Maatschappij derNederlandscheLetterkunde DE LAATSTE LES VAN LANOELOT E DRIE JACHTEN OMGESLAGEN OP DEN BERGSCHEN PLAS. Twee vrouwen en drie kinderen in de kajuit van een zeilboot opgesloten Uiterst moeilijke reddingspogingen. l SALARISSEN POLITIE COMMISSARISSEN. De handhaving op peil van 1934. B. en W. van Amsterdam aan het woord. WILLEM WESTERMAN t BOTSING TUSSCHEN PERSONEN AUTO EN VRACHTWAGEN. MOEDIGE REDDING. Door iemand, die niet zwem men kon. De Van der Hoogt-prijs dit jaar niet uitgereikt. Om zes uur ongeveer is eergisteravond op den Bergsehe Plas te Hillegersberg, maar In het bijzonder op den grooten Voorpias, ook wel de Stormplas geheeten, een ernstig onge luk voorgevallen. De wind stak op en vlak voordat net begon te regenen, hagelen en on- weeren, kwam er een windstoot, die op een windhoos geleek, waardoor verschillende booten op den plas werden verrast. Drie zeil- booten kapseisden. Van twee booten konden de inzittenden zichzelf redden of gemakkelijk door hulp van anderen gered worden. Bij de derde boot ging dat niet zoo gemakkelijk. Aan boord waren twee heeren, twee dames en drie kinderen Een van de kinderen, het an derhalf jarig dochtertje van den heer O. v Berghem, wonende in de Willem Buytewech- straat te Rotterdam, is om het leven geko men. De twee andere kinderen en de beide dames konden slechts met de grootste moeite ered worden. De dames moesten in het zie- enhuis worden opgenomen. Toen de windstoot kwam, waren er nog vrij veel booten op de Hillegersbergsche plassen; het aantal was echter toch al heel wat minder dan 's middags, want vele pleziervaarders hadden de bui zien aankomen. Twee kleine en een groote zeilboot gingen op den Voor- plas, waar de wind vrij spel heeft, omver. De inzittenden kwamen in het water terecht. In een der kleine booten zaten de heer v. d. Hei den en zijn meisje. Zij werden spoedig gered door de gebroeders Vollemans, die op het hulpgeroep met hun motorboot de plas waren opgegaan, om reddingspogingen te onder nemen. In de andere kleine zeilboot zaten vier menschen; ook deze geraakten te water, wis ten zich drijvende te houden en werden spoe dig in veiligheid gebracht. Nadat de gebr. Vollemans den heer van der Heiden en zijn meisje hadden opgepikt, voeren zij naar de derde boot, die omgesla gen was, een groote zeilboot, die op zijn kant op het water dreef. Het reddingswerk was vooral zeer moeilijk, omdat het nog steeds hard woei en het water op den plas hevig golfde. In de roef onder water. Van de kleine zeilbooten waren oe inzit tenden te water geraakt, wat het redden ver gemakkelijkte. Van de groote zeilboot echter bevonden zich de twee dames en de drie kin deren in de kajuit van de boot, waarin zij zich hadden begeven, toen het plotseling was gaan regenen. Op het dek van de boot bevonden zich de b^ide heeren. Deze geraakten te water, kro pen daarna op den kiel en begonnen om hulp te roepen, terwijl zij tevens pogingen in het werk stelden om de dames en kinderen uit de kajuit te trekken, welke pogingen aanvanke lijk mislukten. De toestand was voor de beide mannen op den kiel allesbehalve ongevaar lijk, maar voor de vrouwen en de kinderen wel uiterst precair. Aan boord van de verongelukte zeilboot be vonden zich de eigenaar-stuurman, de heer J. van Zanten, wonende in de Breitnerstraat te Rotterdam, zijn moeder de 71-jarige mevr. van Zanten, zijn twee kinderen en voorts de heer en mevrouw van Berghem met hun 1 'A- jarig dochtertje. De redding. Toen de motorboot van de gebroeders Vol lemans en later ook andere booten bij het om geslagen schip kwamen, begon men onmid dellijk de heeren van Zanten en v. d. Berg te helpen bij hun pogingen om de vrouwen en kinderen uit de kajuit te redden. Men wist hen er tenslotte uit te trekken, maar hiervoor was het noodig, dat met een hamer en beitel een gat in den wand van de houten boot werd gemaakt, waardoor men bij de menschen in de kajuist kon komen De kajuit stond vol water en toen men dan ook de twee vrouwen en drie kinderen tenslotte naar boven ge haald had, waren allen reeds bewusteloos. Met de boot van de heeren Vollemans werden de drenkelingen naar den wal gebracht, en wel naar het erf van de zeil vereen iging, welke steigers zich achter de woning van bur- emeester van Kempen van Hillegersberg vinden. Het omslaan der booten en het groote ge vaar, waarin zich een aantal menschen had den bevonden, had inmiddels in Hillegers berg reeds groote consternatie verwekt. Aan den wal waren maatregelen genomen, om de schipbreukelingen op te nemen. Uit het huis van den burgemeester en andere woningen in de buurt werden lakens en dekens gehaald. Kindje overleden. Het mocht niet meer gelukken de levens geesten bij het anderhalf jarig dochtertje van den heer v. Berghem op te wekken. Het lijkje is later naar de begraafplaats te Hillegers berg overgebracht. De beide kinderen van den heer v. Zanten bleken er goed te zijn af komen; ze konden naar hun woning ge nacht worden. De heeren van den Berg en van Zanten hebben zelf geen letsel bekomen. De beide dames, de moeder van den heer van Zanten en mevr. v. B. kon men niet spoedig tot bewustzijn terugbrengen. Zij moesten naar ziekenhuizen te Rotterdam worden ge bracht, de moeder naar Eudokia en de vrouw naar het Diaconessenhuis. De toestand van de moeder van den heer van Zanten was gis teravond vrij ernstig. De drie omgeslagen zeilbooten zijn later °P den avond geborgen. Onderhoud met de redders. Ten huize van den heer C. Vollemans, die «an de Binnenrotte te Rotterdam woont, heeft de N.R.Crt. een onderhoud gehad met hem en zijn broer, de heer A. Vollemans, die aan den Bergsingel woont. Beide heeren zijn het eerst uitgevaren met de motorboot van den heer C. Vollemans, en aan hun doortastend optre den is het te danken geweest dat het omslaan der zeilbooten nog niet erger gevolgen heeft gehad. Met reeds twee geredden aan boord, snelde onze boot zoo vertelden de heeren Volle mans naar de boot met de twee mannen op de kiel. Dat zij in gevaar verkeerden, was zoo te zien, toen wij echter bij hen kwamen en zij ons met een paar gebaren en woorden mede- deelden, dat er twee vrouwen en drie kinde ren in de kajuit zaten, schrokken we hevig. De kajuist immers moest geheel volgeloopen zijn. De vrij groote zeilboot had een lange kajuist, die aan beide zijden drie patrijs poortjes had. Op zijn kant drijvende konden we van het schip drie patrijskoortjes boven water zien uitsteken. Het was tragisch voor een van deze raampjes een kindergezichtje 'e zien, dat er als 't ware tegen aan gedrongen was. Van de andere kinderen en de vrouwen in de kajuit viel niets te zien. Uit wat ons daarna over de reddingspogin gen werd verhaald, bleek wel heel sterk in welke angstige spanning de beide mannen op de omgeslagen boot en de heeren Volleman", in hun boot hebben verkeerd. En daarbij moest men snel optreden, wat door de dei ning en den wind lang niet eenvouding was. Het gelukte ons, aldus de heeren Volle mans, om onze boot met één manoeuvre rond te krijgen en langszij het omgeslagen zeil schip. Toen begonnen we met de beide heeren op den kiel en ook geholpen door den ge redde van de eerste zeilboot, die een flinke knaap bleek, om te trachten de vijf uit de roef te halen. Er stond een luik van de roef open.'Nauwelijks, toen we langzij waren, had een der heeren op den kiel een rok te pakken. HIJ trok, maar hij hield den rok in zijn han den. Opnieuw tastte hij in den volgeloopen roef en kreeg toen een been te pakken. Geza menlijk werd getrokken en zoo kregen we de vrouw van den heer van Zanten naar boven. Zij was bewusteloos en werd in onze boot ge legd. De vrouw heeft zeer waarschijnlijk haar anderhalf jarig dochtertje in haar armen gehad, maar is dit, toen zij uit de kajuist werd getrokken, kwijt geraakt. Toen de vrouw boven was, kwam vlak daarop het kindje van anderhalf jaar boven water drij ven. Dit bleek later overleden. Na deze twee kregen we de moeder van den heer van Zanten te pakken, ook zij werd aan een been uit de roef getrokken. U be grijpt, hoe moeilijk dit alles was, daar onze boot, zoowel als de omgeslagen boot hevig deinden op den bewogen plas. Het 6-jari zoontje van den héér van Zanten was inmi dels ook boven gekomen. Hoe dit kind precies ^ered is, weten wij niet. Alles was het werk van tenslotte weinige minuten. Het jongetje is vermoedelijk door een der heeren op den kiel gegrepen en daar aan een boot, die met nog eenige anderen naderbij kwam, overge geven. De kajuit opengebroken. In de kajuist, zoo ging het reddingsver- haal verder, bevond zich nu alleen nog het 10-jarig meisje v. Zanten. Dit kind bevond zich voorin de kajuit en had zich tegen een patrijspoortje weten op te werken, waar het met het gezichtje als tegen aangeplakt zat Het kind moet lucht hebben kunnen krijgen, omdat in de ronding van de patrijspoort no geen wateé was doorgedrongen. Iemand ste de voor het patrijspoortje in te slaan, maar dan was er water binnengeloopen en zou het kind stellig verdronken zijn. Het kind was van angst verstijfd en had zich met de hand jes aan een paar spanten vastgeklemd. Direct ingrijpen was noodzakelijk. Met een beitel en een hamer hebben we toen de planken van de roef, die boven water staken losgebroken, en daarna moesten een paar spanten gebroken worden. Zoo konden we het kind grijpen en naar boven halen. De handjes, die aan de spanten geklemd zaten, moesten we als 't ware losbreken. Met de geredden en het lijkje van het jong ste kindje aan boord voeren we daarop naar den wal, waar verschillende maatregelen waren genomen. Als we echter, zoo zeiden de heeren Vollemans nog, niet zoo snel te hulp hadden kunnen trekken, zouden er zeker nog meer slachtoffers gevallen zijn. Wij vernamen nog, dat de omgeslagen zeil boot reeds geruimen tijd op den Bergsehe Plas vaart en dat de eigenaar daarvan op den plas als een kundig zeiler bekend staat. Het plotseling opgestoken noodweer en de hevige windstoot hebben den stuurman, die op weg was naar den wal, verbast. Van andere zijde wordt ons gemeld, dat het 6-jarig zoontje van den heer van Z niet in de kajuit is opgesloten geweest. Het kind is door een kano opgepikt en naar den wal gebracht. (N.R.C.rt) Op 20 Mei j.1. stelde de heer Cohen, lid van den gemeenteraad te Amsterdam, eenige vragen aan B. en W. in verband met het feit, dat de Kroon de salarissen van den hoofd commissaris en de commissarissen van poli- tie met ingang van 1 Januari 1935 heeft ge handhaafd op het peil van 1934. Hierop hebben B. en W. thans geantwoord, dat de Kroon in dezen afgeweken is van het ver zoek van B. en W., doch dat aangezien de regeling van de bezoldiging van deze func- tionnarissen als een op zichzelf staande dient te worden beschouwd ten gevolge van deze regeling geen aanleiding bestaat de verlaging van loonen en salarissen van het gemeentepersoneel geheel of ten deele onge daan te maken. Gisteravond is te 's-Oravenhage overleden, ruim 70 jaar oud, de heer W. Westerman, oud-president van de Rotterdamsche Bankvereeniging, een zeer bekende figuur in de han delswereld van ons land, die gedu rende tal van jaren een vooraan staande plaats in het financieele- en zakenleven van ons land heeft in genomen, Gisteravond heeft op den Rijksstraat weg bij Oud Mllligen op den z.g. Vier sprong een ernstige botsing plaats ge had tusschen een personenauto, bestuurd door den heer F. Zweerr uit Zaandam en een vrachtauto van den heer Van Eek uit Amersfoort. Bij deze botsing vloog de personenauto eerst tegen een boom en daarna tegen een bord van den A. N. W. B. aan, waarna de wagen tot stil stand kwam. De heer Z werd zwaar ge wond en liep een ernstige beenbreuk op Nadat de eerste hulp verleend was, is hij per ziekenauto naar Zaandam ver voerd. De mede-inzittende van de perso nenauto, een dame, kwam met den schrik vrij. De bestuurder van den vrachtwagen, die na met een boom in aanraking te zijn geweest, omsloeg, kwam, evenals een naast hem zittend 9-jarig meisje ook met den schrik vrij. D> beide wagens werden zwaar bescha digd. Gistermorgen ontdekten voorbijgan gers, dat ter hoogte van de Korstjes- poortsteeg te Amsterdam een naar schat ting 6-jarig- jongetje in het water van den Singel was geraakt. Het kind was terecht gekomen tussschen den wal en een schuit en bevond zich reeds in zin kenden toestand, toen een heer, die uit het nabijzijnde hotel Brouwer kwam, op den aan den kant staande menigte, die niet wist wat zij doen zou, toeliep en, zoodra hij hoorde wat er gaande was, gekleed te water sprong. Hij wist den kleinen drenkeling te grijpen, waarila hij zich aan een staaldraad, waarmee de schuit aan den wal verbonden was, vast hield. Omstanders bevrijdden hem kort daarop uit zijn benarde positie en wis ten hem met den jonge- op het droge te brengen. Terwijl 't kind naar huis werd gebracht ,trok de moedige redder, de heer P. Verwaal uit Purmerend, wiens daad te meer eerbied adwingt, aangezien hij niet kan zwemmen, zich in hotel Brouwer terug, waar hij eenigen tijd later door zijn vrouw, die inmiddels was gewaarschuwd en droge kleeren had meegebracht, per aut* werd afgehaald. BEGRAFENIS JAC. URLES. Overgroote belangstelling. Gistermorgen hebben te Noordwijk onder overgroote belangstelling de uitvaart en be grafenis plaats gehad van het stoffelijk over schot van den operazanger Jac. Urlus. Te 10 uur werd in de parochiekerk van den H. Jeroen de plechtige uitvaart-mis opgedragen door deken J. H. W. Borsboom, met assis tentie van rector Hongers (lazarist) als diaken en kap. Heemskerk als subdiaken. Tal van bekende personen uit de Neder- landsche zangers- en toonkunstwereld waren in de kerk tegenwoordig, o.m. de heeren Louis van Tulder, Tom Denys en W. Ravelli, namens het bestuur der Ned. Ver. van Con eert- en Oratoriumzangers; verder de heer Bottenheim, secretaris van prof. dr. W. Men gelberg; Bernard Diamant, dir. Kon. Ned Oratorium Ver. „Excelsior", Jè Noes, dir. van het koor der Mozes en Aaron-kerk te Am sterdam; J. P. J. Wirts, toonkunstenaar te Den Haag; de heer Chris de Vos. oud operazanger; Hendrik Koning, concert- en oratorium-zanger; de wethouders en ge meente-secretaris van Noordwijk enz. Het zangkoor voerde op voortreffelijke wijze 't 3-stemmig Requiem v. Perosi uit on der directie van den heer H v d Bergenor ganist was Corn. Rodenrijs. Het „Libe n" en het „In paradisum" werden gespeeld door den heer Thoeniss, organist der St. Willibror- duskerk te Amsterdam, terwijl Loris van Tulder voor enkele solo's uit deze gezangen zijn medewerking verleende. Na de H. Mis volgde de begrafenis, waar bij een volgwagen met kransen in den li:k- stoet medeging. Er waren er o.m. /an dr. W. Mengelberg, van het bestuur van het Con certgebouw, het Utr. Sted. Orchest, het Am- sterd. Toonkunst-koor. De absoute werd door deken Borsboom verricht. De plechtigheid vond plaats onder stroomenden regen DE OPRICHTINO VAN EFN ECONOMISCH TECHNOLOOISCH INSTITUUT IN N.-HOLLAND. Afwijzend advies van de Kamers van Koophandel aan Oed. Staten. In verband met de publicatie van het prae- advies door Oed. Staten van Noord-Holland, uitgebracht aan de Prov. Staten in die pro vincie met betrekking tot de oprichting van een economisch technologisch instituut, zendt de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Amsterdam ons afschrift van het daarin ver melde advies omtrent dit onderwerp, door de in Noord-Holland gevestigde Kamers van Koophandel en Fabrieken aan Ged. Staten gegeven, Onder dagteekening van 29 Maart j.1 1 De Kamers komen daarin tot de conclusie, dat het oprichten van een economisch techno logisch instituut in Noordholland geenszins zou zijn het voorzien in een gevoelde behoefte en dat aan een dergelijk instituut geen over wegende beteekenis uit een oogpunt van in- dustrieele ontwikkeling kan worden toege kend. In ieder geval achten zij het principieel on juist om deze zaak provinciaal ter hand te nemen zoodat, indien Ged. Staten zich voor de oprichting blijven interesseeren, beproefd moet worden om in dezen tot centralisatie te koinen, hetzij doordat de regeering een cen traal instituut in het leven roept, hetzij dat de provincies gezamenlijk zulks doen. De oprichting van een industriebank staat, naar het oordeel van de Kamers, los van die van een economisch technologisch in stituut. Nu het blijkbaar niet de bedoeling van Ged. Staten is reeds in dit stadium ook over dit punt het oordeel der Kamers te vernemen, meenen zij te mogen volstaan met de opmer king, dat het denkbeeld van een industrie- bank bij hen voorshands geen bijval vond en dat van een provinciale industriebank zoo mogelijk nog minder. In het gebouw der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen te Leiden is heden de jaar- lijksche vergadering gehouden van de Maat schappij der Nederlandsche letterkunde! De voorzitter, de heer dr. J. de Vries, opende de bijeenkomst met een toespraak, waarin hij allereerst de in het afgeloopen jaar gestorven leden herdacht. Vervolgens gaf hij een beschouwing over de plaats der maatschappij in hef geestelijk leven van Nederland, hetgeen hem aanlei ding gaf te gewagen van de geringe waar deering voor de litteratuur door ons volk en van ons zwakke historische besef, dat niet verder terug rijdt dan tot de gouden eeuw. De noodzakelijkheid van grootere acitiviteit werd betoogd en als een poging in deze rich ting Wees spr. op de voorstellen, die het be stuur aan de vergadering heeft voorgelegd. Daarna was het woord aan den secreta ris, den heer H. T. Damsté, voor het uitbren gen van het verslag van den staat der maat schappij en van hafe belangrijkste lotgeval len en handelingen gedurende het afgeloo pen jaar. Hierin werd allereerst het overlij den van Z.K.H. prinses Hendrik, buitenge woon eerelid der maatschappij, herdacht. Dank wordt gebracht aan de leden der com missie van voordracht voor den dr. Wii- naends-Franckenprijs, welke heden voor de eerste maal zal worden verleend. Tegenover de schrijvers van het jaarboek der maat schappij wordt aller erkentelijkheid uitge sproken. Op dit jaareinde telt de Maatschappij een eerelid, 655 gewone en 75 buitengewone le den. Vervolgens werd verslag uitgebracht van den staat der boekverzameling, gedurende het afgeloopen jaar. Onder de geschenken aan boeken en handschriften, die dit jaar ontvartgen werden, verdient vooral vermel ding een verzameling brieven aan den beken den kerkhistoricus, dr. Sepp, gericht door vele binnen- en buitenlandsche geleerden, die dr. L. Knapf>ert afstond, zoomede een verzameling brieven en handschriften be trekking hebbende op den bekdhden uitgever auteur J. W. Yntema en zijn tijdschrift de Vaderlandsche letteroefeningen, door dr. J. W. Muller aan de bibliotheek geschonken. De penningmeester bracht hierna verslag uit omtrent de rekening en verantwoording. De verslagen van de Commissie voor Taai en Letterkunde en die voor Geschied- en Oudheidkunde geven een opsomming van de verrichte werkzaamheden, evenals de Com missie voor Schoone Letteren. Namens het bestuur werd een mededeelihg gedaan omtrent den C. W. van der tfoogt-prijs. Deze zal dit jaar niet worden Uitgereikt, om dat het bestuur zich niet kan veree nigen met de voordracht van de Commissie voor Schoone Letteren. Wat betreft den nieuwen twee- jaarlijkschen Dr. Wijnaendts-Franc- ken-prijs, groot 500 gulden, heeft de desbetreffende commissie voor de ru briek Biografie en Cultuurgeschie denis aanbevolen dezen prijs voor 1935 toe te kennen aan N. Japikse, voor zijn boek „Prins Willem III, stadhouder en koning", (Amsterdam 1930 en 1933, twee deelen.) In haar rapport deelt de commissie mede, dat zeer zeker voor bekroning in aanmerking kwamen Jan Romein, De lage landen bij de zee, Utrecht 1934; W. J. Kühler, Geschiedenis der Nederland sche doopsgezinden in de 16e eeuw, Haar lem 1932; J. Vloemans, Spinoza, 's-Gravenhage 1931 en N. Japikse, Prins Willem III, de stadhou der en koning. De vergelijking tusschen deze werken van verschillende aard was een zeer moeilijke en van elk konden vele zeer goede kwaliteiten worden geapprecieerd. Tenslotte heeft de meerderheid der commissie gemeend het werk van dr. N. Japikse te moeten aanbevelen. Deze biografie van Willem III is de vrucht van een buitengewoon zorgvuldige studie van al het historisch materiaal, gedrukt en ongedrukt, dat over dezen in onze geschiede nis zoo belangrijken persoon aanwezig is. Met groote nauwkeurigheid en niet dan na rijpe overweging heeft Japikse op grond van deze studie, de feiten uit het leven van den koning-stadhouder in zijn boek beschreven, terwijl gelijkmatig alles tot zijn recht komt, dat in dit rijke leven van beteekenis is ge weest, misschien te evenwichtig, zoodat elke verheffing uitblijft, maar dan ook zeer ob jectief en met een den historicus waardig gevoel voor verhoudingen voor wat belang rijk is en wat meer op den achtergrond moet staan. Het werk over Willem III zal niet een boek zijn, dat door een groot publiek met graagte wordt gelezen, maar het zal voor zeer langen tijd blijven het standaardwerk, dat elk, die deze periode bestudeert, met vrucht ter hand zal nemen, als een in alle opzichten betrouwbare gid3 en als zoodanig is het aan te merken als een boek van buiten gewone waarde in de Nederlandsche histo riografie. Na de afhandeling van de overige punten der agenda heeft prof. dr. J. Huizinga een voordracht gehouden „Over Abaelard Een {>oging om in een korte schets de plaats van Abaelard in de cultuur van zijn tijd eenige mate te bepalen, zonder diep in te gaan op zijn philosofie en theologie, heeft uit te gaan van een omschrijving der alge- meene trekken van die bij uitstek schep- pingskrachtige en vormkrachtige 12e eeuw, waarin de westersch-christelijke beschaving haar gedaante heeft aangenomen. Het is een tijd van ontwaking en ontluiking zonder weerga. De nieuwe lyriek in het Latijn en in de volkstalen, de ridderlijke epiek, de ont plooiing van de ridderschap en courtoisi als sociale vormen, de overgang van Romaan- sche bouw- en beeldhouwkunst tot de go- thiek, de opbloei van steden en handelsleven. De stichting en werkzaamheid van nieuwe kloosterorden, de opgang der scholen, die eerlang de universiteit als vorm van geeste lijk leven zal opleveren, een nieuwe mystiek, het is alles twaalfde eeuw. En de bodem, waarin dat alles bovenal kiemt en opgroeit, is Frankrijk. In de onrust der beginnende twaalfde eeuw valt de aanvang van Abae- lard's werkzaamheid. Hij was er een derge- ne.i, tegenover wien, niemand ooit onver schillig heeft kunnen staan, bij zijn leven, noch later. De briefwisseling met Heloïse blijft het belangrijkste document voor wat men de précourtoise-liefde zou kunnen noemen. In den tijd, dat de scholen, de boeken en de meesters nog zeldzaam zijn, is de functie der school een buitengewoon intensieve. De dis- puteerende philisofen trekken van land tot land als ridders op avontuur. De strijd der meeningen heeft het karakter van een sport. Het is juist dit virtuosendom der philosofi- sche disputatie, waarin Abaelard meester bo ven alles was. Wat den geest der twaalfde eeuw meesleept naar gevaarlijke hellingen der gedachte. E>e formuleering, waardoor Abaelard de kloof tusschen het realisme en het nomina lisme wist te overbruggen, maakt hem geens zins tot omverwerj>er. Op grond van talrij ke nieuwe fondsten van werken van Abae lard hebben onderzoekingen kunnen aantoo- nen, dat hij hier niet anders doet dan denk beelden van Aristoteles weergeven en ontwik kelen, of naar Aristotelische methode wer ken. Toch is Abaelard als geest in menig op zicht aan veel later tijden sterk verwant: Een man der nuance, met een inzicht in de we- derzijdsche betrekkingen der dingen. In dit alles evenwel moet men Abaelard niet be schouwen als een voorlooper der renaissan ce, doch in tegendeel als een pregothieke. Hij is extravagant, omdat het terrein nog niet omheind is. Abaelard blijft een vroegrijper Zijn geest was niet gerijpt in de warmte van de groo'te zielekrachten, die zijn eeuw door stroomen. Het is zijn groote tegenstander Bernard van Clairvaux, die ze vertegenwoor digt. In hun bitteren aard tegen Abaelard hebben Bernard en de zijne aan diens ernst en oprecht geloof te kort gedaan. 11. Maar nu was hij nog verder van huisl Want nu begonnen de twee stukken ieder op zichzelf te leven en water aan te sjouwen. In minder dan geen tijd stond niet alleen de heele stal onder water, maar stond óok het heele huis blank. 12. Duimelot kon haar oogen niet gelooven. Ze had terstond begrepen, dat haar broertje Langelot een groote domheid had begaan. Ze rende achter de twee bezems aan om deze tot stilstand te brengen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1935 | | pagina 7