VOOR DE KLEINTJES HET ZEEMONSTER VAN NAGAS AKI. m m Wm m SI s IV n H 9 H •8 B u wê m m m W Uitkomst bij GRIEP Noest-Oriep-Bronchitls-Astiuna WSIMOP tDamu&dek m mm Langs de beek HP W/A -m ül fff jf§ m m* Wm ÜH 1 (f§ u WW, JP WW- WW, |j| Wm "ZM. Wm WA Raadselhoekie UIT KATTELAND DE PUDDING REBUS 0000000 m m* ér nn ft hip ÉS 1 J E OM TE KLEUREN. A Wacht niet tot de koorts oploopt, als Gij hoest, transpireert, U rillerig en als geslagen voelti dit is het moment, om Abdijsiroop te gebruiken, omdat Abdijsiroop snel en grondig werkt. Vanaf den eersten lepel zult Gij de taaie slijm kwiit raken, die bezwan gerd is met millioenen ziektekiemen. Gij ondervindt ee»v buitengewone verlichting, Uw hoest verdwi|nt. Gij kunt dan de koorts meester worden en slapen zonder uitputtende boest- aanvallen. Gebruik daarom altijd bijt «jaar* zaam echter verwijdert Flohr de druk der zwarte stukken. 0-0 f5 8. Dc2 Ld2 8. Pd2 Dh4. Deze zet is wat ruw, wellicht bedoeld om de witte pion- nenstelling te verzwakken? 10 Pf3 De7. 11. De2 0-0 12. Pd2 Men ziet hoe omzichtig wit manouvreert om 't zwarte paard weg te krijgen en toch zijn konings- vleugel'te beveiligen. 12. d6. 13. b3 Ondertusschen zet wit zijn ontwikkeling voort. 13. Pbd7 14. Lb2 Tae8 Zwart bereidt e5 voor. 15. Tael e5 16. f4! Dit dwingt tot het open- omaken der Looperdiagonaal. 16. ed4 17. ed4 Df7 dreigt Pg3. 18. Ddl Dg6. Zwart heeft nu een mooie stelling en voorzichtigheid is wit geboden. 19. d5. Een prachtige zet: sluit de zwarte L. lijn af en opent zich zelf er een. 19c6 20. dc6 Lc6? Maar nu is zwart fout. Hij had eerst 't paard moeten afruilen. Wit trekt nu dadelijk hier van partij en is eens dank zij zijn mooie stand der stukken in 't of fensief. £1. Pe4! fe4. Lc2 Pc5 dreigt Pd3 om een L. van wit tegen een paard af te ruilen. 23. Te3 Nu kost Pd 3een pion. 23Te7 om g7 te dekken. 24. Tg3 Dh6? Ziet wits volgende zet over 't hoofd. 25. f5! 1 De witte dame kan er niet meer uit en wordt handig gevangen. 2 5e3 26. De2 verhindert verdere voort gang. 2 6Pd7. Te laat! 27. Tb.3 Dg5 Eenige plaats. 28. Th5. 't Doel is bereikt! 2 8Dg2f Nog zoo duur moge lijk verkoopen. 29 Dg2 Lg2 30. Kg2. En nu is de partij practisch gewonnen. 30 Pf6 31. Lf6 Tf6. 32. Th3. Tf8. 33. Th7 En Zwart gaf na enkele zet- oten op Aan de Dammers 1 In onze vorige rubriek gaven wij ter oplossing probleem 1375. Stand. Zw. 12 sch. op: 7, 8, 10, 12, 14,16, 17, 18, 20, 25, 30, 45. W. 12 sch. op: 26, 27, 28, 32, 34, 37, 38, 69. 40, 42. 43, 50. Oplossing. 1. 27-22 1. 18:27 2. 32:21 2. 16:27 3. 39—33 3. 30 48 4. 28—23 4. 45 34 5. 37-31 5. 48 19 6. 31: 4! Uit de partij. Toen in een wedstrijdpartij de volgen de stand was bereikt 1 Zw. 7 sch. op: 1, 18, 19, 20, 23, 25, 30 W. 7 sch. op: 26, 33, 38, 40, 44, 45, 50. was wit aan zet en verliep het spel als volgt: 1. 40—35 1. 30—34 2. 35—30 2. 34—39 3. 30—24 3. 19:30 4. 45—40 4. 39 28 5. 40—34 5. 30 39 8. 44:13! Zw. 9 sch. op: 5, 9, 12, 15, 17, 18, 21, 22 25. W. 9 sch. op: 19, 24, 26, 31, 34, 36, 41, 42. 48. liet wit, die aan zet was 1913 volgen. Zwart was gedwongen tot 914. Toen speelde wit 31—27. Deze zet dwong zwart tot 21 32. Wit 26—21. Zw. 18 9 of 17 26. Wit 42—37. Zw. 17 26 of 18 9. Wit 37 8! Ter oplossing voor deze week Probleem 1376 van I. Weiss Fr. Wy. WM IP W< 8 ÉH m JR; ÉH JU 8 J§§ MM WM m m m SI B üS jp^ WM p§ '''m& B 8 Zw. 10 sch. op: 6, 8, 10/15. 17, 38. W. 11 sch. op: 23, 24, 26, 27, 34, 36, 33, 40 46, 47, 48. In onze volgende rubriek geven wij de oplossing. Oplossing der raadsels uit het vorige nummer. Voor grooteren. 1. Wat zal Oom Emiel in zijn schik zijn! (Linz). Het is toch bar! In dit opstel zijn dertig fouten. (Bari). Zeg, stad Adriaan toch niet zoo in den weg! (Gstaad). De wind is Oost en de vorst zal nog wel aanhouden. (Ostcnde). 2. O L G A L E E R G I T A R T S 3. Appingedam. Stavoren. Apeldoorn. Nunspeet. Harmeien. 4. Een school. ft' 'k Liep met Juun, ons kleine hondje, Door het bosch en bij de beek Bleef hij plots'ling keffend stilstaan. Weet je, waar hij zoo naar keek? Naarhet hondje in het water. Want dat zag hem woedend aan! Tegen een zoo nijdig beestje Moest hij toch wel blaffen gaan! En op eensdaar plofte Juuntje In het water, 't Was heel frisch! Juun wou naar den ander bijten, Maaroch, telkens was het mis Juuntje kreeg den bek vol water. Zelfs zijn armen neus daarbij! En hij proestte en hij slikte. Keek eens even om naar mij. 'k Haalde hem maar vlug op 't droge, Zei: Voor zwemmen is 't te koud! - Juuntje luisterde gelukkig Och, wat had hij het benauwd! Als ik voortaan weer ga wand'len, Loopen wij niet langs de beek, Waar Juun heusch zijn eigen beelt'nis Een vijandig hondje leek! CARLA HOOG. (Nadruk verboden). Voor kleineren. 1. Wei, tasch; weitasch. 2. B Boskoop mos m u s c h Boskoop snoek kop P 3. Sul, lus. 4. Vergeet-me-niet. OM OP TE LOSSEN/ Voor grooteren. 1. Mijn eerste is een hemellichaam, mijn tweede een boom, mijn derde een viervoetig dier en mijn geheel krijgt van allerlei de schuld. 2 Verborgen dieren. Ik zou wel andere boeken meege bracht hebben, maar ik had geen tijd meer ze te halen. Kijk eens, wat een raar ei Gerda in het hok vond! Hebben Florry en Li biscuits gekocht in den nieuwen winkel? Heel graag noemen wij u de namen van alle medewerkers. 3. Mijn geheel wordt met 8 letters ge schreven en noemt een land in Amerika. Een 4, 8, 1, 2, 3 noemt een viervoetig dier. Een 1, 3, 6 is een rond voorwerp. 2, 5, 8 is een verkorte meisjesnaam. Een 4, 3, 3, 6 is een groot vertrek. Een 1, 2, 7, 6 wordt door velen ge bruikt om beter te kunnen zien. 4. Welke tong groeit altijd buiten? Maar geen enkel dier heeft dien! Als je 's zomers eens gaat kijken, Zul je hem misschien wel zien! Voor kleineren. 1. Op de zigzag-kruisjeslijn komt, van boven naar beneden gelezen, de naam van een plaats in de prov. Utrecht. X Ie rij een roofvogel. X 2e iets, wat in boomstam- X men en beederen zit. X 3e een zeeplant. X- 4e een lichaamsdeel. X 5e een landman. X 6e een meisjesnaam. X 7e kleine, zachte veertjes. X 8e tuinmansgereedschap. X 9e een vervoermiddel. 10e het tegenovergestelde van breed. Twee zangertjes uit Katteland, Die zingen blij een lied. De radio is aangezet Zeg zelf: is 't echt of niet? Ze zingen liedjes van... nee maar! Van Jacob Hamel, want... Hij is beroemd zelfs bij de jeugd, Die woont in Katteland. Ze zingen dapper, doen hun best En oefenen. - Dat moet! Alleen door veel te oefenen Gaat 't zingen immers goed. Kleur 't plaatje nu eens extra mooi, Dat plaatj' uit Katteland. Ik hoop, het wordt een sieraad dan Van onze kinderkrant! 169. De Amerikaan wilde verder niets meer met hen en het zeemonster te maken hebben, en het ergste was nog dat niemand anders het dier wilde herbergen. Eindelijk vonden ze iemand die tot een hoogen prijs een klein hutje wilde afstaan. 170. t Huisje zag er niet erg stevig uit. De muren waren scheef gezakt en begonnen al aardig te wanke len. Ook het rieten dak was heelemaal doorgezakt. „Maar beter wat dan niets" zei Piet. „Kom Drein, help me eens bet monster naar binnen te roilen." Wiesje heeft geen zin in eten, Moeder vindt het wel wat raar! Wiesje heeft zoo n trek in pudding, Maar die is nu nog niet klaar. Wiesje pruttelt, keert haar bordje, O, zoo'n stouterd! om en om; Wiesje denkt: strak? komt de pudding! Maar ons Wiesje is erg dom! Moeder geeft zoo'n kleine deugniet Toch niet van de lekkernij; Moeder zegt: eerst moet je eten, Dan krijg jij wel wat van mij. Wiesje pruilt, maar geeft haar bordje Eindelijk aan Moeder, hoor! Nu is Wiesje toch verstandig En ze eet ook heel flink door Ha! nu kan de pudding komen! Wies is blij, dat zie je wel, Want ze luidt met lachend snoetje i Hard de groote tafelbel! (Nadruk verboden). HERMANNA. (Nadruk verboden). 2. Mijn eerste is een riviertje, mijn tweede moet het water tegenhou- 'S Mn 3. Welke klokjes klinken niet? Geven geen geluid? Toch kijkt naar die klokjes steeds Iedereen weer uit! 4. Noem een kei, die levend is En die zelfs kan praten Hem een schop te geven zal Ieder vast wel laten! (Nadruk verboden). OPLOSSING VAN HET FOUTEN- ZOEKPLAATJE UIT HET VORIGE NUMMER. De 7 fouten zijn: I. Teddybeer rijdt op drie wic'en. II. Zijn briibeugel zit niet achter 't oor. III. Jumbo heeft maar één tand. IV. Hij heeft "-een taart. V. Het trektouw zit aan den verkeer den kant. VI. Het eendje heeft maar één poot. VII. De clown heeft geen linker oog (Nadruk verboden).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1935 | | pagina 12