i
i
11
B
m
W.
QamcuBciek
1
'1
M
DE LAATSTE LES VAN LANGELOT
\V4tK.3'8'12'13'aiM8'
35"37 38'
KLEUR- EN KNIPPLAAT
HET BOOTJE
K j Tdl'i) 3. Tc8f Kb5 4. Pd6 en 5.
Stand.
Wat Jantje in de wolken zag
Twee poesjes.
Het verlaten schoolgebouw
Raadselhoekie
OPLOSSINGEN DER RAADSELS
UIT 'T VORIGE NUMMER.
Voor grooteren.
Voor kleineren.
OM OP TE LOSSEN.
Voor grooteren.
xxxxxxxxx
X
Voor kleineren.
EINDSPEL 911,
Kubbel.
ZÉ'.
rw
y/"#/
V/fy/
Wam
n
r/V'
a
b
C
d
e
i
h
ca
wjw sD^^lt cn wiiJf-
Jp^f Kc4 2. Td8 (2. Td4f? Kd4 3. Pd2
Xa8 ma,'I((j5 4. pc3f dc3 5. Td8 en wint.
t Kd3 4. Pf2 en wint.
n. Vo'lRende partij is uit het Meester-
tournooi te Hargateop 1 Mei 1936 (over-
Scapablanca. Zwart: Milner—Barry.
Wl Spaansche partij.
PB
3- Lbo a6
4. La4 1 f;
5 o-0 Lc5
Dr Aljechine vindt dat deze Moller-
verdediging meer aandaofct verdient dan
tot nog toe. De heer Becker, redacteur
edr W S., blijft echter aan haar waarde
^^3?' Na 6. Pe5 Pe5 7. d4 Pe4
of na 6. d3 d6 heeft
zwart niets te vreezen.
o La7
0
7. d4
u Tel De natuurlijke zet is
8. De2 f51 Maar de
tekstzet ie beter!
t, f5 Gedwongen. Na 8.
d5? volgt 9. Pe5
met pionwinst.
9. Pbd2! Een eenvoudige krach
tige zet.
Geenszins te verachten is 9. Te4 fe4
10. Lgó! Pe7 11. Pe5 0—0 12. Pd2 dó 13.
Pe4' met de volgende mogelijkheden:
I. 13de4 14. Db3f! Kh8 15. Pf7
Tf7 16. Df7 met terugwinenn van 't ge
offerde materiaal en pionw inst
I». 13.Le6 14. Pg3 h6? 15. Le7 De7
16 Pg6 Df6 17. Pf8 T18 18. Dd2 c5 19. T 11
Wit heeft de kwaliteit teruggewonnen
en een gezonde pluspion die de w inst
b'acht in de partij Sergeant Milner
Barry.
111. 13Lf5 14. Pg3 Dd6 (of h6!)
15. Df3! Le2? (beter Le6 16. Dh5) 16. Le7
De5 (of Tf3 17. Ld6 enz.) 17. Lf8 Tf8
18. Df8f Kf8 19. deó La4 20. b3 w eer met
voordeel voor wit (Sergeant—Hunnam
Hastings 1932/'33)
9. 0-0 Na 9Pd2 10.
Ld2! e4 komt zonder
kwaliteitsoffer 11. Lg5
Pe7 12. Pe5 enz. dus
als vooraangegeven
variant.
!G. Pe4 fe4
1 Lgó De8
12. Te4 d6
13. deó Dg6? 't Eenige moge
lijke tegenspel geeft
13Lfó (14. Tel
Dh5 naast eventueel
ti T»i Lg4)
"4. Hiermee behoudt Wit
zijn plus-pion met aan
val. Fout zou zijn 14
deó? 15. Tf8 Kf8
16. Lcö Dc6 17. Dd8t
De8 18. Le7 Kf7 19.
Peóf- Ook fout 14.
Pe5? 15. Pe5 Dg5
16 Ddó en wint.
Tf4
15. Lf4 Lg4
16. Db3f Df7 Na 16Kh8? 17. Db7!
Tb8 lb. Dc6 en alles is
17 D gedekt
J7- Pgp! Db3
Lb3f Opgegeven,
wee of drie pionnen kan men Capa-
b nca niet voorgeven. Na 18Kf8 19.
«ob enz.
Aan de Dammers!
In onze vorige rubriek gaven wij ter
oplossing probleem 1395.
^Zw. 13 Sch. op: 3, 4, 7, 10. 12/16, 19. 24,
42^ 1?oSch- °P; 25> 27> 30- 32, 37/40,
43, 48, 49.
Oplossing.
Wit maakt den volgenden damslag:
1- 37-31 1. 24:22
27 20 2. 26 28
3- 42-37 3. 15 24
4- 38—33 4. 28 39 of 29 38
5- 43: 5!
Combinaties.
Ifl de volgende positie:
wrn
V77%Y/
W?/
m
vy/yyy/!>
w
PÜ
■mm
W
1)6611 wit als volgt:
1. 27-22
2. 37-31
3. 47—41
4. 46—41
5- 28—22
6- 32-28
7- 38:27
8. 43-38
9. 40: 7
10. 35: 2!
lc?zaam V<>lgende Practisch« slagzet is
1. 18:27
2. 27:36
3. 36:47
4. 47:36
5. 36:18
6. 23:32
7. 18:48
8. 48:34
9. 2:11
23?26 29SCh' °P: 3' 5' 6' 8' 9' 11/16,18, 19'
W 16 sch. op: 25, 27, 28, 31, 32, 35, 36,
Wit speelt hier:
Witt speelt hier:
1. 39-33 1. 2fi;37
2- 33:24 2. lf:30
3. 28 10 Nu heeft zwart de keus tus-
schen 37 28, 5 14 of 15 4.
'4 maakt den slag voor wit een
schijf goedkooper, en de beide andere
veranderen aan de situatie niets.
3. 37:28
4. 35 24 4. 5 14
5. 27—21 5. 16:27
6. 25—20 6. 14 25
7. 24-19 7. 13:24
8. 38—32 8. 27:38
9. 42: 2!
Ter oplossing voor deze week:
Probleem 1396 van M. Fabre (Fr.)
Zw. 7 sch. op: 14, 17, 19, 22, 25, 26, 35 en
dam op 48.
W. 6 sch. op: 28, 34, 39, 41, 44, 46 en
dam op 47.
Wit speelt en wint. Een probleem met
eer.ige fraaie varianten.
In onze volgende rubriek geven wij de
op'ossing.
door
C. E. DE LH.LE HOGERWAARD.
Moeder, kijk eens! In de wolken
Zie 'k een grooten hondenkop!
En daar ginds zijn witte bergen.
Ligt de sneeuw daar boven op?
Moeder, kijk eens! Zie ook schapen,
Maar er is geen herder bij,
Ook zijn het er lang zoo veel niet
Als vanmiddag op de hei!
Moeder, kijk eens! Daar zijn bloemen,
Een hortensia! Zeg 'k 't goed?
Soms is 't moeilijk om te weten,
Hoe een bloem juist heeten moet!
Moeder, kijk eensDaar komt rook net
Uit een schoorsteen. Zie je 't wel?
Ales ziet Jan in de wolken.
't Is voor hem een heerlijk spel!
Moeder, kijk eens! 'k Zie een bal uu!
(Wolken drijven juist voorbij!)
Ha, de maan schijnt! juicht dan
En klapt in de handen blij. [Jantje
Jantje, kijk eens! In je bedje
Ligt een jongetje heel zoet,
Dat nu eind'lijk eens gaat slapen
En zijn oogjes dicht al doet!
Wel te rusten, kleine Jantje,
Ga maar lekker slapen, vent!
En vergeet niet in je droomen,
Dat je Moeders liev'ling bent!
Wij hebben thuis twee poesjes!
Minet en kleine Moor.
Al zijn het echte bengels,
Toch zijn het schatjes, hoor!
Ze drinken uit één bakje
Wat smaakt die melk hun goed!
Het bakj' is klein, maar weet je,
Wat 't tweetal daarom doet?
Ze drinken om de beurten.
'k Zag, hoe Minet het vroeg,
Toen hij vond, klein Moortje
Had nu toch wel genoeg!
Hij duwde zacht zijn kopje
Eens tegen Moortje's kop
En werk'lijk! 't Kleine poesje
Hield nu met drinken op!
Zoo ging het vele malen.
En dronk Minetje weer,
Dan zag ik 'k moest toch lachen
Opnieuw steeds eiken keer!
Dat Moor Minet heel liefjes
Een poesenlikje gaf,
Alsof hij wilde zeggen:
Blijf er nu verder af!
En laat mij weer eens drinken!
Minetje deed 't dan gauw
Toen 't op was, zei het tweetal
Van dankbaarheid: Miauw!
(Nadruk verboden.) ANNIE O..
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Verlaten stond het schoolgebouw,
Wat zag het saai er uit!
Oeen kinderstem of blijde lach
Geen bloem zelfs voor de ruit!
Och, 't was dat oude schoolgebouw
Zoo droevig vaak te moe!
't Dacht: Waar zou 't jonge volkje zijn?
't Is vast naar buiten toe!
Daar loopt en fietst het vroolijk rond
Al hoor ik 't niet, het zingt
Daar heeft 't den heelen dag plezier,
Al zie ik 't niet, het springt!
Daar doet het nieuwe krachten op
Enkomt het weer terug,
Met bruine wangen van de zon,
Dan zegt het: 't ging toch vlug?
Vacantie is in een wipje om!
De tijd ging veel te gauw!
Mij niet! zoo fluistert heel, heel zacht
Het oude schoolgebouw.
'k Zal blij zijn, als het zóó ver is,
Weer ov'ral bloemen staan!
Tot zóólang moest ik eig'lijk maar
Een beetje slapen gaan
September!... Open gaat de deur!
Blij klinkt opnieuw gelach!
Het schoolgebouw ontwaakt en zegt:
Dit is mijn mooiste dag!
De mooiste dag van 't heele jaar!
Nu wordt weer alles goed,
Want saam beginnen w' onze taak
Met opgewekten moed!
(Nadruk verboden.)
1. Barneveld, Barend, nevel, Baarn,
brand.
Tante brak elk der groote koeken in
twee stukken. (kelk).
Er zijn al zes kinderen. Sommigen
hebben haast en gelukkig komen
ze nooit te laat. (stengel).
Wil je wel gelooven, dat ik laatst am
per genoeg aardbeien had?
(stamper).
Goed, dat Oom Hans te elfder ure nog
gewaarschuwd werd! (steel).
Hebben Jan en Greta Karei niet ge
zien? (tak).
3. Natte steenen.
4.
Dit kleurplaatje zullen wij eens even op
zetten, want Hans wil graag op Vleugelding
naar de stad rijden.
Eerst de beide plaatjes en het driehoekje
op dun, doorzichtig papier overtrekken. Ze
daarna op dun karton plakken. (Aan het
model behoeft niets gedaan te worden; dat
dient alleen maar om naar te kijken).
Dan de plaatjes kleuren. Kies zelf maar
aardige kleurtjes uit.
Vervolgens de plaatsjes en het driehoekje
uitknippen.
Dan het driehoekje op de stippellijn om
vouwen en het smalle reepje met een plak
middel tegen Vleugelding aan plakken.
Zet Hans nu op zijn staart. Geeft hera
een touwtje als leidsel in de hand en
zorg, dat Vleugelding niet zóó hard galop
peert, dat Hans een zandruiter wordt. Weet
je, wat dat is? (Nadruk verboden
w
A
N
G
A
D
E
N
N
E
R
O
G
N
O
E
1. Een vingerhoed.
2. Trom, pet; trompet.
3. Sterrekers.
4. L e c h Hoevelaken.
poot
berg
valk
geit
pols
scha
taks
peer
nota
1. Mijn geheel wordt met 8 letters ge
schreven en noemt een zeeheld.
4, 5, 3, 6 is een drank.
Een 1, 2, 4 is een deel van een vrucht.
4, 7, 8 is een metaal.
Een 1, 6, 8 is schrijfgereedschap.
2. Welke plaats in België treft men soms
aan Hollandsche (en ook andere!) hui
zen aan?
3. Kruisraadsel.
Op de beide kruisjeslijnen komt de
naam van een plaats in de provincie
Utrecht.
X
X
X
X
X
X
Op het spiegel-gladde water
Lag een boot, wit en blauw,
't Zag er uit, alsof 't wou vragen
z.ag er ui
Wil je
varen? Kom dan gauw!
En omdat het zulk mooi weer was,
En de kind'ren allen zoet,
Zeide Pappie: We gaan roeien,
Zeg eens Mammie, vind je 't goed? -
Vader op het middenbankje
Roeide krachtig, kalm en sterk.
Dick mocht Mammie helpen sturen,
Want dat is echt jongenswerk.
En de zusjes met haar beidjes
Zaten achter in de boot
Allen vonden 't varen heerlijk,
'k Weet niet, wie het meest genoot!
Zie, daar ginder in de verte,
Naderde een groote boot,
Die het water op deed spatten,
Tot het om de ooren spoot.
Maar nu stuurde heel voorzichtig
Mammie 't bootje naar den kant.
Tot de groote boot voorbij was,
Bleven ze vlak bij het land.
Daarna moest het bootje keeren,
Want nu moesten ze naar huis,
En ze kwamen opgetogen
Na dit mooie tochtje thuis.
PAULINE.
(Nadruk verboden.)
1 o rij een klinker.
2o rij een badplaats in Duitschland.
3o rij een vogel.
4o rij iemand, die dichtbij woont.
5o rij 't gevraagde woord.
6o rij een plaats in Noordholland.
7o rij een wapen.
8o rij een platte mand.
9o rij een medeklinker.
4. Voeg iets, dat dikwijls heel mooi en
fijn is, samen met een lichaamsdeel en
je krijgt een plaats, waar veel geschre
ven wordt.
1. Wie kan mij eens zeggen:
In welk vat de boer
Nimmer melk kan schenken? 1
't Is een heele toer
Om dat vlug te raden.
Denk daarom eens goed,
Wat voor (heel gewoon, hoor!)
Vat dat wezen moet
2. Verborgen dieren.
Meneer van Dam, u is een half uut te
laat!
Zijn dit dezelfde rozen als wij bestel
den?
Ik heb pijn in mijn knie en daarom kan
ik niet veel loopen.
Zijn de ouders van Pim arm, Otto?
Wij hebben Jaap al in geen dagen ge
zien.
3. Kind'ren kunnen wijs zijn.
Wijzer is, ja wat?
Altijd wijzer meen ik.
Zeg mij even dat!
4. Ladderraadsel.
Op de lo (bovenste) sport
een riviertje in ons land.
Op de 2o sport een roofdier.
Op de 3o sport een groene
plant.
Op de 4o sport een leestee-
ken.
Op de 5o sport een visch.
X
X
X
X
X
X
Op de 6o sport een frisschc
drank.
Op elke sport komt een woord van 5 let
ters en de middelste van deze letters vormen,
van boven naar beneden gelezen, den naam
van een jongen.
(Nadruk verboden.)
101. Jullie moet begrijpen, die boeken hadden in de studeer-
kamer altijd zoo n saai leventje gehad, 't Was geen wonder dat
ze van hun vrijheid gebruik maakten en ze vlogen onmiddellijk
het raam uit, de wijde wereld in.
102. Nu zat de dokter heelemaal te kijken, want nu kon hij
niets meer in de boeken nazien. Allereerst wilde hij nu groot-
moeder bij zich laten komen om haar te onderzoeken, maar op
hetzelfde oogenblik viel hij door een groot gat dat grootmoeder
in den grond had geknabbeld.