rings-verdediging op bezuinigingsplan.
Geordende industrie-opbouw noodzakelijk.
Memorie van Antwoord van de regeering
Geen kweekeling met acte in de klas.
de
Geen kweehelingen met akte
personeelsformatie van L.0.
Niet alle Armenraden zullen verdwijnen
Uit de beschouwingen der re-
11 peering omtrent de onderdeelen
tten het Bezuininginsontwenp laten
wij hier het voornaamste volgen.
JUSTITIE.
Vermindering aantal H.B.S. en
Gvmnasia.
Opdrachten aan kunstenaars.
FINANCIEN.
Bezuinigingen bij belastingdienst.
DEFENSIE.
Wijziging dienstplichtwet.
WATERSTAAT.
Verkeerscoördinatie.
Eenige belangrijke voorstellen zijn teruggenomen,
doch de meest ingrijpende nieuwe
bezuinigingen blijven gehandhaald.
ECONOMISCHE ZAKEN.
Departement en voorlichtings
diensten.
SOCIALE ZAKEN.
Warenwet.
W erkloosheids verzekering-
m
Kweekscholen blijven tot t Sepi. '36,
Naar aanleiding van de vraag of op dit
gebied ten verder gaande besparing moge
lijk- zóu zijn, diene het volgende:
De regeering behoudt zich voor met na
dere voorstellen te komen. De thans voorge
dragen voorzieningen behoeven dus niet te
wordén beschouwd als een verwerping van
elk bezuiningsdenkbeeld, dat daarin niet is
opgenomen. Doch niet het minst op het ter
rein der justitie moet met groote omzichtig
heid worden te werk gegaan.
Dat bij dit ontwerp opheffing van gerech
ten niet wordt voorgesteld, vindt zijn oor
zaak mede hierin, dat nog pas kort geleden
door den wetgever is beslist, hoever in dezen
op het oogenblik kan worden gegaan.
De bezuiniging, verkregen door de ophef
fing van gerechten bij voormelde wetten, is
te stellen op ruim 294.000 's jaars; ech
ter staat daartegenover vooralsnog rond
68000 aan wachtgeld.
Verhooging van de grens van appèl in ci
viele zaken is onder oogen gezien. Wil men
langs dezen weg tot eenige bezuiniging van
beteekenis komen, dan zal men het appèl
zeer sterk, mpeten beperken. Het is niet bui
tengesloten, dat hiertoe ten slotte zal moeten
worden overgegaan.
Het doen waarnemen van de rolzettingen
dóór één rechter resp. raadsheer, is blijkens
de bevinding, opgedaan met een bij de recht
banken aanhangig gemaakt voorstel ter za
ke, bij de uitwerking minder eenvoudig dan
men zóu meenen. Het voornemen daartoe is
echter niet losgelaten.
Uitzetting van vreemdelingen.
De opmerking, dat, indien dit ontwerp
wet wordt, ook oorspronkelijk Nederland-
sche vrouwen en haar kinderen zullen kun
nen wórden uitgezet, zou den indruk kun
nen vestigen, dat dit volgens de huidige wet
niét mogelijk is. Hier heerscht echter een
nyjsyatting. Ook al laat men vrouw en kin
deren deelen in de bijzondere bescherming,
welke het tegenwoordige artikel 19 der
Vreemdelingenwet den vreemdeling geeft,
dan zij er op gewezen, d^t deze bescher
ming niet wordt genoten, steeds wanneer
de vróuw van oorsprong Nederlandsche is,
doch slechts wanneer tevens uit haar een of
meer kinderen geboren zijn, en dan nog en
kel als de geboorte althans van een dier kin
deren in Nederland plaats heeft gevonden.
BINNENLANDSCHE ZAKEN
Opheffing Armenraden.
1 Bij het ontwerpen der bezuinigin
gen, het departement van Bin nen-
fandsche Zaken regardeerend, heeft
in den aanvang de bedoeling voor
gezeten, alle Armenraden op te hef
fen. Bij nadere overweging is ge-
bleken, dat deze gedachte niet kon
worden verwezenlijkt, zonder in
sommige gemeenten ernstige schade
toe te brengen aan de belangen der
armenzorg. Enkele Armenraden
kunnen niet worden opgeheven, zon
der het maatschappelijk steunwezen
en het gemeentebestuur in moeilijk
heden te brengen, zoo groot, dat het
voordeel, door de bezuiniging ver
kregen, zou worden teniet gedaan
en zelfs overtroffen door de nadee-
len uit de opheffing voortvloeiend.
Daarom is de mildere vorm geko-
zen, in het ontwerp belichaamd.
Reeds thans de uitzonderingsge-
valllen aan te geven, is der regee
ring niet mogelijk; zij zal zich dien
aangaande nader beraden en ter
zake in overleg treden met de be*
trokken instanties, o.a. de Alge-
meene Armencommissie.
Wijziging Gemeentewet.
Den leden, die uiting geven aan hun mee
ning, dat maatregelen als de thans voorge
stelde noodig zijn geworden, doordat bij de
regeering een onvoldoende geneigdheid be
staat om de samenvoeging van kleine ge
meenten te bevorderen, wijst de regeering
erop, dat reeds verschillende plannen tot
voortduring
worden genomen.
Met het openstellen van de mogelijkheid
van combinatie van functies ook-in gemeenten
met een bevolking van meer dan 5000 tot
10:000 zielen, zou, naar de regeering meent,
het doel worden voorbijgestreefd.
ONDERWIJS, KUNSTEN EN
WETENSCHAPPEN.
Dat de bezuiniging op de kosten
van het onderwijs, welke het ont
werp tracht tot stand te brengen,
onevenredig hoog is, en dat in het
bijzonder het lager onderwijs te
zwaar wordt gertroffen, kan de
regeering niet toegeven.
De opmerking, dat de regeering
zoo goed als uitsluitend op het lager
onderwijs zoekt te besparen, kan
niet als juist worden erkend. Dat
het meest omvangrijke deel van het
onderwijs ook de grootste bedragen
moet opleveren, ligt echter voor de
hand. Bovendien maakt de betrekke-
- lijk eenvoudige structuur van het
lager onderwijs het gemakkelijker
om de kosten omlaag te brengen,
zonder aan essentieele deelen der
organisatie te raken, dan bij de an
dere takken van onderwijs het geval
is, waar de structureele verschillen
belangrijk grooter zijn, en de ver
deeling over het land veel onregel
matiger is.
De regeering kan niet toegeven, dat het
hooger onderwijs, in vergelijking met de an
dere takken van onderwijs, wel zeer mild is
behandeld; zij moge er op wijzen, dat voor
het hooger onderwijs voor 1931 een bedrag
van 14.117.841 en voor 1935 een bedrag
van 10.224.853 werd geraamd
U. L. Onderwijs.
De financieele beteekenis van het voor
schrift nopens het stellen van een leeftijd,
waarop de leerlingen de U.L.O. school moe
ten verlaten, is niet zoo groot, dat de regee
ring dit voorschrift tegenover de ingebrach
te bezwaren meent te moeten handhaven
Het wordt derhalve teruggenomen.
Leerlingenschaal; kweekelingen.
De zeer gewichtige bezwaren,
ook van de zijde der Kamer aange
voerd tegen het denkbeeld om vol
gens de in het oorspronkelijk wets
ontwerp voorgestelde regeling kwee-
kelingen met akte in de personeel-
formatie der scholen voor gewoon
l.o. op te nemen, heeft de regeering
doen besluiten, dit voorstel terug te
nemen. Daarmede vervalt ook, dat
voortaan bij het gewoon l.o. de
aanstelling van z.g. boventallige
onderwijzers niet meer mogelijk zal
zijn.
Wel heeft de regeering gemeend het voor
stel te moeten handhaven, dat aan bovental
lige onderwijzers, die van 1 Mei 1935 af in
dienst zijn getreden, geen wachtgeld ten
laste van het Rijk zal worden verleend. Daar
aan is thans toegevoegd, dat, indien deze on
derwijzers van openbare scholen aanspraak
op wachtgeld ontkenen aan een gemeente
verordening, gelijke aanspraak zal gelden
voor de boventallige onderwijzers van bij
zondere scholen, wier jaarwedden door de
gemeente worden vergoed. Hiermede is vol
daan aan den in het Voorl. Verslag uitge-
drukten wensch.
Intusschen moet nu onvermijdelijk op an
dere wijze in de beoogde bezuiniging wor
den voorzien.
Salarisverlaging.
De regeering ziet zich dan ook thans ge
steld voor het feit, dat alleen een aanzien
lijke verlaging der salarissen van* de voort
aan te benoemen onderwijzers de noodzake
lijke uitkomst kan bieden. Zij stelt zich voor,
aldus op den duur het voor de salarieering
benoodigd bedrag tot een houdbaar peil te
rug te brengen, door de jaarwedde van den
onderwijzer voornamelijk gedurende de eer
ste jaren van zijn diensttijd sterk te beknot
ten.
Dit stelsel komt hierin overeen met het
kweekelingschap, dat de beginneling een
veel lager salaris zal hebben dan tot dus
ver gebruikelijk was. Maar het verschilt
daarmede aanmerkelijk in dit opzicht, dat
de eenmaal benoemde van den aanvang af
kan rekenen op vooruitgang.
Naar aanleiding van de vraag, hoe groot
het aantal leerkrachten is, zoowel bij het
g.l.o. als bij het u.l.o., dat als gevolg van de
voorgestelde maatregelen op wachtgeld zal
komen, kan worden medegedeeld, dat deze
aantallen vermoedelijk 420 en 470 zullen
zijn. In verband daarmede wordt op een be
zuiniging op de salarissen van 2.300.000
gerekend.
Nu het verlangen naar grootere soepel
heid en vrijheid van beweging ir. de school
geldheffing, hetwelk bij verscheidene gemeen
tebesturen bestaat, in het ontwerp weerklank
heeft gevonden, meent ook de regeering, dat
de nieuwe mogelijkheden ten aanzien van
die heffing met instemming zullen worden
begroet.
Beperking aantal bijz. scholen.
De in het verslag geuite bezwaren, dat de
hier voorgestelde regeling ongelijkheid
schept tusschen het bijzonder en het open
baar lager onderwijs, en zoodoende inbreuk
maakt op den grondwettel ijken eisch, dat
„dezelfde maatstaf" aan beide vormen van
onderwijs zal worden aangelegd, geven naar
de meening van de regeering blijk van een
misvatting omtrent de beteekenis van het
grondwettelijk voorschrift. De ongelijkheid
van behandeling van het openbaar en bijz.
lager onderwijs, die niet eerst op dit oogen
blik wordt geschapen, maar als uitvloeisel
van het verschil in positie van beide soorten
van onderwijs van den aanvang af heeft be
staan, ligt niet in de toepassing van een ver
schillenden maatstaf bij de toekenning van
de vergoedingen, maar uitsluitend hierin, dat
de voorwaarden voor het recht op die ver
goedingen uiteenloopen. In dit opzicht vor
dert de grondwet geen rechtsgelijkheid.
De leden, die uiting gaven aan hun vrees,
dat „de voorgestelde maatregelen de deur
voor departementale willekeur wijd openzet
ten", merkt de regeering op, dat 't haar niet
duidelijk is, waarop die vrees berust. In elk
geval is, wat hiervan zij, voor die vrees te
minder reden, nu de minister in een veel min
der aantal gevallen de beslissing in handen
krijgt, en nu bovendien de in het ontwerp
opgenomen beroepsprocedure een waarborg
geeft tegen onbillijke en onredelijke beslissin
gen.
Bezuiniging onderwijs-opleiding.
Ook naar aanleiding van de in het Voor-
loopig Verslag gemaakte opmerkingen heeft
de regeering gemeend, het voorstel betreffen
de de onderwijzersopleiding in nadere over-
weging te moeten nemen.
Zij moet erkennen, dat groote bezwaren
verbonden zijn aan het geleidelijk doen uit
sterven van de meeste kweekscholen en het
daarna weder beslissen, hoeveel kweekscho
len in de toekomst door het Rijk of met Rijks
bijdrage zullen kunnen worden toegelaten.
Het aanvankelijk voorstel is vervangen door
een ander.
Wel gaat ook het nieuwe voorstel er van
uit, dat het aantal kweekscholen behoort te
worden ingekrompen, maar het wil de op
heffing van Rijkskweekscholen en het stop
zetten van dé Rijksbijdrage voor gemeente
lijke en bijzondere kweekscholen te gelijker
tijd met 1 September 1936 doen vallen. Tot
dien datum zullen de kweekscholen dus vol
ledig blijven voortbestaan; behoudens het
niet formeeren van een eerste klasse aan een
enkele Rijkskweekschool, waar deze maatre
gel ook los van dit onderwerp zou genomen
zijn.
Daarvoor is noodig, dat het tijdvak van
overgang, waarvan in art.. 210 der Lager-
onderwijswet het einde op 31 Dec. 1935 is
gesteld, wordt verlengd, en dat het eerste lid
van art. 214 dier wet wordt aangevuld.
Nu het voorstel vervalt om het afleveren
van onderwijzers en onderwijzeressen door
de kweekscholen gedurende een paar jaren
stop te zetten, wordt ook het voorstel terug
genomen om in de jaren 1935—1939 niet de
gelgenheid te geven, de onderwijzersakte
langs den weg van het staatsexamen te ver
werven.
Voorloopige pensionneering
60-jarige onderwijzers. Ook de
regeering is van oordeel, dat pensionneering
van valide ambtenaren niet een deugdelijk
middel tot werkverruiming is. De maatregel
is dan ook niet als een middel tot werkver
ruiming ontworpen. Zooals in de memorie
van toelichting is opgemerkt, beoogt de rege
ling slechts de doorstrooming van cncter-
wiizend personeel te bevorderen.
Uit hoofde van financieele bezwaren kan
aan vrijwillige voorloopige pensionneering
op 55-jarigen leeftijd niet worden gedacht.
Na overweging van de daartegen inge
brachte bezwaren meent de regeering het
geen in deze paragraaf is voorgesteld, niet
te moeten handhaven.
Intusschen zal de regeering overwegen of
het aanbeveling verdient het leerplan der
vijfjarige scholen concentrisch in te richten,
waardoor het mogelijk zqï|, worden, dat de
driejarige scholen ook eindonderwijs geven.
Tof de vermindering van den post van
10.000 voor opdrachten aan beeldende
kunstenaars met 2000, is slechts noode be
sloten.
Ten aanzien \?r de schrapping van den
subsidiepost voor de Vondel-uitgave bestaat
een misverstand. Het ligt allerminst in de
bedoeling om dit belangrijke werk in den
steek te laten. In stede van het werk onvol
tooid te doen blijven, kan de regeering er
aanspraak op maken, dat met behulp van
het bedrag van 38.500, hetwelk zij eerlang
in totaal zal hebben beschikbaar gesteld,
ook de nog ontbrelerdé deelen thans het
licht zullen zien
De regeering steit zich voor bij den belas
tingdienst 60.000 te besparen, doordat het
mogelijk is gebleken met een minder aantal
tijdelijke adjunct-inspecteurs der directe be
lastingen en tijdelijke ambtenaren der Om
zetbelasting, dan waarvoor gelden op de be
grooting zijn uitgetrpkken, te volstaan.
Ter zake van de behandeling van verzoek
schriften om afschrijvingen wegens onver
mogen in sinds J'muari j.1. een proef aan
hangig, waarbij wordt voorkomen, dat de
vervolging op de aanslagen van hen van wie
met redelijke zekerheid kan worden aange
nomen, dat zij toch afschrijving verkrijgen,
wordt ingesteld.
Inderdaad houdt het voorstel tot wijziging
van de Dienstplichtwet naast bepalingen,
dfe tot verlaging an uitgaven zullen leiden,
ook bepalingen in, met welke dit niet het ge
val is. Niettemin moet het voorstel geacht
worden, in dit wetsontwerp niet misplaatst
te zijn, omdat de redenen, welke het voorstel
in het leven hebben geroejoen, in de eerste
plaats gelegen waren in den drang tot bezui
niging.
Een voorstel tot verhoogirig van het con
tingent zou kwalijk passen in het kader van
het onderhavige wetsontwerp. Invoering van
algemeenen dienstplicht, waarmede vermoe
delijk wordt bedoeld het bestemmen van alle
dienstplichtigen, buitengewone zoowel als
gewone, voor oefening in vredestijd, ligt
niet in het voornemen.
Bij Nota van Wijzigingen wordt een twee
tal veranderingen van ondergeschikte betee
kenis aangebracht in het" voorstel betreffende
de Dienstplichtwet.
Uitvoerig herhaalt dan de regeering haar
verdediging van het voorstel tot invoering
van het capitulantenstelsel.
De raming door de regeering van een uit
eindelijke besparing van ongeveer 5 mil-
lioen. is gebaseerd op een geschatte daling
van den salarislast van bijna 2 millioen en
een beperking van den begrootingspost voor
pensioenen van iets méér dan 3 millioen
per jaar.
Ter tegemoetkoming aan de bezwaren van
principieelen aard van vele leden tegen
machtiging van de Kroon tot afwijking van
de wet bij algemeenen maatregel van be-
Verschenen is de memorie van antwoord aan de Tweede Kamer op het
Bezuinigingsontwerp. De regeering stelt daarin voor: economisch-technolo
gische exploratie in het belang van verder doorgevoerde industrialisatie;
het indienen van een Vestigingswet voor de industrie en instelling van een
instituut voor markt- en conjunctuur-analyse en van een F.nergieraad voor
de gas- en electriciteitsbedrijven; en de aanstelling van regeeringscommis-
sarissen ter ontlasting van de ministers.
In haar bespreking van den i n h o u d van het wetsontwerp
merkt de regeering allereerst op, dat de reeds vroeger geuite voorspelling
waarschijnlijk waarheid zal worden en dat het geraamde tekort van den
dienst 1935 aanzienlijk hooger zal blijken dan 75 millioen. In verband
hiermede zullende 20 millioen, welke het bezuinigingsontwerp voor een
verlaging van belastingen bestemd had, tot dekking van het zooveel groo
tere tekort moeten worden gebruikt. Daar echter belastingverlaging vol
strekt onafwijsbaar en urgent wordt geacht, hoopt de regeering alsnog op
andere wijze middelen daarvoor te vinden.
Ten aanzien van de z.g. perspectiefbezuinigingen koestert de regeering
niettemin gunstiger verwachtingen dan een deel der Kamer.
De voorgestelde salaris- en pensioenkorting blijft gehandhaafd; de
regeering bestrijdt de bewering dat de rijksambtenaren in vergelijking met
andere volksgroepen tot een lager levensniveau dan vroeger zouden zijn
gedaald
De vergelijking met Indië ten aanzien van de daar gevolgde politiek van
bezuiniging, door drukking der uitgaven tot op een tevoren gefixeerd be
drag. wijst de regeering af.
Erkennende, dat vermindering van de koopkracht inhaerent is aan
elke vermindering van salarissen, merkt de regeering toch op, hierin geen
argument te kunnen vinden, om salariskorting na te laten. De mogelijkheid
van een verdere vermindering van het aantal rijksambtenaren is bij haar
in studie.
Teneinde aan de van vele zijden daartegen gerezen bezwaren tegemoet
te komen, is de paragraaf inzake herberekening der pensioenen ingetrok
ken. De mm. v. antw. geeft aan, wat op dit gebied thans buiten een alge
meens herberekening om kan worden gedaan.
In de bespreking der hoofdstukken wordt bij de afd. Binnenlandsche
Zakenmedegedeeld.dat niet alle Armenraden zullen worden
opgeheven. De uitzonderingen zullen worden bepaald in overleg met de
Algemeene Armencommissie.
Bij de afd. Onderwijs is de belangrijkste mededeeling, dat het insti
tuut „kweekeling met akte", waartegen zoovele bezwaren zijn gerezen uit
het wetsontwerp wordt teruggenomen.
Teneinde het door deze intrekking ontstane gat in het bezuinigingsplan
te stoppeti, zullen de salarissen van iüeuw aan' te stellen onderwijzers aan
merkelijk dienen te worden verlaagd.
De kweekscholen zullen tot 1 September 1936 volledig in werking blij
ven; van dien datum af zullen opheffing en stopzetting der rijksbijdrage
voor gewone en bijzondere kweekscholen tegelijk gaan werken.
Uitvoerig verdedigt de regeering voorts het voorgestelde capitulanten
stelsel, erop wijzende, dat dit in tegenstelling met door de Kamer uitge
sproken onderstellingen reeds in het eerste jaar van zijn werking een
aanzienlijke besparing zal opleveren.
In den breede zet de regeering haar opvatting uiteen met betrekking
tot de door haar gevraagde machtigingen op de Kroon. Zij bestrijdt de
staatsrechtelijke bezwaren, tegen deze machtigingen uit het midden der
Kamer aangevoerd en geeft blijk, tot eenige tegemoetkoming bereid te rijn,
o.a. met betrekking tot de machtiging t. a. v .de verkeers-coördinatie.
De voorstellen inzake het Invaliditeit- en Ouderdomsfonds worden
tenslotte uitvoerig nader toegelicht en de voorgestelde buiten werking stel
ling der Warenwet vindt nadere verdediging.
stuur, hetgeen hier voor hen, zoo mogelijk,
nog zwaarder weegt dan elders in dit ont
werp, omdat de strekking van de machti
ging, welke de regeering vraagt, uiterst vaag
is en een duidelijke aanwijzing van het
door de Kroon daarvan te maken gebruik
ontbreekt, wordt in de Nota van Wijziging
een viertal wetsartikelen voorgesteld, ter
vervanging van het eenig artikel van deze
paragraaf in het oorspronkelijke ontwerp.
Maatregelen betrekking hebbende op de
spoor- en tramwegen zullen dus, indien de
hierbij aangeboden vier artikelen tot wet
worden geheven, niet in afwijking van eenige
wet bij algemeenen maatregel van bestuur
kunnen worden vastgesteld. Dit beteekent
evenwel geenszins, dat het de bedoeling zou
zijn de spoor- en tramwegen voorloopig niet
in de maatregelen tot coördinatie te be
trekken.
De voor reorganisatie en inkrimping van
de spoor- en tramwegbedrijven noodige
maatregelen kunnen in hoofdzaak binnen het
raam der tegenwoordige spoorwegwetten
worden tot stand gebracht en voor zooverre
dit noodzakelijk mocht blijken, zullen zij bij
afzonderlijke wetsontwerpen moeten worden
aanhangig gemaakt.
De regeering is er zich van bewust, dat
een vermindering met een bedrag van
115 000 inderdaad een zeer ingrijpende be
zuiniging beteekent, Ten deelc zal dit even
wel geen besnoeiing van de Nijverheids
voorlichting medebrengen en wel aangezien
de bezuiniging tot hoogergenoemd bedrag
gepaard zal gaan met een algeheele herzie
ning van de ter beschikking van bedrijfs
leven en Departement staande diensten en
eventueele inschakeling daarvan in de aan
het Departement van Economische Zaken
reeds bestaande organisatie op het gebied
van nijverheid. De desbetreffende plannen
zijn momenteel in bewerking en het is om
verschillende redenen in dit stadium ge-
wenscht noch mogelijk thans mede te deelen
hoe het bedrag van 115.000 over de onder
afdeelingen zal worden verdeeld. De regee-
ring zegt intusschen toe, dat ten aanzien van
deze aangelegenheid spoedig een publicatie
zal volgen.
De grondgedachte van het voorstel tot
uitschakeling der wet is, dat de begrootings
post ad 660.000 za' dienen te vervallen en
dat de oharmaceutische en de geneeskundige
inspectie moeten kunnen worden vereenigd,
doordat van de eeiste de bemoeienissen
krachtens de opiumwet en de artsenijbereid-
kundewet blijven en het overige vervalt. Op
deze wijze wordt een reëele bezuiniging van
liet overheidsbudget verkregen. Van een af-
schuiving van kosten naar de gemeenten kan
volgens de Regeering niet worden gesproken.
Zii heeft bezwaar om, in de lijn, die ver
scheidene leden aangaven, aan het bedrijfs-
lev en retributies op te leggen op het oogen
blik, dat de overheid zich genoopt ziet, haar
eigen verplichtingen te verminderen.
Een uitwerking van het voorgestelde arti
kel, tengevolge waarvan een vereenvoudigde
vorm van de keuringsdiensten en de geheele
organisatie zou worden bereikt, zou de be
zuiniging onmiddellijk voor een belangrijk
deel te niet doen.
De regeering stelt zich voor de regelen,
voor 19^o vastge teld, wat betreft de werk
loosheidsverzekering, in 1936 te handhaven.
Slechts waar technische herzieningen moge
lijk zijn, zou zij de geldende regelen willen
veranderen. Met name is dat hier en daar
mogelijk, wat betreft enkele in de reglemen
ten der werkloozenkassen voorkomende be
palingen, b.v. op het stuk van uitkeering bij
inkrimping van den normalen wekelijkschen
werktijd. Voorts maakt de daling van de
ledentallen der werkloozenkassen, welke zich
nog steeds voortzet, een verlaging van bet
totaal bedrag der subsidies voor de werkloo
zenkassen mogelijk. Beide tezamen voeren tot
het eerder genoemde resultaat.
Het is den minister van Socale Zaken niet
duidelijk, waarom sommige leden vreezen.dat
net bestaan van het Rijkbureau voor de
Drinkwatervoorziening in gevaar zal komen
ja, dat opheffing dreigt. Voor zulk een vrees
bestaat geen enkele grond