DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Uit den Alkmaarschen Raad. No. 100 Dit nummer bestaat uit drie bladen. Directeur: C. KRAK. Maandag 29 April 1935 De politieke schoonmaak is weer achter den rug en er zijn met den ragebol der critiek heel wat spinnewebben uit de hoekjes geveegd, De nieuwe wethouder van financiën laat rustig den bodem van de schatkist bekijken. Het geld is op en de wethouder kan de tekorten ook niet bijpassen. Mr. Langeveld wil de lasten der burgerij en de rijwielen van de politieagenten verlichten. 137e Jaargang Wat vandaag de aandacht trekt ALKMAARSCHE COURANT. Deze Courant wordt ELKEN AVOND, behalve Zon en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden bij vooruitbetaling voor Alkmaar 2—, franco door het geheele Rijk 2.50. Losse nummers 5 cents. PRIJS PER GEWONE ADVERTENTIEN Van 15 regels 1.25, elke regel meer 0.25, groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdruk kerij v/h. HERMS. COSTER ZOON, Voordam C 9, postgiro 37060. Telef. 3320, redactie 3330. Hoofdredacteur: Tj. N. ADEMA. Na den slag. Men kent de oude gravure. Lijken van menschen en paarden liggen in meterhooge bergen tusschen de wrakstukken van wagens en kanonnen. De zon zinkt als een bloed- roode schijf onder den horizon en zwarte figuren brengen op draagbaren de kermende gewonden van het slagveld. Er is een overwinnaar geweest, die thans de wet zal dicteeren en een overwonnene, die met de weinigen, die hem trouw bleven op de vlucht is geslagen. Is dat het beeld van Alkmaar na de be- grootingsbehandeling? Na de voorstelling. Men kent ook deze gravure. Een clown loopt afgeschminkt door het circus, een stal knecht zoekt wat bankjes en springplanken bij elkaar, de schoone paardrijdster zit in een bonte schort aardappels te schillen en mon sieur le directeur harkt eigenhandig het zand in de manége. Het publiek heeft om clowns gelachen, aan wie na de voorstelling niets grappigs meer overgebleven is en gesidderd voor brullende leeuwen, die zich nu door den temmer de koppen laten krauwen. riet heeft den schoonen schijn bewonderd Dat is een juister beeld. Slachtoffers zijn er in de politieke spiegel* gevechten niet gevallen, er zijn geen over winnaars en overwonnenen geweest en op den slotavond of liever slotnacht van den tweedaagschen veldtocht hebben vriend en vijand in de polderzaal van het raadhuis ge meenschappelijk een glaasje port of een glaasje Ranja voor de geheelonthouders ge dronken. Iederdaad, het heeft er meer van of het Alkmaarsche publiek zich twee dagen ver gaapt heeft aan den schoonen schijn. Het heeft in eiken politicus een held gezien, die bereid was zich voor het algemeen belang in stukken te laten scheuren, het heeft ge lachen om de politieke clowns en gesidderd bij de woorden van oppositie-leden, die nu voor eens en voor altijd met de vijanden der gemeenschap zouden afrekenen. Én nu na de groote jaarlijksche volksvoorstelling alle artisten weer doodgewone menschen zijn ge worden, nu de gevaarlijke politieke leeuwen niemand hebben opgegeten en zelfs geen schrammetje hebben achterglaten, begint men de waarheid van het verdraaide spreek woord te beseffen: „De raadszaal is een schouwtooneel, elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel". Elk heeft ook dit jaar weer zijn rol ge speeld en er zijn artisten geweest, wien het wederom gelukt is het publiek tot een lach en een traan te bewegen. Maar over het algemeen is de voorstelling bitter tegengevallen. Er was weinig publiek nn er was een andere sfeer dan wij dit bij be- grootingsbeschouwingen gewend zijn. wij misten ditmaal den gullen lach en het „bon mot" van burgemeester Wendelaar en de slagvaardige interrupties van het poli tieke hoofd van Jut, wethouder Westerhof, die gewoonlijk in het hoekje zat waar de sla gen vielen, maar zich met bewonderenswaar- digen strijdlust alle aanvallers van het lijf wist te houden. Er was iets veranderd in dezen Raad, wij 2ullen niet zeggen, dat er iets verslechterd was integendeel, wij gelooven, dat de debatten over het algemeen op hooger peil stonden en dat er meer waardeering voor den pojitieken tegenstander getoond werd, dan W|J 'n jaren hier gekend hebben. De strijd was rustiger, maar men miste het décor, waarop de toeschouwers zich zoo gaarne blind staren, de grappen en grollen en ko- Jb'sche tooneeltjes, die voor de publieke tri bune de glanspunten van den strijd zijn. .Er was ditmaal minder publiek dan wij bij P^grootingsbeschouwingen nog meegemaakt nebben. ^at is, heeft de heer Langeveld gezegd, een teeken des tijds. Het publiek krijgt ge noeg van den eeuwigen politieken strijd, het knn de politieke programma's wel droomen en er zelfs een nachtmerrie van krijgen. Het *fet nu wel, dat elk raadslid zijn program a's het beste van het beste en alle andere als non valeurs beschouwt, het kent de politieke °e often en het weet ook wat er van terecht is gekomen. Deze tijd heeft behoefte aan daden en niet aan woorden en als de politici van dezen tijd niets beters weten te doen dan hun kiezers met steeds weer nieuwe beloften paaien, dan zullen zij langzaam maar zeker tot de ontdekking komen, dat de moeheid van den kiezer hem het oude den rug doet toekee- ren en hem verlokt zich te scharen onder de vanen van hen, die door den heer van de Vall als politieke charlatans beschreven zijn, die rheumatiek met muziek willen genezen en gezondheidspillen verkoopen, die voor 70 procent geblaaskaak, voor 29 procent laster en voor 1 procent nieuwe staatsorde bevat ten. De Raad is de laatste jaren in aanzien ge daald, heeft Mr. Langeveld gezegd en dat is hem door de overzijde zeer kwalijk genomen. „U is zelf ook een raadslid van de laatste jaren", heeft wethouder van Slingerland op gemerkt, "en als het aanzien van den Raad dus gedaald is, dan is dat mede door Uw komst veroorzaakt." Er was een algemeene verontwaardiging over een zoo stoutmoedige opmerking en maar weinigen begrepen, dat deze Vrijheids- bonder niet het oog had op de personen, die dit edelachtbaar college uitmaken, maar op de woorden, die zij in de laatste jaren hebben gesproken en welke bij velen de overtuiging hebben gevestigd, dat de Raad een nutteloos, althans minderwaardig instituut is gewor den. Er dreigde even een minder prettige toon in het debat te komen, toen, al was het dan in vage termen* de veronderstelling geuit werd, dat deze Vrijheidsbonder misschien iets an ders dan theewater zou hebben gedronken en Mr. Langeveld als tegenprestatie van den heer Keijsper opmerkte, dat het duidelijk te zien was, dat deze edelachtbare nog niet heelemaal van zijn ziekte hersteld was. Er dreigde andermaal een verstoring van den goeden geest, toen de heer Keijsper een aan val op Mr. Ledeboer deed, die de katholieken beleedigd zou hebben, maar het protest van andere raadsleden en het tactisch optreden van den voorzitter deden ook deze donder- wolkjes spoedig voorbij drijven en weldra zag de lucht weer helder blauw en zelfs de wet houder van financiën kreeg als opvolger van het politieke hoofd van Jut zoo weinig harde slagen en zoovele complimentjes, dat hij er verlegen onder begon te worden. Hij zette als wijlen Napoleon zijn steek recht, stak zijn rechterhand in zijn vest en wees met breed gebaar op het geheele college. „Niet ik alleen heb dit grootsche wonder geschapen, ook den anderen heeren komt daarvoor een woord van lof toe", ja, hij was zelfs zoo vriendelijk zijn voorganger in de huldebetui gingen te laten deelen. Dat was, natuurlijk aan het einde van de voorstelling, vlak voor het zakken van het scherm na het laatste bedrijf. Want in de vorige en voornamelijk in het eerste bedrijf was er nog heel wat naar het tooneel ge worpen en vooral de wethouder van finan ciën had zich dikwijls moeten bukken om zijn eerwaardig hoofd legen te groote projectie len te kunnen beschermen. „Er is met geld gesmeten!" had de heer Hoijtink uitgeroepen en de algemeene ver ontwaardiging over die woorden was aan de overzijde zoo groot, dat de diplomaat Hoij tink met een fijn lachje constateerde, dat zijn woorden zeker wel raak geweest waren. Trouwens, ook de heer Vogelaar had een waschlijst vol klachten op tafel gedeponeerd en naar deze financieele specialiteit wordt gewoonlijk met de grootste aandacht ge luisterd. Alkmaar, zoo betoogde deze afgevaardig de, voert een absoluut verkeerde financieele politiek. Als wij een overschot hebben, dan zijn wij royaal en dan betalen wij niet alleen de noodzakelijke extra uitgaven van een vol gend dienstjaar, maar geven bovendien aller lei nieuwe subsidies, die ook op volgende jaren blijven drukken zonder dat wij weten of er voor die jaren ook weer overschotten zul len zijn. Betaal dus uit die overschotten slechts de extra uitgaven van volgende jaren en gebruik het meerdere tot aflossing van leeningen, die ons voor vele jaren aan enorme bedragen voor rente en aflossing bin den. Moet men leeningen sluiten, vooruit dan, maar maak de aflossingstermijnen zoo klein mogelijk, anders is er kans, dat het nageslacht alleen maar zal moeten betalen, maar niet meer van het nut van die gelden zal kunnen profiteeren. Wij hebben aldus deze financieele spe cialiteit der oppositie te lang geloof ge hecht aan de woorden van den vorigen wet houder van financiën, dat Alkmaars finan cieele toestand rooskleurig was of liever, dat Alkmaar's financiën kerngezond waren. Wij hebben ons daardoor in slaap laten wiegen en verzuimd intijds maatregelen te nemen en het gevolg daarvan is, dat nu zoo krachtig moet worden ingegrepen, dat velen daardoor ernstig gedupeerd worden. Had men de ver laging der salarissen niet reeds veel vroeger moeten toepassen, zoodat de ambtenaren en werklieden een geleidelijk dalend inkomen hadden gekregen en niet plotseling voor een bijzonder hooge korting staan? Hadden wij niet veel geleidelijker moeten overgaan om de bedrijfswinsten niet van vorige jaren maar van het loopende dienstjaar te gebrui ken? Nu zijn vrijwel alle reservepotjes opge soupeerd en ontbreekt bij de bedrijven elke financieele speling, die tot tariefsverlaging had kunnen leiden. Zouden Ged. Staten goedkeuren, dat wij extra 10.000 van het slachthuis nemen, nadat zij gedecreteerd Hebben, dat bij het reservepotje voor bijzon dere doeleindes 10.000 in het steenen var kentje moest worden gelaten? B. en W., aldus de heer Vogelaar, hebben medegedeeld, dat zij over de begrooting van 1935 al genoeg zorg hebben en daarom nog niet naar de begrooting van 1936 kunnen kijken, maar weten zij wel, dat zij met deze struisvogelpolitiek zullen vastloopen, omdat nu reeds bekend is, dat er voor 1936 117.000 minder beschikbaar zullen zijn dan voor de begrooting waarover thans wordt beraadslaagd? Is het niet tijd het bedrijf van Gemeente werken te reorganiseeren waar een oneven redig groot deel van het budget voor sala rissen noodzakelijk blijkt? En de heer Voge laar somde daarnaast een heel rijtje van sub sidies op, die zijns Inziens geheel of gedeel telijk gemist konden worden, subsidies voor allerlei instellingen, voor een Rijwielpadver- eeniging, die buiten onze gemeente werkt en onnoodig was als men eigen straten niet eens kon herstellen, subsidies voor een stadsauto- dient, die door een andere onderneming gra tis of voor veel minder geëxploiteerd kon wor den en die men toch nooit door kunstmatige onderdrukking van het overal groeiende taxi- verkeer tot een bloeiende onderneming zou kunnen maken. Inderdaad, zoo betoogde ook de heer Sietsma. er is nog lang niet genoeg bezui nigd. Men heeft zoogenaamd bedrijven gere organiseerd, maar wat zou er van al die re organisatieplannen terecht gekomen zijn als door een noodlottig toeval de heer Schenk niet zoo plotseling overleden was en als door een andere toevallige omstandigheid de heer Van der Vegt niet als gemeente-ontvanger met pensioen was getrokken? Hoe kon men van reorganisatie en versobering spreken als het bedrijf van Maatschappelijk Hulpbe toon inplaats van 11 ambtenaren er nu al 15 heeft gekregen. Wat is er zoo vroeg hij schamper overgebleven van het fraaie programma waarmee dit college in 1931 in zee is gestoken? Wat is er terecht gekomen van het voornemen om de belastingen niet te verlagen en allereerst de minst kapitaal krachtigen te beschermen, wat deed men voor het scheppen van industriegelegenheid en voor het opruimen van krotwoningen? Waarom belemmert het college het taxi-be drijf, waarom maakt het van onze hoofd straat een gratis parkeerterein en van den Bergerhout een verzamelplaats van bussen en weggeloopen olie en benzine? Wat deed het college op het verzoek van de Spoor straatbewoners om die langzamerhand ver geten straat weer nieuwe levenskansen te geven, waarom remt men den woningbouw niet als blijkt, dat er steeds meer huizen leegstaan en waarom heeft men Gemeente werken toegestaan een grondduiker weg te nemen met het gevolg, dat de bewoners in de Steijnstraat in watersnood komen te ver- keeren? Hebben Ged. Staten d'aar toestem ming voor gegeven of heeft het college dat maar stiekum gedaan in de hoop, dat de groote broers in Haarlem er niets van te weten zouden komen? Weten B. en W. wel, dat er een gevaarlijk zuurstofapparaat in de Handelsschool is en wordt het niet tijd, dat zoo spoedig mogelijk weg te laten halen? Men moet het kalf met, ja, in het vuur van zijn rede vergiste de heer Sietsma zich leelijk en betoogde, dat men het kalf niet dronken mag maken voor de put gedempt is, maar dat was een bewijs te meer van het feit, dat zijn verontwaardiging over al die misstanden zoo groot was, dat hij er zijn gewone rustige w~ogtrant geheel door verloren had. Toen de Benjamin van onzen Raad al thans in diensttijd het woord vroeg, ge loofde men, dat nu eindelijk de voortzetting van de rede zou worden uitgesproken, welke de heer Grondsma bij zijn intrede had aan gevangen, maar welke toen zoo plotseling moest worden afgebroken. Het was anders. Niet alleen doordat de heer Grondsma tij dens zijn raadslidmaatschap meer achter de schermen heeft kunnen kijken en dus wel weet, dat critiek gemakkelijker is dan het be sturen met een leege schatkist, maar ook doordat mindere aangename familieomstan digheden dezen Alkmaarsche declamator tot zijn spijt genoodzaakt hadden zich te be perken. Hij sprak natuurlijk over de kaasmarkt en wilde er op Amerikaansche wijze reclame voor maken en daarin ook de V.V.V. betrek ken,, wier subsidie niet verminderd zou mo gen worden. De Iconen aan de markt en ook het bewaarschoolonderwijs moesten op lager peil gebracht worden, er is economische nood en een college, dat den geheelen Raad en niet alleen een gedeelte daarvan vertegen woordigt zou dit moeilijke vraagstuk tot een gelukkige oplossing moeten brengen. Dat waren waarschuwende stemmen uit het aan B. en W. vijandige kamp, maar er zouden nog meerdere tegenstanders op het gevechtsterrein verschijnen. Arriveerde daar al niet de heer Hoijtink, die als een onbevreesde David den Goliath van het regeeringsbloc tegemoet trad en op gevaarlijke wijze zijn critische keisteenen naar het college begon te slingeren? De heer Hoijtink is klein maar dapper en als er in financieel opzicht fouten gemaakt zijn, dan is dat niet aan hem te wijten, ten eerste omdat hij geen deel van het college en zelfs niet van de raadsmeerderheid uitmaakt en ten tweede omdat hij altijd de man is ge weest, die van tevoren een waarschuwend geluid heeft laten hooren. Heb ik het niet telkenjare gezegd, zoo riep hij nu triomfantelijk uit, dat het geld, dat wij voor Maatschappelijk Hulpbetoon uittrokken altijd tekort was en dat er steeds weer een suppletoire begrooting op zou moeten volgen? Heb ik het niet voorspeld en is het niet altijd weer uitgekomen? Heb ik niet gewaarschuwd en van geldverspil ling gesproken, toen men enkele jaren gele den een nieuwe openbare school ging bou wen en de katholieken er bovendien nog een toekregen omdat hier het verdeelsysteem heerscht: „wij een school en jullie een school, eerlijk deelen, dan zijn we allebei tevreden". Weet men wel, zoo riep hij na becijfering met stemverheffing uit, weet men wel, dat wij in de laatste drie jaren 102.000 had den kunnen besparen en 200.000 hadden kunnen bezuinigen? Waar blijft de fiere houding der heeren sociaal-democraten, die enkele jaren geleden weigerden onder het Caudijnsche of beter gezegd onder het Co- lijnsehe juk door te gaan en liever de Rijks subsidie voor de werkverschaffing voorbij lieten gaan dan zich door de regeering de wet te laten voorschrijven? In 1932, toen men het geld meer noodig had, begon men het onder protest te aanvaarden en in 1933 sprak men niet eens meer over de voorwaar den. Nu is er al bijna heelemaal geen werk verschaffing meer omdat de gelden ervoor ontbreken. Weet men wel, dat er bij Soc. Zaken en Maatschappelijk Hulpbetoon commissies van toezicht en advies waren, die niets te vertel len hadden, die zich muisstil hielden toen wethouder Westerhof daar almachtig den scepter zwaaide, maar zich dadelijk weer la ten hooren nu zijn opvolger geen soc.-dem. is? Er moet een vast bezuinigingsplan komen en als B. en W. dat niet voor elkaar kunnen krijgen dan moet er maar weer een commis sie voor benoemd worden. Als alle wenschen welke thans in den Raad werden geuit werkelijkheid waren ge worden dan zou Alkmaar er weer heel wat commissies hebben bijgekregen. Dan hadden wij een commissie van bouwkundigen om een onderzoek naar het kelderwater in de Steijnstraat in te stellen, een commissie tot nadere beschouwing van de gemeentebegroo- ting, een commissie van onderzoek naar dé toestanden op het Maatschappelijk Hulpbe toon en nog een commissie van onderzoek naar een reorganisaiteplan voor het bedrijf van Gemeentewerken. Maar de Raad is, wat dat betreft, in den loop der jaren verstandig geworden. Hij heeft een commissie-Vogelaar gekend, die langzamerhand de begrafeniscommissie ge noemd werd omdat men meende, dat zii z;ch zelf ter aarde besteld had, hij heeft een vent- commissie gekend, die zichzelf ontbonden heeft omdat er op haar adviezen toch nimmer gelet werd en bovendien nog een reorganisa tiecommissie voor de bedrijven, wier voor zitter ontslag nam omdat de portefeuille met stukken op raadselachtige wijze verdween en nog steeds verdwenen is gebleven Neen, de Raad'is een beetje huiverig van commissies geworden en men zal bij het slot van deze artikelen zien, dat er van al de aan gevraagde commissies dan ook niet veel te recht is gekomen. Mr. Langeveld, die wel eens aardige beeldspraken heeft, gevoelde zich op deze jaarlijksche begrootingsvergaderingen als op een bruiloftsfeest, dat elk jaar weer op nieuw werd gehouden en hij liet in het mid den of daar steeds weer dezelfde bruid of dezelfde bruidegom bij betrokken zou zijn Men begint een aardig woordje aan het Groot bezuinigingsplan van de regee ring. (Bin.) De betrokkenen bij de filmbrand te Hilversum vrijgesproken. (Rechtszaken). Verg. Ver. tot ontwikkeling v. d. Landb. in Hollands Noorderkwartier. (Landbouw). Alkmaarsche Wielerwedstrijden. (Sport). Om het kampioenschap van Neder land. (Voetbal). Met een hamer de hersens ingesla gen. (Koloniën). (Zie verder eventueel laatste berichten.) adres van de bruid te zeggen, prijs den brui degom als een geluksvogel en waagt zich uit beleefdheid ook aan een opbeurend woordje aan het adres van de schoonmoeder, waar na er volop gelegenheid is de verdere fami- beleden in een huwelijksspeech de noodige vriendelijkheden of hatelijkheden te laten in- casseeren. Evenwel, al gevoelde deze afgevaardigde zich op een huwelijksfeest, hij moest al dade lijk constateeren, dat hij er naast was want er was om te beginnen geen bruid te ontdek- ken of het zou mevrouw Jorritsma geweest moeten zijn daar mej. Carels door een keel aandoening beide begrootingsvergaderingen jammer genoeg heeft moeten verzuimen. Bij gebrek aan bruid en bruidegom maak te de heer Langeveld nu maar een compli mentje aan het adres van den burgemeester, die beter dan zijn voorganger was omdat hij getoond had den bezem te kunnen hanteeren en eveneens aan den tegenwoordigen wet houder van financiën, die zijn taak aandurf; en een j>ersoonlijkheid is door wiens waar dig optreden men in een veel rustiger sfeer is gekomen. Hij noemde de heeren Keesom en Geels, die zich vaak aan de zijde der oppositie schaar- d€n' het geween der R K. fractie en bedacht oaarbij blijkbaar niet, dat beide heeren voor een nieuwe candidatuur bedankt hebben waardoor het gevaar dreigt dat de R.-Kath. in de eerstvolgende periode onze stad op ge- wetenlooze wijze zullen besturen. Een oppositie, zoo zeide hij rondkijkende naar de min of meer achter zijn vaandel mee- marcheerende politieke broeders, een opposi tie zijn wij eigenlijk niet. Wij gaan niet door dik en dun tegen anderen in maar steunen elk voorstel, dat wij in het belang van de stad achten. De Raad heeft in politiek op zicht in waardigheid ingeboet en het pu bliek blijkt meer en meer van dat politieke gedoe genoeg te krijgen. Wij moeten voor alles geld hebben en zullen heel wat heilige huisjes omver moeten trappen. Wat denken B. en W. van een baatbelasting en van een assurantie-belasting? Zij behoeven nu niet meer bang te zijn, dat zij de kip met de gou den eieren zullen slachten want de kip is al lang dood en haar been dere^i liggen te blee- ken op het politieke kerkhof. Alkmaar zal op vremdelingen een' grooter attractie moeten uitoefenen. Men zal propaganda voor de kaasmarkt moeten maken, men zal het sub sidie van de V.V.V. moeten verhoogen en de café's mindere lasten moeten opleggen. Door de devaluatie in België zullen duizenden van den zomer weer de grens overtrekken en de omliggende badplaatsen en indirect ook Alk maar zullen daarvan de nadeelige gevolgen ondervinden als men niet tijdig de bakens weet te verzetten. En als bijkomende klacht besprak hij het rijden zonder licht door politie-agenten, die plotseling uit het zwart van den nacht op duiken en iemand de stuipen op het lijf ja gen. Had hij zelf niet kort geleden op de Kneppelbrug of een andere brug door het maken van een noodsprong ternauwer nood het veege lijf kunnen bergen voor een fietser zonder licht, die bij achterafbeschou- wing nog wel een politie-agent bleek te zijn! Dieven vangen zonder licht is misschien heel practisch, maar men mag aan dat on verantwoordelijke gedoe geen burgers wa gen, die onbewust van eenig gevaar op weg naar hun huis-en hun bed zijn. Komt er nog eens een ongeluk van, dan zal de gemeente voor dergelijke bokkespron- gen bij de toepassing van het Motor- en Rij wielreglement duchtig moeten betalen. Zoo fulmineerde dit door den schrik nog altijd verontwaardigde raadslid en het is niet te hopen, dat hij waarnemend kantonrechter is wanneer zich een slachtoffer komt aanmel den, want er is alle kans, dat hij de gemeen te dan, ondanks zijn raadslidmaatschap, aan een duchtige financieele aderlating zal on derwerpen. Het is maar goed, dat er nog andere rech ters zijn en dat er ten slotte nog een Hooge Raad is.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1935 | | pagina 1