Groote studenten-feesten in Leiden. Publicaties PeuilletM jHE VA ARLIJK SPEJ. Koninkl. Nederlaridsche Middenstandsbond. ALKMAARSCHE COURANT van DINSDAG 2 JULI 1935 Binnenland Het 360-jarig bestaan der Leidsche Universiteit Een maskerade als van ouds. Bondsvergadering te Apeldoorn, vooraf gaand aan het morgen te houden congres. Rede van den heer Ed. G. Schlirmann KIEZERSLIJSTEN KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN. HANDELSAVONDSCHOOL TE ALKMAAR. Inschrijving van leerlingen voor den cursus 1935/1936 heeft plaats op DONDERDAG 4 JULI a.s. des avonds van 6 V*9 uur, in het gebouw der Han delsschool aan de Doelenstraat. ECHOPUT GESLOTEN. Doch hij zal blijven bestaan. V. D. CANDIDATEN VOOR DE EERSTE KAMER. De heer Ketelaar afgetreden al* voorzitter van den V. D. Bond. 7ÏT1 (Van onzen reisredacteur). Drie honderd zestig jaar bestaat thans de Leidsche academie, de oudste van ons land, die door Prins Willem van Oranje aan de sleutelstad werd geschonken voor haar dap per standhouden tegen den Spaanschen be legeraar. Leiden is vol van reünisten, die het 72e lustrum van hun oude academie (hoevee! lustra hebben de meesten al over zich heen zien gaan?) komen medevieren. Maar het lustrum der academie is niet een feest voor de universiteit alleenvooral in een stad als Leiden, waar de bewoners zoo met de aca demie zijn samengegroeid, is het ook een feest voor de burgerij. De lustrumcommissie heeft zooveel mogelijk de inwoners in de feestvie ring betrokken. Voor de kleinen zijn er kin deneesten georganiseerd, waarbij de jeugd haar behendigheid kan toonen in tonnetjes- rollen, eierloop en dergelijke heerlijkheden, de oude Leidenaar, die immers een „harts tochtelijk'' visscher is, kan zijn hart ophalen aan een hengelwedstrijd, er is een Lunapark opgebouwd met allerlei vermaken voor jong en oud, als het maar even mogelijk is wordt bij alles een optocht met muziek gehouden, en dan was er gisteren (Maandag) een groote maskerade, een verkleede optocht door de stad, zooals er sedert het lustrum in 1910 in Leiden niet meer was gehouden. Van haar kant heeft de burgerij haar best gedaan, de stad in feestgewaad te steken, om allen, die aan de Leidsche Alma Mater hun wetenschappelijke opleiding genoten en de herinnering aan de geneugten van het heer lijke studentenleven in deze dagen nog eens wilden verfrisschen, een waardige ontvangst te bereiden. Met bonte vlaggen, wimpels, guirlandes en schilden zijn overal versierin gen aangebracht, eerepoorten zijn opgericht en heele straten zijn soms door een vernuf tige coulissen-bouw van aanzien veranderd. Zoo heeft bijvoorbeeld de Lange Diefsteeg geheel het uiterlijk gekregen van een zestien- de-eeuwsche winkelstraat, aan een zijde afge sloten door een aardig poortje. De studenten sociëteit Minerva ziet er uit als een geweldige burcht met zware toegangspoorten en drei gende kanteelen. Er heerscht overal in de stad een gezellige drukte, die nog wordt ver meerderd door de vele vreemdelingen, die al of niet met de academiestad in Teïatie staan en met treinen, trams of autobussen naar Leiden zijn gekomen. Het Landjuweel. De dag van gisteren was voor de burgerij een hoogtijdag door de opvoering van een landjuweel uit de bloeiperiode van den rede rijkerstijd. De rederijkers staan tegenwoor dig in een kwaden reuk, omdat men daarbij meestal denkt aan den tijd van verval, toen bij hen het rijmen tot een handwerk was ge worden en er allerlei kunstjes bij werden toe gepast, die met kunst niets te maken had den. In hun grooten tijd hebben de rederij kerskamers echter groote waarde gehad voor de opkomst van onze letterkunde, waardoor zij in die dagen terecht enorme roem ge noten. De historische optocht van deze lustrumfeesten greep terug naar het midden van de zestiende eeuw, toen de kamers op het toppunt van haar bloei stonden. Uit de geestelijke broederschappen, die oor spronkelijk zuiver kerkelijke en later ook boertige spelen opvoerden, zijn mede onder invloed van het gildewezen de rederijkers kamers ontstaan als lettergundige gilden, die de beoefenaren van de kunst en de letterkunde tot leden telden. De oudste kamers dateeren van omstreeks 1400; zij zijn de voorloopers van onze dilettantentooneelgezelschappen Elke kamer had verschillende hoogwaardig heidsbekleders. In de eerste plaats was er de keizer, een soort van eerevoorzitter, die uit de eerste inwoners der stad werd gekozen en de kas mocht helpen versterken. De deken was de man, die te boek stelde wat de kamer deed, en de fiscaal zorgde voor de inning van con tributies en opgelegde boeten. Een machtig man was de factor, die feitelijk de leider van de kamer was en de plaats bepaalde welke zij innam in de rij der anderen. Hij voerde het woord, schreef tooneelstukken, had de leiding bij het instudeeren en gaf les in het verzenmaken. Al deze personen met hun rederijkers van verschillende kamers hebben zich gisteren door Leiden's straten bewogen als leefden we nog in de zestiende eeuw. Een schoone ge woonte der rederijkerskamers is daartoe aan gevat om een kleurig en feestelijk geheel te krijgen. Teneinde namelijk de krachten te kunnen meten werden onderling door de ka mers van verschillende steden wedstrijden georganiseerd, welke dikwijls vergezeld gingen van groote festiviteiten. Het was daarbij de gewoonte, dat kamers op waar lijk grcotsche wijze intocht deden; schitte rend uitgedost, met fraaie banieren en ver sierde wagens kwamen zij dan de stad bin nen. Naar den hoofdprijs van dezen wed strijd, een meest zilveren schaal of „land juweel" werd zoo'n geheel wedstrijd op den duur een landjuweel genoemd. Van zulk een landjuweel heeft Leiden gisteren een herhaling gezien. Het geheel stelde voor den intocht van rederijkerskamers binnen de stad in den jare 1560, met onge veer vier honderd personen, twee praal wagens, een honderdtal paarden en drie mu ziekkorpsen. Onder regie van Frits Lens- velt, die zelf ook gecostumeerd aan de feestelijkheden deelnam, trokken de verschil lende kamers in kleurige stoeten door de stad. Het waren de Leidsche kamer „De witte accoleyen" met het devies „Liefde is het fon dament", de Rotterdamsche kamer „De blaue accoleyen" met het devies „Met min nen versaemt", de Goudsche kamer „De goudsblom" met het devies „Wat jongsten begrepen", de Haarlemsche kamer „Pelli- caen of speelcooren" met het devies „Trou moet blijcken", de Noordwij'ksche kamer „De lelie onder den doorn" met het devies „Uyt liefd' bestaan" en de Delftsche kamer „De rapenbloem" met het devies „Wij rapen ge- neucht". Al deze kamers waren vergezeld van hun keizers met gevolg en bij alle hoorden eenige narren of zotten, die ook thans door zonder linge capriolen de aandacht 'op zich vestig den. Sommige hadden praalwagens in den stoet, zooals de Leidsche kamer met een go din Minerva, die door vier paarden werd getrokken. Elke kamer had haar eigen kleur, die vooral bij de samenkomst in het schitte rende zonlicht een prachtig effect maakte Van verschillende deelen der stad trokken de groepen naar de molen De Valk, waar een begroeting plaats had. Hier werden, nadat de leden zich in de rondte hadden opgesteld, de fraaie vendels gezwaaid onder voortdu rend tromgeroffel. Op hoofsche wijze be groetten de bestuursleden de verschillende kamers elkaar en het geheel was een kleur rijke en bewegelijke vertooning, die in deze omgeving voortreffelijk uitkwam. Jammer was alleen, dat niet gezorgd was, dat zoo veel mogelijk belangstellenden deze begroe ting konden volgen. Na afloop werd één groote optocht geformeerd, die nog eens door de drukke stad trok, toegejuicht en bewon derd door duizenden Leidenaars en niet- Leidenaars, die langs de straten zich hadden opgesteld. Het was een prachtig festijn, waarvan velen genoten hebben en waarmee het Leidsche studentencorps eer behaald heeft. De Koninklijke Nederlandsche Middenstandsbond, die gedurende een reeks van jaren op de bres staat voor de behartiging van de zede lijke en stoffelijke belangen van den middenstand, geniet thans voor de eerste maal in zijn bestaan gastvrij heid te Apeldoorn voor het houden van zijn algemeene Bondsvergade ring en zijn 32e Nationaal Midden standscongres, welk congres mor gen wordt gehouden en geheel ge wijd zal zijn aan het ontwerp: „Moderne bedrijfsvoering voor den middenstand." De Bondsvergadering. Na een reünie van de talrijke deelnemers in café-restaurant „Bordelaise" aan de Hoofdstraat, ving te half twaalf vanmorgen in den Tivoli-Schouwburg te Apeldoorn de inleiding tot de van huishoudelijk karakter zijnde Bondsvergadering aan met het lied aan den Middenstand, gedicht door K. F. van Beurden en op muziek gezet door W. H. Scholtens, dat door een koor van Apeldoorn- sche middenstanders ten gehoore werd ge bracht. Het waren klanken, welke, met het daarna gesproken woord, niet alleen gehoord en ge noten werden door de congressisten, maar die ook luisterend Nederland bereikten, aan gezien de openingsplechtigheid door de A. V.R.O. werd uitgezonden. Het was vervolgens de heer A. van Ree- kum Jr., voorzitter van de Apeldoornsche Handelsvereeniging, welke zich met de aller minst gemakkelijke doch eervolle taak van ontvangende afdeeling had belast, die den bezoekers namens deze afdeeling een harte lijk welkom toeriep. Onze afdeeling zeide spr. waar deert het, dat wij heden de Algemeene Bonds vergadering en morgen het 32e Nationaal Middenstandscongres in onze stad gehouden zien en dat het hoofdbestuur en afgevaardig den, vertegenwoordigers van de regeering, Kamers van Koophandel en Fabrieken, en zusterorganisaties, onze gasten mogen zijn. Spr. deed uitkomen, dat met de behande ling der onderwerpen van vergadering en congres weer mooi en nuttig werk voor den bond verricht zal worden; werk, waarvan de standgenooten buiten de vereeniging mede zullen profiieeren. Het heeft mij nochtans getroffen, zeide spr., dat onze beweging, ondanks den on gunst der tijden, groeit en krachtiger wordt Het aantal bij onzen Bond aangesloten or ganisaties heeft de 200 thans ruim over schreden en meer dan 30.000 middenstan ders hebben zich onder onze vlag vereenigd. Onze jongerenbeweging groeit eveneens gestadig en de drukbezochte welgeslaagde Landdag te Enschedé op Tweeden Pinkster dag houdt een schoone belofte in voor de toekomst. Het geeft ons moed om voorwaarts te gaan, hoe zwaar veler levensgang in deze dagen ook is. Wanhoopt niet, middenstan ders van Nederland. Stelt vertrouwen in Uw organisaties en haar leiders, die zich geheel belangeloos groote offers getroosten in Uw aller belang. Toont daarvoor Uw waardee ring door in onze gelederen te treden en van toekijker daadwerkelijk medestrijder te worden. Indien de bondsdagen te Apeldoorn daar toe mogen bijdragen, acht onze afdeeling zich rijkelijk beloond. Opnieuw klonken hierna de stemmen van het koor, dat thans het Middenstandsbonds lied van D. Hans, door George Muller op muziek gezet, ten gehoore bracht Openingsrede van den heer Ed. O. Schürmann. Hierna hield de voorzitter van den Konin klijken Nederlandschen Middenstandsbond, de heer Ed. G. Schüring, zijn openingsrede, waarin hij de aandacht vroeg voor eenige, belangrijke vraagstukken in het midden standsleven, welke na de geslaagde bonds dagen in September j.1. te Amsterdam die aandacht verdienen. Het vijfde crisisjaar zeide spreker ligt thans achter ons en het heeft zijn diepe sporen als een waarschuwing voor de toe komst nagelaten. Telkenmale werd, steeds luider en dringen der, de bede gehoord, dat het onze samenle ving toch weer beter moge gaan, dat het her stel van het ernstig gestoorde economisch evenwicht nu eindelijk zou mogen intreden. Zwaar zijn de beproevingen geweest, welke individu en gemeenschap moreel en finan cieel te doorstaan hadden. Veel geestelijke en stoffelijke waarden zijn aan. depreciatie niet ontkomen, werden neergehaald, waar door ons volksleven een zware beproeving te doorstaan heeft. Voor het bedrijfsleven in het algemeen en voor den middenstand in het bijzonder is in- tusschen thans de tijd aangebroken om zich voor te bereiden op den ondergang, welke te eeniger tijd komen gaat. Het is een bekend verschijnsel, dat depressie-gevolgen zich het laatst voordoen. Ook in dit opzicht zou men ernstig neigen tot de conclusie, dat inder daad het laagste punt bereikt is en wij weer heel langzaam in vele bedrijven nog on merkbaar opwaarts gaan, want 1934 was voor het middenstandsbedrijf een heel donker jaar. Er zijn harde klappen geval len, waarbij oude reputaties vergingen en moeizaam, gedurende een menschenleeftijd opgebouwde zaken aan de malaise ten offer vielen. Wil men er in slagen om op de puinhoo- pen nieuwe bouwwerken te stichten, dan zal allereerst gezorgd moeten worden voor vrij en armslag voor de bestaande bedrijven. Het aanpassingsproces moet worden gestimu leerd door het bieden van de behulpzame hand door de overheid bij het verlagen van kosten en lasten, opdat het bedrijf zich zal kunnen oprichten en de ondernemer den loo- den druk, zoowel van zijn physiek als van zijn moreel, afgewenteld krijge. Onderne mingsgeest, arbeidslust en energie zullen dan weer een uitweg zoeken en vinden. Het bevorderen van maatregelen in dezen zin is dan ook niet alleen een economische be hoefte, doch niet minder een noodzakelijke prikkel in psychologischen zin. De midden standsorganisaties zullen daarom goed doen om een krachtige actie te blijven voe ren voor verlaging van kosten en lasten, zoowel van bovenaf als van onder-op. De algemeene teruggang in het bedrijfs leven, de groote werkloosheid, de verminde ring van loonen en salarissen hebben de koopkracht der bevolking sterk doen dalen, waardoor de omzetten aanzienlijk zijn te- ruggeloopen. In den namiddag had ten gemeentehuize den officieele ontvangst van de deelnemers plaats door burgemeester en wethouders van Apeldoorn, waarna het gemeentebe stuur een autotocht door Apeldoorn en om geving aanbood, gecombineerd met een be zoek aan het Boschbad. In de avondvergadering komen aan de orde inleidingen van den heer J. van Eek, di recteur der Nederlandsche Middenstands- bank, N. V. te Amsterdam, over: „De cri- sis-credietverleening aan den middenstanl", en van den heer F. L. van Leeuw, directeur van het Bondsbureau, over: Middenstands organisatie in de practijk". (A. N. P.) De BURGEMEESTER van ALKMAAR brengt ter algemeene kennis, dat de door de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Hollands Noorderkwar tier, aldaar, voorloopig vastgesteld* kiezerslijsten (afdeeling Grootbedrijf en v einbedrijf) van 1 tot en met 14 JULI a.s. voor een ieder ter Gemeente-secre tarie ter inzage zijn gelegd. Alkmaar, 29 Jnni 1935. De Burgemeester voornoemd,3 F. H. VAN KINSCHOT/ Tot de eerste klasse kunnen zonder examen worden toegelaten zij, die blij kens verklaring van het betrokken schoolhoofd dit jaar ten minste zes klas sen der lagere school met vrucht hebben dóorloopen en geschikt worden geacht het onderwijs aan de Handelsavond school te volgen. Toelating tot de hoogere klaseen hangt af van genoten voorontwikkeling. Zij, die de school reeds bezocht heb ben, moeten zich opnieuw aangeven. De Directeur verstrekt gaarne inlich tingen. j Alkmaar, 2 Juli 1935. De Directeur, J. H. DE GROOT. Gisteren is de Echoput te Apeldoorn defi nitief voor de publieke bezichtiging gesloten en de op wachtgeldstelling van den kanton nier Bos, die de revenuen dezer bezichtiging ontving, ingegaan. De sleutel is gedeponeerd en kantore van de directie van den Rijkswa terstaat. In de laatste weken heeft de Echoput op de zomersche dagen nog vrij veel belangstel ling getrokken. Met ingang van 3 Juli a.s. zal de woning van den kantonnier voor afbraak gereed moeten zijn. Het staat echter vast, dat de Echoput zal blijven bestaan. Aangaande de exploitatie schijnt echter tusschen bet Kroondomein en Waterstaat nog niet de noodige overeenstem ming bereikt te zijn. Zondagmiddag werd te Utrecht een ver gadering gehouden van de V.D. Statenleden in Nederland en het hoofdbestuur van d?n Vrijz.-Dem. Bond. Besloten werd met de vol gende lijsten van candidaten uit tekomen bij de a.s. Eerste Kamer-verkiezingen: A. Groep Noordholland en Friesland: No» 1. prof. dr. D. v. Embden, aftredend; 2. prof. mr. R. Kranenburg; 3. J. J. G. S. Falkena (Heerenveen); 4. J. Wuite (Drachten); 5<. mej. mr. A. Goudsmit (Amsterdam); 6. dr. J. J. T. Doyer (Hilversum). Het bestuur der vereeniging van V.D. Sta tenleden werd als volgt samengesteld: D. Kooiman (Purmerend), voorzitter; J. v. d. Brink (Baarn), secretaris. Den heer Ketelaar, aftredend voorzitter, die zich niet herkiesbaar had gesteld als Statenlid voor de komende periode, werd dank gebracht voor alles wat hij gedurende zestien jaar als voorzitter voor de vereeni ging had gedaan. Uit het Engelsch van PAUL TRENT door ADA VAN ARKEL „Het zijn er de mannen niet naar om zich voor den gek te laten houden. Ze zul len je verraden en wat moet ik dan begin nen?" Ze speelde uitstekend comedie en zij ver borg haar gezicht aan zijn borst, heftig snikkend. „Er is aan haar een groot actrice voor de wereld verloren gegaan", fluisterde de prins. „Ze zal het winnen", antwoordde de baron op denzelfden zachten toon „O, Guy. Wat zou mijn leven zijn als ik jou niet had. Mijn hart zou breken. Ik zou sterven. Wees lief voor me. Vraag ik nu zoo veel?" 6 „Alleen maar mijn eer". „Maar ik geef jou mezelf". Ze kuste hem weer en haar oogen waren vol van wilde smeeking. Prachtig", mompelde de prins. Guy vond dat hij nu wel beginnen kon toe te geven. De spanning was hevig ge weest, zijn slapen klopten, maar haar ar men hielden hem stevig vast. „Ik kan je niet opgeven", riep hij. Terstond was ze opgesprongen en liep naar de deur. „Baron", riep ze triomfantelijk, en ging toen weer naar Guy toe om hun terugkeer af te wachten. En toen zij binnen kwamen, had ze haar arm door die van Guy gestoken en keek hen aan. „Mijnheer Hallam zal verstandig zijn", kondigde ze aan. „Goed", zei de prins. „En nu uw beloo ning" Hij haalde uit zijn yestzak eea ruig ajet een groote diamant. „Geef me uw hand", zei hij en zij slaakte een kreet toen ze het magnifieke kleinood zag schitteren. „Een vorstelijke gift", zei ze dankbaar. „Nu nog een glas wijn tot besluit", stelde de' prins glimlachend voor en toen de gla zen gevuld waren, hief hij het zijne op en zei plechtig: „Op den dag", en keek Guy strak aan. „Op den Dag", antwoordde deze. Bedoelt u onzen trouwdag?" vroeg Val- da'luchtig. „Die zal gauw zijn". Ze deea haar mantel dicht. „Ik ben moe. Je kunt me naar huis bren gen', Guy. Goeden nacht, prins. Goeden nacht, baron". „Goeden nacht", zeiden de Duitschers en eenige oogenblikken later zaten Valda en Guy in de auto van den baron. „Dat zou ik niet graag nog eens door maken", zei hij heesch en veegde zijn voor hoofd met zijn zakdoek af. Haar hand lag op de zijne en hij voelde hoe heftig die beefde. „Je was bewonderenswaardig. Engeland heeft je veel te danken", zei hij ernstig. „Geloof je dat we er hem van overtuigd hebben dat je een landverrader bent?" vroeg zij „Ja", zei hij vol vertrouwen. „Wat een dwazen! Wat een groote dwa zen! En dat zijn nu mannen, die zich zelf geluk wenschen met hun intelligentie. Om te denken dat jij Engeland zou kunnen verra den! De idioten!" riep ze minachtend. „Zullen ze ons vertrouwen?" ?ija, en zul jij me mooie minnebrie ven schrijven?" „Het is niet goed om jou dat te laten doen. Je bent een jong meisje. Je moeder was wat anders". „Ik ben bereid het voor jou te doen". „Je zult er niet veel gevaar bij loopen tenslotte. Misschien komt er geen oorlog". „Twijfel jij daar nog aan?" vroeg ze heel ernstig. „Zelfs als de oorlog uitbreekt zul jij geen gevaar loopen. Niemand in dit land zal jou straffen". „Gelukkig dat je aan mij gedacht hebt. Dat zal ik nooit vergeten". De auto stopte voor de deur. „Ik vraag je niet om nog boven te komen. Ik ben erg moe. Dag liefste!" zei ze teeder. „Dag Valda. Je hebt je kranig gehouden, ik zal het den admiraal vertellen". „Het was voor jou, alleen voor jou", zei ze vurig. Hij trok haar naar zich toe en kuste haar teeder op den wang. „Goeden nacht. Je bent dapper ge weest". Valda keerde zich bij de deur om en wuifde hem na. Ze dacht pas aan Stella toen zij den sleutel in het slot stak. De op winding was voorbij en ze voelde zich afge mat. En toch moest ze sterk zijn, want de strijd was nog niet ten einde. Stella was in de zitkamer en stond met een booze uitdrukking op haar gezicht op, toen ze binnen kwam. „Je bent me een verklaring schuldig", be gon ze opgewonden. Ze had al den tijd, dat Valda weg was, over de woorden, die ze gehoord had, nage dacht. Ze konden maar één beteekenis heb ben dat Guy een spion was en toch zei haar instinct haar dat zooiets onmogelijk was. Eén ding was zeker Valda was in den Geheimen Duitschen Dienst. Er was ergens een geheim en dat zou ze oplossen. „Met wat voor recht vraag je me dat?" vroeg Valda bedaard. „Met het recht van mijn liefde voor Guy Hallam". „Dat recht erken ik niet. Ik kan je geen uitleg geven". „Dan moet ik naar mijnheer Hallam gaan". „Dat kan fk je niet beletten. Maar ik waarschuw je vooruit, je zult hem alleen hinderen". „Daar kan ik niets aan doen. Ik voel dat hij in groot gevaar verkeert. Jij bent een spion en je hebt een val voor hem uitgezet". „Dat is niet waar. Maar ik kan je niets zeggen. Het is heel jammer dat je gehoord hebt wat niet voor jouw ooren bestemd was". „Ik begrijp dat je dat vindt ik heb je ontmaskerd en ik herinner me nu zooveel dingen". „Ik wou dat je weg wilde gaan", zei Val da afgemat. Stella ging terstond en keerde naar haar hotel terug. Het was reeds laat en tot haar verbazing werd ze in de hall aangehouden door een bediende. „Mevrouw Cameron is gekomen, juffrouw. Ze is in haar oude zitkamer en heeft de boodschap gegeven, dat u bij haar moest komen zoodra u terug kwam". Haar eerste gevoel was er een van ver lichting, maar na eenig nadenken besloot ze dat het beter was haar moeder niet in haar vertrouwen te nemen. Je kon nooit weten, wat mevrouw Cameron zou doen en Stella was vastbesloten dat Guy door haar geen nadeel zou ondervinden. „Je bent een slecht meisje", riep mevrouw Cameron bij wijze van begroeting. „Je hebt Eas één keer geschreven sedert je Weyport eb verlaten en toen vertelde je niets. Ik heb me erg ongerust over je gemaakt. Wat is er gebeurd? Heb je Hallam gesproken? Ben je met hem geëngageerd? Waar ben je vanavond geweest?" Ze deed al deze vragen in één adem en toen ze klaar was kuste Stella haar moeder. „Ik ben bij Valda Glyn geweest. Ik ben met niemand geëngageerd en dat zal ook wel nooit. Vraag nu niets meer, moeder. We zullen morgen samen naar Weyport terug gaan. Ik ben heel moe en wou nu naar bed gaan". „Dat zul je niet. Ik moet weten wat er gebeurd is voor ik mijnheer Hallam spreek" „Ik verbied u om Guy op te zoeken. Hij is niets voor me en ik ben niets voor hem" „Dat is een stand van zaken, die ik ver anderd wil hebben", zei mevrouw Cameron vastberaden. „Ik ben overtuigd dat het niets anders is dan een misverstand een of andere onbeduidende twist. Heb je sir Ge orge gesproken?" „Ja. Hij heeft me meegenomen naar Guy. Sir George heeft gedaan wat hij kon. Hij zou graag zien dat Guy met mij trouwde, maar het geeft niets. Over twee weken zal Valda zijn vrouw zijn". „Valda. die slang? Zoo, heeft zij er de hand in? Het werd tijd, dat ik hier kwam". „Goeden nacht, moeder", zei Stella ver moeid en ging naar haar kamer. Ze was niet in een stemming om lang met haar moeder te praten, en het was bovendien moeilijk voor haar een geheim te bewaren. Voor ze in slaap viel had ze haar plan al gemaakt en ze stond vroeg op en verliet het hotel zonder mevrouw Cameron te storen. Om negen uur was ze in de Ryderstraat. De dienstbode bracht haar boodschap aan Hal lam over en vroeg haar om in de zitkamer te gaan. Guy, die juist ontbeten had, was alleen en zat nerveus zijn pijp te stoppen toen zij binnen kwam. „Neem me niet kwalijk, dat ik je stoor", begon zij. „Stella, wees niet zoo officieel. Kan ik iets voor je doen?" „Ik ben gisteren bii Valda geweest. Ik was er toen baron Branden kwam. Ik kon niet helpen, dat ik hun gesprek hoorde. Uit wat gezegd werd, maak ik met zekerheid op, dat zij in den Duitschen Geheimen Dienst is". Guy zei niets, maar beduidde haar verder te gaan. „Nog erger, de baron zinspeelde er op, dat jij hem inlichtingen had gegeven, die je van de admiraliteit gekregen had. Ik weet, dat dat een leugen was, maar ik voel, dat ik je moest vertellen wat ik gehoord heb ik vraag je ook niet om jezelf te verdedigen. Ik beschuldig niet. Ik herhaal alleen maar wat ik hoorde". „Vertrouw ie me?" vroeg hij en er was een eigenaardige bittere glimlach op zijn gezicht. „Onvoorwaardel ijk". „Dank jeWat jammer, dat je dat zelfde vertrouwen niet eerder hebt gehad. Nu ziet alles er leelijk uit. Je heb bewijzen genoeg om me aan te klagen en toch zeg je dat je me vertrouwt. Vroeger was er niets geen bewijs". „Jij bent het, die onze verloving hebt af gemaakt", riep ze driftig. „Het was niet meer dan eerlijk tegenover jou om dat te doen". (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1935 | | pagina 9