i
tDamcu&ciek
m m
HET ZEEMONSTER VAN NAOASAKI.
ii
i
Raadselhoekie
Ziek zijn
ALS HET REGENT
VOOR HET EERST IN ZEE
LEG PLAATJE
Vogelleed.
na opoffering van de f-pion kan zwart
met de d- en h-pion winnen. Nu heeft
wit in zijn vrije a-pion een remisekans
maar die slaat niet door. Men zie
slechts:
1 Kb8 Kc5 2. Ka8 Kb6 3. a7 Kc7 4. c4.
Kc8! 5. c5 f4 6. Lf4 h5 7. c6 h4 8. Lb8.1 d2
gc7 Pat. De zwarte K. kan dit pat ophef
fen, maar dan is geen winst mogelijk.
Rectificatie.
In de notatie van de partij uit de ru
briek van de vorige week is een fout
geslopen.
Er stond n.1. 28Tc4. Nu volgt na
29. Lc3f Dc3. Dit is natuurlijk fout, want
dan moet volgen 30. Dc3f Tc3 31. bc3
Pe2f en 32Pc3 Zwart zou dan de
kwaliteit gegeven hebben.
Er bad moeten staan: 29 Lc3 Pe2+ en
3 0Pc3.
Maandag 6 Mei speolde meester Kmoch
In V.V.V. een simultaanseance met 't
re ultaat 21 gewonnen, 4 remise, 2 ver-
lo*en.
Hier volgt een remise-partij.
Wit: Mr. Kmoch.
1. d4 Pf6
2. c4 d5 Dit is minder juist dan
2e6. Want wit wint hier een
tempo. Maar zwart 6peelt op remise
en dus afruil van stukken.
3. cd5 Dd5
Dit kost een tempo. Maar na 3
Pd5 volgt 4. e4 en wit heeft een
mooi centrum en zwart verliest
toch een tempo.
4. Pc3 Da5
5 e3 Beter was hier 5. Ld2. waar
op zwart niet vervolgen kan als in
de partij.
5Pe4
p Dc2 Lf5! Nu heeft zwart bereikt
dat hij de noodige stukken kan ag-
ruilen.
7. Ld3 Pc3
8. bc3 Fout zou zijn 8. Dc3 wegens
8Dc3 en 9Ld3
8Ld3
9. Dd3 e6
10. Pf3 c6
11. 0—0 Pd7
12. e4 Le7
13. c4. Wit bouwt een krachtig
centrum op Beter was echter 13. e5.
13 t Td8
14. De2 Er dreigde 14 Pe5
14 0—0 Beter was 14. La3
Om de Loopers af te ruilen.
16 Tbl Dc7.
16. Lb2. f6.
17. Tbcl Beter Tfcl.
1 7e5
18 d5 Lc5
19. Ph4 Nu komt wit tot aanval door
't zwakke veld f5.
1 9TH Op 19g6 volgt 20.
Khl 21. f4 en de zwarte Koningsstel
ling wordt door Dg4 en Lb2 on
houdbaar.
20. Pfó. Pf8
21. Khl. bereikt wit nieto mee want
f4 is nog lang niet mogelijk.
21h6. Beter wa6 21Pg6.
Zwart wil echter op Dg4 Kh7 spel'-n
om dat anders een paardoffer op
h6 mogelijk is.
22. Tc3 Kh7
23. Th3 Pg6. dreigt Pf4
24 g3 Hiermede nelemmert wit
de Toren in zijn vrijheid.
Maar zwart had met dit paard een
andere bedoeling n 1.
24. Pe7! Nu wordt 't paard ver
jaagd of afgeruild.
25. Lel Pf5
26. ef5 cd5.
27. Dh5 Nu dreigt 28. Lh6 met mat
gevolg b.v. 28. Lh6. gh6 29. Dh6f en
30. Dh8 mat.
27Lf8 Zwart heeft dus geen
tijd voor dc4
28. cdó Dd7? Hier had zwart ge
rust Td5 kunnen spelen
29. Tdl. Tc8
30. Le3 b6
31. Th4. Wit wil 't over een andere
boeg werpen.
3 1De8 dreigt 32. Tfc7.
Op voorstel van zwart wegens 't late
uur remise.
Aan de Dammers i
In onze vorige rubriek gaven wij ter
oplossing prob'eem 1384.
Stand.
Zw. 11 sch. op: 11, 12, 13, 15, 16, 18, 21,
22, 23. 26, 33.
W. 11 sch. op: 25, 29, 31, 32, 34 37, 38,
41, 42, 44, 47.
Oplossing.
1 47—41 1- 33 24
2. 34—30 2. 24 35
3. 44—39 3. 35 33
4 38:29 4. 23:34
5. 32—28 5. 22:33
6 25-20 6. 15:24
7. 31—27 7. 21 :32
8. 37: 6!
Uit de partij.
In de volgende positie:
Zw. 14 sch. op: 3, 5, 7, 8 U/15, 18, 20,
24 25, 27.
W. 14 sch. op: 26, 29, 33, 34, 35, 38, 39,
40, 42. 43, 44, 45, 47, 50.
staat wit niet best. Hij offerde een schijf
dcor 3530, want hij had gezien, dat de
zet 4237 die schijnbaar nog speelbaar
was, veel grooter gevaar met zich
b: ncht. Immers op 42—37 volgt 18—23
(v.29 9) 27—32 (w. 37 28 gedw. we
gens 24—30), 8—13 (w. 9 18), 12 32 (w.
38 27) 24—30 (w. 35 24) en 20 49. Heel
leerzaam!
In den volgenden stand is een zeer
in'eressante damzet mogelijk:
W/,. WW*.
TJW/. WW/ v/mr//
M '4bk
wtm ■m
Zw. 18 sch. op: 1/4, 6, 8/11, 13, 14, 15,
17 18, 19, 23, 24, 26.
W. 18 sch. op: 25, 27, 28, 30, 32, 33, 35,
3<38/41, 43, 45/49.
Wit kan nl. als volgt spelen:
1 25-20 1. 14 34
2. 40 20 2. 15 24
3. 35—30 3. 24 35
4. 33—29 4. 23 :34
5. 39 30 5. 35 24
6. 27—22 6. 18 27
7 32 12 7. 8 17
8. 28-22 8. 17 :28
9 36—31 9. 26 37
10. 41 51
Ter oplossing voor deze week:
Probleem 1385 van M. SeK sse.
ym V<M& 'fa*
Ut '9>
'00b
v/0. WW.
Vt. WW.
-Mm m#
wm. 'Mui.
W
...m. ww*
'6 V4&Ü' '/MUis- j*
Zw 10 sch. op: 7, 8 9, 16, 19, 24, 25, 26,
29 30.
W. 10 sch. op: 27, 28, 32, 33, 36, 40, 41,
42, 45, 48
In onze volgende rubriek geven wij de
oplossing^
Oplossing der raadsels alt
het vorige nummer.
Voor grooteren.
1. Wie, le, (el) Waal; wielewaal (soort
van lijster).
2. B Barcelona.
k a. r
S p r e e
slechts
Barcelona
Z e e 1 a n d
snoek
ent
a
3. Schoorsteen. Scheen, hoos, schort,
roos, toren, roest.
4. Ik mis een schort en sedert drie da
gen ook een blouse. (Hortense)
Wat heeft die rivier steile oevers 1
(Leo)
Wij willen liever tot morgen wach
ten met uitgaan. (Evert)
Over een uurtje zijn we klaar en dan
gaan we mee. (Arend)
Voor kleineren.
1. Een appel.
2. Mei (3 letters).
3 Lek, kers; lekkers.
4. Edam, Woudenberg, Zaandam, Hil
versum.
OM OP TE LOSSEN.
Voor grooteren.
1. Mijn geheel wordt met 8 letters ge
schreven en noemt een ziekte,
ets wat 1, 6, 7, 4 is, heeft geen hoeken.
Met een 5, 2, 1, 8 kan men eten.
Een 8, 3, 6, 1 bestaat uit verscheiden
stemmen.
Een 5, 2, 4 heeft geen waarde.
1, 6, 3, 4 is een kieur.
2. Vul deze 16 vakjes in met:
2A 4E 1B 1G 21 2M IN 2E 1Z
maar doet het zóó, dat je van links
naar rechts en van bo~en naar be
neden te lezen krijgt:
le rij een klipgeit.
2e een ander viervoetig dier.
3e een meisjesnaam.
4e een morsdoekje.
3. Verborgen plaatsen in het buiten
land.
Worden de scheve urnen niet door
andere vervangen? (2)
Kwam Ien straks een boek bij je ha
len?
Heeft Jeanne u pennen of potlooden
laten zien?
Wij wisten niet, dat Oom Bob arm
en ziek was.
4. Wie kan duizend menschen
Rijden naar de stad?
Als je 't antwoord hoort, dan
Zeg je: is het dót?
Maar je moet zelf raden.
Wees nu eens gevat!
Voor kleineren.
1. Mijn eerste is een kostbaar metaal,
mijn tweede leeft in het water en
mijn geheel eveneens.
2. Maak menschen van:
R i a M o n a
Docr Uhdi
Fre Fak
3. Op de zigzag-kruisjeslijn komt van
boven naar beneden gelezen, de
naam van een plaats in Zuid-Hol
land.
X le rij iets, wat dagelijks door
X je gebruikt wordt.
X 2e een vaartuig.
X 3e een deel van een tafel
X of kast.
X 4e een lichaamsdeel.
X 5e een edelknaap.
X 6e het tegenovergestelde
X van fijn.
X 7e een geneesheer.
8e iets dat door twee deel
baar is.
9e een kleur.
10e een jongensnaam.
4. Van welken boom kan men, als hij in
in drie stukken gezaagd is, gemak-
lijk een viervoetig dier maken?
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Kareltje lag dezen winter
Heel wat weken ziek in bed.
D'and'ren mochten buiten spelen:
Piet, Marietj 'en kleine Jet.
Kareltje moest drankjes slikken
Eetlust had hij bijna niet!
O, hij kon zijn broer benijden:
Schaatsenrijden ging vaak Piet.
Mceder las hem wel eens voor, maar-
Dikwijls was hij lusteloos.
's Nachts lag hij in bed te woelen.
Vroeger sliep hij als een roos!
Tegen 't voorjaar knapte Karei
Eind'lijk langzaam op!
Dokter zei: Ik ben tevreden,
Als ik op zijn rugje klop!
En nu is hij heel'maal beter,
Loopt dan ook weer vroolijk rond.
Guitig zegt hij: 'k Heb gemerkt,
Moes,
Ziek zijn is toch niet gezond!
273. Intusschen was het nijlpaardenhok een beeld
van groote verwoesting. Alle tralies waren verbogen
en de balken kapot. De nijlpaarden waren zeker
allang er vandoor geweest als ze niet bang waren ge
weest dat ze in drie dagen geen water en brood zou
den krijgen.
74. Het zeemonster van Nagasaki werd het
'Pgemerkt door een paar heeren die op straat
zaken stonden te praten. „Pas op", brulde de
„daar komt het zemonster aan". Maak dat je
komt!!"
eerst
over
eene
weg-
De vogels kwinkeleeren,
Zij zingen blij hun lied.
De merel fluit een deuntje,
Al regent het, dat 't giet.
Wij mogen niet naar buiten,
Maar daarom niet getreurd!
Of is er tóch een kleuter,
Die zich verveelt en zeurt?
De vogels kwinkeleerent
Wees vroolijk en wees blij,
Want éénmaal komt de zon door,
Het is nu voorjaar: Mei!
Wij willen op de vogels
Graag lijken, is het niet?
En daarom zijn wij vroolijk,
Al regent het, dat 't giet!
CARLA HOOG.
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Jetje zou voor 't eerst in 't water
In de groote, groote zee.
't Leek het kleintje zoo plezierig,
Maar... het valt haar toch niet meel
Alle and'ren dansen, springen,
In de golven. Wat een pret!
E r. zij zeggen tegen 't kleintje:
Geef me maar een handje, Jet!
Maar ons Jetje schudt haar hoofdje
En staat schuchter aan den kant.
Eén voet steekt zij in het water,
D'and're staat nog op het strand.
Kom dan, Jetje! klinkt het lachend.
Zeg eens: Waarom durf je niet?
Jetje's lipje trilt bedenk'lijk
Waarom heeft ze nu verdriet?
Zeg dan maar, vraagt Mies, haar
zusje,
Wè.t is 't toch, dat er aan scheelt?
Zij begrijpt niet, waarom Jetje
iet met hen in 't water speelt.
En dan klinkt het, o, zoo zachtjes:
Miesik ik ben heusch niet
stout!
Maar hetwe wat water
is zoo
Zoo verschrik verschrik'lijk
koud!
Laat er eerst wat warm bij loopen,
Net als Moeder doet bij 't bad!
Lachend knuffelt Mies het zusje.
Jetje is een kleine schat!
(Nadruk verboden).
Dit hoppelpaard kun je maken van leg stokjes
knoopen.
jdam/ y.
(lucifers zonder koppen) en
(Nadruk verboden).
Ze zwoegden vroeg, ze zwoegden laat,
Ze zwoegden lieel den dag
Voor 't nestje, dat in 't jonge groen
Zoo stil verscholen lag.
Ze bouwden saam dat nestje op,
Dat nestje, warm en zacht.
En toen het vrouwtje bn^eden ging,
Hield 't mannetje de wacht.
Hoe klagend klonk zijn droef gepiep,
Hoe angstig vloog hij rond,
Toen plots'ling bij het kleine nest
Een wreede jongen stond!
Maar ach, het smeekend hulpgeroep..
Door niemand werd 't gehoord!
En ruw heeft toen een Jongenshand
Dat blij geluk verstoord
Nu schommelt er in 't Jonge groen
Een nestje zacht en teer.
Maar wreed geplunderd is 't helaas.
Het bergt geen eitjes meer!
En als de avond zachtkens daalt,
Als 't duist'ren gaat rondom,
Dan zitten bij het leege nest!
Twee vogels droef en stom!
R. WINKEL.
(Nadruk verboden).