Hadioptoqtaiiuna SeuiltetMt Drie groote geestelijke stroomingen. HET GEHEIMZINNIGE LANDHUIS Stad en Omgeving. Thorbecke, Groen van Prinsterer, Troelstra, merkwaardige landgenooten. Laatste lezing van dr. Horreüs de Haas voor de Volksuniversiteit. DE FIGUUR TROELSTRA. de ideeën van Marx. HUIZEN, 301 M. (NCRV.-uitz.) 8.— Schriftlezing en meditatie. 8.15 KALUNDBORO, 1261 M. 1UO BRUSSEL 322 en 484 M. 322 M-l HOEVELEN ER TE ALKMAAR IN OVERTREDINO WAREN. Een overzicht over het (aar 1934. Spr. herinnerde eraan, hoe Groen van Prinsterer in naam van: „Er is geschied en er staat geschreven'' de revolutionnaire denk beelden, ook van Thorbecke, veroordeelde en dé wereld wilde terugroepen tot het woord van de Goddelijke ordannantiën. De groote gedachte van Groen, dat ons persoonlijk en gemeenschappelijk leven moest staan onder de maat van het Heilige en in dienst moest wezen van het hoogste, het goede, aanvaard de ook spr. Komende tot Troelstra, die in 1860 in Friesland werd geboren, wees spr. erop, dat Troelstra altijd groote liefde voor Friesland heeft gevoeld, maar zich tegelijkertijd Neder lander en internationalist gevoelde en meer dan dat: zich voelde de mensch in de zicht baarheid en de onzichtbaarheid onzer we reld. Troelstra, zoo zeide spr., was een reli- gieuse natuur, wanneer men de religie denkt, los van de dogmatische vormen van het kerkgeloof. Wie meent, dat hij alleen maar was de politicus en strijder in het openbare leven, kent hem slecht. Op verschillende ma nieren heeft Troelstra een beeld van zijn in nerlijk leven gegeven. Hij doet dit in zijn Friesche gedichten en breeder belicht in zijn herinneringenWording, Groei, Storm en Branding, waarin men hem kan volgen van de wieg Tot het afscheid. Men leert hem daar- irj kennen als een denker, dichter, strijder en dienaar. Troelstra was ook een naar buiten gekeerd man. Hij verstond de taal van het wijde en oneindige Friesche land en hij was vatbaar voor godsdienstige ontroeringen. Als jonge man van 18 20 jaar vecht hij met de vrr»g van de wereldbeschouwing. Vele van zijn laatste vrienden hebben niet geweten, dat er een worsteling om een wereldbeschouwing bestaat. Zij kenden wel de worsteling om het brood en een sociale rechtvaardigheid. De vragen: „vanwaar, waartoe en waarheen" waren voor Troelstra minstens zulke reëele vragen als die van Maatschappij en Staat En de mensch, die ontwaakt, ontkomt niet aan die, vragen. Troelstra zocht het antwoord op die vra gen naar twee kanten. In zijn eerste boek vertelt hij, dat hij beïnvloed is door Multa- tuli, Vosmaer fn Robert Hamerling. Multa- tuli was de man, die gemakkelijk sprak tot een jong gemoed. Hij vocht met groote harts tocht met de dingen en was ook bewogen door de liefde tot den ander. Multatuli kon nog altijd de boodschap brengen, dat de mensch door de wereld moet gaan met harts tocht voor de waarheid. Vosmaer leidde Troelstra binnen in de Grieksche wereld van onsterfelijke gedach ten en schoonheid. En Robert Hamerling vèrkeerde onder den indruk van de toenemen de mechanisatie, waarvan de nuttigheid in het oog springt, maar waarvan het gevaar was, dat de eeuwige zin des levens verdween Hij keek naar de Middeleeuwen, waarin het innerlijk leven zich sterker uitsprak. Troelstra kon die gedachte begrijpen, maar het verschil tusschen Troelstra en Hamer ling was, dat Troelstra te veel morgenmensch was en geen avondmensch. Hij stond naar het heden en de toekomst gekeerd en kon niet reactionnair worden. Maar aan de gedachte van Hamerling ontkende hij de vraag, hoe de wereld weer voornamer kon worden. En door die gedachte werd hij de practische idealist. In het Calvinistische geloof gevoelde Troel stra iets van het groote houvast. Met het groote stralende voorbeeld van Christus voor oogen, moest men wezen de dienende mensch Hij kon niet zoo denken, maar toch nam hij er met heimwee afscheid van. Het tweede antwoord Was dat van de ma terialistische natuurwetenschap, zooals dat in de vorige eeuw door Büchner, Moleschot en Voogt werd gegeven. Spr. gaf een kort beeld van het werk „Kracht en Stof" van Büchner, waarin geleerd wordt, dat alle stof door kracht bewogen was en waarin het bewust zijn genoemd wordt het fijnste resultaat van de stofwisseling. Ook in het materialistisch antwoord vond reformisten wezen erop, dat Marx in zijn werk zegt, dat de 10 uren-dag de Engclsche proletariërs roode wangen heeft gegeven- Troelstra heeft altijd geprobeerd, de ortho doxe Marxisten en de Marxistische reformis ten bij elkander te "houden en in Nederland kenmerkte het socialisme zich daardoor door een revolutionnair élan en een hartstocht voor het groote doel, maar tegelijkertijd door een hervormingsgezinde denkwijze, met als ge volg het uitwerpen van Wijnkoop en de zij- In de oorlogsjaren en de na-oorlogsjaren kwam Troelstra in een pijnlijke ®ltua*!e: Etoor het uitbreken van den oorlog in 1914 viel de Internationale uiteen en zijn pogin gen om in Stockholm de Internationale weer te lijmen, faalden. Hét chauvinisme en de mi litaristische oorlogshartstocht bleek te sterk. In 1918 brak de Duitsche revolutie los en Troelstra was overtuigd, dat die niét bij de Hollandsche grens tot staan zou komen. Als leider stelde hij zich de vraag, wat hij moest doen. Hij gevoelde, dat hiï leiding moest ge ven, ornaat, wanneer hij dit niet deed, Wijn koop dit zou doen, die dan zeker ongelukken zou maken. Troelstra wilde voör de arbeiders veroveren, wat er veroverd kon worden en daarnaast een vruchtbare oplossing geven aan de bewogenheid, die er heerschte. Ten slotte moest hii erkennen, dat hij zich vergist had in de machtsverhoudingen. Spr. gelooft, dat de vergissing dieper ligt en dat Troelstra zich ook vergist heeft in de methode. Deze vergissing is Troelstra nooit geheel te boven gekomen. Toen hij zijn ver gissing uitsprak, werd hij in Rotterdam toch gedragen door de trouw van' zijn aanhan gers. Toen het einde van flemen, mensch kwam, was het geen wonder, dat dit groote leven diep was gegaan in de harten van duizen den. Spr. las de beschrijving van Joh, Wink- Ier over de begrafenis van. Troelstra voor, waaruit bleek de groote vereering van tien duizenden voor dezen voorganger. Tenslotte concludeerde spr,, dat bij Thor becke, Groen van Prinsterer en Troelstra een hoogere eenheid valt waar te nemen. Met Groen kunnen wij religieus denken in den zin, dat wij weten, dat het lezen is een heilig dienen. Met Thorbecke kunnen wij overtuigd zijn, dat wij in vrijheid het leven vorm moe ten geven. Én met Troelstra kunnen wij zijn vóór de groote broederschapsgédachte en vóór het verlangen naar een nieuwe eenheid. Na het beantwoorden van een vraag over Troelstra wordt de politicus en vechter I den klassenstrijd, die spr. in den zin van de Troelstra iets, dat hem trof, al was hij wijs genoeg om er niet bij te blijven. Dat men de geheele wereld kan zien vanuit een materia listische hypothese, is waar, maar moeilijk is het om het organische leven te verklaren uit een mechanisch wereldproces, omdat er in het organisme iets is, dat boven de physica gaat en omdat uit stoffelijke deeltjes alléén geen bewuste gedachten kunnen komen. Voor het onstoffelijke van de stof staat de moderne natuurwetenschap van dezen tijd. Troelstra kon dan ook niet bij de materia listische wereldbeschouwing blijven en or thodox protestant kon hij ook niet zijn. In een vers, dat spr. voorlas, gaf Troelstra weer, hoe hij tusschen beide gedachten werd geslingerd. Troelstra voelde in zich het ver langen, te wezen een strijder en dienaar van het ware, het goede en het schoone. Als rijpend mensch aanschouwt hij de be weging van Domela Nieuwenhuis. Hij ziet de Biltsche arbeiders, mannen en vrouwen, mar- cheeren door Leeuwarden en hij wordt getrof fen door de ernst en voornaamheid in de ru we, versleten gestalten, die strijden voor hun recht. Hij komt in aanraking met het sociale vraagstuk, waarvan ook Thorbecke en Groen hun aandacht hadden geschonken. Hij vraagt zich af of het niet anders kan worden en hij gelooft, dat de volksstriid voor de nieuwe maatschappelijke orde noodzakelijk en recht vaardig is en hij werpt zich met een grooten sprong in den strijd. Spr. las uit „Wording", wat Troelstra hier over schreef aan iemand, die hem geschre ven had, dat hij tot Christus moest komen. In dat antwoord zegt Troelstra, dat hij in het werkdadig Christendom vrede met zichzelf vindt. Zijn innerlijk motief was: het geroepen worden door het groote licht, dat hij in het Evangelie heeft gezien, al kon hij de dogma tiek daarvan niet aanvaarden voor het sociale ideaal. In een enkelen trek schetste spr. den strijd tusschen Troelstra en Domela Nieuwenhuis. Ook Domela behoort men te zien als den man, die zich zonder voorbehoud gaf aan de beweging, die nog niets te bieden had en wiens lijfspreuk was: „Laat ik maar verteerd worden, mits ik nut- tig ben". Domela was Troelstra's voorganger, maar zij bleven niet bij elkander. Er ojitstond in toenemende mate verschil, of de beweging een parlementair of een anarchistisch karakter moest hebben. Zonder regeering, zonder Staat, zonder wet en geen politieke strijd zou naar de meening van Troelstra ea anderen van de beweging niets terecht komen en zij betoogden, dat zij moesten zeggen, hoe de Staat wezen moet; dat men het parlement moest binnendringen om het volk voor te leg gen: „Zoo denken wij, aangezien anders de nieuwe gemeenschap niet gebouwd kon wor den". Het gevolg van dien strijd was, dat in 1894 de S.D.A.P. werd gesticht, die deze be ginselen anvaardde en aangezien Troelstra ook langzamerhand in toenemende mate een internationaal leider werd, moest hij zich re kenschap geven van Marx was een sociaal-economisch denker, een politiek strijder en een materialistisch wereldbeschouwer. Hij verklaarde de ge schiedenis historisch-materialistisch en Troelstra verklaarde, dat dit was een goede werkmethode cm de verschijnselen te begrij pen en dat die hem hielp om hem de geschie denis te verklaren, maar dat hij er niet ge noeg aan had, omdat niet de economie de idee bepaalt. Z.i. kon het historisch materia lisme den religieusen aanleg van den mensch niet bevredigen, omdat dit niet leidde tot ka raktervorming. Vandaar zijn afwijzing van het Marxisme aan dezen kant. In het slot van Marx' „Das Kapital" staat, dat uit den zwarten grond van de „verelendi- gung" het proletariaat opstaat, de ketenen verbreekt en het kapitalistische stelsel omzet in een socialistische productiewijze De socia listen van verschillende landen stelden de vraag of men op grond daarvan een cata strophe'eer moest huldigen en sociale hervor mingen móest afwijzen. Dat was de geest van Lenin, die de sociale reformatie afwees. De derde Internationale onvereenigbaar achtte met het Evangelie, maar aanvaardbaar, zoo als de tweede Internationale die leert, sloot de voorzitter met een woord van dank aan dr. Horreüs de Haas en een opwekkend woord om het werk van de Volksuniversiteit, die in dezen tijd aller steun zoozeer noodig heeft, deze laatste cursus in het seizoen. DE WERELDGEBEDSDAG DER CHRISTEN vfepiJWEN. In verband met de tier Vrijdag a.s. te houden gebedsdag, verzoekt men one opname van het volgende: Op den eersten. Vrijftag in de Lijdens weken, dus dit jaar og.8 Maart, komen vrouwen en meisjes^lmr de gehee'e aarde samen, om de rtoóden van den tij a op te dragen aan God. Het wereld-pro gramma voor deze bijeenkomsten wera di maal samengesteld-door vrouwe E van Boetzelaer van Dubbeldam—v. d. Hoop van Slochteren te de Bilt (Utr.) Het is een ontroerende gedachte dat wij OLIEFABRIEKEN CALVÉ-DELFI VRAAGT ONS GRATIS VISBOEKJE Woensdag 6 Maart. HILVERSUM, 1871 M. (VARA- uitz.) 8.— Gr.pl. 9.30 P. J. Kers: Onze keuken. 10.— VPRO-morgen- wijding1. 10.15 Voor Arb. in de Con- tinubear.: lezing, solistenconcert en voordracht. 12.— Gr.pl. 12.15 Or- vitropia, olv. J. v. d. Horst en gr.pl. 1.45 Zenderverz. 2.— Voor de vrouw. 2.15 Kniples. 3— Voor de kinderen. 5.30 Masarijk-uitz. (le zing en gr.pl.) 6.30 Dr. Th. v. Schelven: Moeilijkheden met men- schen. 7.— Sportuitz. 7.15 W. van Dok: Voor het platteland. 7.35 VARA-orkest olv H. de Groot. 8.— Herh. SOS-ber. 8.03 „Schandaal om Tannh&user", spel met muziek van Lustig en weisz, mmv het VARA-tooneel olv. W. v. Cappellen. 9.30 Report, v. d. Zesdaagsche te Antwerpen door J. Broeksz. 9-50 Uit Londen: BBC-Symph.-orkest o. I. v Sir Hamilton Harty, mmv. W. Backhaus, piano. 11.— Vaz Dias en VARA-varia. 11.10 Orgelspel C. Steyn. 11.20 Verv. reportage Zes daagsche. 11.35 Orgelspel J. Jong. —9.30 Gr.pl. 10.30 Morgendienst olv. ds. H. M. Ploeger. 11— En semble v. d. Horst en gr.pl. I-I5 Gr.pl. 2.— Orgelspel O. Snijders 3 Chr. lectuur. 3.30—3.45 Gr.pl. 4.Kamermuziek door E. Nolthe- nius, piano en J. v. Helden, viool. 5— Kinderuur. 5.— Landbouw, halfuur. 6,30 Afgestaan. 7.— Ned. Chr. Persbureau. 7.15 Gr.pl. 7.30 Technische causerie. 8.— vaz Dias. 8.05 Orgelconcert M. E. Bouw meester. 9.— H. O. W. Munnik: De Chineezenkolonie te Katen drecht. 9.30 HSndekoncert door de Hollandsche Kamermuziekver. (Om ca. 10.10 Vaz Dias). 11.12. Or.pl. DROITWICH, 1500 M. 10.35 10.50 Morgenwijding. 11.20 Gr.pl. II.50 Voor de scholen. 12.05 Or gelspel Q. Maclean. 12.50 Ch. Manning en zijn orkest. 1.50 Orgel concert H. Rhodes. 2.25 Voor de scholen. 3.10 Causerie. 3.35 Sted. orkest Bournemouth olv. R. Austin, mmv. J. Smeterlin, piano. 5.05 MacArthur-Kwintet. 5.35 BBC- dansorkest olv. H. Hall. 6.20 Ber 6 50 en 7.05 Lezing. 7.25 Handel- concert. 7.50 Concert olv. Kneale Kelley. mmv. Ch. Smart, orgel. 8.35 Concertinleiding. 8.50 BBC- Symphonie-orkest, koor en W. Back haus, piano. ol.v. Sir Hamilton Harty. 10 55—12.20 Harry Roy en zijn band. RADIO-PARIS, 1648 M. 7 20 en 8 20 Gr.pl 12.35 Orkestconcert olv. M Touche 820 Kamermuziek, zang en deel. 10.50 Dansmuziek. —1,20 Concert olv. H-Andersen. 2.2Ó Gr.pl. 2.50—4.50 C. Rydabl orkest. 7.20 WeenKhe Operetteinu. ziek olv. F. Mahler. 8.35 Tsjechi sche muziek door het 9.35 Strijkorkest olv. Mahler. 10.20 —11.50 Dansmuziek. KEULEN, 456 M- 5.20 Or .pi. 6.35 Ruhrland-orkeat. ll-20pr.pl. 12.35 Schrammelconcert 1.35 Ac cordeonduetten. 3.20 Omroepklem- orkest olv. Eysoldt. 5.10 Concert. 6 20 Omroeporkest en -koor en solis ten. 8.05 Pianorecital. 8.35 Koor concert. 10.— Gr.pl. 1020—1120 Omroeporkest olv. weber en solis ten. ROME, 421 M- 8 05 Or.pl. 8.20 Opera-uitzending. 12.20 en 1.30-2.20 L. Langlois' orkest. 5.20 Zang en piano. 5.50 Gr.pl. 6.20 Kamermuziek. 7.10, 7 35 en 8.20 Gr.pl. 8 50 Heden- daagsche muziek olv. F. André. Hierna tot 11.20 Gr.pl. 484 M.: 12.20 Or.pl. 12.50 Omroeporkest. I.50—2.20 Gr.pl. 5.20 Omroep orkest. 6.20 en 6.50 Gr.pl. 7.35 Zangvoordr. 8.20 Koorconcert. 9.20 Reportage. 9.40 Omroeporkest. 10.30—11.20 Dansmuziek. DEUTSCHLANDSENDER. 1571 M. 7.35 „Stunde der jungen Na- tion: Der Kampf als Lebensgesetz. 8.05 Blaasmuziek olv. R. Schulz— Domburg. 9.20 en 10.05 Ber. 10.20 —11.50 Dansmuziek olv. Hans Bund. OEMEENTELIJKE RADIO DISTRIBUTIE. Lijn 1Hilversum. Lijn 2: Huizen. Lijn 3: Deutschl s. 805—9.20, Keulen 9.20-14.20, Kalundborg 14.20—15.20, Keulen 15 20—16.50 Lond. Reg. 16.50-17.20, Brussel Fr. 17.20-18.20, Keulen 18.20— 19 10, Beromunster 19.10—20.20, Rome 20.20-24.—. Lijn 4: Pariis Radio 8.05—8.50, Droitwich 10.35—11.05, Lond. Reg II.05—12.05, Droitwich 1205— 13.50, Lona. Reg. 13.50^15.35, Droitwich 15.35—1820, Leipzig V 18.20—18.50, Lond. Reg. 18 50— Gl 19.50, Droitwich 19.50—21.35 en Lond. Reg. 21.35—24. g zijn band. Lond. Reg. 21.35-24.—. A OeOOOOOOOOOOOOO©QOOOOOOOOOOOO# e. zullen luisteren naar hetzelfde Bijbel woord al wordt het ook in veertig ver schillende talen gebracht. Het thema van de liturgie is, „Draagt elkanders larten". Zang, Gebed, Bijbellezing wis selen elkaar af. In ons land komt men gewoonlijk samen in den avond, In Ame rika zijn den geheelen dag bijeenkom sten. In de binnenlanden van Afrika roepen de vrouwen elkaar al in den \:oegen morgen op tot gebed. Zij loopen soms wel 25 K M. om een bijeenkomst in een buurtgemeente mee te maken. I.Tandsche vrouwen uit Brltsch-Indië tconen haar vreugde over de eenheid mot haar zusters uit, andere werelddee- Ie:, door ln haar fraaiste kleederen te komen. Zij maken ens leden van de oudere Christengemeenten beschaamd Ir.ten ook wij o.w de groote oecumeni sche beteekenls van dezen dag indenken. En als wij verhinderd mochten zijn de samenkomsten bij te wonen, de Liturgie in de binnenkamer volgen. Hoevele vrouwen doen dit niet in een eenzame bl okhut of pp een afgelegen farm van de wereld, afgesloten door sneeuw of ijs. Of in de rimboe op een eenzame plan ters- of zendingspost. Laten wij n'ddend dezen dag voorbereiden, die een ring van gebeden om de aarde zal spannen. Maakt in uwe omgeving ook andere vrouwen en meisjes op onze bijeenkom sten opmerkzaam en brengt er velen mee. Waar Jezus Christus wil zijn is ieder welkom, die vermoeid en belast is. Hier wordt niet gevraagd naar rang of st nd of kerkgenootschap. Hier zoeken zondaressen een ontfermenden Heil&nd. Wie Ir ij den: zonder licht anders dan over rijwielpad zonder reflector of rood achterlicht zonder rem zonder bel links van den weg en niet op vordering stoppen en niet opvolgen bevelen verkeersagent in verboden straat en tweede persoon vervoeren links in de bocht over het trottoir en zich aan auto vasthouden door tunnel in den Bergerweg en te groot voorwerp vervoeren onder den invlced van alcoholhoudenden of sterken drank zonder een hand aan stuurkruk over linkerrijwielpad en de vrijheid en veiligheid verkeer in ge vaar brengen en rechts passeeren en geen doorgang vrijlaten en een paard los medevoeren en geen richting aangeven en geen gelegenheid tot passeeren geven in den Hout 144 9 240 15 89 19 2 2 125 53 27 19 9 26 14 16 2 2 uit het Engelsch van Hugh Walpole en J. B. Prietsley, door H. A. GS 32) „De Bruine Stier" Garrowdale. Beste Bob, Dit is maar een enkel regeltje om je te waarschuwen, dat ik misschien binnen vier en twintig uren zal zijn vertrokken. Vanmor gen speelde zich hier een buitengewone scène af De oude Rossett stoof mijn kamer binften om mij te vragen, wat ik met zijn zoon gedaan had. Hij was in een toestand van buitengewone woede en verwarring; hij scheen mij nauwelijks goed te zien, maar rond te draaien als een gek in zijn eigen doolhof. Ik zei, dat ik mets met zijn zoon gedaan had; waarom zou ik? Hij stormde door de kamer, stootte een stoel omver, zwoer, dat hij den jongen zou doodslaan als hij hem vond, dat hij voor altijd bij hem afgedaan had, dat bij hem zou vermoorden en dat ik hem dadelijk moest zeggen, waar hij heen was gegaan. Ik zei, dat ik hem niet gezien had, sinds een dag of twee, toen hij hier binnenge- storfna was, twee of drie minuten gebleven en weer weggestormd was Waarvoor was hij hier gekomen? Hij kwam om geld te lee nen. Had ik hem iets geleend? Neen, ik had het niet gedaan. Hij brak toen los in een merkwaardige alleenspraak; ik kan je er geen idee van geven, behalve dat de godheid in een groot gedeelte er van voorkwam, dat hij bedrogen was door zijn kinderen, dal „ze" allen het op hem gemunt hadden, maar dat hij zich verzetten zou en hun een paar opstoppers geven, dat men probeerde, hem weg te trekken van het eenige stukje grond, dat van hem was, maar dat iedere stok en steen, iedere rivier en boom en heu vel hun pogingen zou weerstaan, dat de maan in een nieuw kwartier was, en dat zijn huis om hem heen afbrokkelde. Heusch, zoo klonk het ongeveer, en ik had niet het min ste begrip, waar het alles om ging, behalve natuurlijk, dat zijn zoon met het duiven-ge zicht er vandoor was. Naar Londen ge gaan, veronderstelde ik. Wat nu? Ik weet niets, slechts dat Jean alleen is in dat huis, met haar gekken paipa, en dat ik er mij mee bemoeien moet en iets doen moet. Reken dus in geen enkel opzicht op mij; al wat ik be loof, is, dat, als ik hier wegga, ik aan jou zal seinen Je MARK. Pesrtree Lodge Little Hurliford, Oxan. Beste Mark, Jouw briefje, dat, wat je mij zondt om „mijn ongeduld te kalmeeren" (het had geen succes), kwam hier pas vanmogen, daar het opgestuurd moest worden van uit de club. Er is misschien een andere brief van je, die mij wezenlijk eenig nieuws geeft en die er, op het oogenblik, op wacht, dat de bediende van de club hem in het oog krijgt. Deze gedachte maakt mij gek. Echter is het 'mijn eigen schuld. Ik kwam tot de conclusie, dat niets erger zijn kön dan rond te hangen in Londen. Ik deed verkeerd (en ik begin te vermoeden, dat ik voortdurend verkeerd deed, wat geen prettige ontdekking is). Het is veel erger nog, om hier om te hangen. In het eerste begin was ik blij terug te zijn. Hier is tenminste nog wat zuivere lucht en op het oogenblik, dat ik haar krachten op snoof, realiseerde ik mij. dat ik feitelijk de laatste veerben dagen in een automobielfa briek geleefd heb. Het was fijn om de fris- sche lucht weer te proeven. En dan ook: ik kwam terug op mijn eigen plekje. Maar het is niet mijn e'gen plek, zie je. 't Was onze plek, en meer nog van Marjorie dan van mij. De geest van geluk spookt dcor deze kamers. Ik geloof niet, dat ik ooit meer melancholieke twee en een halven dag hier heb doorgebracht dan die. sinds ik hier terug kwam. De dagen zelf, natuurlijk, werkten mee aan deze stemming. Je hebt nooit rr.elancholieker weer gezien: drijvende grijze luchten, met van tijd tot tijd dof gele plekken boven de Douns in, de verte, plotse linge windvlagen, die de bcomen ontblade ren en in eiken hoek dcode b'aderen op een hoop waaien en nu en dan een koude regen vlaag, 't Is herfst, maar zonder zijn gewone goud, een droevig bankroet. De tuinman is !"ezig met rustig de laatste sporen van den zomer uit den tuin te verwijderen en laat slechts een paar knikkende hopelooze rozen over. Het lijkt, alsof het huis niet hetzelfde huis is. Ik kan niet precies zeggen wat ver keerds er aan is, daar ik geen oog heb voor deze bijzonderheden, maar ik vermoed wer kelijk, dat het is, omdat de meisjes haar werk nu niet behoorlijk doen, en honderd en één kleine dingen door verwaarloozing lijden. Ik heb alleen een algemeenen indruk, maar, als Marjorie hier was, zou zij weten wat er verkeerd is. Het schijnt mij, dat hui zen geen nut hebben als er geen vrouwen zijn, die er koningin in spelen. Zij zijn te ge civiliseerd voor alleen-loocende mannen, Wij zijn alleen geschikt voor'barakken of se- minanën. Ik kan hier niet blijven zonder vrouw. Maar dat al'es is van weipig o! geen be- teekenis, waar het slechts behoort tot de zuivere machinale dingen van het leven. De ze dingen hinderen niet. Maar nu ik hier weer terug ben is die dwaze twist en schei ding van ons beiden niet langer dwaas, t Is precies of een ander stel lichten aange stoken is Maar de verandering van achter grond, die maakt alle3 anders. Ik zie nu de zen twist niet tegen den achtergrond van Doris er. John, en tan'e Christina. en clubs vol van gemakzuchtige ketters, en de non- sensicale lichten van Picbadilly Circus Ik zie hem tegen dien van leege luchten en I warte nachten en verder - ergens daar achter den achtergrond van herinnering Je begnjpt, dat. terwijl ik hier ben, alleen en niet in staat mijzelf kwijt te raken in mijn werk, hoe ik het ook probeer, ik niet kan la ten te denken aan ons eerste komen hier Het is nog niet zoo lang geleden, zooals jf weet, maar het was zoo, dat, toen wij dit huis kregen en een nogal ander soort leven begonnen, Marjorie en ik, ais wij voor ons uitkeken, een geheel betere toekomst zagen dan wij, voor dien tijd ons hadden voorge steld. Ik bedoel niet, dat wij juist een twist hadden bijgelegd of iets van dien aard, maar dat wij toen op een ander en mooier vlak waren aangeland, wat onze verhouding betreft. Zoo gaat het in een reëel huwelijk, en daarom is al dit gepraat van „zich vesti gen" alsof het huw-i'ijk een bezinksel was in de medicij ïflesch van het leven zoo verderfelijk; het bekladt en vervalscht het eigenlijke Wat gebeurt ik hoep dat j'J het spoedig zult ontJtkken is je krijg' elkaar, en nu goed; eerst veriies ie elkaai t'an kom je ii.hter bij elkaa*-. en krijgt el kaar opnieuw, n aar nu op een ander vlak. Nu, het was zoo* ons komen hier vono plr.als in een rijd, toen wij, op ongewone wijze aan elkaar gebonden waren en geluk kig waren, en het leek, alsof wij slechts het werk van iederen dag te doen hadden, en overigens slechts in deze kamers te zitten hadden en in dezen tuin en jaren samen te praten én tot op den kern in den levensappe' te happen Zoo herinner ik het mij alles, en natuurlijk niet in dezen stommen saamge persten vorm, zooals ik het hier nu weer geef. maar met al zijn ironische bijzonder heden: de glimlachjes over tafel heen 's avonds de laatste rustige woorden bij de» haard. (Wordt vervolgd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1935 | | pagina 6