$eui£Cetw De soc.'dem. tegen de regeeringsplannen. Geen „terreur" in het Wilhelmina-Gasthuis. IIEVAARLIJK SPEL ALKMAARSCHE COURANT van MAANDAG 20 MEI 1935 Binnenland De heer Ed. Polak verwacht van deze regee ring in het belang der gemeenten niets. Schalden en bezittingen. Tegen de afbraakplannen. B. en W. van Amsterdam hebben de zaak van den mishandelden N.S.B.-er grondig onderzocht. FAMILIEDRAMA IN DE MAASSTAD. Moord en zelfmoord. BRAND GESTICHT OM DIEFSTAL TE VERBERGEN. NEST ONDER DE RAILS. JEUGDHERBERGEN MR. MARCHANT NEEMT AFSCHEID. Toespraak tot de hoofdambte naren. „POELAU LAUT" HEEFT MACHINE SCHADE. Op haar reis naar Ned.-Indië te Napels teruggekeerd. B. V. L.-LANDDAG TE HILVERSUM. 10.000 deelnemers. De Vereeniging van Sociaal-Democra tische leden van Gemeenteraden en Prov. Staten heeft Zaterdag en Zondag te Amsterdam vergaderd. De vergadering van Zaterdag was huishoudelijk, in de openbare van Zon dag heeft de voorzitter de heer Ed. Polak, lid van den Baad en oud-wethou der van Amsterdam een rede gehouden over „Heden en Toekomst". Spr. zeide, dat de verkiezingen voor de Prov. Staten een voor de S.D.A.P. al leszins bevredigend resultaat hebben gehad. Voor de verkozenen zal voorop moeten staan de bestrijding van de werkloosheid en opbouw van een nieuwe wolvaart. Ze zullen nieuwe tegenstan ders, de fascisten, tegenover zich heb ben; laat hen dezen niet sparen, laat men hun forech te woord staan. Wat de aanstaand i raadsverkiezingen betreft, de plaatselijke, maar ook de laudspolitiek zal bij dezen verkiezings- s. *ijd aandacht vragen. Lotsverbetering van de arbeidersklasse en strijd voor het algemen belang was steeds het doel van do S.D.A.P. Het aantal gemeenten, waar wij een meerderheid hebben, is echter nog klein. Van overheersching van de S.D.A.P. in de gemeentepolitiek kon dus geen sprake zijn. Onder s.d. invloed zijn echter een zeer groot aantal verbeterin gen tot stand gekomen. Nog onlangs b.v. stelde de Prins van Wales Amsterdam te; voorbeeld t.o.v. volkswoningbouw. Voor onze gemeentepolitiek is echter nog zeer veel te doen tot verbetering van het lot van de arbeidersklasse. De bur gerlijke partijen zijn het hiermede, sinds do crisis, niet eens. Zij echter zijn voor de „Ausgabenwirtschaft" zooals zij het wel noemen mede verantwoorde lijk. „Is 't waar, dat de Nederlandsche ge meenten het geld maar over den balk hebben gesmeten, zonder op de inkom sten te letten" vraagt spr. zich af. Hij meent deze vraag met een krachtig „neen" te moeten beantwoorden. Tot diep in de crisis wisten de Nederland sche gemeenten de begrootingen slui tend te houden. „Thans hebben de duizend Nederland sche gemeenten 21/» milliard schulden" voert men aan, doch dan vergeet men welke bezittingen daartegenover staan, bij de rijkstekorten is dat een geheel ander geval. Over het algemeen hebben de gemeen ten geen tekorten op den gewonen dienst; als de gemeenten schuld hebben, staat daar altijd een object tegenover, een rendabel object, dat zelf rente en af- lrssing opbrengt. In een schuld zooals de gemeenten die hebben, is niets te mis prijzen, zelfs niet uit een streng com mercieel oogpunt. De moeilijkheden van d, gemeenten zitten dus niet in den ge wonen dienst. Zij moeten echter gezocht worden in de steunregeling, welke is opgelegd aan de gemeenten en niet zooals dit noodzakelijk was aan het Rijk. Een verdeeling van werkloosheids lasten, 5/6 voor het Rijk en 1/6 voor de gemeenten, is reeds in 1932 door spr. aanbevolen. Thans zijn de gemeenten daardoor per jaar belast met 75 millioen; de financieele constructie is hierop niet berekend zonder dat daartegenover de mogelijkheid tot nieuwe inkomsten staat. De tweede oorzaak van de huidige financieele moeilijkheden der gemeen ten is gelegen in de financieele construc tie van de gemeenten. De wet op de financieele verhouding van 15 Juli 1929 heeft de gemeentelijke inkomsten beperkt. De wet heeft haar beide doeleinden, nl. gelijkmaking van de financieele voorwaarden van de ge meenten, en een redelijke regeling van vergoeding van diensten, den gemeen ten door het Rijk opgelegd, niet bereikt. Aan de hand van cijfers zette spr. uit- I voerig hieromtrent zijn meening uiteen. De crisisuitgaven voor de gemeenten worden 6teeds grooter, de Rijksuitkee- ringen aan de gemeenten steeds kleiner. Daarbij komt, dat het belastinggebied der gemeenten beperkt is, zij beschikken dus niet over de middelen om hun in komsten te vergrooten. Het Rijk daar entegen kan nieuwe bronnen van inkom sten scheppen, zooals b.v. onlangs door de omzetbelasting. Er kan dus moeilijk worden volgehouden, dat de huidige moeilijkheden zijn veroorzaakt door de gemeenten, Bij dit alles komt nog, dat men vanuit Den Haag de hoofdlijnen van de gemeen tepolitiek heeft voorgeschreven. Geeft de gemeenten terug, wet men ze heeft afgenomen en verlost ze van de 75.000.000, die ze voor steun moeten uitgeven en de budgetten zullen er heel anders uitzien", aldus spr. De S.D.A.P. staat als een gesloten een heid tegenover de afgekondigde afbraak plannen. Mij persoonlijk, aldus de heer Polak, treft het meest de afbraak van het onderwijs. Wat men afgebroken heeft is deze generatie nooit terug te geven. Uitvoerig gaat spr. op dit punt in. Van deze regeering zooal6 zij thans samengesteld is verwacht spr. in het belang van de gemeenten niets. Als de plannen der regeering doorgaan, zullen ook de gemeenten daarvan de treurige gevolgen ondedvinden. Gemeenteperso- neel en midddenstand zullen van deze golf van verarming de gevolgen onder vinden. Het wetsontwerp zal dan ook voor de Sociaal-Democraten onaanvaardbaar zijn. Spr. vreest, dat het bezunigingsont- werp geen bezinningsontwerp zal zijn. Er zullen nieuwe gaten in het openbare budget worden geslagen. Hoe lang zal dL nog duren? De tegenzin tegen deze politiek is g >eiende het verlangen naar een wel- vaartspolitiek neemt hand over hand toe. Het Nederlandsche volk verlangt een krachtig stimuleerend optreden, naar een zoeken van 'n weg omhoog. Spr. betwijfelt of deze regeering nog ge schikt is den nieuwen weg te vinden. Om de spanning eenigermate te ver lichten is noodig, dat het Rijk de werk- loozenzorg op zich neemt en een nieuwe financieele verhouding tusschen Rijk en gemeente. De gemeenten moeten hun oude vrijheid terug krijgen, zij moeten zelf de koorden van de beurs weer in handen krijgen. Spr. wekte de aanwezigen op het thans besprokene in te vlechten in den a.s. verkiezingsstrijd voor de gemeentera den. Het Amsterdamsche raadslid Sajet heeft op 2 Mei 1.1. de volgende schriftelijke vra gen tot B. en W. gericht: Hebben B. en W. kennis genomen van het verhaal, dat ds. A. G. H. van Hoogenhuyze in „Volk en Vaderland" van 27 April pu bliceert, betreffende de terreur, welke op een patiënt, die voor een driedubbele kaakfrac- tuur werd verpleegd in een neutraal zieken huis bedoeld is het Wilhelmina gasthuis te Amsterdam is uitgeoefend? 2. Willen B. en W. een onderzoek instel len naar de juistheid van hetgeen door ds. A. G. H. van Hoogenhuyze wordt gepubli ceerd en van hun bevindingen volledige in lichtingen verstrekken? B. en W. antwoordden hierop 't volgende: 1. Deze vraag wordt bevestigend beant woord. 2. B. en W. hebben na kennisneming van de publicatie een onderzoek ter plaatse doen instellen. Het resultaat van dat onderzoek is het volgende B. en W. stellen er echter prijs op, vooraf te verklaren, dat, indien in het algemeen, feiten als door den heer Van Hoogenhuyze genoemd, zich in de gemeenteziekenhuizen zouden voordoen, zij niet zouden aarzelen over te gaan tot de strengste maatregelen, daar zij van meening zijn, dat in de gemeen teziekenhuizen een strikte neutraliteit zoo wel op godsdienstig gebied als politiek ter rein worden gehandhaafd. Ten aanzien van de door den heer Van Hoogenhuyze genoemde concrete feiten kan het volgende worden meegedeeld: I. „'Een groot aantal bloemstukken wa ren den armen jongen toegezonden. De N.S.B.-linten waren er echter, voordat ze in de zaal werden gebracht, zorgvuldig afge knipt. Die mochten de zaal niet mee bin nen". Het moet ten stelligste worden ontkend, dat, voordat aan den patiënt toegezonden bloemstukken op de zaal worden gebracht, de N.S.B.-linten daarvan werden verwijderd. Daar deze linten, als uiting van een be paalde politieke richting, in een neutraal ziekenhuis als het Wilhelmina-gasthuis uiteraard aanstoot zouden geven, is, zooais in dergelijke gevallen gebruik is, den patiënt verzocht, deze linten er af te nemen, aan welk verzoek door hem gevolg is gegeven. II. „Op de zaal wordt 's morgens de Internationale gezongen. Men laat dat toe, zingt zelfs mee, wetende dat het hem er gert". Gebleken is, dat de bewering, ,,'s mor gens", derhalve „iederen morgen" de Inter nationale zou worden gezongen, in haar al gemeenheid stellig onjuist is. Volgens den patiënt zelf is dit lied verschillende malen gezongen en zou ook door een der dienst doende verplegers zijn meegezongen. Blij kens de verklaring van een mede-verpleegde, die, zooals is gebleken, den bedoelden pa tiënt vriendschappelijk gezind is, is éénmaal de Internationale aangeheven, op een oogen- blik, dat er geen verplegend personeel op de zaal aanwezig was. III. „Toen hij op Zondagmorgen vroeg om een radio-kerkdienst aan te zetten, zeide men hem: „we zullen het doen". Maar toen zette men de V. A. R. A. aan, die een socialistische toespraak voor mijnwerkers uitzond". Blijkens het ingestelde onderzoek is door patiënt op Zondag 24 Maart aan de waar nemende hoofdverpleegster het verzoek ge daan om uitzending van een kerkdienst. Hoewel getracht werd, aan dit verzoek te voldoen, slaagde de waarnemende hoofdver pleegster daarin niet, doordat het radiotoe stel van een verouderd type is. Het is niet buitengesloten, dat tijdens het instellen de „Uitzending voor de mijnwerkers" van de V. A. R. A., eenige oogenblikken, tegen den wensch van de waarnemende hoofdver pleegster is gehoord. IV: „Volk en Vaderland" mag hij per gratie lezen, moet het wegbergen onder zijn dek en het niemand anders geven, terwijl het „Volk" van hand tot hand gaat". In de gemeenteziekenhuizen is het regel, dat de pubicaties van politieke strekking slechts worden gelezen door dengenen, voor wien zij bestemd zijn. Wanneer evenwel een der andere patiënten vraagt, van een derge lijke publicatie te mogen kennis nemen, be staat daartegen geen bezwaar. Wel echter bestaat er bezwaar tegen, dat publicaties van politieken aard aan andere patiënten ter lezing worden aangeboden. Ten aanzien van den patiënt in kwestie is van dezen regel niet afgeweken. Toen pa tiënt op 17 April j.1. aan een mede-verpleeg de een propagandistisch geschriftje van de N.S.B. ter lezing aanbood waarin de uitslag der Statenverkiezing voor Drente en Over- ijsel was opgenomen, is daarop volkomen terecht, en, naar is komen vast te staan, op correcte wijze, aanmerking gemaakt. De patiënt vond hierin aanleiding, mede te deelen, dat hij het ziekenhuis wenschte te verlaten, hetgeen nog dienzelfden dag is geschied. Aan het bovenstaanden moge worden toe gevoegd, dat patiënt voor de eerste maal in het Wilhelminagasthuis is opgenomen op 19 Maart 1935 en op 30 Maart d.k.v. is ontsla gen, omdat ziekenhuisverpleging in dat sta dium zijner lichamelijke gesteldheid niet meer noodig werd geacht. Toen zijn toe stand dit weder noodzakelijk maakte, is hij op 8 April 1935 wederom opgenomen, waarna hij op 17 April d.a.v. het ziekenhuis heeft verlaten tegen "het advies van den be- handelenden geneesheer. Noch gedurende de eerste, noch ook gedurende de tweede pe riode ziiner verpleging heeft hij ooit eeniger- lei klacht geuit. Eerst bij het verlaten van het ziekenhuis op 17 April 1.1. heeft hij me degedeeld, dat hij het Wilhelminagasthuis wenschte te verlaten op grond van het zijns inziens onaangename optreden van het ver plegend personeel en van patiënten. B. en W. zijn van meening, dat hiervan geen sprake is geweest. Patiënt is, evenals alle verpleegden, met de grootste liefde en toewijding verzorgd. Hij had evenwel niet het recht, voor zichzelf 'n voorrecht op te eischen, dat aan anderen wordt onthouden en dat in gemeentezieken huizen niet mag worden toegestaan. Is hij daardoor onaangenaam getroffen, dan heeft hij dit aan zichzelf te wijten. Concludeerende, moet naar de meening van B. en W. worden vastgesteld, dat van een „terreur" in het Wilhelminagasthuis niets is gebleken en dat de patiënt het W. G. voor de beëindiging van zijn verple ging heeft verlaten, niet als gevolg van on aangename bejegening van de zijde van pa- tienten en verplegend personeel, doch als gevolg van het feit, dat genoemde patiënt zich niet kon schikken in de geldende voor schriften, volgens welke geen propaganda van politieken aard mag worden gevoerd. Zaterdagochtend hebben bewoners van de Zeevischmarkt (Zuidzijde) de ontdekking ge daan, dat in pand 7 B op de eerste verdie ping een moord en een zelfmoord zijn ge pleegd. De slachtoffers hiervan zijn een 32- jarige gemeentewerkman en zijn 27-jarige echtgenoote. De benedenburen hadden een bons ge hoord en daarna een regelmatig getik. Aan vankelijk letten zij hierop niet, doch toen er bloed door het plafond lekte, hebben zij bij de bovenburen aangebeld, waar zij geen ge hoor kregen. Een der buren heeft toen een broer van dien bovenbuur gewaarschuwd. Deze is met een ladder aan de achterzijde van het huis binnengedrongen en ontdekte, wat er was voorgevallen. Zaterdag ontdekten arbeiders in de klei- groeve nabij de Jammerdaalsche Heide te Venlo, dat hun keet in brand stond. Zij spoedden zich er heen en slaagden er in het vuur te dooven. Bij onderzoek bleek toen, dat dieven in de keet waren binnengedrongen en er niet min der dan 20 jassen uit hadden ontvreemd, die aan de arbeiders toebehoorden. Om den diefstal te verbergen hebben de in dringers de keet vervolgens in brand gesto ken. Het onderzoek der rijkspolitie heeft tot dusverre nog geen resultaat opgeleverd. Op het drukke rangeerterrein van de Ne derlandsche spoorwegen te Oss heeft een leeuwerik onder de spoorrails zijn nestje ge bouwd. In weerwil van het feit, dat daar ge durende den dag en den nacht talrijke trei nen over de rails daveren, zit de vogel onge stoord te broeden. Het beestje schijnt een voorkeur voor dit gevaarlijke en onrustige plekje te hebben, want ook verleden jaar had het zich daar genesteld. Zooals algemeen bekend is zijn de Neder landsche jeugdherbergen georganiseerd in de Nederlandsche Jeugdherberg Centrale te Amsterdam. De N.J.H.C. leidt dit werk, controleert regelmatig de bij haar aangeslo ten jeugdherbergen en houdt er toezicht op dat de algemeene bepalingen voor de jeugd herbergen worden nagekomen. De N.J.H.C. zorgt voor de uitgifte van trekkerskaarten. Iedere trekker dient een geldige J.H.-kaart te bezitten, uitgereikt door de N.J.H.C. of een van de buitenlandsche jeugdherberg-or ganisaties. De herbergsouders zijn verplicht deze kaarten bij wangedrag in te houden, waardoor deze kaarten in het georganiseer de jeugdherbergenwerk een onmisbare con trole beteekenen. De N.J.H.C. is het lichaam dat de goede naam van en het vertrouwen in dit werk hoog houdt en de Jeugdherbergen werkelijk toegankelijk doet zijn voor alle groepen van ons volk. Wanneer dan ook gesproken wordt over Jeugdherbergen, dan spreekt men over de 70 bij de N.J.H.C. aangesloten jeugdher bergen, die in 1934 een gezamenlijk over nachtingsaantal boekten van ruim 179.000. Naast deze jeugdherbergen zijn er eenige andere inrichtingen ontstaan, die onder ver schillende namen worden geëxploiteerd. Kamphuizen, week-end-huizen en z.g.n. wil de jeugdherbergen. Dit ziin particuliere on dernemingen die niet val'en onder de con trole en de leiding van de N.J.H.C. Algemee- ne bepalingen bestaan er voor deze inrich tingen niet, evenmin als de preventieve con trole door middel van Jeugdherberg-kaarten. Deze inrichtingen zijn niet bevorderlijk voor de ontwikkeling van het Jeugdherbergen- werk in het algemeen, vooral ook omdat de naam aanleiding kan geven tot ernstige ver warring. Minister Marchant, aan wien, zooals we Zaterdag gemeld hebben, bij ko ninklijk besluit ontslag is verleend als hoofd van het departement van onder wijs, kunsten en wetenschappen, heeft Zaterdagvoormiddag 12 uur in zijn werkkamer aan het Departement in te genwoordigheid van minister Slóte n-aker de Bruïne en van prof. van Poel- j,. directeur-generaal van het onderwijs, afscheid genomen van de afdeelings- chefs en verdere hoofdambtenaren van zijn cepartement. Mr. Marchant heeft daarbij een toe spraak gehouden, waarin hij zeide, dat hij verrukt is geworden door de werk kracht en de toewijding van het ambte narencorps. Die werkkracht heeft hem zeer verheugd en hij is daar uiterst dankbaar voor. Nu hij den loop der om standigheden genoopt was tot heengaan, gevoelde de heer Marchant zich gedwon gen dit woord van dank uit te spreken. Hij hoopte, dat indien de ambtenaren hun oordeel omtrent zijn persoon en zijn werk hadden gevormd, zij dat oordeel nog wat zouden laten bezinken alvorens dit definitief vast te stellen. Prof. van Poelje heeft vervolgens den afgetreden minister, namens de ambte naren bedankt. Tenslotte heeft prof. Slotemaker de Bi uïne een beroep gedaan op de ambte naren van onderwijs, kunsten en weten schappen en in het bijzonder minister Marchant bedankt voor hetgeen hij ge daan heeft in het belang van het Neder landsche volk. Naar wij vernemen zou het in 't voor nemen liggen van den minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen ad interim Zaterdagmiddag zijn werk- z '.amheden op het departement van on derwijs te verrichten. In de ochtenduren za hij op het departement van sociale zaken zijn ambtsbezigheden vervullen. Het Vrijdagnacht van Napels naar Indië vertrokken motervrachtschip „Poelau Laut" van de Stoomvaart Maatschappij Neder land, heeft onderweg machineschade gekre gen, tengevolge waarvan het schip naar Napels is teruggekeerd. De Poelau Laut heeft de mail voor Indië aan boord. Van Amsterdam is een assistent ingenieur naar Napels vertrokken, teneinde de omvang van de schade op te nemen. Na het herstel van de schade zal de reis worden voortgezet. Meer dan tienduizend leden van den Bijzonder Vrijwilligen Landstorm heb ben Zaterdag den intergewestelijken landdag te Hilversum bijgewoond, waar aan de korpsen van de Stelling van Am sterdam, van de Nieuw Hollandsche waterlinie en van Kennemerland deel namen. Des morgens op het Sportpark hinderniswedstrijden voor motorrijders plaats voor het Motorcorps, "n de na middaguren werd een groot défilé ge houden van de deelnemende landstorm corpsen. Uit het Engelsch van PAUL TRENT door ADA VAN ARKEL 36) HOOFDSTUK XXI. Guy was als versuft, toen hij Valda s woning verliet. Hij begreep niets van Stella. Een verwaander man dan hij was, zou aan jalouzie hebben gedacht, maar dat was het laatste wat in hem zou opkomen. Hij had gezegd, dat hij haar morgen zou opzoeken, maar wat zou hij zeggen? Hij zou het laten afhangen van zijn gesprek met den admiraal. A Vroeg in den morgen ging hij naar de ad miraliteit en moest daar bijna een uur wach ten. Admiraal Langton luisterde aandach tig naar zijn verslag over het onderhoud met den baron, maar toen hij de volgende vragenlijst zag, werd hij nog belangstellen der. „Ik geloof dat wij veilig zijn. De baron denkt, dat hij u in zijn macht heeft merkte hij op. „Hij doet tenminste of hij het denkt „Je hebt het tot nu toe goed opgeknapt. Ik denk dat we in staat zullen zijn om heel bevredigende antwoorden op die vragen te geveo", zei de admiraal grimmig- „Ik ben blij dat u tevreden is, mijnheer. Maar ik heb nog niet ontdekt wie den baron dat draadloos rapport verschaft heeft en dat is voor mij de hoofdzaak". „Houdt u niet van het werk dat u nu doet?" vroeg de admiraal nadenkend. „Ik haat het. Ik ben niet gewend te huichelen en nu is mijn heele leven één leugen". „Ik kan u wel zeggen, dat het niet lang zal duren. U heeft de voldoening te weten dat u schitterend werk verricht". „Maar door dat te doen vergooi ik mijn eigen levensgeluk. U heeft me verboden er met iemand over te praten. Ik heb u on voorwaardelijk gehoorzaamd, mijnheer". „Ik verwachtte gehoorzaamheid. Gehoor zaamheid was de eerste voorwaarde", zei de admiraal ernstig. „Dan is het met mij gedaan. U interes seert zich niet voor mijn persoonlijke aan gelegenheden". „Ik stel belang in alles wat u betreft. Wat is er?" Hallam vertelde het verbreken van zijn verloving en de latere gebeurtenissen. „Mag ik het juffrouw Cameron niet ver tellen? Ze kan volkomen vertrouwd wor den, mijnheer", eindigde hij verlangend. „Geen vrouw is te vertrouwen. Niemand mag het weten, tot „Tot?" „Over een paar weken is er misschien geen reden tot stilzwijgendheid meer. Ik mag niet duidelijker zijn. Ik kan u alleen zeggen, dat we in een zeer ernstigen tijd leven. Later zult u begrijpen waarom ik niet kon toestaan dat er iets tusschen komt. zelfs geen liefdesgeschiedenis", zei de ad miraal ernstig. „Is er niets aan te doen?" „U kunt de jongedame naar mij toe sturen. Ik zal haar zeggen, dat u alleen uw plicht doet en dat ze u moet vertrou wen en geen vragen doen. Is juffrouw Ca meron niet de dochter van den gestorven admiraal?" „Ja, mijnheer". „Dan zal ze het ^begrijpen. Heb je Syl- vester nog gezien?" Neen, mijnheer, ik had hem niet noo dig". U doet beter hem op te zoeken. U zult zien, dat hij niet stil gezeten heeft". „Heel goed, mijnheer. Ik ga nu naar juf frouw Cameron, anders heeft ze Londen al verlaten. Ik zal haar vragen u te komen op zoeken. Ik denk dat ze dan wel gerustge steld zal zijn". Het kwam Guy ook voor, dat een gesprek met den admiraal Stella zou overtuigen en hij wilde geen oogenblik verliezen. Bij den uitgang van het gebouw werd hij echter aangehouden door Sylvester. „Ik heb naar u gezocht. Ik ben bij u thuis geweest", zei deze. „Ik kom straks bij u „Ik zou graag willen, dat u nu een paar minuten voor mij had. Ik stel voor dat ik u naar uw kamer volg. Het is beter dat we niet samen gezien worden". Guy verlangde er naar naar het Carlton hotel te kunnen gaan, maar plicht ging voor. Eenige minuten later zaten zij in zijn zit kamer, „U weet dat ik in het vertrouwen van den admiraal ben", 'begon Sylvester. „In hoeverre?" „Hij heeft me alles verteld. Natuurlijk weet ik niet, wat er vanmorgen op de admi raliteit besproken is". „Dat zal de admiraal u ongetwijfeld ook wel vertellen", zei Guy wat kortaf. „Zeer goed, mijnheer. U heeft gelijk met voorzichtig te zijn. Heeft u een foto van recenten datum van de officieren van de „Drietand?" „Ik geloof dat mijn vader er een heeft", antwoordde Guy en keek de kamer rond. „Ja, hier is er een; ze is een paar maanden geleden gemaakt". Sylvester nam de groote foto en bekeek haar lang. Niet tevreden hiermede, nam hij een vergrootglas en bestudeerde haar nauw keurig. „Wie is die luitenant?" vroeg hij, met den vinger wijzende. „Luitenant Mark Furber". „Een vriend van u?" „Neen", zei Guy beslist. „Ik maak daaruit op, dat u hem niet mag lijden". „Hij is mijn genre niet, dat is alles". „Wat is zijn specialiteit?" „Kanonnen". „En waar ligt zijn hut ten opzichte van de uwe?" „Naast de mijne. Maar waarom vraagt u dat?" „Ik dacht, dat ik dien officier vroeger al eens had gezien. Kunt u wel iets van hem vertellen? Heeft hij geld?" „Hij heeft twee auto's. Ik denk dus wel, dat hij geld heeft". „Van wat voor familie is hij?" „Ik heb er geen idee van. U maakt me nieuwsgierig. Ik heb het land aan Furber. Maar u verdenkt hem toch niet....?" „Ik verdenk iedereen en niemand. Weet u ook of de heer Furber in de stad is?" „Ja, sinds gisteren". „Kent hij baron Branden?" „Ik weet liet niet. Waarom vraagt u dat?" „Dat zult u te zijner tijd wel te weten ko men. Misschien zal ik u vandaag nog wil len spreken. Waar kan ik u vinden?" „Goed, ik kom tusschen drie en vier uur Goeden dag". Guy haastte zich weg, riep een taxi aai en reed snel naar het Langham hotel. H wachtte niet tot hij aangediend was, maa liep regelrecht naar de zitkamer. Op zijn kloppen riep Stella's stem: „binnen". Verlangende woorden waren op zijn lij" pen, maar hij hield ze in, want naast ha;> stond Furber en zijn heele houding druk: triomf uit. Toen Mark Furber Valda's kamer ha. verlaten, was het met het vaste voornem- om haar raad op te volgen, maar vóór h naar het hotel, waar hij logeerde, terug keerde, besloot hij baron Branden op te zoe ken. Hij wist, dat deze nooit voor na mid dernacht naar bed ging. De baron, in een gewatteerd huisjasji ontving hem hartelijk en wees op een cluk fauteuil. „Ik ben blij, dat je komt. Wat is er voo nieuws van de „Drietand?" (Wordt vervolgd,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1935 | | pagina 9