HOLLAND's STEDENSCHOON IN PRAAT EN PRENT. üJ UIT HET PARLEMENTAIRE LEVEN. a g§ mi Ha 1 ik llEFDE EK POLITIEK >l| JL~ m ^fchaakcsi&eUk m m Wf WMi h HeuitleUM Jacob van Lennep als kamerlid. ii. I A X R i mé A k Sé I 10) TEKST EN TEEKENINGEN VAN LEO ZELDENRUST. OUD-AMSTERDAM X STRAAT ft* 4 AMSTERDAM. Een geheel ander gedeelte van Amster dam. niet minder interessant is de „Jor daan!", gelegen tusschen Brouwersgracht, Raamstraat, Lijixbaansgrachit en Prinsen gracht. Over de oorsprong van den naam is men het nog niet eens. Volgens sommigen is het een verbaste ring van het woord Jardin. Reeds voor en vooral na de herroeping van het Edict van Nairtes (1685) werd aan tal van refugiés, de afschuwelijke vervol ging ontkomen, vooral in Amsterdam een goede ontvangst bereid, waardoor deze vreemdelingen zich daar ter stede vestigden, in het bijzonder in gemeld stadskwartier, waar een tuin in de Elandstraat hun een ge legenheid tot geregelde samenkomst bood. Nog omstreeks 1860 bestond daar die Fransche tain. Het volk zoo de naam Jardin gehoord1 en uitgesproken hebben als Jordaan. Volgens anderen zou hij oorspronkelijk Jordictie, een verbastering van Jurisdictie of rechtsgebied zijn geweest. Deze en nog tal van anderen aanneme lijke en onaannemelijke veronderstellingen doen de ronde, maar den juisten oorsprong is men nog steeds zoekende. De Jordaan is een van de schilderachtig ste gedeelten van Amsterdam, niet alleen wat uiterlijk betreft, doch ook wat het we zen der bevolking aangaat. Nergens wellicht vindt men grooter saam- hcorigjieid* en medelijden met een behoeftig medenrensch, dan in dit stadsdeel. Is deze wijk thans een echte volksbuurt, in de 17e eeuw was zij dit geenszins. Tal van beroemde schilders kozen haar tot woonplaats voor korten of langeren tijd Onder hen treffen wij aan Rembraudt, Hob- bema, Karet Dujardin, Govert Flinck en tal van anderen. Bloeide Amsterdam rn de 17e eeuw in al Binnenplaatsje in de Wester straat (Jordaan) te Amsterdam. Ie opzichten, niet minder bloeide in die da gen de kwakzalverij. Werd soms na het afleggen van een proef, soms alleen na het betalen van 4 ponden 's jaars aan het chirurgijnsgilde, zoo iemand op het menschdom losgelaten, dan haastte deze zich ovesal borden aan te slaan, waar op zijn kennis en groote verdiensten werden aangekondigd en hechtte aanplakbiljetten aan deuren en muren om klanten te trekken. Eigenaardig is het aanplakbiljet van den oogmeester Johannes van Duren: „Alszoo den wijtberoemden, komstijcken en de ervaren oculist ofte ogenmeester Jo- hannis van Duyren, gheboortich van Ham- borgh lange jaren gewoont hebbende in A' dam, nu in den Haege woonachtigh is, heeft deselve niet konnen naerlaten uyt louter lieff- de ende genegenheyt, die hij synen naeste is toedragende, sulcks aen alle Heeren coopluy- den, borgers ende huysluyden bekent te maecken, ende dat hen wederom tot dienste van deselve sijn konst, omme de blinde sien- de te maecken, ende andere gebrecken te hel pen, meent in het werck te stellen, te meer dewijle hij daertoe door veele doctoren is aangemaent. Hij geeft genesen en weet te genesen veelerlei soorten van blintheit, 't sij van vliesen, schillen, peerlen ofte pocken op de ogen ofte andersintz door eenige car- tarren ofte sinckingen veroorzaakte. Tis seacker, dat iemant hem in de konst mach gelijck sijn, maer sijn meester sal in de weerelt niet gevonden worden! Want hij geneest de blintheit seer subtyl, sonder eeni ge instrumenten ofte scharpe medicijnen te gebruiken; die hij onderhanden krijgt, sul len in ses dagen merckelijck beterschap vin den. Ook geneest deese meester roode, vijzige ende lopende ogen, en het donkere scheme rende gesight verclairt hij op staende voet, gelijck de sonne de aertbodem verklaart, soo- öat ghij sult komen sien perfect te lesen sonder bril eer ghij van hem gaet. Tot bewijs van sulx heeft hij ettestatie van de Ed. Gr. Achtb. Heeren Burgemeesters en Regeerders van Amsterdam, dat hij diver- sche personen aldaer heeft geholpen, die lange jaeren blindt geweest sijn ende onder andere eenige, die blindt sijn gheboren. Daerom alle, die met blintheit geslagen sijn, die neme hun tijdt weer ende gaen bij de gemelte J. V. D. hetzij kinderen, die door de pockyens ofte termijntgen blindt sijn ge worden, ofte oude personen, 't sij wat blindt- heit zij hebben. Waer is sijns gelijck te vin den in gantz Nedsrtandt, die sulck een op rechte ervarentheyt heeft voor sooveel soor ten van Windt heit, want soo haest ghij bij hem compt sal hij u tnvstont seggen off ghij te helpen bent of niet, opdat ghij geen ver loren coste doet. Ende fa dien ghij te helpen sijt sal hij u voor een geringe prijs genesen. Oock geneest dese meeafer seer konstlich die met dooffheit gequelt saiin. Item de wa- tersuchtigen, al waeren se scVioon twintich a dertich jaeren daermee gequesJt geweest, en ghij van andere meesters verlasten, want soo sal hij u soo fris ende gesondt jpiaecken, als een jongh geboren kindt. Jae, hij geneest de watersuchfii&e sonder deselve te sien oft te hooren spreea:en Voorts geneest hij veeldernande andere gebreecken ende swaere accidenten, die om redenen hier niet gestelt worden. Daarom can een ieder, die van Goiit de Heer met eenige swaricheit is besocht bij hem komen ende sijn occident hem voorstel len. Hij houdt doctoor ende chirurgijn binnt'n sijn huys om een ieder met respect te holpet' ende des te beter t' accomoderen. Sijn huys is seer lequam ende heeft veel brave vertrecken, omme de pacienten, die van andere plaetse om hulp bij hen komen te logieren. Die desen oculist van node heeft, die vindt hem van 's morgens ten seven uyre ten maer- middaghs ten eenen in huys, doch soo iemant waere, die in den dagh niet en konden wach ten hij hem te komen, die vindt hem 's avonds van ses tot tien uyren altijd thuys. Bie sijn biljetten heeft verloren, canse inde herberge van Jan Barentsz tot Amsterdam, vooraen op de Nieuwendijk bij den Dam, daert witte hoeffiser uythanght wederom be komen. Zoo heeft de oude Amstelstad, zoowel in- als uitwendig, nog tallooze geestige en in teressante zaken, die ondanks alle moderne nieuwe-zakeiijkheid hunne charme behouden, ja er eigenlijk nog bij winnen! (Wordt vervolgd). zelfs voor de heiligste roerselen en dïfr lijkste worstelingen des openbaren levei niets dan een grijnslach heeft, is van Lenru altijd geweest „der Geist der stets verneint en zal dit wijl het geworteld is in zijn natuur altijd blijven". LIV. In 1856 werd Jacob van Lennep bij de stemming in Steenwijk niet herkozen. Het district, dat, gelijk we reeds aantee- kenden, liberaal was geweest, doch in '53 onder de beroeringen der Aprilbeweging conservatief had gekozen, vond zichzelf terug en werd weer, zij het voor zeer kort, libe raal. Het koos mr. A. J. Duymaer van Twist, dien het ook in '51 al afgevaardigd had, doch die toen tot gouverneur-generaal van Indië werd benoemd. Bovendien zal de campagne tegen van Lennep ook haar uit werking wel niet hebben gemist. „Ik ben" schreef de gevallen van Len nep aan een vriend „er zeer kalm onder en troost mij gemakkelijk over dat wondje aan mijn ijdelheid toegebracht met de ge dachte, dat ik nu de droogheden en verveling der zittingen niet meer heb te verduren". Heelemaal oprecht was dit echter niet, want zijn biograaf vestigt terecht de aan dacht op een andere uitlating, n.1. in een brief aan prof. van Assen te Leiden, waarin van Lennep (wien blijkbaar een candidatuur in Leiden, waar opnieuw gestemd moest worden, in uitzicht was gesteld) schrijft, dat 't hem een eer zou zijn, om „het venster (Steenwijk) uitgeworpen, royaal door de deur (Leyden) terug te komen". De candida tuur in Leiden ging niet door. De School meester (de dichter Gerrit Jac. v. d. Linde) schreef in zijn bekenden stijl eenige troost- regels aan van Lennep. Echter: daar kwam plotseling Steenwijk weer open, want Duymaer van Twist be dankte voor de benoeming. Toen kwamen de conservatieven met een candidaat, wiens naam in het district blijk baar een goeden k'ank had, fhr. M. Storm van 's-Gravenzande, die in Deventer was ge vallen. Andere conservatieven stelden van Lennep, doch deze bood aan, zich terug te trekken, welk aanbod Storm gaarne accep teerde. Hij werd gekozen, en heeft het district nog 23 jaar lang vertegenwoordigd. Van '86 *88 en van 1901 is Steenwijk nog libe raal geweest (J. R. Meesters) maar overigens bleef het altijd rechts. In laatstgenoemd jaar vaardigde het wederom, tot aan de in voering der evenredige verkiezingen, een anti-revolutionnair, dèn heer Duymaer van Twist af; onzen tegenwoordigen generaal.... Jacob van Lennep is nog eenmaal candi daat voor een Kamer-zetel geweest, namelijk in 1859 te Amsterdam. Het aantal afgevaar digden hield toen nog verband met de sterk te der bevolking en zoo moest Amsterdam er in '59 een lid bijkiezen. De conservatieven stelden van Lennep, de liberalen mr. C. van Heukelom (schoonvader van prof. mr. H. P G. Quack) en de toenmalige kiesvereeniging „De Grondwet" moest toen uitmaken, welke van deze beide candidaten zij bij de kiezers zou aanbevelen. Van Heukelom won het, hij kreeg in de ledenvergadering 54 stemmen en van Lennep 46. Intusschen had het liberale Kamerlid mr. J. Heemskerk Bzn., (niet te verwarren met J. Heemskerk Azn., den late- ren minister en vader van mr. Theodoor) in de Amsterdamsche Courant een krachtige aanbeveling ten gunste van Jacob van Len nep doen opnemen, ofschoon hij haar niet on- derteekende. Genoemde courant, die nu niet meer be staat, verdedigde de candidatuur-van Len nep; het Handelsblad koos voor de candi datuur-van Heukelom, die in handelskringen een zeer bekende persoonlijkheid was. „Door het stuk van Heemskerk" schreef van Lennep aan zijn zoon „ben ik gerecht vaardigd van den indertijd op mij geworpen blaam, als had ik nooit anders dan knollen verkocht in de Kamer". Bij de stemming kreeg van Heukelom 616 stemmen, van Lennep 57£, de anti-revolution nair dr. A. Vrolik, de oud-minister van finan ciën, 283. Zou van Lennep laatstgenoemd stemmen-aantal er bij krijgen? Het werd vrij algemeen verwacht. Doch daar verscheen eensklaps een anonytn pamflet in druk, dat den kiezers zeer ernstig aanraadde, niet op van Lennep te stemmen. Het droeg tot op schrift: „Amsterdam en mr. J. van Lennep" en het schreef: „Van Lennep als afgevaar digde der Hoofdstad te zien optreden, komt mij voor zulk een oneere en zulk een gevaar voor Amsterdam te zijn, dat ik niet mag na laten, daartegen cp te komen". Het vroeg: „In welke rigting van zijn openbaar leven heeft van Lennep getoond een man van be ginselen en consciëntie te zijn?" en het ant woordde „Als Dichter en Letterkundige anderer eigendom plunderend of roovend; als ge schiedschrijver met kinder-baldadigheid uit jouwend, wat hij zelf als de glorie van Ne derland op het voetstuk had gesteld; als Staatsman tevens den Chronykberijmer die, In dezen, stellig onbillijken en zeer per soonlijken, trant ging het door, tegen van Lennep, en vóór van Heukelom, en aan het eind verklaarde de anonymus, wiens hou ding wij waarlijk niet kunnen bewonderen, dat hij zich dadelijk bekend zou maken, zoo dra iemand zou bewijzen dat hij overdreven had. Maar hij maakte zich niet bekend. Ver schillenden sommeerden hem er toe. Zelfs per advertentie. Vruchteloos. Hij publiceer de, weer onder pseudoniem, alleen nog een ingezonden stuk in het Handelsblad. Zeer langen tijd is onbekend gebleven, wie de schrijver was, tot van Lenneps biograaf in 1909 den naam publiceerde en meedeelde, dat hij door „een toevallige omstandigheid" had ontdekt, dat het pamflet in 1859 geschre ven werd door dr. J. P. Heije, redacteur van De Gids en bekend als dichter van kinder verzen. Men neemt aan, dat hij een wrok had tegen Van Lennep. Intusschen ziet men hier uit, dat het ook vroeger niet alles rozengeur en maneschijn was bij de verkiezingen. Bij de herstemming moest van Lennep het afleggen; er werden 2088 stemmen uitge bracht waarvan van Heukelom er 244 meer krei?g dan van Lennep. De verslagen literator troostte zich met deze, vermoedelijk wel wat él te stoute over weging in een brief aan een vriend: „Afte fatsoenlijke lieden van alle partijen hebben voor mij gestemd, tot zelfs de eigc i familie yan van Heukelom toe; ik ondervond algemeene deelneming en hij is er ingewerkt door een prachtige coalitie van Vrijzinnigen, Joden en Katholieken. De Paters zijn de laatste dagen rondgegaan; er is niet weinig gekuipt. 1) Wat den schotschrijver betreft, hij zal niet licht te ontdekken zijn: doch Schuymer blijft nasporingen doen. Als de man al de stokslagen en karawatschen krijgt die hem al beloofd zijn, beklaag ik hem; want Hartsen en zelfs onze bedaarde Mau- rits verklaren zvch bereid hem af te ranse len en er een karrektioneele vervolging aan te wagen". Doch zooals gezegd eerst veel later werd „de schotschrijver" ontdekt. Jacob van Lennep heeft daarna op het slappe koord der politiek niets meer ver richt. Op 25 Augustus 1868 is hij gestorven. D. HANS. 1) Van Lennep was vrijmetselaar. PROBLEEM! 557, Hans Voigt te Vïelstedt. 8 fP v 7 m mm 6 5 Wp 4 3 /J vK, 2 1 m a b c d e i t h Tweezet Oplossing 1. Lal! Elko zet van zwart wordt gevolgd door niat. De pionnen zijn om de duals Dg2 en Db7 te verhinderen. EINDSPEL 9*7, T. Repp. 8 V a 7 6 •'ii i 5 '/WA iP/- iÉI 4 J 2 //M 1 - abcdeigh J. Schwarzbach. Kan zivart Pe2 nemen? Neen! Dan vo'gt 1. De2? 2. DaSf Ke8 3. Tb7 Ld7 4. Td7! (Kd7 (iets beter is Dflf) 5. Tf7f Kc8 6. Dh3f Kb8 7. Db3f Kc8 8. Db7f Kd8 9. Dd7 mat. - door WILLIAM LE QUEUX. „Het spijt mij te moeten zeggen, dat ik zeer weinig belang in prins Albert stel", antwoordde zij op nederigeu toon. Zij was moedig, doch de macht, die in deze oude muren huisde, maakte haar verlegen. Er vertoonden zich rimpels op het voor hoofd van den keizer, maar hij bleef vrien delijk. „Gij zijl jong en misschien beseft gij niet volkomen de verplichtingen, die op u rus ten. Wij allen van koninklijken bloede moe ten maar al te dikwijls onze persoonlijke neigingen op zijde zetten. Wij kunnen niet trouwen met de vrouw of man onzer keuze; wij moeten bij het aangaan van een huwe lijk alleen rekening houden met de belan gen van het rijk". Zij boog het hoofd. Zij begreep dat zij dezen ouden, machtigen monarch te vriend moest houden en daarom antwoordde zij op zeer diplomatieke wijze. Hij was een oude rot en zij was, om zoo te zeggen, nog een beginneling, maar zij zou hem aan het lijn tje houden om tijd te winnen. „Fk zal ernstig nadenken over hetgeen uwe majesteit heeft gezegd. Wij zijn zulk een bescheiden koninklijke familie, dat ik niet gedacht had, dat onze huiselijke aan gelegenheden van eeuig belang konden zijn voor de Europeesche politiek. Ik bemerk nu echter dat dit wel degelijk het geval is en daarom zal ik over een huwelijk met prins Albert ernstig nadenken". De keizer lachte goedaardig. Zij had hem geheel overrompeld. In zijn zelfgenoeg zaamheid verbeeldde hij zich een volgzame jonge vrouw voor zich te zien, die geheel bereid was cm aan zijn keizerlijken wil te gehoorzamen om op zijn verzoek een man te trouwen, aan wien zij het land had. Hij vroeg daarna naar het leven in Va- nina en naar de gezondheid van koning Nicolaas. Bezwaarden hem de staatszor gen? Op al deze vragen gaf de prinses ant woord. Het verbaasde haar dat Frans Jozef zoo vriendelijk over haar vader sprak. Uit goede bronnen wist zij, dat hij eerder een vijand was dan een vriend. In het gesprek dat verder volgde, maakte de keizer een fout, die zijn jeugdige bezoek ster niet ontging. Hij sprak van den Sla- vonischen oud-minister van Buitenlandsche Zaken, een zekere Loukoff, als „mijn goede vriend". De prinses vergat een oogenblik haar zelfbeheersching. „Loukoff was een volsla gen verrader, uwe majesteit. Zijn verraad werd bewezen, maar hij was zoo handig om te ontsnappen voor men hem openlijk kon aanklagen Franz Jozef haastte zich om duidelijk te maken wat hij bedoelde. „Natuurlijk, natuurlijk, mijn lieve Zita. Ik dacht aan hem, toen hij nog een eerlijk dienaar van uw vader was. Ik had die on aangename episode vergeten. Die schurk heeft uw vader schandelijk bedrogen!" De prinses toonde zich wederom bemin nelijk. -Die ongelukkige opmerking had een schaduw geworpen over het onderhoud. Zij had het masker een oogenblik zien vallen. Loukoff, de verrader, was nog steeds „in de keizerlijke oogen een goed vriend". Zij namen op vriendschappelijke wijze afscheid. „En u zult gunstig over prins Albert den ken, mijn lief kind. Laat uw vader onze bondgenoot zijn en zich niet werpen in de armen van Engeland. Laat het mij weten als gij verloofd zijt. Ik zal u mijn zegen en een mooi cadeau zenden". Zij trok zich eerbiedig terug en ging naar de gravin m de wachtkamer. Zij verbaasde zich er over, dat een man, die aan den rand van het graf stond, zich nog kon bezig houden met zulke ellendige intriges, nog het vermogen had om samen te spannen tegen zijn mede-inonarchen. „Ga mee naar het Prater", fluisterde zij tot de gravin. „De atmosfeer van een Oos- tenrijksch hof is verstikkend". „Uitstekend, mijnheer Danecourt zal ons wel een dosis goede Engelsche zuurstof in blazen". De prinses glimlachte. Zij had gevoel voor humor en Nada kon soms zulke grappige dingen zeggen. „O, die vreeselijke keizer. Hij sprak van Loukoff als zijn „goede vriend" en trachtte toen daarover heen te spreken", riep zij ver ontwaardigd uit. Zij wandelden naar het Prater, waar de jonge Engelschman hen opwachtte Zij von den een afgelegen plekje, en zetten zich op een bank neer. Na korten tijd stond de gravin op om een eindje rond te wandelen. Alleen gelaten, werd hun gesprek meer intiem. Zij vertelde van haar onderhoud met den keizer. „Prinses, ik heb u iets mede te deelen. Ik ontving een brief van Paul Loven: u zult zich herinneren, dat u hem in Vanina ont moette". „Ja, dat herinner ik mij. Hij was een goe de kennis van Salcedo". „Juist. Hij is nu in Londen en hij schrijft mij, dat hij van den geheimzinnigen moord in Hotel Majestic heeft gehoord. Flij had Sal cedo eenige dagen voor zijn dood in Parijs ontmoet. Salcedo had hem verteld dat hij belangrijke stukken bij zich had, die hij mij moest afgeven voor ons ministerie van Bui tenlandsche zaken". „Die papieren zijn nu ongetwijfeld in het bezit van de moordenares?" „Daarvan hen ik niet zeker", zeide Dane court. „Salcecto wist blijkbaar dat hij ge volgd werd. EXaarom heeft hij die stukken zeker niet meegenomen naar zijn kamer. Daar zij niet in het hotel werden gevonden, kan de gevolgtrekking gemaakt worden, dat hij ze ergens anders in veiligheid bracht' „En zullen wij coit hooren, waar?" Gerald haalde de schouders op. „Op het oogenblik' heb ik daarop niet veel hoop. Maar Loven is de man die het sjxior zal kunnen vinden. Ik denk er over om ver lof te nemen om dat met hem te gaan be spreken. Hij deelde mij nog iets anders me de. Loukoff is in Londen en geeft zich daar uit voor een Franschman". Zij spraken nog eenigen tijd over dat on derwerp. Toen vlogen de gedachten van de prinses terug naar haar onderhoud met Frans Jozef. „Waarom stelt de keizer zooveel belang in mijn particuliere zaken? Waarom is hij zoo verlangend naar een huwelijk van mij f niet prins Albert?" (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1935 | | pagina 10