rings-verdediging op bezuinigingsplan. Geordende industrie-opbouw noodzakelijk. Memorie van Antwoord van de regeering Geen kweekeling met acte in de klas. de Geen kweehelingen met akte personeelsformatie van L.0. Niet alle Armenraden zullen verdwijnen Uit de beschouwingen der re- 11 peering omtrent de onderdeelen tten het Bezuininginsontwenp laten wij hier het voornaamste volgen. JUSTITIE. Vermindering aantal H.B.S. en Gvmnasia. Opdrachten aan kunstenaars. FINANCIEN. Bezuinigingen bij belastingdienst. DEFENSIE. Wijziging dienstplichtwet. WATERSTAAT. Verkeerscoördinatie. Eenige belangrijke voorstellen zijn teruggenomen, doch de meest ingrijpende nieuwe bezuinigingen blijven gehandhaald. ECONOMISCHE ZAKEN. Departement en voorlichtings diensten. SOCIALE ZAKEN. Warenwet. W erkloosheids verzekering- m Kweekscholen blijven tot t Sepi. '36, Naar aanleiding van de vraag of op dit gebied ten verder gaande besparing moge lijk- zóu zijn, diene het volgende: De regeering behoudt zich voor met na dere voorstellen te komen. De thans voorge dragen voorzieningen behoeven dus niet te wordén beschouwd als een verwerping van elk bezuiningsdenkbeeld, dat daarin niet is opgenomen. Doch niet het minst op het ter rein der justitie moet met groote omzichtig heid worden te werk gegaan. Dat bij dit ontwerp opheffing van gerech ten niet wordt voorgesteld, vindt zijn oor zaak mede hierin, dat nog pas kort geleden door den wetgever is beslist, hoever in dezen op het oogenblik kan worden gegaan. De bezuiniging, verkregen door de ophef fing van gerechten bij voormelde wetten, is te stellen op ruim 294.000 's jaars; ech ter staat daartegenover vooralsnog rond 68000 aan wachtgeld. Verhooging van de grens van appèl in ci viele zaken is onder oogen gezien. Wil men langs dezen weg tot eenige bezuiniging van beteekenis komen, dan zal men het appèl zeer sterk, mpeten beperken. Het is niet bui tengesloten, dat hiertoe ten slotte zal moeten worden overgegaan. Het doen waarnemen van de rolzettingen dóór één rechter resp. raadsheer, is blijkens de bevinding, opgedaan met een bij de recht banken aanhangig gemaakt voorstel ter za ke, bij de uitwerking minder eenvoudig dan men zóu meenen. Het voornemen daartoe is echter niet losgelaten. Uitzetting van vreemdelingen. De opmerking, dat, indien dit ontwerp wet wordt, ook oorspronkelijk Nederland- sche vrouwen en haar kinderen zullen kun nen wórden uitgezet, zou den indruk kun nen vestigen, dat dit volgens de huidige wet niét mogelijk is. Hier heerscht echter een nyjsyatting. Ook al laat men vrouw en kin deren deelen in de bijzondere bescherming, welke het tegenwoordige artikel 19 der Vreemdelingenwet den vreemdeling geeft, dan zij er op gewezen, d^t deze bescher ming niet wordt genoten, steeds wanneer de vróuw van oorsprong Nederlandsche is, doch slechts wanneer tevens uit haar een of meer kinderen geboren zijn, en dan nog en kel als de geboorte althans van een dier kin deren in Nederland plaats heeft gevonden. BINNENLANDSCHE ZAKEN Opheffing Armenraden. 1 Bij het ontwerpen der bezuinigin gen, het departement van Bin nen- fandsche Zaken regardeerend, heeft in den aanvang de bedoeling voor gezeten, alle Armenraden op te hef fen. Bij nadere overweging is ge- bleken, dat deze gedachte niet kon worden verwezenlijkt, zonder in sommige gemeenten ernstige schade toe te brengen aan de belangen der armenzorg. Enkele Armenraden kunnen niet worden opgeheven, zon der het maatschappelijk steunwezen en het gemeentebestuur in moeilijk heden te brengen, zoo groot, dat het voordeel, door de bezuiniging ver kregen, zou worden teniet gedaan en zelfs overtroffen door de nadee- len uit de opheffing voortvloeiend. Daarom is de mildere vorm geko- zen, in het ontwerp belichaamd. Reeds thans de uitzonderingsge- valllen aan te geven, is der regee ring niet mogelijk; zij zal zich dien aangaande nader beraden en ter zake in overleg treden met de be* trokken instanties, o.a. de Alge- meene Armencommissie. Wijziging Gemeentewet. Den leden, die uiting geven aan hun mee ning, dat maatregelen als de thans voorge stelde noodig zijn geworden, doordat bij de regeering een onvoldoende geneigdheid be staat om de samenvoeging van kleine ge meenten te bevorderen, wijst de regeering erop, dat reeds verschillende plannen tot voortduring worden genomen. Met het openstellen van de mogelijkheid van combinatie van functies ook-in gemeenten met een bevolking van meer dan 5000 tot 10:000 zielen, zou, naar de regeering meent, het doel worden voorbijgestreefd. ONDERWIJS, KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN. Dat de bezuiniging op de kosten van het onderwijs, welke het ont werp tracht tot stand te brengen, onevenredig hoog is, en dat in het bijzonder het lager onderwijs te zwaar wordt gertroffen, kan de regeering niet toegeven. De opmerking, dat de regeering zoo goed als uitsluitend op het lager onderwijs zoekt te besparen, kan niet als juist worden erkend. Dat het meest omvangrijke deel van het onderwijs ook de grootste bedragen moet opleveren, ligt echter voor de hand. Bovendien maakt de betrekke- - lijk eenvoudige structuur van het lager onderwijs het gemakkelijker om de kosten omlaag te brengen, zonder aan essentieele deelen der organisatie te raken, dan bij de an dere takken van onderwijs het geval is, waar de structureele verschillen belangrijk grooter zijn, en de ver deeling over het land veel onregel matiger is. De regeering kan niet toegeven, dat het hooger onderwijs, in vergelijking met de an dere takken van onderwijs, wel zeer mild is behandeld; zij moge er op wijzen, dat voor het hooger onderwijs voor 1931 een bedrag van 14.117.841 en voor 1935 een bedrag van 10.224.853 werd geraamd U. L. Onderwijs. De financieele beteekenis van het voor schrift nopens het stellen van een leeftijd, waarop de leerlingen de U.L.O. school moe ten verlaten, is niet zoo groot, dat de regee ring dit voorschrift tegenover de ingebrach te bezwaren meent te moeten handhaven Het wordt derhalve teruggenomen. Leerlingenschaal; kweekelingen. De zeer gewichtige bezwaren, ook van de zijde der Kamer aange voerd tegen het denkbeeld om vol gens de in het oorspronkelijk wets ontwerp voorgestelde regeling kwee- kelingen met akte in de personeel- formatie der scholen voor gewoon l.o. op te nemen, heeft de regeering doen besluiten, dit voorstel terug te nemen. Daarmede vervalt ook, dat voortaan bij het gewoon l.o. de aanstelling van z.g. boventallige onderwijzers niet meer mogelijk zal zijn. Wel heeft de regeering gemeend het voor stel te moeten handhaven, dat aan bovental lige onderwijzers, die van 1 Mei 1935 af in dienst zijn getreden, geen wachtgeld ten laste van het Rijk zal worden verleend. Daar aan is thans toegevoegd, dat, indien deze on derwijzers van openbare scholen aanspraak op wachtgeld ontkenen aan een gemeente verordening, gelijke aanspraak zal gelden voor de boventallige onderwijzers van bij zondere scholen, wier jaarwedden door de gemeente worden vergoed. Hiermede is vol daan aan den in het Voorl. Verslag uitge- drukten wensch. Intusschen moet nu onvermijdelijk op an dere wijze in de beoogde bezuiniging wor den voorzien. Salarisverlaging. De regeering ziet zich dan ook thans ge steld voor het feit, dat alleen een aanzien lijke verlaging der salarissen van* de voort aan te benoemen onderwijzers de noodzake lijke uitkomst kan bieden. Zij stelt zich voor, aldus op den duur het voor de salarieering benoodigd bedrag tot een houdbaar peil te rug te brengen, door de jaarwedde van den onderwijzer voornamelijk gedurende de eer ste jaren van zijn diensttijd sterk te beknot ten. Dit stelsel komt hierin overeen met het kweekelingschap, dat de beginneling een veel lager salaris zal hebben dan tot dus ver gebruikelijk was. Maar het verschilt daarmede aanmerkelijk in dit opzicht, dat de eenmaal benoemde van den aanvang af kan rekenen op vooruitgang. Naar aanleiding van de vraag, hoe groot het aantal leerkrachten is, zoowel bij het g.l.o. als bij het u.l.o., dat als gevolg van de voorgestelde maatregelen op wachtgeld zal komen, kan worden medegedeeld, dat deze aantallen vermoedelijk 420 en 470 zullen zijn. In verband daarmede wordt op een be zuiniging op de salarissen van 2.300.000 gerekend. Nu het verlangen naar grootere soepel heid en vrijheid van beweging ir. de school geldheffing, hetwelk bij verscheidene gemeen tebesturen bestaat, in het ontwerp weerklank heeft gevonden, meent ook de regeering, dat de nieuwe mogelijkheden ten aanzien van die heffing met instemming zullen worden begroet. Beperking aantal bijz. scholen. De in het verslag geuite bezwaren, dat de hier voorgestelde regeling ongelijkheid schept tusschen het bijzonder en het open baar lager onderwijs, en zoodoende inbreuk maakt op den grondwettel ijken eisch, dat „dezelfde maatstaf" aan beide vormen van onderwijs zal worden aangelegd, geven naar de meening van de regeering blijk van een misvatting omtrent de beteekenis van het grondwettelijk voorschrift. De ongelijkheid van behandeling van het openbaar en bijz. lager onderwijs, die niet eerst op dit oogen blik wordt geschapen, maar als uitvloeisel van het verschil in positie van beide soorten van onderwijs van den aanvang af heeft be staan, ligt niet in de toepassing van een ver schillenden maatstaf bij de toekenning van de vergoedingen, maar uitsluitend hierin, dat de voorwaarden voor het recht op die ver goedingen uiteenloopen. In dit opzicht vor dert de grondwet geen rechtsgelijkheid. De leden, die uiting gaven aan hun vrees, dat „de voorgestelde maatregelen de deur voor departementale willekeur wijd openzet ten", merkt de regeering op, dat 't haar niet duidelijk is, waarop die vrees berust. In elk geval is, wat hiervan zij, voor die vrees te minder reden, nu de minister in een veel min der aantal gevallen de beslissing in handen krijgt, en nu bovendien de in het ontwerp opgenomen beroepsprocedure een waarborg geeft tegen onbillijke en onredelijke beslissin gen. Bezuiniging onderwijs-opleiding. Ook naar aanleiding van de in het Voor- loopig Verslag gemaakte opmerkingen heeft de regeering gemeend, het voorstel betreffen de de onderwijzersopleiding in nadere over- weging te moeten nemen. Zij moet erkennen, dat groote bezwaren verbonden zijn aan het geleidelijk doen uit sterven van de meeste kweekscholen en het daarna weder beslissen, hoeveel kweekscho len in de toekomst door het Rijk of met Rijks bijdrage zullen kunnen worden toegelaten. Het aanvankelijk voorstel is vervangen door een ander. Wel gaat ook het nieuwe voorstel er van uit, dat het aantal kweekscholen behoort te worden ingekrompen, maar het wil de op heffing van Rijkskweekscholen en het stop zetten van dé Rijksbijdrage voor gemeente lijke en bijzondere kweekscholen te gelijker tijd met 1 September 1936 doen vallen. Tot dien datum zullen de kweekscholen dus vol ledig blijven voortbestaan; behoudens het niet formeeren van een eerste klasse aan een enkele Rijkskweekschool, waar deze maatre gel ook los van dit onderwerp zou genomen zijn. Daarvoor is noodig, dat het tijdvak van overgang, waarvan in art.. 210 der Lager- onderwijswet het einde op 31 Dec. 1935 is gesteld, wordt verlengd, en dat het eerste lid van art. 214 dier wet wordt aangevuld. Nu het voorstel vervalt om het afleveren van onderwijzers en onderwijzeressen door de kweekscholen gedurende een paar jaren stop te zetten, wordt ook het voorstel terug genomen om in de jaren 1935—1939 niet de gelgenheid te geven, de onderwijzersakte langs den weg van het staatsexamen te ver werven. Voorloopige pensionneering 60-jarige onderwijzers. Ook de regeering is van oordeel, dat pensionneering van valide ambtenaren niet een deugdelijk middel tot werkverruiming is. De maatregel is dan ook niet als een middel tot werkver ruiming ontworpen. Zooals in de memorie van toelichting is opgemerkt, beoogt de rege ling slechts de doorstrooming van cncter- wiizend personeel te bevorderen. Uit hoofde van financieele bezwaren kan aan vrijwillige voorloopige pensionneering op 55-jarigen leeftijd niet worden gedacht. Na overweging van de daartegen inge brachte bezwaren meent de regeering het geen in deze paragraaf is voorgesteld, niet te moeten handhaven. Intusschen zal de regeering overwegen of het aanbeveling verdient het leerplan der vijfjarige scholen concentrisch in te richten, waardoor het mogelijk zqï|, worden, dat de driejarige scholen ook eindonderwijs geven. Tof de vermindering van den post van 10.000 voor opdrachten aan beeldende kunstenaars met 2000, is slechts noode be sloten. Ten aanzien \?r de schrapping van den subsidiepost voor de Vondel-uitgave bestaat een misverstand. Het ligt allerminst in de bedoeling om dit belangrijke werk in den steek te laten. In stede van het werk onvol tooid te doen blijven, kan de regeering er aanspraak op maken, dat met behulp van het bedrag van 38.500, hetwelk zij eerlang in totaal zal hebben beschikbaar gesteld, ook de nog ontbrelerdé deelen thans het licht zullen zien De regeering steit zich voor bij den belas tingdienst 60.000 te besparen, doordat het mogelijk is gebleken met een minder aantal tijdelijke adjunct-inspecteurs der directe be lastingen en tijdelijke ambtenaren der Om zetbelasting, dan waarvoor gelden op de be grooting zijn uitgetrpkken, te volstaan. Ter zake van de behandeling van verzoek schriften om afschrijvingen wegens onver mogen in sinds J'muari j.1. een proef aan hangig, waarbij wordt voorkomen, dat de vervolging op de aanslagen van hen van wie met redelijke zekerheid kan worden aange nomen, dat zij toch afschrijving verkrijgen, wordt ingesteld. Inderdaad houdt het voorstel tot wijziging van de Dienstplichtwet naast bepalingen, dfe tot verlaging an uitgaven zullen leiden, ook bepalingen in, met welke dit niet het ge val is. Niettemin moet het voorstel geacht worden, in dit wetsontwerp niet misplaatst te zijn, omdat de redenen, welke het voorstel in het leven hebben geroejoen, in de eerste plaats gelegen waren in den drang tot bezui niging. Een voorstel tot verhoogirig van het con tingent zou kwalijk passen in het kader van het onderhavige wetsontwerp. Invoering van algemeenen dienstplicht, waarmede vermoe delijk wordt bedoeld het bestemmen van alle dienstplichtigen, buitengewone zoowel als gewone, voor oefening in vredestijd, ligt niet in het voornemen. Bij Nota van Wijzigingen wordt een twee tal veranderingen van ondergeschikte betee kenis aangebracht in het" voorstel betreffende de Dienstplichtwet. Uitvoerig herhaalt dan de regeering haar verdediging van het voorstel tot invoering van het capitulantenstelsel. De raming door de regeering van een uit eindelijke besparing van ongeveer 5 mil- lioen. is gebaseerd op een geschatte daling van den salarislast van bijna 2 millioen en een beperking van den begrootingspost voor pensioenen van iets méér dan 3 millioen per jaar. Ter tegemoetkoming aan de bezwaren van principieelen aard van vele leden tegen machtiging van de Kroon tot afwijking van de wet bij algemeenen maatregel van be- Verschenen is de memorie van antwoord aan de Tweede Kamer op het Bezuinigingsontwerp. De regeering stelt daarin voor: economisch-technolo gische exploratie in het belang van verder doorgevoerde industrialisatie; het indienen van een Vestigingswet voor de industrie en instelling van een instituut voor markt- en conjunctuur-analyse en van een F.nergieraad voor de gas- en electriciteitsbedrijven; en de aanstelling van regeeringscommis- sarissen ter ontlasting van de ministers. In haar bespreking van den i n h o u d van het wetsontwerp merkt de regeering allereerst op, dat de reeds vroeger geuite voorspelling waarschijnlijk waarheid zal worden en dat het geraamde tekort van den dienst 1935 aanzienlijk hooger zal blijken dan 75 millioen. In verband hiermede zullende 20 millioen, welke het bezuinigingsontwerp voor een verlaging van belastingen bestemd had, tot dekking van het zooveel groo tere tekort moeten worden gebruikt. Daar echter belastingverlaging vol strekt onafwijsbaar en urgent wordt geacht, hoopt de regeering alsnog op andere wijze middelen daarvoor te vinden. Ten aanzien van de z.g. perspectiefbezuinigingen koestert de regeering niettemin gunstiger verwachtingen dan een deel der Kamer. De voorgestelde salaris- en pensioenkorting blijft gehandhaafd; de regeering bestrijdt de bewering dat de rijksambtenaren in vergelijking met andere volksgroepen tot een lager levensniveau dan vroeger zouden zijn gedaald De vergelijking met Indië ten aanzien van de daar gevolgde politiek van bezuiniging, door drukking der uitgaven tot op een tevoren gefixeerd be drag. wijst de regeering af. Erkennende, dat vermindering van de koopkracht inhaerent is aan elke vermindering van salarissen, merkt de regeering toch op, hierin geen argument te kunnen vinden, om salariskorting na te laten. De mogelijkheid van een verdere vermindering van het aantal rijksambtenaren is bij haar in studie. Teneinde aan de van vele zijden daartegen gerezen bezwaren tegemoet te komen, is de paragraaf inzake herberekening der pensioenen ingetrok ken. De mm. v. antw. geeft aan, wat op dit gebied thans buiten een alge meens herberekening om kan worden gedaan. In de bespreking der hoofdstukken wordt bij de afd. Binnenlandsche Zakenmedegedeeld.dat niet alle Armenraden zullen worden opgeheven. De uitzonderingen zullen worden bepaald in overleg met de Algemeene Armencommissie. Bij de afd. Onderwijs is de belangrijkste mededeeling, dat het insti tuut „kweekeling met akte", waartegen zoovele bezwaren zijn gerezen uit het wetsontwerp wordt teruggenomen. Teneinde het door deze intrekking ontstane gat in het bezuinigingsplan te stoppeti, zullen de salarissen van iüeuw aan' te stellen onderwijzers aan merkelijk dienen te worden verlaagd. De kweekscholen zullen tot 1 September 1936 volledig in werking blij ven; van dien datum af zullen opheffing en stopzetting der rijksbijdrage voor gewone en bijzondere kweekscholen tegelijk gaan werken. Uitvoerig verdedigt de regeering voorts het voorgestelde capitulanten stelsel, erop wijzende, dat dit in tegenstelling met door de Kamer uitge sproken onderstellingen reeds in het eerste jaar van zijn werking een aanzienlijke besparing zal opleveren. In den breede zet de regeering haar opvatting uiteen met betrekking tot de door haar gevraagde machtigingen op de Kroon. Zij bestrijdt de staatsrechtelijke bezwaren, tegen deze machtigingen uit het midden der Kamer aangevoerd en geeft blijk, tot eenige tegemoetkoming bereid te rijn, o.a. met betrekking tot de machtiging t. a. v .de verkeers-coördinatie. De voorstellen inzake het Invaliditeit- en Ouderdomsfonds worden tenslotte uitvoerig nader toegelicht en de voorgestelde buiten werking stel ling der Warenwet vindt nadere verdediging. stuur, hetgeen hier voor hen, zoo mogelijk, nog zwaarder weegt dan elders in dit ont werp, omdat de strekking van de machti ging, welke de regeering vraagt, uiterst vaag is en een duidelijke aanwijzing van het door de Kroon daarvan te maken gebruik ontbreekt, wordt in de Nota van Wijziging een viertal wetsartikelen voorgesteld, ter vervanging van het eenig artikel van deze paragraaf in het oorspronkelijke ontwerp. Maatregelen betrekking hebbende op de spoor- en tramwegen zullen dus, indien de hierbij aangeboden vier artikelen tot wet worden geheven, niet in afwijking van eenige wet bij algemeenen maatregel van bestuur kunnen worden vastgesteld. Dit beteekent evenwel geenszins, dat het de bedoeling zou zijn de spoor- en tramwegen voorloopig niet in de maatregelen tot coördinatie te be trekken. De voor reorganisatie en inkrimping van de spoor- en tramwegbedrijven noodige maatregelen kunnen in hoofdzaak binnen het raam der tegenwoordige spoorwegwetten worden tot stand gebracht en voor zooverre dit noodzakelijk mocht blijken, zullen zij bij afzonderlijke wetsontwerpen moeten worden aanhangig gemaakt. De regeering is er zich van bewust, dat een vermindering met een bedrag van 115 000 inderdaad een zeer ingrijpende be zuiniging beteekent, Ten deelc zal dit even wel geen besnoeiing van de Nijverheids voorlichting medebrengen en wel aangezien de bezuiniging tot hoogergenoemd bedrag gepaard zal gaan met een algeheele herzie ning van de ter beschikking van bedrijfs leven en Departement staande diensten en eventueele inschakeling daarvan in de aan het Departement van Economische Zaken reeds bestaande organisatie op het gebied van nijverheid. De desbetreffende plannen zijn momenteel in bewerking en het is om verschillende redenen in dit stadium ge- wenscht noch mogelijk thans mede te deelen hoe het bedrag van 115.000 over de onder afdeelingen zal worden verdeeld. De regee- ring zegt intusschen toe, dat ten aanzien van deze aangelegenheid spoedig een publicatie zal volgen. De grondgedachte van het voorstel tot uitschakeling der wet is, dat de begrootings post ad 660.000 za' dienen te vervallen en dat de oharmaceutische en de geneeskundige inspectie moeten kunnen worden vereenigd, doordat van de eeiste de bemoeienissen krachtens de opiumwet en de artsenijbereid- kundewet blijven en het overige vervalt. Op deze wijze wordt een reëele bezuiniging van liet overheidsbudget verkregen. Van een af- schuiving van kosten naar de gemeenten kan volgens de Regeering niet worden gesproken. Zii heeft bezwaar om, in de lijn, die ver scheidene leden aangaven, aan het bedrijfs- lev en retributies op te leggen op het oogen blik, dat de overheid zich genoopt ziet, haar eigen verplichtingen te verminderen. Een uitwerking van het voorgestelde arti kel, tengevolge waarvan een vereenvoudigde vorm van de keuringsdiensten en de geheele organisatie zou worden bereikt, zou de be zuiniging onmiddellijk voor een belangrijk deel te niet doen. De regeering stelt zich voor de regelen, voor 19^o vastge teld, wat betreft de werk loosheidsverzekering, in 1936 te handhaven. Slechts waar technische herzieningen moge lijk zijn, zou zij de geldende regelen willen veranderen. Met name is dat hier en daar mogelijk, wat betreft enkele in de reglemen ten der werkloozenkassen voorkomende be palingen, b.v. op het stuk van uitkeering bij inkrimping van den normalen wekelijkschen werktijd. Voorts maakt de daling van de ledentallen der werkloozenkassen, welke zich nog steeds voortzet, een verlaging van bet totaal bedrag der subsidies voor de werkloo zenkassen mogelijk. Beide tezamen voeren tot het eerder genoemde resultaat. Het is den minister van Socale Zaken niet duidelijk, waarom sommige leden vreezen.dat net bestaan van het Rijkbureau voor de Drinkwatervoorziening in gevaar zal komen ja, dat opheffing dreigt. Voor zulk een vrees bestaat geen enkele grond

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1935 | | pagina 6