DE LAATSTE LES VAN
fouten-zoekplaatje.
Qamcukciek
in den kersentijd
LANGELOT
Raadselhoekie
Im Het Zwembad.
Wij -verdwaalden en liepen wel een
kwartier om.
Mijn geheel wordt met 8 letters ge
schreven en noemt een lekker
vruchtje.
Een 5, 6, 7, 4 vindt men in bosschen,
veel tuinen, in parken en in lanen.
Een 2, 6, 7, 8 is een mooie bloem.
De 5, 6, 1 is een kinderziekte.
5, 2, 3, 4 is een jongensnaam.
Een 8, 7, 4 vindt je in een rekenboek.
Noem eens rozen zonder doornen,
Rozen, die toch bloemen zijn.
Met hun mooie, frissche kleuren
Sieren zij de velden fijn
En in tuinen ziet men groote,
Die vaak ware reuzen zijn!
Maak viervoetige dieren van:
E. A. Melk
O. Flinat
A. Drap.
Y. Terg.
Arda L. Pijn.
(Nadruk verboden).
x
xxxxxxxxx
X a
MEIKEVERS VANGEN.
li De6
1^9 sch- op: 10> 13> 14> 172°' 23, 24,
47, 50.
1 3227 1. 40 49
3. 50—44 3 47 50
4. 35-30 4. 49 21
5. 30 28 5. 50 22
6. 16 9 6. 14 3
7. 25 5!
AAN ZEE.
54, Graag was Langelot ongemerkt in huis gekomen, maar
grootmoeder was nog niet naar bed en stond hem in de kamer
op te wachten. Verwijtend keek ze Langelot aan en zei: „Lan
gelot, als je nog eens 's avonds de straat op gaat, dan stuur ik
je terstond naar je vader en moeder terug
53. Langelot zag, dat er niets anders op zat, dan maar zoo
gauw mogelijk onder grootmoeders dak te kruipen. Als ze hem
hier te zien kregen was hij nog niet gelukkig, want grootmoe
der zou hem beknorren. Maar hij was er nog niet. De wind,
«ie verschrikkelijk boos was dat zijn vriendje de maan in het
water lag, blies zijn wangen op en wierp Langelot omver.
(Nadruk verboden).
Zw. 11 sch. op: 3, 4, 8, 9, 12, 14, 16, 19.
21, 27, 36.
W. 11 sch. op: 20, 23, 25, 28, 30, 33, 38,
42, 43, 47, 48.
Wit staat niet zoo best. Hij heeft als laat-
sten zet 35—30 gespeeld Zwart liet nu vol
gen 19—24 (wit 30 10) zw. 4 24. Wit en
zwart waren nu beide in de meening, dat
43—39 niet speelbaar was, wegens 3641
2731. Wit offerde daarom een schijf
door 2319. Maar 4339 had het volgen
de verloop gehad.
1. 43-39 1. 36-41
2.47 :36 2.27—31
3. 36 27 3. 21 34
4. 23-18 4. 12 32
5. 42-38 5. 32 43
6. 48 19 6. 8-13
7-19:8 7. 3:12
8- 33—29 met remise.
Een aardige, niet te ingewikkelde stand,
volgt nog hieronder
Voor grooteren.
1. Welke scharen knippen niet en wor
den ook nooit geslepen?
2. Twee bijvoeglijke naamwoorden vor
men samen een plaats in België.
Hoe kan dat?
3. Een rond voorwerp, een klinker en
een rivier in ons land vormen sa
men een vogel. Welken?
4. Kruisraadsel.
Op de beide kruisjeslijnen komt de
naam va.i een groote bloem.
X
X
X
X
X
X
le rij een medeklinker.
2e een kieedingstuk.
3e een zoetwatervisch.
4e een plaats in Limburg,
be 't gevraagde woord.
6e een kind, dat over alles wil
meepraten en denkt er verstand
van to hebben.
7e een stad in D'-ente.
8a een geneesmiddel.
9e een klinker.
Voor kleineren.
1. Verborgen plaatsen in ons lan
Oom Michiel is sedert een jaar niet
bij ons geweest. (2)
In haar kelder was weer water.
Haal gauw zalf en verband bij den
apotheker.
Ik kom menschen tegen, die ik an
dere nooit zie.
Van elfjes en de zeemeermin,
Die samen zachtjes zingen.
Mijn broertje zegt: „Och kind, loop
heen!"
.Hij snapt niets van die dingen.
PAULTNE.
(Nadruk verboden).
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
- ,l. wordt hier eerst t... Le7 ge-
lï7 t?Mni.i heeft wit de gelegenheid tot
Jflir£rT£l: Ifc 1»! r.
lel Dit Wil Pirc nu vermijden).
Pc?o fs tin 1933 geschiedde in de partij
J?v-StÏÏer 10. Pb3, Pc4; 11. Lc4, Dc4;
Pe4! 13. ed, Pc3; 14. bc, Dc6 enz.)
!™"i« een fout. Zwart moest de stelling
(PL houden en 10e5 spelen. Na 11.
Cf'pc4;11 Lc4-00413 h6! warcn
Je witte e-pi®n in de zwarte d-pion even
**n^Lc4 Dc4
2feö Fe6? Wellicht ware 12....Le6
wat beter.
lx Dh5+ KdB. Zart heeft geen verdWi-
1 «Jw meer Na 14....Kd7 wint 15. D47.
fe7 16. Pf5, Te8; 17. Pd6, Kd6; 18
Dc8 Na 14.... Ke7, 15. Pf5f?
I ef 16. Pd5+, Kttó (Kd7, 17. Pb6f)
71 Lb6t, Kd7; 18. Df7t, Kc6; 19.
Dc7t, Kb5; 20. a4t, Da4; 21. c4+,
Dc4- 22. Ta5 mat.
n 15- Kd7; 16. Df7t, Kc6; 17.
Pd4, Kb6 (Kc5, 18. Pdb5t) 18. Pb3+,
met dame winst.
15. Df7 Ld7
16. °f6t Kc7
17 Dh8 Lh6
18' pe6f Verstoort zwarts laatce hoop.
19 Da8 Le3t
20. Khl Zwart geeft op.
Aan de dammers!
In onze vorige rubriek gaven wij ter op
lossing probleem no. 1391.
sch. op: 16, 25, 32, 35, 38, 43, 44,
Oplossing:
2. 47—41 2. 36 47
Uit de partij.
to een wedstrijdpartij ontstond de volgen
de positie:
We zouden naar de duinen gaan
Met emmertjes en schoppen
Het kamermeisje van 't hotel,
Zou passen op de poppen.
De zon scheen heerlijk op ons haar,
De wind blies om jo ooren,
En overal, waar je maar ging,
Kon je de zee nog hooren.
Dat is zoo heerlijk aan het strand:
Als je maar heel goed luistert,
Dan is het net, alsof de zee
Je een verhaal influistert
Welke zijn de 8 fouten in dit plaatje? (Nadruk verboden).
„Flip ga je mee?"
„Ja. Heb je je lucifersdoosje bij je?"
„Ja. Ik heb ook een garenklos bij me".
Samen liepen Flip en Dik het kleine stukje
weg af naar het bos.
Op school hadden ze het al over meikevers
gehad en nu wilden zij de eersten zijn nu zo n
diertje met een draadje jaren om zijn pootjes,
aan hun vrienden te tonen.
Spoedig waren ze nu in het bos aangekomen
en beiden keken ze goed uit.
Plotseling rukte Dik z'n pet van z'n hoofd
en smeet die op de grond. Samen raapten ze
toen tegelijk met de pet de meikever op.
Flip hield hem nu vast en Dik bond het
draadje om z'n pootjes vast.
Maar hij deed het te hard en zo hield hij met
het draadje de pootjes van het beestje over.
„Hindert niet", zei Flip, „Meikevers genoeg
hoor".
Bij de derde lukte het hen eerst het diertje
in het lucifersdoosfi 'te stoppen.
„Wat zullen ze op school kijken zeg", zei
Dik.
„Nou, wij zijn vast de eersten jó die er één
heeft. Maar pas op dat de meester het niet ziet
hoor, anders zitten er een bende strafsommen
•I
op
„Komt in orde".
Thuisgekomen liet Dik per ongeluk z'n doosje
op tafel staan om iets uit de kast te halen.
Toen hij zich weer omkeerde zag hij zijn moe
der met het geopende doosje in haar hand b(
de tafel staan.
„Dat had ik nu toch niet van ja verwacht
m'n jongen", zei ze zacht.
„Is dat nu zo erg? Ze voelen er niets van".
„Jawel Dik. Ze voelen het net zo goed als
.jij. Wist je dat niet?"
„Nee".
„Het is zo. Hoeveel heb je er voor nodig ge
had om het zo ver te krijgen?"
„Drie".
„Het gebeurt niet weer hi Dik. Hoe zou jij
het vinden als je door een of snderen reus je
benen werden uitgerukt, want dat is het toch
eijenlijk voor zo'n beestje. Beloof je me dat
het niet weer voorkomt?"
„Ja. Vast niet. Ik zal het tenminste niet weer
doen. Ik ga nu even naar Flip toe om het hem
te zeggen".
„Heb je het met Flip samen gedaan?"
„Ja
„Ga dan maar even. Dag Dik".
„Dik liep de dorpsstraat af en was weldra in
de smidse aangekomen.
„Is Flip er?" vroeg hij aan Piet, de knecht.
„Ja. Achter denk ik".
Dik liep door naar achteren en vond daar
Flip.
Deze begon eerst tegen hem uit te varen
over zijn stommiteit om het doosje op tafel te
lat-n liggen, maar toen Dik hem alles verteld
had, gaf hij ook toe.
En Dik en Flip hebben het nooit weer ge
daan.
DORA.
Vannacht droomd' ik van kersen
'k Deed mij er aan te goed.
Nee maar, zooals die kersen
Mij smaakten lekker zoet!
'k Stond midden in een boomgaard;
De kersen hingen laag.
En toen de boer vroeg: Wil je?
Zei ik onmidd'lijk; Graag!
Ik plukte en ik plukte,
Ik stak ze m mijn mond
En zorgde, dat 'k niet eentje
Liet vallen op den grond.
Nu nog mijn zakken vullen!
Die waren weldra vol.
Ik zou de klas trakteeren;
Op kersen is elk dol.
Maar juist, toen ik naar huk wou,
Gaf ik op eens een gil.
Weg waren alle kersen!,..
Van schrik werd 'kheclemaal stil.
Dat ik zooiets kon droomen,
Had 'k stellig nooit gedacht,
Maar liever zou ik willen
Dat 'k even had gewacht
Met wakker worden: dat ik
Eerst thuisgekomen was.
Want n u kon 'k niet trakteeren
De jongens van mijn klas!
C. E. DE LILLE HOGERWAARD,
(Nadruk verboden.
°p: 8, 9, 16, 17, 18, 19, 23, 29
4QW' 8 #ch' °P; 27, 28, 32, 36, 41, 45, 48,
Wit speelt
1. 27-22
2. 48-43
3. 49—44
4. 45 :2l
5. 41—37
1- 18 :38
2. 23 32
3. 38 40
4. 16 27
5. 32 41
6. 36 47 en wint op tempo.
Ter oplossing Van deze week:
Probleem 1392 van W. Stroo
te Haarlem.
Zw. 11 sch. op: 7, 9,10,12, 13,14,17, 18,
20,24, 30.
W. i 1 sch. op: 23, 26, 27, 28, 29, 32, 33,
36, 37, 39, 43.
In onze volgende rubriek geven wij de op
lossing van dit mooie probleem.
Oploossingen der raadsels
uit 't vorige nnmmer.
Voor grooteren.
1. Klaproos. Sok, loos, kar, paars,
kaas.
2. Dit boek is uit het Russisch. Heeft
Jan Rab er de Engelsche vertaling
van? (Aberdeen).
Neem dat kussen weg; ik ben bang
er straks over te val'en. (Angers)
Ik zou in donker tegen n aanloopen!
(Genna).
Het water is nu heerlijk. Ik zwem
den laatsten tijd eiken dag.
(Emden).
3. Sneeuw, klok, je; sneeuwklokje.
4. Roerdomp, pelikaan, albatros, giete-
ling.
Voor kleineren.
1. Trommelslagers.
2 Matrozen.
3. Wang Willemstad,
g i r
kalf
zool
keet
Emma
stam
eten
haas
handt
4. Een zaag en een vork.
OM OP TE LOSSEN.
In 't groote honden-zwembad,
Daar gaat het lustig toe.
De honden zwemmen, duiken
En worden niet gauw moe.
Moor springt plots met een vaartje
Het frissche water in.
Dat is met 't warme weertje
Juist iets naar Moortje's zin!
Daar zwemmen om het hardst, kijkt
Hek en Azor, zijn vrind,
Ik ben toch heel nieuwsgierig,
Wie van de twee het wint!
Caro, de oude badknecht,
Heeft heusch zijn handen vol.
Geloof maar, dat in 't zwembad
Slechts hij het vindt niet dol!
Maar als op eens de bel gaat,
Dan is het sluitings-uur.
Komt allen vlug uit 't watert
Wie 'tniet doet, wel dien stuur
Ik één-twee-drie! naar huis toe
En van het zwembad af!
Zegt nu Caro, de badknecht,
Want dat 's de grootste straf!