V/Y///W A VHM Wr, WM m wm Zw. 10 sch. op: 2, 4, 6, 9, 14, 18, 19, 20, 24. 25. W. 10 sch. op: 26, 30, 33, 34, 35, 38, 40, 42 44, 45. Wit speelt: 1. 33—29. Zw. 24 33. Wit 38 29. Dreigt 29—24. Op 19—23 volgt 30—24 en schijf 20 is verloren. Zwart speelt dus 18—22. Wit 4439! en nu is 3024 en 35 15 niet te verhinderen. 'i Ter oplossing voor deze week: Probleem 1369 van D. A. L. Schröder, A'dam. 'Wfr/ Pü WM. WM W/A |pg üjg| ggg| ipz y/m wk m, m, m. Zw 11 sch. op: 2, 6, 8, 9, 10, 12, 13, 18, 19, 23, 24. W. 11 sch. op: 11, 21, 22, 25, 27, 32, 34, 37 38, 39, 44. In onze volgende rubriek geven wij do oplossing. OPLOSSING VAN HET SPREEK WOORD UIT HET VORIGE NUMMER. Men moet geen oude schoenen weg doen, vóór men nieuwe heeit. (Nadruk verboden). Oplossingen der raadsels uit het vorige nummer. Voor grooteren. 1. Eindhoven. Hein veen, vin, hond, nood. 2. W Walcheren. bas polka E s s c h e n Walcheren schepen Karei pen n 3 Een schoenspijker. Nicotine (Nico, Tine). Voor kleineren. 1. Wat laat, hè Oom! Maar iemand hield mij op. (Theo en Arie). Hij kwam in alle opzichten te kort. (Mina en Leo). In dit winkeltje verkoopen ze visch, ansichten en touw. (Hans). Wij namen andere boeken mee. (Mena). 2. Schaaf, schoof, scheef. 3. Honger is de beste saus. Haastige spoed is zelden goed Blaffende honden bijten niet. Hoogmoed komt voor den val. 4 Een boom. OM OP TE LOSSEN. Voor grooteren. 1. Verborgen plaatsen in het buiten land. Kom vlug, An! Otto wacht al lang op je. Komt Tante Cc morgen of overmor gen logeeren? Ben je kwaad, Ria, of vergis ik mij? Spaart Lena bonnen van Verkade op? Hij zal To natuurlijk waarschuwen, vóór het te laat is. 2. Welke boer maakt veel lawaai, 't Meest van alle boeren? 't Is een, die de handen flink Bij zijn werk moet roeren. Mijn geheel wordt met 9 letters ge schreven en noemt een arbeider. Een 1, 8, 8, 6, 1 i6 een ware traktatie. Een 1, 6, 8, 3, is een vervoermiddel. 4, 8, 8, 6, 1 is de naam van een maand Een 3, 2, 5, 6 is een insect. Een 9, 8, 8, 7 hebben we allemaal. 4 Vul deze 16 vakjes in met: 4 A 40 2 G 3 N IR 1T 1Z maar doe het zóó, dat je van links naar rechts en van boven naar be neden leest: le rij timmermansgereedschap. 2è een rivier in Italië. 3e een ander woord voor iaar. 4e iets wat langs het dak loopt Voor kleineren. 1 Een visch verloor zijn staart; Toen werd het een rond ding Waar water, wijn, bier, vioCh, Een massa, hoor! inging! 2 Op de zigzag-kruisjeslijn komt, van boven naar beneden gelezen, de naam van iets, dat door jong en oud gedragen wordt. X Ie rij een viervoetig dier. X 2e het tegenovergestelde X van vroeg. X 3e een lichaamsdeel. X 4e een metaal. X 5e een natuurversch'jnsel. X 6e een ander woord voor X nadeel. X 7e een huisdier. X 8e een kleur. 9e een jongensnaam 10e een getal. 3. Noem mij eens vlug een ezeltje, Dat maar drie pooten heeft En toch zoo stevig daarop staat, Dat het er niets om geeft! 4. Mijn eerste is een voorzetsel, mijn tweede een kasteel en mijn geheel ligt in Zuid-Holland. (Nadruk verboden). Draven, draven, rennen, rennen! Hollen met een bang gezicht! Hoor! daar slaat de klok al negen! En nu gaat de schooldeur dicht! Draven, draven, rennen, rennen! Bom! valt Anneliesje neer! En geloof maar: op de steenen. Doet zij zich geweldig zeer. Straf van Juf, die heel erg boos is En dat was nog nooit gebeurd! Blauwe plekken op haar knietjes En de mooie jurk gescheurd! 't Is een schreiend Anenliesje, Dat nu in den hoek moet 6taan. Weet wel zeker, dat ze voortaan Nooit weer laat van huis zal gaan. R. WINKEL. (Nadruk verboden). Deze legkaart stelt voor: Apen glijden van een giraffe af. Verder nog een beer en een pinguin. (NaJiuk veiboden)". Het was Liesjes verjaardag. Ze had heel veel gekregen. Van Oma de pop met het donkere krulhaar en een leuke Friesche kap er op, want Oma woonde zelf in Friesland en had de pop voor haar kleindochtertje aangekleed. Van moeder had ze het gouden rin getje gekregen, dat ze voor de winkelrui- tei al zoo vaak bewonderd had. Van de Ooms en Tantes had ze pren tenboeken, legkaarten en een heeleboel lekkers gekregen. Ze was er dol-blij mee geweest. Dien avond kwam het dienstmeisje haar cadeautjes nog bewonderen en die vertelde dat haar zusje dien dag ook jarig was. Ze was net zoo oud gewor den als Lies. Ook negen. „Wat heeft die gekregen?" vroeg Lies nieuwsgierig. „Ze heeft van ons een legplaat ge kregen". „O", zei Liesje stil. Juist kwam Moeder binnen om haar jarig dochtertje nog eens lekker in t« stoppen. „Zeg Moes, moet U eens hooren. Ali, u weet wel, het zusje van Pets, heeft al leen maar een legkaart gekregen. Wat weinig hè?" „Ja. Maar zou jij haar dan nog niet iets geven?" „Wat zal ik geven?" „Nou, je pop bijvoorbeeld, of je mooie prentenboek. Je hebt nu zóóveel!" „Nee", pruilde Liesje, „dat is allemaal van mij". „Je moet het zelf dan maar weten. Dag Lies" en moeder gaf haar nog een zoen en ging naar beneden. Lies sliep spoedig in maar ze sliep niet rustig. Wat zag ze daar? Ze ging recht over eind in haar bedje zitten. Twee elfjes waren haar kamertje binnen gekomen en één van hen vroeg: „Zeg, Liesje. Heb je zin om mee naar ons elfenhuis te gaan?" „Ja, ja", juichte Liesje. Ze was heele- maal niet bang. Hoe ze er gekomen was wist ze later niet meer Opeens zat ze tusschen een heeleboel elfjes in en hield zich heel stil toen de elfenkoningin begon te spre ken. „Ik heb u allen iets heel ergs *e ver tellen", begon ze. „Vandaag waren er twee meisjes jarig hier in deze stad De eene heeft heel veel gekregen, de an Ier aheen een legplaat en nu heeft onze bode mij net verteld dat het meisje, die zooveel gekregen heeft, niets aan het arme meisje wilde geven. Ik vind nu dat we dit meisje moeten straffen." Liesje had heelemaal niets meer ge zegd en zat met een vuurroode kleur. „Weet jij misschien wie dat meisje is Liesje?" vroeg één van de elfjes haar. Lies keek naar den grond en toen ineens flapte ze er uit: „Ik ben het. Maar ik zal morgenochtend heel vroeg naar Ali toegaan en haar mijn pop geven en 85. „Dan moeten we maar een bootje zien te nemen", zei Piet Prikkel. „Goed", antwoordde Drein. Met z'n tweeën gingen ze nu naar een heel dikken bootjes verhuurder, die voor de deur van zijn huis op klan ten zat te wachten. „Meneer", zei Piet, „we zouden graag een bootje willen huren". 86. „Dat kan", zei de bootjesmeneer, en hij bracht Piet en Drein naar een heel klein smal bootje, dat aan de kade lag. Bevend over zijn geheele lichaam stapte Piet er in om eens te probeeren, maar met een gil sprong hij weer op den oever. „Dat bootje wil ik niet", zei Piet, „dat is me veel te licht!" door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. 1. De kachel en de kolenbak, Die kregen op een nacht 't Eens samen duchtig aan den stok. Het ging niet eens heel zacht! 2. De kachel zei: Jij bent zoo lui En geeft me maar geen eten. Als ik van honger 't leven laat, Heb jij 't op je geweten! 3. Ik lui zei toen de kolenbak. Dat laat ik mij niet zeggen! J ij staat maar stil i k moet naar 't hok Een heel eind steeds afleggen! 4. Jij bent zoo gulzig, dat ik heusch Niet langer je wil voeren, Al sta je naar mijn inhoud nog Zoo hongerig te loeren! De kachel zuchtteen toen wij Des ochtends binnen kwamen, Was hij heel zwart en vrees'lijk koud... Wat prijkte op de ramen? 6. Ijsbloemen, want het vroor geducht De kachel moest wat hooren! En voor den kolenbak ging ook Geen enkel woord verloren. 7. Hij schaamde zich geducht en dacht: Mijn schuld is al d' ellende! 't W^s beter, als ik vóór den nacht De kachel wat verwende! 8. En hem wat meer te eten gaf. Ik zal de vrouw eens vragen, Of zij, vlak vóór zij slaper, gaat, Mij naar hem toe wil dragen! 9. De vrouw verstond zijn stomme beê, De kachel kreeg te eten En bleef 's nachts aan, maar van hun twist Heeft niemand ooit geweten! (Nadruk verboden). ook wat lekkers. Ik heb er spij' van. Heusch". Den volgenden morgen vroeg moeder verbaasd: „Waar ga je heen, Lies. Het !s nog zoo vroeg En wat zit er in dat pak?" Toen verteide Liesje moeder alles en die zei alleen: Best, hoor Lies Feliciteer Ali ook nog van mij. Liesje heeft er geen spijt van gehad, toen ze het stralende gezichtje van Ali zag bij het uitpakken van de pop. L T. M. K Neg één nachtje slapen en dan is er feest, Omdat er ons Moesje Verjaart! Ik heb al een heel mooi presentje gekocht Vau centjes, die 'k zelf heb gespaard. Een cactusje is 't, in een potje, lichtgroen, Het staat nu al achter 't gordijn Bij mij op de kamer; daar ziet Moes, het niet Het is, moet je weten, héél klein! Nog een nachtje slapen en dan is er feest! Z«-g, kom je ook bij ons dien dag? Ik zal het wel vragen, maar 'k weet al i "voo-uit, Dat Moesje zegt: „Ja hoor, dat rrag!" /M IIERMANNA (Nadruk verboden). door C. E DE LILLE HOGERWAARD. Zeg het met bloemen," las Piet onlangs t Stond voor het raam van een bloemist. „Zeg het met bloemen?" vroeg hij, „Moeder, Heeft die meneer zich niet vergist? Hoe kun je iets met bloemen zeggen?'* Moes legde 'm toen heel duid'lijk uit, Hoe het gezegde, dat hij vreemd vond, Toch eig lijk iets gewoons beduidt. 't Wil zeggen: „Toon door bloemen geven, Dat je veel van een ander houdt. Je schenkt z'op een verjaar- of feestdag, Soms zóó, of als er iemand trouwtl" Piet knikte, had-het best begrepen, Onthouden zou hij het ook vast 't Werd winter Het begon te vriezen- Op eens dacht Pietje: „Ja, zoo was 't!" En tegen Moeder zei hij: „Kijk eens! Ijsbloemen staan er op de ruitl Je weet, hè Moeder, wat zoo n raam vol Met ijsbloemen toch wel beduidt? Heer Winter denkt: Zeg het met bloemen- Dat is een duidelijke taal! En dat het koud plots is geworden Dat weten we nu allemaal!" (Nadruk verboden).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1935 | | pagina 12