- Raadselhoekie
HET ZEEMONSTER VAN NAGASAKI.
VOOR DE KLEINTJES
O
o
O
ÜP
jp
if
IP
JU
§1
m
V
11
Hf
iÉ
PI
n
fH
fH
M
Vader's bordje.
Breien.
Wat Liesje voor haar
verjaardag vroeg I
SPREEKWOORD RADEN.
BIJ DEN SCHOENMAKER
OP HET MUURTJE
O
G
X
X
XXXXXXXXX
X
X
X
X
X
X
X
X
X.
X
X
X
X
Wit is aan zet en speelt 4741. Zwart
slaat dam op 46. Nu volgt 3934. De
zwarte dam slaat naar 23. Wit zet nu
29J24! De zwarte dam moet nu 4 schijven
slaan over 40, 49, 38 tot 20. En wit maakt
dan eindslag IC 2 (5 sch.)
Ter oplossing voor deze week:
u
wy/w.
mi
m
//Zm.
'/M&
'W&/A
Km-,
m
fö;
wk.
WW
urn
Ww
fM
Wk
w
WA
Wi
m
v/\W'
Ww
wm
HIP
wm
Probleem 1374 van Bergier (Fr.)
Zw. 5 sch. op: 15, 19, 28, 36, 38 en dam
op 10.
W. 8 sch. op: 1, 21, 25, 27, 34, 45, 46, 48.
In onze volgende, rubriek geven wij de
oplossing.
Oplossing der raadsels
nit 't vorige nummer.
Voor grooteren.
1. Wouw.
2. Salamander, Laare, Edam, Maas,
Deen, aal.
3. Ik weet er niets van, maar bel Gieten
op. Die is beter op de hoogte.
(België).
Zijn er uit Weesp anjelieren of serin
gen gekomen? (Spanje).
Haar toestand verergerde plotseling,
zoodat zij per zieken-aotu vervoerd
moest worden. - (Perzië).
Het is net, of het wit al iets vuil be
gint te worden. (Italië).
4. Toga, noga.
Voor kleineren.
1 V e r 6 Veenendaal.
berk
geel
Daa n
poes
Anna
duur
bark
jaar
zaal
2.
T
I
N
I
D
A
N
A
P
3. Een pijp.
4. Haring; ha, rirg.
OM OP TE LOSSEN.
Voor grooteren.
1. Mijn geheel wordt met 8 letters ge
schreven en noemt een plaats in
Zwitserland.
Je 6, 8, 3, 4 maakt deel uit van je
gezicht.
2, 7, 6, 5 is een meisjesnaam.
4, 1, 5 wordt gegeten.
Een 1, 8, 3, 4 i6 een zinspreuk.
Een 4, 3, 1 is een onnoozele bloed.
2. Kruisraadsel.
Op de beide kruisjeslijnen komt de
naam van een voorjaarsbloem.
X
X
le rij een medeklinker.
2e een diepte.
3e een rivier in Zuid-Holland.
4e een weinig voorkomend vruchtje
5e 't gevraagde woord.
6e iets, wat we dagelijks eenige
malen gebruiken.
7e een natuurverschijnsel.
8e een steen,
e een medeklinker.
3. Begraven visschen.
Heeft Oom Jacob Leida te logeeren
gevraagd
Wat zijn Hector en Caro groote hon
den geworden!
4.
1.
Tante Hortense zal Moeder het boek
sturen.
Hij had de laatste uren vóór zijn
vertrek nog veel te doen.
Wie kan schild'ren zonder kwast
En doet toch zijn plicht?
Als je even nadenkt, dan
Weet je 't antwoord licht!
Voor kleineren.
Men vindt mij in het glas,
Maar nimmer in de flesch.
Men vindt mij in het vlas,
Maar nimmer in het mes.
Mijn eerste is een boom, mijn tweede
een maat en mijn geheel een rivier
in Gelderland.
Wanneer heeft het haasje laM van
tanden?
Op de zigzag-kruisjeslijn komt, van
boven naar beneden gelezen, de
naam van een plaats in Gelder-
Ie rij het tegenovergestelde
van zoet.
een jong, viervoetig
dier.
een voedzame drank,
een vaartuig,
een ander woord voor
betrekking,
een vi6ch.
een deel van je gezicht,
een meisjesnaam,
een viervoetig roofdier,
een deel van je schoen.
(Nadruk verboden).
2e
3e
4e
4e
6e
7e
8e
9e
10e
Greetje was een meisje van tien jaar.
Ze was niet groot maar had een hee'e-
boel mooie pijpekrulletjes waarop ze erg
trots was. Als moeder 's morgens de
strik in haar haar deed en het uitkamde
deed het wel eens even pijn, maar dat
hinderde niet.
Ze had ook nog een heele goede eigen
schap en dat was, dat ze nooit jokte,
maar dat is wel eens moeilijk.
Ik zal jullie nu eens vertellen dat
Greetje tóch jokte. Het kwam zoo:
21e stond bij Anna in de keuken en
droogde de bordjes. „Heel voorzichtig
doen want het zou zonde zijn als je er
één van brak", zei Anna dan.
„Ja", zei Greetje.
Na een poosje ging Anna even in den
kelder om een paar appels te halen.
Geert ging rustig voort, maar op
eens glipt het bordje van vader uit
haar handen en viel op den grond. Ze
stond er beduusd naar te kijken. Het
was juist het mooie bordje. O, ik krijg
er vast een heel erg standje voor, dacht
ze.
Toen raapte ze vlug en voorzichtig de
scherven op en gooide ze in de vuilnis
bak. Daarna ging ze weer door alsof er
niets gebeurd was.
Ze was net bezig de vorken af te
droogen, toen Anna weer bmnen kwam:
„Zeg Greet", zei ze, „hoorde ik iets val
len of heb ik me vergist."
„Ja, ik denk dat je je vergist hebt",
zei Greetje en liep toen vlug de keuken
uit want ze had een erge kleur gekre
gen.
Juist kwam moeder de gang in en
vroeg toen ze haar zag loopen: „Greet
wil je even een half pond suiker bij on
zen kruidenier halen. Hier is geld."
„Ja Mam".
Ze deed haar manteltje aan en ver
dween vlug.
Toen Anna de bordjes wilde opber
gen merkte ze dat er één te weinig was.
Ze liep dadelijk naar mevrouw toe en
zei: „Mevrouw, hebt u misschien het
bord van meneer gezien? Het is weg en
ik heb het toch heusch afgewasschen."
„Nou, Anna. Dan zal het er nog wel
zijn. Het is dat mooie, je weet wei met
dat randje er langs, net goud!"
„Ja, dat heb ik ook afgewasschen.
Maar het is er niet meer
„Dan zal ik eens gaan kijken" en me
vrouw liep de keuken in, nee, het was
er niet meer.
Toen kwam Greetje thuis en toen
moeder haar vroeg of zij het misschien
ook wist zei ze weer: „Nee."
Omdat ze nog nooit gejokt had geloof
de mevrouw haar dadelijk, maar het
bleef een gek geval.
Bordjes hebben toch geen beenen en
toch was het spoorloos verdwenen.
Het werd half acht en Greetje ging
naar bed, maar kon niet in slaap k >me.n.
Het werd half tien en nog sliep ze niet.
Zwerd er warm van en ineens nam ze
een flink besluit. Ze deed haar pantof
feltjes aan en wipte heel stil naar be
neden. Bij de huiskamerdeur gekomen
hield ze stil en klopte aan. Dan ral
Mam wel open doen, dacht ze. Maar nee
hoor. „Ja", riep mevrouw.
Greetje bleef buiten wachten en toen
kwam moeder eindelijk zelf aan de deur
en zag Greetje staan.
„Maar Greet, wat kom jij doen7
Waarom slaap je nog niet?"
Toen begon Greetje te snikken en met
horten en stooten kwam het heele geval
er uit.
„Nou", zei moeder: „Ik hoop dat het
een goede les voor je is geweest Greet en
ik hoop dat ik je weer vertrouwen kan."
Nu begon Greetje weer te huilen en
beloofde vast en zeker dat ze nooit meer
jokken zou.
Eti ze hield woord.
DORA.
Breien is niet ieders werk,
Maar ik doe het graag:
Voor de pop een trui voor mij
Zelf een mooien kraag!
Rikketik, zoo vlot en vlug
Groeit het weefsel aan,
En vol trots kijk 'k nu en dan
Hoeveel 'k heb gedaan!
Maar wat ik vervelend vind:
Soms glijdt van de naald
Er een steek diep weg! voordat
Die is opgehaald!!
O, dan vind ik breien naar!
'k Heb niet veel geluld
'k Geef de wol, de gladde naald
Brommend dan de schuld!
HERMANNA.
(Nadruk verboden).
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Moeder zegt tot kleine Liesje:
Heel gauw ben je jarig, kind:
Maar vertel me nu eens even,
Welk cadeau je 't prettigst vindt!
Zonder zich zelfs te bedenken,
Antwoordt Liesje: 'n Kindje, Mam!
Wat zou ik het heerlijk vinden,
Als er 'n kindje voor mij kwam!
Ja, zegt Moeder maar m'n Liesje,
Poppen heb je al zoo veel!
Zou je niet wat anders kiezen?
Je hebt: Mies, Noor, Rie en Neel!
Dan Johan, het jongenspopje,
Baby, die in bad zelfs kan!
Het is juist een half dozijntje,
Nu, wat vindt je zelf er van?
Nee! zegt Liesje, ik bedoel niet
'n Popje, Mam, die heb ik al!
Maar een heel klein 1 e v e n d kindje!
'k Hoop, dat ik het krijgen zal
'n Kindje, dat niet net een kind is,
Maar dat echt is en dat leeft
En dat als een zoet, lief kindje,
Uit zichzelf een handje geeft!
Dat, als je wat stopt in 't mondje,
Het echt opeet! Och toe, Mam,
Wat zou k blij zijn, als zoo'n kindje
Voor altijd in huis hier kwam!
'n Kindje, dat (het is nog klein hè?)
'n Enkel keertje is wat stout,
Maar dat toch o, 'k weet het zeker!
Daad'lijk heel veel van me houdt.
'n Kindje, dat ook echt kan lachen,
't Wel eens op een huilen zet.
En ik zou het kindje noemen
Net als jij heet, Mammie, Jet!
Moeder antwoordt: Voor zoo'n kindje
Liesje, ben je nog te klein,
Maar je zult .als j'eenmaal groot bent,
Wel een goede moeder zijn!
(Nadruk verboden).
Welk spreekwoord stelt dit plaatje voor?
(Nadruk verboden?.
door
C E.. DE LILLE HOGERWAARD.
1.
Schoenmaker, schoenmaker, heb je
't zoo d»uk?
Zijn er zoo heel, heel veel schoenen
weer stuk?
- Ijverig klop je! Je werkt steeds maar
door!
Ben je niet boos, dat ik even je
6toor?
- Weet je, dat Hannie, mijn lief poppe-
kind,
Haar stukke schoenen zoo akelig
vindt?
- Heb je den tijd, och toe, maak je ze
dan?
Kom, wees eens lief voor mijn
kindje, mijn Han!
Want als het plotseling regenen gaat,
(Paps zegt, dat 't weerglas heel
slecht al weer staat!)
Krijgt mijn lief popje de voetjes zoo
nat!
En als ze ziek wordt, die Hannie,
cpijn scnat
Klaagt z' over pijn in haar buikje
of zij,
't Is bij haar heusch niet zoo gauw
weer voorbij!
Schoenmaker, toe! Doe me dus eens
plezier!
Kijk, voor 't gemak heb 'k de
schoentjes al hierl
Goed mevrouw Annie ik zorg er wel
voor.
Jou en je pop wil ik g r a a g helpen,
hoor!
'k Maak dus de schoentjes heel netjes
en vlug
Breng ze, voor 't avond wordt, zelf
weer terug!
(Nadruk verboden).
145. „Omdat je niet gelukkig bent wanneer ie weer
bij komt", zei Piet. Toen ze den nek van het zeemon
ster van Nagasaki goed hadden vastgebonden, begon
Piet zijn snuit met een dik touw te omwoelen. „Zoo",
zei Piet, toen dit klaar was. „Je kunt beter het zekere
voor het onzekere nemen."
146. Toen Piet Prikkel zich even later omdraaide
schrok hij geweldig. Vlak voor hem in de zee zag hij
opeens vijf kleine zeemonsters. Hij dacht er over om
deze ook mee te nemen, maar Drein toonde zich nu
het verstandigst „Ik zou het niet doen, Piet", waar
schuwde hij, want ik denk dat we met dit eene zee
monster last genoeg zullen krijgen.
Op t lage steenon muurtje
Zit 't drietal: Jaaa, Job, Jan
óe doen: wie 'v allermooiste
Een zeepbel blazen kan.
Jaap heeft een fijn-gekleurde
O jongens! wat een pracht!
kn Jan blaast in €ftn wipjo
Een heele heele vracht.
Daar gaat weer een de lucht in
Die zeepbel is van Job,
Hij lijkt wel op een vlieger
En wil steeds hooger op!
(Nadruk verboden).
De jongens blazen, blazen....
Wie of den wedstrijd wint?
'k Zou heusch niet kunnen zeggen,
Welke 'k de mooiste vind.
Maar als het zeepsop op is,
Is ook de pret gedaan,
t Is jammer, dat zoo n zeepbel
Zoo kort maar kan bestaan!
Want springt hij uit elkander,
Dan wordt de zeepbet lucht
En is dat mooie wonder
Op éénmaal weggevlucht!
ANNIE O.