Maatschappij derNederlandscheLetterkunde
DE LAATSTE LES VAN LANOELOT
E
DRIE JACHTEN OMGESLAGEN OP DEN
BERGSCHEN PLAS.
Twee vrouwen en drie kinderen in de kajuit
van een zeilboot opgesloten
Uiterst moeilijke reddingspogingen.
l
SALARISSEN POLITIE
COMMISSARISSEN.
De handhaving op peil van 1934.
B. en W. van Amsterdam aan
het woord.
WILLEM WESTERMAN t
BOTSING TUSSCHEN PERSONEN
AUTO EN VRACHTWAGEN.
MOEDIGE REDDING.
Door iemand, die niet zwem
men kon.
De Van der Hoogt-prijs dit jaar niet uitgereikt.
Om zes uur ongeveer is eergisteravond op
den Bergsehe Plas te Hillegersberg, maar In
het bijzonder op den grooten Voorpias, ook
wel de Stormplas geheeten, een ernstig onge
luk voorgevallen. De wind stak op en vlak
voordat net begon te regenen, hagelen en on-
weeren, kwam er een windstoot, die op een
windhoos geleek, waardoor verschillende
booten op den plas werden verrast. Drie zeil-
booten kapseisden. Van twee booten konden
de inzittenden zichzelf redden of gemakkelijk
door hulp van anderen gered worden. Bij de
derde boot ging dat niet zoo gemakkelijk.
Aan boord waren twee heeren, twee dames en
drie kinderen Een van de kinderen, het an
derhalf jarig dochtertje van den heer O. v
Berghem, wonende in de Willem Buytewech-
straat te Rotterdam, is om het leven geko
men. De twee andere kinderen en de beide
dames konden slechts met de grootste moeite
ered worden. De dames moesten in het zie-
enhuis worden opgenomen.
Toen de windstoot kwam, waren er nog vrij
veel booten op de Hillegersbergsche plassen;
het aantal was echter toch al heel wat minder
dan 's middags, want vele pleziervaarders
hadden de bui zien aankomen. Twee kleine
en een groote zeilboot gingen op den Voor-
plas, waar de wind vrij spel heeft, omver. De
inzittenden kwamen in het water terecht. In
een der kleine booten zaten de heer v. d. Hei
den en zijn meisje. Zij werden spoedig gered
door de gebroeders Vollemans, die op het
hulpgeroep met hun motorboot de plas waren
opgegaan, om reddingspogingen te onder
nemen. In de andere kleine zeilboot zaten vier
menschen; ook deze geraakten te water, wis
ten zich drijvende te houden en werden spoe
dig in veiligheid gebracht.
Nadat de gebr. Vollemans den heer van
der Heiden en zijn meisje hadden opgepikt,
voeren zij naar de derde boot, die omgesla
gen was, een groote zeilboot, die op zijn kant
op het water dreef. Het reddingswerk was
vooral zeer moeilijk, omdat het nog steeds
hard woei en het water op den plas hevig
golfde.
In de roef onder water.
Van de kleine zeilbooten waren oe inzit
tenden te water geraakt, wat het redden ver
gemakkelijkte. Van de groote zeilboot echter
bevonden zich de twee dames en de drie kin
deren in de kajuit van de boot, waarin zij
zich hadden begeven, toen het plotseling was
gaan regenen.
Op het dek van de boot bevonden zich de
b^ide heeren. Deze geraakten te water, kro
pen daarna op den kiel en begonnen om hulp
te roepen, terwijl zij tevens pogingen in het
werk stelden om de dames en kinderen uit de
kajuit te trekken, welke pogingen aanvanke
lijk mislukten. De toestand was voor de beide
mannen op den kiel allesbehalve ongevaar
lijk, maar voor de vrouwen en de kinderen
wel uiterst precair.
Aan boord van de verongelukte zeilboot be
vonden zich de eigenaar-stuurman, de heer
J. van Zanten, wonende in de Breitnerstraat
te Rotterdam, zijn moeder de 71-jarige mevr.
van Zanten, zijn twee kinderen en voorts de
heer en mevrouw van Berghem met hun 1 'A-
jarig dochtertje.
De redding.
Toen de motorboot van de gebroeders Vol
lemans en later ook andere booten bij het om
geslagen schip kwamen, begon men onmid
dellijk de heeren van Zanten en v. d. Berg te
helpen bij hun pogingen om de vrouwen en
kinderen uit de kajuit te redden. Men wist
hen er tenslotte uit te trekken, maar hiervoor
was het noodig, dat met een hamer en beitel
een gat in den wand van de houten boot werd
gemaakt, waardoor men bij de menschen in
de kajuist kon komen De kajuit stond vol
water en toen men dan ook de twee vrouwen
en drie kinderen tenslotte naar boven ge
haald had, waren allen reeds bewusteloos.
Met de boot van de heeren Vollemans werden
de drenkelingen naar den wal gebracht, en
wel naar het erf van de zeil vereen iging,
welke steigers zich achter de woning van bur-
emeester van Kempen van Hillegersberg
vinden.
Het omslaan der booten en het groote ge
vaar, waarin zich een aantal menschen had
den bevonden, had inmiddels in Hillegers
berg reeds groote consternatie verwekt. Aan
den wal waren maatregelen genomen, om de
schipbreukelingen op te nemen. Uit het huis
van den burgemeester en andere woningen in
de buurt werden lakens en dekens gehaald.
Kindje overleden.
Het mocht niet meer gelukken de levens
geesten bij het anderhalf jarig dochtertje van
den heer v. Berghem op te wekken. Het lijkje
is later naar de begraafplaats te Hillegers
berg overgebracht. De beide kinderen van
den heer v. Zanten bleken er goed te zijn af
komen; ze konden naar hun woning ge
nacht worden. De heeren van den Berg en
van Zanten hebben zelf geen letsel bekomen.
De beide dames, de moeder van den heer van
Zanten en mevr. v. B. kon men niet spoedig
tot bewustzijn terugbrengen. Zij moesten
naar ziekenhuizen te Rotterdam worden ge
bracht, de moeder naar Eudokia en de vrouw
naar het Diaconessenhuis. De toestand van
de moeder van den heer van Zanten was gis
teravond vrij ernstig.
De drie omgeslagen zeilbooten zijn later
°P den avond geborgen.
Onderhoud met de redders.
Ten huize van den heer C. Vollemans, die
«an de Binnenrotte te Rotterdam woont, heeft
de N.R.Crt. een onderhoud gehad met hem en
zijn broer, de heer A. Vollemans, die aan den
Bergsingel woont. Beide heeren zijn het eerst
uitgevaren met de motorboot van den heer
C. Vollemans, en aan hun doortastend optre
den is het te danken geweest dat het omslaan
der zeilbooten nog niet erger gevolgen heeft
gehad.
Met reeds twee geredden aan boord, snelde
onze boot zoo vertelden de heeren Volle
mans naar de boot met de twee mannen op
de kiel. Dat zij in gevaar verkeerden, was zoo
te zien, toen wij echter bij hen kwamen en zij
ons met een paar gebaren en woorden mede-
deelden, dat er twee vrouwen en drie kinde
ren in de kajuit zaten, schrokken we hevig.
De kajuist immers moest geheel volgeloopen
zijn. De vrij groote zeilboot had een lange
kajuist, die aan beide zijden drie patrijs
poortjes had. Op zijn kant drijvende konden
we van het schip drie patrijskoortjes boven
water zien uitsteken. Het was tragisch voor
een van deze raampjes een kindergezichtje 'e
zien, dat er als 't ware tegen aan gedrongen
was. Van de andere kinderen en de vrouwen
in de kajuit viel niets te zien.
Uit wat ons daarna over de reddingspogin
gen werd verhaald, bleek wel heel sterk in
welke angstige spanning de beide mannen op
de omgeslagen boot en de heeren Volleman",
in hun boot hebben verkeerd. En daarbij
moest men snel optreden, wat door de dei
ning en den wind lang niet eenvouding was.
Het gelukte ons, aldus de heeren Volle
mans, om onze boot met één manoeuvre rond
te krijgen en langszij het omgeslagen zeil
schip. Toen begonnen we met de beide heeren
op den kiel en ook geholpen door den ge
redde van de eerste zeilboot, die een flinke
knaap bleek, om te trachten de vijf uit de
roef te halen. Er stond een luik van de roef
open.'Nauwelijks, toen we langzij waren, had
een der heeren op den kiel een rok te pakken.
HIJ trok, maar hij hield den rok in zijn han
den. Opnieuw tastte hij in den volgeloopen
roef en kreeg toen een been te pakken. Geza
menlijk werd getrokken en zoo kregen we de
vrouw van den heer van Zanten naar boven.
Zij was bewusteloos en werd in onze boot ge
legd. De vrouw heeft zeer waarschijnlijk
haar anderhalf jarig dochtertje in haar
armen gehad, maar is dit, toen zij uit de
kajuist werd getrokken, kwijt geraakt. Toen
de vrouw boven was, kwam vlak daarop het
kindje van anderhalf jaar boven water drij
ven. Dit bleek later overleden.
Na deze twee kregen we de moeder van
den heer van Zanten te pakken, ook zij werd
aan een been uit de roef getrokken. U be
grijpt, hoe moeilijk dit alles was, daar onze
boot, zoowel als de omgeslagen boot hevig
deinden op den bewogen plas. Het 6-jari
zoontje van den héér van Zanten was inmi
dels ook boven gekomen. Hoe dit kind precies
^ered is, weten wij niet. Alles was het werk
van tenslotte weinige minuten. Het jongetje
is vermoedelijk door een der heeren op den
kiel gegrepen en daar aan een boot, die met
nog eenige anderen naderbij kwam, overge
geven.
De kajuit opengebroken.
In de kajuist, zoo ging het reddingsver-
haal verder, bevond zich nu alleen nog het
10-jarig meisje v. Zanten. Dit kind bevond
zich voorin de kajuit en had zich tegen een
patrijspoortje weten op te werken, waar het
met het gezichtje als tegen aangeplakt zat
Het kind moet lucht hebben kunnen krijgen,
omdat in de ronding van de patrijspoort no
geen wateé was doorgedrongen. Iemand ste
de voor het patrijspoortje in te slaan, maar
dan was er water binnengeloopen en zou het
kind stellig verdronken zijn. Het kind was
van angst verstijfd en had zich met de hand
jes aan een paar spanten vastgeklemd. Direct
ingrijpen was noodzakelijk. Met een beitel en
een hamer hebben we toen de planken van de
roef, die boven water staken losgebroken, en
daarna moesten een paar spanten gebroken
worden. Zoo konden we het kind grijpen en
naar boven halen. De handjes, die aan de
spanten geklemd zaten, moesten we als 't
ware losbreken.
Met de geredden en het lijkje van het jong
ste kindje aan boord voeren we daarop naar
den wal, waar verschillende maatregelen
waren genomen. Als we echter, zoo zeiden de
heeren Vollemans nog, niet zoo snel te hulp
hadden kunnen trekken, zouden er zeker nog
meer slachtoffers gevallen zijn.
Wij vernamen nog, dat de omgeslagen zeil
boot reeds geruimen tijd op den Bergsehe
Plas vaart en dat de eigenaar daarvan op
den plas als een kundig zeiler bekend staat.
Het plotseling opgestoken noodweer en de
hevige windstoot hebben den stuurman, die
op weg was naar den wal, verbast.
Van andere zijde wordt ons gemeld, dat
het 6-jarig zoontje van den heer van Z
niet in de kajuit is opgesloten geweest. Het
kind is door een kano opgepikt en naar den
wal gebracht. (N.R.C.rt)
Op 20 Mei j.1. stelde de heer Cohen, lid
van den gemeenteraad te Amsterdam, eenige
vragen aan B. en W. in verband met het feit,
dat de Kroon de salarissen van den hoofd
commissaris en de commissarissen van poli-
tie met ingang van 1 Januari 1935 heeft ge
handhaafd op het peil van 1934. Hierop
hebben B. en W. thans geantwoord, dat de
Kroon in dezen afgeweken is van het ver
zoek van B. en W., doch dat aangezien de
regeling van de bezoldiging van deze func-
tionnarissen als een op zichzelf staande
dient te worden beschouwd ten gevolge
van deze regeling geen aanleiding bestaat de
verlaging van loonen en salarissen van het
gemeentepersoneel geheel of ten deele onge
daan te maken.
Gisteravond is te 's-Oravenhage
overleden, ruim 70 jaar oud, de heer
W. Westerman, oud-president van
de Rotterdamsche Bankvereeniging,
een zeer bekende figuur in de han
delswereld van ons land, die gedu
rende tal van jaren een vooraan
staande plaats in het financieele- en
zakenleven van ons land heeft in
genomen,
Gisteravond heeft op den Rijksstraat
weg bij Oud Mllligen op den z.g. Vier
sprong een ernstige botsing plaats ge
had tusschen een personenauto, bestuurd
door den heer F. Zweerr uit Zaandam en
een vrachtauto van den heer Van Eek
uit Amersfoort. Bij deze botsing vloog
de personenauto eerst tegen een boom
en daarna tegen een bord van den A. N.
W. B. aan, waarna de wagen tot stil
stand kwam. De heer Z werd zwaar ge
wond en liep een ernstige beenbreuk op
Nadat de eerste hulp verleend was, is
hij per ziekenauto naar Zaandam ver
voerd. De mede-inzittende van de perso
nenauto, een dame, kwam met den
schrik vrij. De bestuurder van den
vrachtwagen, die na met een boom in
aanraking te zijn geweest, omsloeg,
kwam, evenals een naast hem zittend
9-jarig meisje ook met den schrik vrij.
D> beide wagens werden zwaar bescha
digd.
Gistermorgen ontdekten voorbijgan
gers, dat ter hoogte van de Korstjes-
poortsteeg te Amsterdam een naar schat
ting 6-jarig- jongetje in het water van
den Singel was geraakt. Het kind was
terecht gekomen tussschen den wal en
een schuit en bevond zich reeds in zin
kenden toestand, toen een heer, die uit
het nabijzijnde hotel Brouwer kwam, op
den aan den kant staande menigte, die
niet wist wat zij doen zou, toeliep en,
zoodra hij hoorde wat er gaande was,
gekleed te water sprong. Hij wist den
kleinen drenkeling te grijpen, waarila
hij zich aan een staaldraad, waarmee de
schuit aan den wal verbonden was, vast
hield. Omstanders bevrijdden hem kort
daarop uit zijn benarde positie en wis
ten hem met den jonge- op het droge te
brengen. Terwijl 't kind naar huis werd
gebracht ,trok de moedige redder, de
heer P. Verwaal uit Purmerend, wiens
daad te meer eerbied adwingt, aangezien
hij niet kan zwemmen, zich in hotel
Brouwer terug, waar hij eenigen tijd
later door zijn vrouw, die inmiddels was
gewaarschuwd en droge kleeren had
meegebracht, per aut* werd afgehaald.
BEGRAFENIS JAC. URLES.
Overgroote belangstelling.
Gistermorgen hebben te Noordwijk onder
overgroote belangstelling de uitvaart en be
grafenis plaats gehad van het stoffelijk over
schot van den operazanger Jac. Urlus. Te
10 uur werd in de parochiekerk van den H.
Jeroen de plechtige uitvaart-mis opgedragen
door deken J. H. W. Borsboom, met assis
tentie van rector Hongers (lazarist) als
diaken en kap. Heemskerk als subdiaken.
Tal van bekende personen uit de Neder-
landsche zangers- en toonkunstwereld waren
in de kerk tegenwoordig, o.m. de heeren
Louis van Tulder, Tom Denys en W. Ravelli,
namens het bestuur der Ned. Ver. van Con
eert- en Oratoriumzangers; verder de heer
Bottenheim, secretaris van prof. dr. W. Men
gelberg; Bernard Diamant, dir. Kon. Ned
Oratorium Ver. „Excelsior", Jè Noes, dir.
van het koor der Mozes en Aaron-kerk te Am
sterdam; J. P. J. Wirts, toonkunstenaar te
Den Haag; de heer Chris de Vos. oud
operazanger; Hendrik Koning, concert- en
oratorium-zanger; de wethouders en ge
meente-secretaris van Noordwijk enz.
Het zangkoor voerde op voortreffelijke
wijze 't 3-stemmig Requiem v. Perosi uit on
der directie van den heer H v d Bergenor
ganist was Corn. Rodenrijs. Het „Libe n" en
het „In paradisum" werden gespeeld door
den heer Thoeniss, organist der St. Willibror-
duskerk te Amsterdam, terwijl Loris van
Tulder voor enkele solo's uit deze gezangen
zijn medewerking verleende.
Na de H. Mis volgde de begrafenis, waar
bij een volgwagen met kransen in den li:k-
stoet medeging. Er waren er o.m. /an dr. W.
Mengelberg, van het bestuur van het Con
certgebouw, het Utr. Sted. Orchest, het Am-
sterd. Toonkunst-koor.
De absoute werd door deken Borsboom
verricht. De plechtigheid vond plaats onder
stroomenden regen
DE OPRICHTINO VAN EFN
ECONOMISCH TECHNOLOOISCH
INSTITUUT IN N.-HOLLAND.
Afwijzend advies van de Kamers
van Koophandel aan Oed. Staten.
In verband met de publicatie van het prae-
advies door Oed. Staten van Noord-Holland,
uitgebracht aan de Prov. Staten in die pro
vincie met betrekking tot de oprichting van
een economisch technologisch instituut, zendt
de Kamer van Koophandel en Fabrieken te
Amsterdam ons afschrift van het daarin ver
melde advies omtrent dit onderwerp, door de
in Noord-Holland gevestigde Kamers van
Koophandel en Fabrieken aan Ged. Staten
gegeven, Onder dagteekening van 29
Maart j.1
1
De Kamers komen daarin tot de conclusie,
dat het oprichten van een economisch techno
logisch instituut in Noordholland geenszins
zou zijn het voorzien in een gevoelde behoefte
en dat aan een dergelijk instituut geen over
wegende beteekenis uit een oogpunt van in-
dustrieele ontwikkeling kan worden toege
kend.
In ieder geval achten zij het principieel on
juist om deze zaak provinciaal ter hand te
nemen zoodat, indien Ged. Staten zich voor
de oprichting blijven interesseeren, beproefd
moet worden om in dezen tot centralisatie te
koinen, hetzij doordat de regeering een cen
traal instituut in het leven roept, hetzij dat de
provincies gezamenlijk zulks doen.
De oprichting van een industriebank
staat, naar het oordeel van de Kamers, los
van die van een economisch technologisch in
stituut.
Nu het blijkbaar niet de bedoeling van
Ged. Staten is reeds in dit stadium ook over
dit punt het oordeel der Kamers te vernemen,
meenen zij te mogen volstaan met de opmer
king, dat het denkbeeld van een industrie-
bank bij hen voorshands geen bijval vond en
dat van een provinciale industriebank zoo
mogelijk nog minder.
In het gebouw der Maatschappij tot Nut
van 't Algemeen te Leiden is heden de jaar-
lijksche vergadering gehouden van de Maat
schappij der Nederlandsche letterkunde!
De voorzitter, de heer dr. J. de Vries,
opende de bijeenkomst met een toespraak,
waarin hij allereerst de in het afgeloopen
jaar gestorven leden herdacht.
Vervolgens gaf hij een beschouwing over
de plaats der maatschappij in hef geestelijk
leven van Nederland, hetgeen hem aanlei
ding gaf te gewagen van de geringe waar
deering voor de litteratuur door ons volk en
van ons zwakke historische besef, dat niet
verder terug rijdt dan tot de gouden eeuw.
De noodzakelijkheid van grootere acitiviteit
werd betoogd en als een poging in deze rich
ting Wees spr. op de voorstellen, die het be
stuur aan de vergadering heeft voorgelegd.
Daarna was het woord aan den secreta
ris, den heer H. T. Damsté, voor het uitbren
gen van het verslag van den staat der maat
schappij en van hafe belangrijkste lotgeval
len en handelingen gedurende het afgeloo
pen jaar. Hierin werd allereerst het overlij
den van Z.K.H. prinses Hendrik, buitenge
woon eerelid der maatschappij, herdacht.
Dank wordt gebracht aan de leden der com
missie van voordracht voor den dr. Wii-
naends-Franckenprijs, welke heden voor de
eerste maal zal worden verleend. Tegenover
de schrijvers van het jaarboek der maat
schappij wordt aller erkentelijkheid uitge
sproken.
Op dit jaareinde telt de Maatschappij een
eerelid, 655 gewone en 75 buitengewone le
den.
Vervolgens werd verslag uitgebracht van
den staat der boekverzameling, gedurende
het afgeloopen jaar. Onder de geschenken
aan boeken en handschriften, die dit jaar
ontvartgen werden, verdient vooral vermel
ding een verzameling brieven aan den beken
den kerkhistoricus, dr. Sepp, gericht door
vele binnen- en buitenlandsche geleerden,
die dr. L. Knapf>ert afstond, zoomede een
verzameling brieven en handschriften be
trekking hebbende op den bekdhden uitgever
auteur J. W. Yntema en zijn tijdschrift de
Vaderlandsche letteroefeningen, door dr. J.
W. Muller aan de bibliotheek geschonken.
De penningmeester bracht hierna verslag
uit omtrent de rekening en verantwoording.
De verslagen van de Commissie voor Taai
en Letterkunde en die voor Geschied- en
Oudheidkunde geven een opsomming van de
verrichte werkzaamheden, evenals de Com
missie voor Schoone Letteren.
Namens het bestuur werd
een
mededeelihg gedaan omtrent den C.
W. van der tfoogt-prijs. Deze zal
dit jaar niet worden Uitgereikt, om
dat het bestuur zich niet kan veree
nigen met de voordracht van de
Commissie voor Schoone Letteren.
Wat betreft den nieuwen twee-
jaarlijkschen Dr. Wijnaendts-Franc-
ken-prijs, groot 500 gulden, heeft de
desbetreffende commissie voor de ru
briek Biografie en Cultuurgeschie
denis aanbevolen dezen prijs voor
1935 toe te kennen aan N. Japikse,
voor zijn boek „Prins Willem III,
stadhouder en koning", (Amsterdam
1930 en 1933, twee deelen.)
In haar rapport deelt de commissie mede,
dat zeer zeker voor bekroning in aanmerking
kwamen
Jan Romein, De lage landen bij de zee,
Utrecht 1934;
W. J. Kühler, Geschiedenis der Nederland
sche doopsgezinden in de 16e eeuw, Haar
lem 1932;
J. Vloemans, Spinoza, 's-Gravenhage
1931 en
N. Japikse, Prins Willem III, de stadhou
der en koning.
De vergelijking tusschen deze werken van
verschillende aard was een zeer moeilijke en
van elk konden vele zeer goede kwaliteiten
worden geapprecieerd. Tenslotte heeft de
meerderheid der commissie gemeend het werk
van dr. N. Japikse te moeten aanbevelen.
Deze biografie van Willem III is de vrucht
van een buitengewoon zorgvuldige studie
van al het historisch materiaal, gedrukt en
ongedrukt, dat over dezen in onze geschiede
nis zoo belangrijken persoon aanwezig is.
Met groote nauwkeurigheid en niet dan na
rijpe overweging heeft Japikse op grond van
deze studie, de feiten uit het leven van den
koning-stadhouder in zijn boek beschreven,
terwijl gelijkmatig alles tot zijn recht komt,
dat in dit rijke leven van beteekenis is ge
weest, misschien te evenwichtig, zoodat elke
verheffing uitblijft, maar dan ook zeer ob
jectief en met een den historicus waardig
gevoel voor verhoudingen voor wat belang
rijk is en wat meer op den achtergrond moet
staan. Het werk over Willem III zal niet een
boek zijn, dat door een groot publiek met
graagte wordt gelezen, maar het zal voor
zeer langen tijd blijven het standaardwerk,
dat elk, die deze periode bestudeert, met
vrucht ter hand zal nemen, als een in alle
opzichten betrouwbare gid3 en als zoodanig
is het aan te merken als een boek van buiten
gewone waarde in de Nederlandsche histo
riografie.
Na de afhandeling van de overige punten
der agenda heeft prof. dr. J. Huizinga een
voordracht gehouden „Over Abaelard
Een {>oging om in een korte schets de
plaats van Abaelard in de cultuur van zijn
tijd eenige mate te bepalen, zonder diep in
te gaan op zijn philosofie en theologie, heeft
uit te gaan van een omschrijving der alge-
meene trekken van die bij uitstek schep-
pingskrachtige en vormkrachtige 12e eeuw,
waarin de westersch-christelijke beschaving
haar gedaante heeft aangenomen. Het is een
tijd van ontwaking en ontluiking zonder
weerga. De nieuwe lyriek in het Latijn en in
de volkstalen, de ridderlijke epiek, de ont
plooiing van de ridderschap en courtoisi als
sociale vormen, de overgang van Romaan-
sche bouw- en beeldhouwkunst tot de go-
thiek, de opbloei van steden en handelsleven.
De stichting en werkzaamheid van nieuwe
kloosterorden, de opgang der scholen, die
eerlang de universiteit als vorm van geeste
lijk leven zal opleveren, een nieuwe mystiek,
het is alles twaalfde eeuw. En de bodem,
waarin dat alles bovenal kiemt en opgroeit,
is Frankrijk. In de onrust der beginnende
twaalfde eeuw valt de aanvang van Abae-
lard's werkzaamheid. Hij was er een derge-
ne.i, tegenover wien, niemand ooit onver
schillig heeft kunnen staan, bij zijn leven,
noch later.
De briefwisseling met Heloïse blijft het
belangrijkste document voor wat men de
précourtoise-liefde zou kunnen noemen. In
den tijd, dat de scholen, de boeken en de
meesters nog zeldzaam zijn, is de functie der
school een buitengewoon intensieve. De dis-
puteerende philisofen trekken van land tot
land als ridders op avontuur. De strijd der
meeningen heeft het karakter van een sport.
Het is juist dit virtuosendom der philosofi-
sche disputatie, waarin Abaelard meester bo
ven alles was. Wat den geest der twaalfde
eeuw meesleept naar gevaarlijke hellingen
der gedachte.
E>e formuleering, waardoor Abaelard de
kloof tusschen het realisme en het nomina
lisme wist te overbruggen, maakt hem geens
zins tot omverwerj>er. Op grond van talrij
ke nieuwe fondsten van werken van Abae
lard hebben onderzoekingen kunnen aantoo-
nen, dat hij hier niet anders doet dan denk
beelden van Aristoteles weergeven en ontwik
kelen, of naar Aristotelische methode wer
ken.
Toch is Abaelard als geest in menig op
zicht aan veel later tijden sterk verwant: Een
man der nuance, met een inzicht in de we-
derzijdsche betrekkingen der dingen. In dit
alles evenwel moet men Abaelard niet be
schouwen als een voorlooper der renaissan
ce, doch in tegendeel als een pregothieke. Hij
is extravagant, omdat het terrein nog niet
omheind is. Abaelard blijft een vroegrijper
Zijn geest was niet gerijpt in de warmte van
de groo'te zielekrachten, die zijn eeuw door
stroomen. Het is zijn groote tegenstander
Bernard van Clairvaux, die ze vertegenwoor
digt. In hun bitteren aard tegen Abaelard
hebben Bernard en de zijne aan diens ernst
en oprecht geloof te kort gedaan.
11. Maar nu was hij nog verder van huisl Want nu
begonnen de twee stukken ieder op zichzelf te leven
en water aan te sjouwen. In minder dan geen tijd
stond niet alleen de heele stal onder water, maar
stond óok het heele huis blank.
12. Duimelot kon haar oogen niet gelooven. Ze had
terstond begrepen, dat haar broertje Langelot een
groote domheid had begaan. Ze rende achter de twee
bezems aan om deze tot stilstand te brengen.