Waw/w/.
y. mmwm
■wm>. mm.
Jthaaktu&ciek
mm mm
w i ww wm k fm k
m ÊÊ_Jm 1 ém
mk pxtf
m, WÊi WM 'M
mmmm
Awmy 'm
mfTW& v/'wdw^mm A
fm&W im ifi
m is mm
m i*iiis
JL
i
i
V
WET ZEEMONSTER VAN NAGASAKI.
A
1
1
1
s
1
i
T
r1
J4
H
ff§gBpB
li#
ülÉ
a Mni
ALS MOEDER UIT IS.
Raadselhoekie
TEEKENPLAATJE
ZIEK HANSJE EN HET MUISJE
s
L
B\
Als Jantje naar bed moet
Vergeet-mij-nietjes.
Die schrandere musschen.
Zw. 2 sch. op 6, 25, dam op 19.
lW. 3 sch. op: 18, 34, 35 en dam op 50.
Ook de positie hieronder bracht een
tei rke remise.
Wit was aan zet en speelde 1812,
waarop zwart 611. Wit 50 6. Zw. 19—
B3! en nu mist wit het tempo dat noodig
is om te winnen. Op 61 volgt 23 45.
Wit 127 en zwart 45—23!
Ter oplossing voor deze week:
Probleem 1380 van G. Woonijk te
Mkmaar.
1
Zw. 13 sch. op: 2, 5, 7, 10, 12, 15, 17/21,
Ê3, 36.
W. 13 sch. op: 26, 28, 29, 32, 34, 37, 38,
43, 44, 45, 47, 48, 50.
Wij geven deze compositie van een
stadgenoot gaarne een plaatsje. In de
[volgende rubriek komt de oplossing.
Probleem 540.
T. Czarncchi.
abcdefgh
Tweezet.
Oplossing 1. Pb5.
2e prij6 van het internationale 2 zet-
fournooi der „Gazeta Palska" 1934.
Eindspel 874.
H. v. Hennig.
JSI l mmSm
HP A fü
ab«defgb
Dr. Taube.
Zwart aan zet.
Oplossing:
14d3ü wint een officier 15. hg4
Öe2 16. De2 Dd4f naast Da4. Of 15. Dd3
Dd3 16. cd3 Le2 of 15. cd3 Le2 16. De2
Dd4 enz. daarom geeft wit op.
Eindspel 875.
mm W/M Mn WM.
abcdefgh
M. Harmarosch.
S. Nürnberg.
Zwart aan zet.
Oplossing:
45Tg4f! 46. Khl (na 46. Lg4 Pf4f).
Tg3ü (eenige zet) 47. Tg3 hg3 48 Te6
(niet 48. Dd3 Dh6f) 48De6! 49. De6
Tf3 50. De7f Kc4 51. Dg5 Pf4 52. Dg8f
Kc3 53. Dc8f Kd2 54. Dc4 Tflf! 55. Dfl
g2f en wit geeft op.
De volgende partij laat zien hoe de
eerste prijswinnaar van Moskou over
zi|n eigen landgenooten struikelt.
Wit: J. A. Kan. Zw. Botwinnik.
Weener partij.
1. e4 e5
2. Pc3 Pf6
3. f4 d5
4. fe5 Pe4
5. Pf3 Pc6
6 De2. Meestal speelt men hier 6. Lb5
en 7. d3
6 Lf5! Beter dan Pc5
7 Db5 Hiermee tracht wit de L. zet
van zwart te weerleggen. Doch dat
is minder goed. Beter was 7. d4 Ld4
8. De3.
7Pc5! Er dreigt damewinst
door 8Ld3ü Immers als wit
speelt 9. Ld3 of ed3 dan is de dame
met a6 gevangen.
Volgens de W. S. is echter nog ster
ker 7a6! 8. Dd5? Pb4! en c2
wordt veroverd. Of 8. Db7 Pb4 9.
Pe4 de4 10. Pd4. Tb8 11. Da7 Lc5!
12. Dc5 Dd4 13. Dd4 Pc2f 14. Kf2 Pd4
met vo:rdeel voor zwart.
8. d4! Nu is damewinst niet goed.
Immers na 8Ld3 9. Ld3 a6 10.
Dc6f bc6 11. dc5 en wit heeft twee
paarden en een L. voo:r de dame.
8a6
9. De2 Pe4
10. De3 Wit offert om spel te krijgen
een pion.
10Pc3
11. bc3 Lc2
12. Df2 Lf5
13. Ph4 Le6
14. Ld3. Dd7
15. 0-0 Pa5
16. Pf5. 0—d-d
Dit is met het oog op de open b-lijn
gevaarlijk. Echter is ook 16
g6 minder prettig wegens 17. Ph6
Lg7. 18. Lg5 enz.
17. De2. Dc6
Fout zou zijn 17. tss. Le7 18. Pe7
De7 19. La6! enz.
18. Tabl h6
19. Ld2 Pc4
20. Pe3 Pe3? Beter 20. Le7 om
op 21. Pf5 óf Lf8 öf Lf5 te spelen.
Nu krijgt wit een overweldigende
stelling.
21. Le3 Dc3? Dit is een Pyrrhus
overwinning. Immers wit krijgt
twee open lijnen en dat moet doode-
lijk worden.
22. Tfcl Da5
23. Dc2 dreigt al van alles onder
meer damewinst.
23c6 Om de dame te laten
vluchten.
24. Ld2 Dc7
25. Da4 Nu dreigt letterlijk alles,
b.v. La6 en La5.
Zwart doet nog
2 5Td7 Maar wit speelt
26 La6. Hier moeten offers goed
zijn.
Zwart geeft op.
Immers na 26ba6 27. Da6 Kc8
dreigt 28. La5. E n na 26Db8
volgt 27. Dc6f Kd8 (Tc7 dan De8) 28.
La5. Ke8 29. Tb7 enz.
Janneman en Kees zaten bij elkaar met
de blokken te spelen. Daar hoorden ze de
klok zeven uur slaan. Ze keken van elkaar
naar de klok en van de klok naar elkaar en
als twee zoete jongens besloten ze om vader
niet te plagen (want moeder was niet thuis),
en maar naar bed te gaan. Bovengekomen
gingen ze zooals moeder het hun geleerd
had, op de knietjes voor het bed liggen en
zeiden hun gebedje op. Janneman hield z'n
oogjes stijf gesloten, maar Keesje gluurde
heel voorzichtig door z'n ooghaartje naar
z'n broertje. Die ondeugende Keesje. Plot
seling kreeg hij een idee. Hij gaf z'n broer
tje een flinke duw, zoodat deze viel en
kwaad werd.
Weldra stonden ze als twee kemphanen
tegenover elkaar, ieder met 'n kussen in de
hand.
Boem. Janneman gaf Kees een pats.
Boem. Kees patste terug. Qp het laatst in
het vuur van het gevecht sloegen ze alles
kort en klein.
Vader die beneden de krant zat te lezen
had van het gevecht boven niet gemerkt
totdat hij plotseling 'n geweldig slag hoord
als of er iets stuk gegooid werd. Verbaasd
en verschrikt vloog vader op, en warempel,
daar had hij toch de tweelingen vergeten.
Met 6 treden tegelijk rende vader de trap
op.
Met een ruk gooide hij de kamerdeur
open, en wat zag hij daar?
Kalm en rustig lagen de tweelingen op de
knieltjes voor het bed, de oogjes dicht en de
handjes gevouwen, net alsof er niets ge
beurd was, in de overhoop gehaalde kamer.
Vader moest toch even lachen, maar streng
zei hij: „In je bed, deugnieten"
Maar beneden gekomen was de arme va
der heelemaal in de war.
„Och, och", zuchtte hij, dat zooiets nu
juist moet gebeuren als moeder uit is". En
vader had gelijk.
Zooiets gebeurt alleen dan, wanneer moe
der uit is.
JOHNNY.
OPLOSSING VAN DEN REBUS
UIT 'T VORIGE NUMMER.
Karei ontving een prentbriefkaart van
Jopie uit Oldenzaal.
(Nadruk verboden).
Oplossing der raadsels uit het
vorige nummer.
Voor grooteren.
1. Otranto. Noot, taart, traan, tor, rat.
2.
A
K
L
A
M
A
A
M
E
R
K
A
R
N
3. Heeft je zuster Eva laatst nog ge
sproken (Reval).
Ik zag U. Is Elly U misgeloopen?
(Guise).
Zij kwam Em eiken dag tegen, toen
zij naar dat kantoor ging.
(Memel en Gent.)
Hij valt onaangenaam uit, a's hij
boos is. Wees dus voorzicntig in
den omgang met hem! (Altona).
4. H Hilversum,
pit
polka
klavier
Hilversum
haarden
Assen
Rus
m
Voor kleineren.
1. Winter, koninkje; winterkoninkje.
2. De weg.
3. Hooiwagens (insecten) en luiwagens
(vloerboenders).
4. Een koekoek.
OM OP TE LOSSEN.
Voor grooteren.
1. Mijn geheel wordt met 7 letters ge-
screven en noemt een stad in
Duitschland.
2, 6, 3, 7 is een getal.
Een 7, 3, 1, 5 is een verblijfplaats
van sommige dieren.
1, 4, 6, 3, 7 is een verkorte meisjes
naam. gg
2, 6,1 is een metaal.
Een 5, 3, 3, 7 is een licaamsdeel.
2. Mijn eerste is een voorwerp, waar
mee wel eens wordt gedreigd, mijn
tweede kan meestal luid klinken
en mijn geeel is een vreemde
munt.
3. Verborgen bloemen.
Dus denk je, dat dit pantser in geen
geval noodig is?
Wij gaan met Tante Ceres Edam
bekijken.
Hij begon „ja!" te balken, maar wij
wisten wel, dat er geen ezeltje
was.
Wij willen lieven Ben alles nauw
keurig vertellen.
4. Noem mij de kunst, die 't smaakvolst
is.
Denk nu eens even goed.
Je zelf geniet er daag'lijks van.
Zeg, welke 't wezen moet.
Voor kleineren.
1. Een zwemvogel verloor zijn staart.
Hij werd toen een lidwoord. Dit lid
woord kreeg een anderen kop en
werd een boom. Hoe kan dat?
2. Ladderraadsel.
Ie (bovenste) sport
verdict verhaal.
X
X
X
X
X
een
2e sport een lichaamsdeel
van een roofdier.
3e sport een riviertje in de
de Betuwe.
4e sport een visch.
5e sport een jongens-
naasm.
6e sport een knaagdier.
217. Na het oerwoud volgde een reusachtige vlakte.
Reusachtige spinnen doken hier en daar uit den
grond op. Drein Drentel was er heelemaal niet bang
voor, maar Piet Prikkel moest er niets van hebben.
218. Plotseling zag Piet Prikkel een soort van
struikroover voor zich opduiken. Hij schrok voorna
melijk van de gekke muts die de man ophad,
'tVreemdste was dat alle menschen hier in de buurt
zulke gekke pakjes droegen,
n -n
I
w_
Hs
5
Li
Vr
N
COf! JQPjj
Teeken dit stukje straat op ruitjes- papier na. Daarna kun je het kleuren*
Zorg zelf maar voor aardige kleuren. (Nadruk verboden)*
Trippel trippel trippel
't Muisje komt er aan.
't Wil weer eens heel even
Naar klein Hansje gaan.
Hans ligt ziek in bedje
En is nu alleen.
Daarom gaat het muisje
's Avonds steeds er heen.
Bij het kleine nachtlicht
Kan Hans hem goed zien.
Hans denkt: Kent het muisje
Mij nu ook misschien?
(Nadruk verboden).
- 't Weet al wel, dat Moeder
In dien donk'ren hoek
- Eiken dag wat klaar legt,
Voor mijn muis-bezoek.
- 'n Heel klein stukje kaaskorst!
't Smaakt het muisje fijnt
- En ik wil, als 'k later
Beter weer zal zijn,
- Zelf wat voor Muis strooien
Dat heeft hij ver "iend!
- Want hij is, nu 'k ziek ben,
Heusch een trouwe vriend!
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
De woorden bestaan alle uit 5 letters
en de middelste letters vormen,
van boven naar beneden gelezen,
den naam van een bekende vrucht.
3. Wie kan zeggen, wanneer
'n Paard echt schoenen draagt?
Nee, het is geen grapje.
'k Heb niets vreemds gevraagd!
Ik bedoel geen ijzers.
Schoenen zijn 't van leer,
Maar nu moet je raden;
Ik zeg heusch niets meer!
4. Welk rond voorwerp wordt een
prul, als men het omkeert?
(Nadruk verboden).
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Zeven heeft 't geslagen,
Uit is 't met de pret!
Moes brengt Jan naar boven:
't Ventje moet naar bed.
Als Jantje uitgekleed is,
Is het baasje zoek
Moeder snapt er niets van,
Kijkt in eiken hoek.
Maar zij ziet geen Jantje!
Waar hij toch kan zijn?
Jantje moet nu slapen;
Hij is nog zoo klein.
't Is als eiken avond;
Jan heeft zich verstopt
En hij denkt, het baasje,
Dat hij Moeder fopt.
Steeds roept Moeder: Jantje!
Waar zou hij toch zijn?
Plots.... ziet zij twee voetjes
Onder het gordijn..
En een handje ook nog.
Dan... vangt zij haar Jan
En draagt naar zijn bedje
Vlug den kleinen man!
(Nadruk verboden).
In de weide aan den slootkant
Staat het vol met varenkruid;
Hemelsblauwe, kleine bloempjes
Steken er haar kopjes uit.
't Is alsof ze willen vragen:
Kinderen, vergeet ons niet!
Zijn w' ook kleine, niet'ge blompjes,
Denkt eens aan ons, als j'ons ziet!
Neemt ons mee, als and're bloemen;
Toonen wij ook niet zooveel
In ons simp'le blauwe kleedje,
Met een hartje zuiver geel.
Zet je thuis ons in wat water,
Dankbaar zijn wij, bloempjes klein,
Dat ook wij niet bij de kind'ren
Ongeacht, vergeten zijn!
HERMANNA.
(Nadruk verboden).
Een dikke rozentakken-haag
Scheidt onzen tuin van dien der buren,
Daar zitten alle musschen graag
Naar 't vogel-voederhuis te turen!
En strooi ik voer in 't vogelhuis,
Rrroef! komen allen aangevlogen!
Vanochtend echter was 't niet pluis,
Toen zweefde er met groote bogen,
Een booze vogel in de lucht
Geen muschje durfde naar het huisje»
Ze gingen ook niet op de vlucht,
Ze zaten roerloos, als een muisje!
Op 't laatst verdween de roover snel:
„Bah! in die dichte dorentakken,"
(Dat wisten onze slimmerds wel!)
„Kan ik die menschen toch niet
pakken!"
En het parmantigst musschen-dier
Zei toen: „Ik zal aan ieder vragen:
Och menschen, plant voor ons plezier
Om èl uw tuinen rozenhagen!"
JO DAEMEN.