$eui£Cetw
De soc.'dem. tegen de regeeringsplannen.
Geen „terreur" in het
Wilhelmina-Gasthuis.
IIEVAARLIJK SPEL
ALKMAARSCHE COURANT van MAANDAG 20 MEI 1935
Binnenland
De heer Ed. Polak verwacht van deze regee
ring in het belang der gemeenten niets.
Schalden en bezittingen.
Tegen de afbraakplannen.
B. en W. van Amsterdam hebben de
zaak van den mishandelden N.S.B.-er
grondig onderzocht.
FAMILIEDRAMA IN DE MAASSTAD.
Moord en zelfmoord.
BRAND GESTICHT OM DIEFSTAL
TE VERBERGEN.
NEST ONDER DE RAILS.
JEUGDHERBERGEN
MR. MARCHANT NEEMT
AFSCHEID.
Toespraak tot de hoofdambte
naren.
„POELAU LAUT" HEEFT MACHINE
SCHADE.
Op haar reis naar Ned.-Indië
te Napels teruggekeerd.
B. V. L.-LANDDAG TE
HILVERSUM.
10.000 deelnemers.
De Vereeniging van Sociaal-Democra
tische leden van Gemeenteraden en
Prov. Staten heeft Zaterdag en Zondag
te Amsterdam vergaderd.
De vergadering van Zaterdag was
huishoudelijk, in de openbare van Zon
dag heeft de voorzitter de heer Ed.
Polak, lid van den Baad en oud-wethou
der van Amsterdam een rede gehouden
over „Heden en Toekomst".
Spr. zeide, dat de verkiezingen voor
de Prov. Staten een voor de S.D.A.P. al
leszins bevredigend resultaat hebben
gehad. Voor de verkozenen zal voorop
moeten staan de bestrijding van de
werkloosheid en opbouw van een nieuwe
wolvaart. Ze zullen nieuwe tegenstan
ders, de fascisten, tegenover zich heb
ben; laat hen dezen niet sparen, laat
men hun forech te woord staan.
Wat de aanstaand i raadsverkiezingen
betreft, de plaatselijke, maar ook de
laudspolitiek zal bij dezen verkiezings-
s. *ijd aandacht vragen. Lotsverbetering
van de arbeidersklasse en strijd voor het
algemen belang was steeds het doel van
do S.D.A.P. Het aantal gemeenten, waar
wij een meerderheid hebben, is echter
nog klein. Van overheersching van de
S.D.A.P. in de gemeentepolitiek kon dus
geen sprake zijn. Onder s.d. invloed zijn
echter een zeer groot aantal verbeterin
gen tot stand gekomen. Nog onlangs b.v.
stelde de Prins van Wales Amsterdam
te; voorbeeld t.o.v. volkswoningbouw.
Voor onze gemeentepolitiek is echter
nog zeer veel te doen tot verbetering van
het lot van de arbeidersklasse. De bur
gerlijke partijen zijn het hiermede, sinds
do crisis, niet eens. Zij echter zijn voor
de „Ausgabenwirtschaft" zooals zij
het wel noemen mede verantwoorde
lijk.
„Is 't waar, dat de Nederlandsche ge
meenten het geld maar over den balk
hebben gesmeten, zonder op de inkom
sten te letten" vraagt spr. zich af. Hij
meent deze vraag met een krachtig
„neen" te moeten beantwoorden. Tot
diep in de crisis wisten de Nederland
sche gemeenten de begrootingen slui
tend te houden.
„Thans hebben de duizend Nederland
sche gemeenten 21/» milliard schulden"
voert men aan, doch dan vergeet men
welke bezittingen daartegenover staan,
bij de rijkstekorten is dat een geheel
ander geval.
Over het algemeen hebben de gemeen
ten geen tekorten op den gewonen
dienst; als de gemeenten schuld hebben,
staat daar altijd een object tegenover,
een rendabel object, dat zelf rente en af-
lrssing opbrengt. In een schuld zooals
de gemeenten die hebben, is niets te mis
prijzen, zelfs niet uit een streng com
mercieel oogpunt. De moeilijkheden van
d, gemeenten zitten dus niet in den ge
wonen dienst. Zij moeten echter gezocht
worden in de steunregeling, welke is
opgelegd aan de gemeenten en niet
zooals dit noodzakelijk was aan het
Rijk. Een verdeeling van werkloosheids
lasten, 5/6 voor het Rijk en 1/6 voor de
gemeenten, is reeds in 1932 door spr.
aanbevolen. Thans zijn de gemeenten
daardoor per jaar belast met 75 millioen;
de financieele constructie is hierop niet
berekend zonder dat daartegenover de
mogelijkheid tot nieuwe inkomsten
staat.
De tweede oorzaak van de huidige
financieele moeilijkheden der gemeen
ten is gelegen in de financieele construc
tie van de gemeenten.
De wet op de financieele verhouding
van 15 Juli 1929 heeft de gemeentelijke
inkomsten beperkt. De wet heeft haar
beide doeleinden, nl. gelijkmaking van
de financieele voorwaarden van de ge
meenten, en een redelijke regeling van
vergoeding van diensten, den gemeen
ten door het Rijk opgelegd, niet bereikt.
Aan de hand van cijfers zette spr. uit-
I voerig hieromtrent zijn meening uiteen.
De crisisuitgaven voor de gemeenten
worden 6teeds grooter, de Rijksuitkee-
ringen aan de gemeenten steeds kleiner.
Daarbij komt, dat het belastinggebied
der gemeenten beperkt is, zij beschikken
dus niet over de middelen om hun in
komsten te vergrooten. Het Rijk daar
entegen kan nieuwe bronnen van inkom
sten scheppen, zooals b.v. onlangs door
de omzetbelasting. Er kan dus moeilijk
worden volgehouden, dat de huidige
moeilijkheden zijn veroorzaakt door de
gemeenten,
Bij dit alles komt nog, dat men vanuit
Den Haag de hoofdlijnen van de gemeen
tepolitiek heeft voorgeschreven. Geeft
de gemeenten terug, wet men ze heeft
afgenomen en verlost ze van de
75.000.000, die ze voor steun moeten
uitgeven en de budgetten zullen er heel
anders uitzien", aldus spr.
De S.D.A.P. staat als een gesloten een
heid tegenover de afgekondigde afbraak
plannen. Mij persoonlijk, aldus de heer
Polak, treft het meest de afbraak van
het onderwijs. Wat men afgebroken
heeft is deze generatie nooit terug te
geven. Uitvoerig gaat spr. op dit punt in.
Van deze regeering zooal6 zij thans
samengesteld is verwacht spr. in het
belang van de gemeenten niets. Als de
plannen der regeering doorgaan, zullen
ook de gemeenten daarvan de treurige
gevolgen ondedvinden. Gemeenteperso-
neel en midddenstand zullen van deze
golf van verarming de gevolgen onder
vinden.
Het wetsontwerp zal dan ook voor de
Sociaal-Democraten onaanvaardbaar
zijn.
Spr. vreest, dat het bezunigingsont-
werp geen bezinningsontwerp zal zijn.
Er zullen nieuwe gaten in het openbare
budget worden geslagen. Hoe lang zal
dL nog duren?
De tegenzin tegen deze politiek is
g >eiende het verlangen naar een wel-
vaartspolitiek neemt hand over hand
toe. Het Nederlandsche volk verlangt
een krachtig stimuleerend optreden,
naar een zoeken van 'n weg omhoog.
Spr. betwijfelt of deze regeering nog ge
schikt is den nieuwen weg te vinden.
Om de spanning eenigermate te ver
lichten is noodig, dat het Rijk de werk-
loozenzorg op zich neemt en een nieuwe
financieele verhouding tusschen Rijk en
gemeente. De gemeenten moeten hun
oude vrijheid terug krijgen, zij moeten
zelf de koorden van de beurs weer in
handen krijgen.
Spr. wekte de aanwezigen op het thans
besprokene in te vlechten in den a.s.
verkiezingsstrijd voor de gemeentera
den.
Het Amsterdamsche raadslid Sajet heeft
op 2 Mei 1.1. de volgende schriftelijke vra
gen tot B. en W. gericht:
Hebben B. en W. kennis genomen van het
verhaal, dat ds. A. G. H. van Hoogenhuyze
in „Volk en Vaderland" van 27 April pu
bliceert, betreffende de terreur, welke op een
patiënt, die voor een driedubbele kaakfrac-
tuur werd verpleegd in een neutraal zieken
huis bedoeld is het Wilhelmina gasthuis
te Amsterdam is uitgeoefend?
2. Willen B. en W. een onderzoek instel
len naar de juistheid van hetgeen door ds.
A. G. H. van Hoogenhuyze wordt gepubli
ceerd en van hun bevindingen volledige in
lichtingen verstrekken?
B. en W. antwoordden hierop 't volgende:
1. Deze vraag wordt bevestigend beant
woord.
2. B. en W. hebben na kennisneming van
de publicatie een onderzoek ter plaatse doen
instellen.
Het resultaat van dat onderzoek is het
volgende
B. en W. stellen er echter prijs op, vooraf
te verklaren, dat, indien in het algemeen,
feiten als door den heer Van Hoogenhuyze
genoemd, zich in de gemeenteziekenhuizen
zouden voordoen, zij niet zouden aarzelen
over te gaan tot de strengste maatregelen,
daar zij van meening zijn, dat in de gemeen
teziekenhuizen een strikte neutraliteit zoo
wel op godsdienstig gebied als politiek ter
rein worden gehandhaafd.
Ten aanzien van de door den heer Van
Hoogenhuyze genoemde concrete feiten kan
het volgende worden meegedeeld:
I. „'Een groot aantal bloemstukken wa
ren den armen jongen toegezonden. De
N.S.B.-linten waren er echter, voordat ze in
de zaal werden gebracht, zorgvuldig afge
knipt. Die mochten de zaal niet mee bin
nen".
Het moet ten stelligste worden ontkend,
dat, voordat aan den patiënt toegezonden
bloemstukken op de zaal worden gebracht,
de N.S.B.-linten daarvan werden verwijderd.
Daar deze linten, als uiting van een be
paalde politieke richting, in een neutraal
ziekenhuis als het Wilhelmina-gasthuis
uiteraard aanstoot zouden geven, is, zooais
in dergelijke gevallen gebruik is, den patiënt
verzocht, deze linten er af te nemen, aan
welk verzoek door hem gevolg is gegeven.
II. „Op de zaal wordt 's morgens de
Internationale gezongen. Men laat dat toe,
zingt zelfs mee, wetende dat het hem er
gert".
Gebleken is, dat de bewering, ,,'s mor
gens", derhalve „iederen morgen" de Inter
nationale zou worden gezongen, in haar al
gemeenheid stellig onjuist is. Volgens den
patiënt zelf is dit lied verschillende malen
gezongen en zou ook door een der dienst
doende verplegers zijn meegezongen. Blij
kens de verklaring van een mede-verpleegde,
die, zooals is gebleken, den bedoelden pa
tiënt vriendschappelijk gezind is, is éénmaal
de Internationale aangeheven, op een oogen-
blik, dat er geen verplegend personeel op de
zaal aanwezig was.
III. „Toen hij op Zondagmorgen vroeg
om een radio-kerkdienst aan te zetten, zeide
men hem: „we zullen het doen". Maar toen
zette men de V. A. R. A. aan, die een
socialistische toespraak voor mijnwerkers
uitzond".
Blijkens het ingestelde onderzoek is door
patiënt op Zondag 24 Maart aan de waar
nemende hoofdverpleegster het verzoek ge
daan om uitzending van een kerkdienst.
Hoewel getracht werd, aan dit verzoek te
voldoen, slaagde de waarnemende hoofdver
pleegster daarin niet, doordat het radiotoe
stel van een verouderd type is. Het is niet
buitengesloten, dat tijdens het instellen de
„Uitzending voor de mijnwerkers" van de
V. A. R. A., eenige oogenblikken, tegen den
wensch van de waarnemende hoofdver
pleegster is gehoord.
IV: „Volk en Vaderland" mag hij per
gratie lezen, moet het wegbergen onder zijn
dek en het niemand anders geven, terwijl
het „Volk" van hand tot hand gaat".
In de gemeenteziekenhuizen is het regel,
dat de pubicaties van politieke strekking
slechts worden gelezen door dengenen, voor
wien zij bestemd zijn. Wanneer evenwel een
der andere patiënten vraagt, van een derge
lijke publicatie te mogen kennis nemen, be
staat daartegen geen bezwaar. Wel echter
bestaat er bezwaar tegen, dat publicaties
van politieken aard aan andere patiënten ter
lezing worden aangeboden.
Ten aanzien van den patiënt in kwestie is
van dezen regel niet afgeweken. Toen pa
tiënt op 17 April j.1. aan een mede-verpleeg
de een propagandistisch geschriftje van de
N.S.B. ter lezing aanbood waarin de uitslag
der Statenverkiezing voor Drente en Over-
ijsel was opgenomen, is daarop volkomen
terecht, en, naar is komen vast te staan, op
correcte wijze, aanmerking gemaakt.
De patiënt vond hierin aanleiding, mede
te deelen, dat hij het ziekenhuis wenschte te
verlaten, hetgeen nog dienzelfden dag is
geschied.
Aan het bovenstaanden moge worden toe
gevoegd, dat patiënt voor de eerste maal in
het Wilhelminagasthuis is opgenomen op 19
Maart 1935 en op 30 Maart d.k.v. is ontsla
gen, omdat ziekenhuisverpleging in dat sta
dium zijner lichamelijke gesteldheid niet
meer noodig werd geacht. Toen zijn toe
stand dit weder noodzakelijk maakte, is hij
op 8 April 1935 wederom opgenomen,
waarna hij op 17 April d.a.v. het ziekenhuis
heeft verlaten tegen "het advies van den be-
handelenden geneesheer. Noch gedurende
de eerste, noch ook gedurende de tweede pe
riode ziiner verpleging heeft hij ooit eeniger-
lei klacht geuit. Eerst bij het verlaten van
het ziekenhuis op 17 April 1.1. heeft hij me
degedeeld, dat hij het Wilhelminagasthuis
wenschte te verlaten op grond van het zijns
inziens onaangename optreden van het ver
plegend personeel en van patiënten.
B. en W. zijn van meening, dat hiervan
geen sprake is geweest.
Patiënt is, evenals alle verpleegden, met
de grootste liefde en toewijding verzorgd.
Hij had evenwel niet het recht, voor zichzelf
'n voorrecht op te eischen, dat aan anderen
wordt onthouden en dat in gemeentezieken
huizen niet mag worden toegestaan. Is hij
daardoor onaangenaam getroffen, dan heeft
hij dit aan zichzelf te wijten.
Concludeerende, moet naar de meening
van B. en W. worden vastgesteld, dat van
een „terreur" in het Wilhelminagasthuis
niets is gebleken en dat de patiënt het
W. G. voor de beëindiging van zijn verple
ging heeft verlaten, niet als gevolg van on
aangename bejegening van de zijde van pa-
tienten en verplegend personeel, doch als
gevolg van het feit, dat genoemde patiënt
zich niet kon schikken in de geldende voor
schriften, volgens welke geen propaganda
van politieken aard mag worden gevoerd.
Zaterdagochtend hebben bewoners van de
Zeevischmarkt (Zuidzijde) de ontdekking ge
daan, dat in pand 7 B op de eerste verdie
ping een moord en een zelfmoord zijn ge
pleegd. De slachtoffers hiervan zijn een 32-
jarige gemeentewerkman en zijn 27-jarige
echtgenoote.
De benedenburen hadden een bons ge
hoord en daarna een regelmatig getik. Aan
vankelijk letten zij hierop niet, doch toen er
bloed door het plafond lekte, hebben zij bij
de bovenburen aangebeld, waar zij geen ge
hoor kregen. Een der buren heeft toen een
broer van dien bovenbuur gewaarschuwd.
Deze is met een ladder aan de achterzijde
van het huis binnengedrongen en ontdekte,
wat er was voorgevallen.
Zaterdag ontdekten arbeiders in de klei-
groeve nabij de Jammerdaalsche Heide te
Venlo, dat hun keet in brand stond. Zij
spoedden zich er heen en slaagden er in het
vuur te dooven.
Bij onderzoek bleek toen, dat dieven in de
keet waren binnengedrongen en er niet min
der dan 20 jassen uit hadden ontvreemd,
die aan de arbeiders toebehoorden.
Om den diefstal te verbergen hebben de in
dringers de keet vervolgens in brand gesto
ken.
Het onderzoek der rijkspolitie heeft tot
dusverre nog geen resultaat opgeleverd.
Op het drukke rangeerterrein van de Ne
derlandsche spoorwegen te Oss heeft een
leeuwerik onder de spoorrails zijn nestje ge
bouwd. In weerwil van het feit, dat daar ge
durende den dag en den nacht talrijke trei
nen over de rails daveren, zit de vogel onge
stoord te broeden. Het beestje schijnt een
voorkeur voor dit gevaarlijke en onrustige
plekje te hebben, want ook verleden jaar
had het zich daar genesteld.
Zooals algemeen bekend is zijn de Neder
landsche jeugdherbergen georganiseerd in
de Nederlandsche Jeugdherberg Centrale te
Amsterdam. De N.J.H.C. leidt dit werk,
controleert regelmatig de bij haar aangeslo
ten jeugdherbergen en houdt er toezicht op
dat de algemeene bepalingen voor de jeugd
herbergen worden nagekomen. De N.J.H.C.
zorgt voor de uitgifte van trekkerskaarten.
Iedere trekker dient een geldige J.H.-kaart
te bezitten, uitgereikt door de N.J.H.C. of
een van de buitenlandsche jeugdherberg-or
ganisaties. De herbergsouders zijn verplicht
deze kaarten bij wangedrag in te houden,
waardoor deze kaarten in het georganiseer
de jeugdherbergenwerk een onmisbare con
trole beteekenen.
De N.J.H.C. is het lichaam dat de goede
naam van en het vertrouwen in dit werk
hoog houdt en de Jeugdherbergen werkelijk
toegankelijk doet zijn voor alle groepen van
ons volk. Wanneer dan ook gesproken wordt
over Jeugdherbergen, dan spreekt men over
de 70 bij de N.J.H.C. aangesloten jeugdher
bergen, die in 1934 een gezamenlijk over
nachtingsaantal boekten van ruim 179.000.
Naast deze jeugdherbergen zijn er eenige
andere inrichtingen ontstaan, die onder ver
schillende namen worden geëxploiteerd.
Kamphuizen, week-end-huizen en z.g.n. wil
de jeugdherbergen. Dit ziin particuliere on
dernemingen die niet val'en onder de con
trole en de leiding van de N.J.H.C. Algemee-
ne bepalingen bestaan er voor deze inrich
tingen niet, evenmin als de preventieve con
trole door middel van Jeugdherberg-kaarten.
Deze inrichtingen zijn niet bevorderlijk voor
de ontwikkeling van het Jeugdherbergen-
werk in het algemeen, vooral ook omdat de
naam aanleiding kan geven tot ernstige ver
warring.
Minister Marchant, aan wien, zooals
we Zaterdag gemeld hebben, bij ko
ninklijk besluit ontslag is verleend als
hoofd van het departement van onder
wijs, kunsten en wetenschappen, heeft
Zaterdagvoormiddag 12 uur in zijn
werkkamer aan het Departement in te
genwoordigheid van minister Slóte
n-aker de Bruïne en van prof. van Poel-
j,. directeur-generaal van het onderwijs,
afscheid genomen van de afdeelings-
chefs en verdere hoofdambtenaren van
zijn cepartement.
Mr. Marchant heeft daarbij een toe
spraak gehouden, waarin hij zeide, dat
hij verrukt is geworden door de werk
kracht en de toewijding van het ambte
narencorps. Die werkkracht heeft hem
zeer verheugd en hij is daar uiterst
dankbaar voor. Nu hij den loop der om
standigheden genoopt was tot heengaan,
gevoelde de heer Marchant zich gedwon
gen dit woord van dank uit te spreken.
Hij hoopte, dat indien de ambtenaren
hun oordeel omtrent zijn persoon en zijn
werk hadden gevormd, zij dat oordeel
nog wat zouden laten bezinken alvorens
dit definitief vast te stellen.
Prof. van Poelje heeft vervolgens den
afgetreden minister, namens de ambte
naren bedankt.
Tenslotte heeft prof. Slotemaker de
Bi uïne een beroep gedaan op de ambte
naren van onderwijs, kunsten en weten
schappen en in het bijzonder minister
Marchant bedankt voor hetgeen hij ge
daan heeft in het belang van het Neder
landsche volk.
Naar wij vernemen zou het in 't voor
nemen liggen van den minister van
onderwijs, kunsten en wetenschappen
ad interim Zaterdagmiddag zijn werk-
z '.amheden op het departement van on
derwijs te verrichten. In de ochtenduren
za hij op het departement van sociale
zaken zijn ambtsbezigheden vervullen.
Het Vrijdagnacht van Napels naar Indië
vertrokken motervrachtschip „Poelau Laut"
van de Stoomvaart Maatschappij Neder
land, heeft onderweg machineschade gekre
gen, tengevolge waarvan het schip naar
Napels is teruggekeerd.
De Poelau Laut heeft de mail voor Indië
aan boord. Van Amsterdam is een assistent
ingenieur naar Napels vertrokken, teneinde
de omvang van de schade op te nemen. Na
het herstel van de schade zal de reis worden
voortgezet.
Meer dan tienduizend leden van den
Bijzonder Vrijwilligen Landstorm heb
ben Zaterdag den intergewestelijken
landdag te Hilversum bijgewoond, waar
aan de korpsen van de Stelling van Am
sterdam, van de Nieuw Hollandsche
waterlinie en van Kennemerland deel
namen. Des morgens op het Sportpark
hinderniswedstrijden voor motorrijders
plaats voor het Motorcorps, "n de na
middaguren werd een groot défilé ge
houden van de deelnemende landstorm
corpsen.
Uit het Engelsch
van PAUL TRENT
door ADA VAN ARKEL
36)
HOOFDSTUK XXI.
Guy was als versuft, toen hij Valda s
woning verliet. Hij begreep niets van Stella.
Een verwaander man dan hij was, zou aan
jalouzie hebben gedacht, maar dat was het
laatste wat in hem zou opkomen.
Hij had gezegd, dat hij haar morgen zou
opzoeken, maar wat zou hij zeggen? Hij
zou het laten afhangen van zijn gesprek
met den admiraal. A
Vroeg in den morgen ging hij naar de ad
miraliteit en moest daar bijna een uur wach
ten. Admiraal Langton luisterde aandach
tig naar zijn verslag over het onderhoud
met den baron, maar toen hij de volgende
vragenlijst zag, werd hij nog belangstellen
der.
„Ik geloof dat wij veilig zijn. De baron
denkt, dat hij u in zijn macht heeft merkte
hij op.
„Hij doet tenminste of hij het denkt
„Je hebt het tot nu toe goed opgeknapt.
Ik denk dat we in staat zullen zijn om heel
bevredigende antwoorden op die vragen te
geveo", zei de admiraal grimmig-
„Ik ben blij dat u tevreden is, mijnheer.
Maar ik heb nog niet ontdekt wie den
baron dat draadloos rapport verschaft heeft
en dat is voor mij de hoofdzaak".
„Houdt u niet van het werk dat u nu
doet?" vroeg de admiraal nadenkend.
„Ik haat het. Ik ben niet gewend te
huichelen en nu is mijn heele leven één
leugen".
„Ik kan u wel zeggen, dat het niet lang
zal duren. U heeft de voldoening te weten
dat u schitterend werk verricht".
„Maar door dat te doen vergooi ik mijn
eigen levensgeluk. U heeft me verboden er
met iemand over te praten. Ik heb u on
voorwaardelijk gehoorzaamd, mijnheer".
„Ik verwachtte gehoorzaamheid. Gehoor
zaamheid was de eerste voorwaarde", zei
de admiraal ernstig.
„Dan is het met mij gedaan. U interes
seert zich niet voor mijn persoonlijke aan
gelegenheden".
„Ik stel belang in alles wat u betreft.
Wat is er?"
Hallam vertelde het verbreken van zijn
verloving en de latere gebeurtenissen.
„Mag ik het juffrouw Cameron niet ver
tellen? Ze kan volkomen vertrouwd wor
den, mijnheer", eindigde hij verlangend.
„Geen vrouw is te vertrouwen. Niemand
mag het weten, tot
„Tot?"
„Over een paar weken is er misschien
geen reden tot stilzwijgendheid meer. Ik
mag niet duidelijker zijn. Ik kan u alleen
zeggen, dat we in een zeer ernstigen tijd
leven. Later zult u begrijpen waarom ik
niet kon toestaan dat er iets tusschen komt.
zelfs geen liefdesgeschiedenis", zei de ad
miraal ernstig.
„Is er niets aan te doen?"
„U kunt de jongedame naar mij toe
sturen. Ik zal haar zeggen, dat u alleen
uw plicht doet en dat ze u moet vertrou
wen en geen vragen doen. Is juffrouw Ca
meron niet de dochter van den gestorven
admiraal?"
„Ja, mijnheer".
„Dan zal ze het ^begrijpen. Heb je Syl-
vester nog gezien?"
Neen, mijnheer, ik had hem niet noo
dig".
U doet beter hem op te zoeken. U zult
zien, dat hij niet stil gezeten heeft".
„Heel goed, mijnheer. Ik ga nu naar juf
frouw Cameron, anders heeft ze Londen al
verlaten. Ik zal haar vragen u te komen op
zoeken. Ik denk dat ze dan wel gerustge
steld zal zijn".
Het kwam Guy ook voor, dat een gesprek
met den admiraal Stella zou overtuigen en
hij wilde geen oogenblik verliezen. Bij den
uitgang van het gebouw werd hij echter
aangehouden door Sylvester.
„Ik heb naar u gezocht. Ik ben bij u thuis
geweest", zei deze.
„Ik kom straks bij u
„Ik zou graag willen, dat u nu een paar
minuten voor mij had. Ik stel voor dat ik
u naar uw kamer volg. Het is beter dat we
niet samen gezien worden".
Guy verlangde er naar naar het Carlton
hotel te kunnen gaan, maar plicht ging
voor.
Eenige minuten later zaten zij in zijn zit
kamer,
„U weet dat ik in het vertrouwen van den
admiraal ben", 'begon Sylvester.
„In hoeverre?"
„Hij heeft me alles verteld. Natuurlijk
weet ik niet, wat er vanmorgen op de admi
raliteit besproken is".
„Dat zal de admiraal u ongetwijfeld ook
wel vertellen", zei Guy wat kortaf.
„Zeer goed, mijnheer. U heeft gelijk met
voorzichtig te zijn. Heeft u een foto van
recenten datum van de officieren van de
„Drietand?"
„Ik geloof dat mijn vader er een heeft",
antwoordde Guy en keek de kamer rond.
„Ja, hier is er een; ze is een paar maanden
geleden gemaakt".
Sylvester nam de groote foto en bekeek
haar lang. Niet tevreden hiermede, nam hij
een vergrootglas en bestudeerde haar nauw
keurig.
„Wie is die luitenant?" vroeg hij, met den
vinger wijzende.
„Luitenant Mark Furber".
„Een vriend van u?"
„Neen", zei Guy beslist.
„Ik maak daaruit op, dat u hem niet mag
lijden".
„Hij is mijn genre niet, dat is alles".
„Wat is zijn specialiteit?"
„Kanonnen".
„En waar ligt zijn hut ten opzichte
van de uwe?"
„Naast de mijne. Maar waarom vraagt
u dat?"
„Ik dacht, dat ik dien officier vroeger al
eens had gezien. Kunt u wel iets van hem
vertellen? Heeft hij geld?"
„Hij heeft twee auto's. Ik denk dus wel,
dat hij geld heeft".
„Van wat voor familie is hij?"
„Ik heb er geen idee van. U maakt me
nieuwsgierig. Ik heb het land aan Furber.
Maar u verdenkt hem toch niet....?"
„Ik verdenk iedereen en niemand. Weet u
ook of de heer Furber in de stad is?"
„Ja, sinds gisteren".
„Kent hij baron Branden?"
„Ik weet liet niet. Waarom vraagt u dat?"
„Dat zult u te zijner tijd wel te weten ko
men. Misschien zal ik u vandaag nog wil
len spreken. Waar kan ik u vinden?"
„Goed, ik kom tusschen drie en vier uur
Goeden dag".
Guy haastte zich weg, riep een taxi aai
en reed snel naar het Langham hotel. H
wachtte niet tot hij aangediend was, maa
liep regelrecht naar de zitkamer. Op zijn
kloppen riep Stella's stem: „binnen".
Verlangende woorden waren op zijn lij"
pen, maar hij hield ze in, want naast ha;>
stond Furber en zijn heele houding druk:
triomf uit.
Toen Mark Furber Valda's kamer ha.
verlaten, was het met het vaste voornem-
om haar raad op te volgen, maar vóór h
naar het hotel, waar hij logeerde, terug
keerde, besloot hij baron Branden op te zoe
ken. Hij wist, dat deze nooit voor na mid
dernacht naar bed ging.
De baron, in een gewatteerd huisjasji
ontving hem hartelijk en wees op een cluk
fauteuil.
„Ik ben blij, dat je komt. Wat is er voo
nieuws van de „Drietand?"
(Wordt vervolgd,