UIT HET PARLEMENTAIRE LEVEN. UIT BEWOGEN DAGEN. LV. D. HANS. VARIA UIT DE VOGELWERELDT bij ieder spel op elke drinkt 't heerlijkst tocht Hero Pèrl vocht fotOVKafa&t 11? fhuUtetoa flEFDE EN POLITIEK H| tueel gunstige uitwerking kan beroepen wanneer zij de Kamers verzoekt, deze achter af goed te ,:?uren. Nu staat daartegenover weliswaar het bezwaar, dat de ontevreden heid over de bezuinigingsmaatregelen zich ook te scherper zal uiten, naarmate deze zich reeds voor de desbetreffende kringen doet gevoelen. De leden van de Fransche Kamer laten zich nu eenmaal in sterker mate dan ergens anders leiden door verkiezingsover wegingen en zij hebben vaak directe beloften tegenover hun kiezers in te lossen, die hun boven het belang van het land in zijn geheel gaan. Een sterk staaltje hiervan hebben korten tijd geleden vele radicale afgevaardigden ge geven, die ondanks hun toezegging tot het steunen van het Ministerie-Bouisson hun stem aan de motie van vertrouwen onthielden, om zich hierop tegenover hun kiezers te kun nen beroepen. In hun verwachting, dat het Ministerie-Bouisson toch wel een voldoende meerderheid zou vinden, zijn zij destijds be drogen uitgekomen. Aan dergelijke onaange name verrassingen kan men, gezien deze mentaliteit van de Fransche Afgevaardigden, bij de hervatting van de Kamerzittingen ge makkelijk opnieuw blootstaan. De Parijsche beurs legt niettemin grooter vertrouwen in de toekomstige ontwikkeling aan den dag, door een koersverbetering van Fransche staats fondsen en door een hiermede gepaard gaan de vermindering van de belangstelling voor buitenlandsche aandeelen. Deze inkrimping van de Parijsche vraag naar fondsen als Koninklijke en Philips is in het koersverloop dezer fondsen ternauwer nood tot uiting gekomen, aangezien zij ge compenseerd werd door een herleving van de vraag voor binnenlandsche rekening, eener zij ds verband houdende met de wat flauwere houding van den gulden, anderzijds met den gunstigen invloed, dien de vaste stemmen der New-Yorksche beurs ook op de Amster- damsche fondsenmarkt uitoefent. De krach tige koersstijging van tal van Amerikaansche aandeelen moet den speculatie-lust wel aan wakkeren, temeer, omdat de berichten uit het bedrijfsleven in de Ver. Staten nog steeds op timistisch luiden. De automobielindustrie heeft nog altijd de leiding bij de verbetering, nadat in het eerste halfjaar van 1935 naar raming reeds 47 pCt. meer personenauto's en 30 pCt. meer vrachtauto's gefabriceerd werden dan in denzelfden tijd van het vorige jaar. De finan- cieele resultaten van de automobielmaat schappijen zijn dan ook alle belangrijk gun stiger dan in 1934. Evenals de Chrysler is ook de General Motors hierdoor in staat ge steld, haar dividend te verhoogen, en wel van 0.25 tot 0.50 per aandeel. General Motons hebben dientengevolge in de afgeloo- pen week in het middelpunt der speculatieve bedrijvigheid op de New-Yorksche beurs ge staan, en de noteering is in enkele dagen tijds van 38 tot 42 pCt. opgeloopen. Het krachtige koersherstel van dit fonds herinnert eraan, dat aandeelen General Mo tors ook de leiding hebben gehad bij de hausse-beweging, die in 1925 op de New- Yorksche beurs is ingezet en die tot in 1929 heft voortgeduurd. Van een noteering van 64 pCt. in 1925 was het fonds met sprongen omhoog gegaan, tot in 1929 een hoogste stand van circa 215 pCt. was bereikt. Hierop is echter een gestadigen teruggang gevolgd, met als diepste punt een noteering van 7 5/8 in 1932, waarop verschillende ups en downs volgden, In den loop van het vorige jaar werd een hoogste noteering van 42, een laagste van ruim 24 bereikt. Uit de opsom ming van dit koersverloop blijkt wel, dat men hierbij te doen heeft met een aandeel dat ja ren lang aan uiterst speculatieve koersbewe- gingen onderhevig is geweest welke vermoe delijk ook thans nog niet hun einde hebben gevonden. De aankondiging van het hierbo ven vermelde gewone kwartaalsdividend van 0.50 plus een extra dividend van 0.25, heeft echter tot gevolg, dat men thans vrij wel alleen oog heeft voor de kansen op ver dere koersstijging, die het aandeel biedt. Ook wat Amerikaansche spoorwegaan- deelen betreft ziet men thans meer naar de toekomst dan naar het verleden, dat nog heel wat minder houvast voor een koersstij ging biedt dan dat van industrieele aandee len. Blijkens de dezer dagen gepubliceerde cijfers hebben in de eerste vijf maanden van dit jaar slechts achttien Amerikaansche spoorwegmaatschappijen hun onkosten goed gemaakt, tegen 22 in denzelfden tijd van het vorige jaar. Voor de Union Pacific waren de resultaten in het eerste halfjaar van dien aard, dat men betwijfelde, of het gewone kwartaalsdividend van 1.50 zou kunnen worden gehandhaafd. In verband hiermede is dit fonds scherp in koers gedaald, maar in het algemeen konden de noteeringen van spoorwegaandeelen zich op het verhoogde kcerspeil goed handhaven, op de verwach ting, dat een verbetering van den algemeenen economischen toestand in den herfst zal lei den tot een toeneming van het vervoer der spoorwegen. Terwijl er op de Amerikaansche afdeeling der Afsterdamsche beurs nog al wat omging, is de handel in de locale afdeelingen binnen beperkte grenzen gebleven, en ook de koers fluctuaties waren niet van grooten omvang. Voor aandeelen Koninklijke en Philips' be droeg de koerswinst per saldo niet meer dan een vijftal percenten. Voor Koninklijke deed zich de gunstige invloed gevoelen van nieu we Amerikaansche plannen tot het instellen van een algemeene controle op de petroleum- nijverheid, nu de codes onwettig zijn ver klaard. Er zal een Federale Raad worden in gesteld, die toezicht op de petroleumproduc- tie zal houden, doch die geen dwingende voorschriften zal kunnen opleggen. De af zonderlijke staten zullen onderling verdra gen moeten sluiten met betrekking tot de re guleering der petroleumproductie, waarbij de Raad dan een bemiddelenden rol zal spe len. Af te wachten blijft, of aldus betere re sultaten zullen worden bereikt dan bij de tot dusverre van regeeringswege getroffen maatregelen. Aandeelen Unilever trokken een paar per cent in koers aan, doch kunstzijde-aandeelen lagen gedrukt in de markt. Hiervoor deed zich nog de nawerking gevoelen van de on bevredigende exportcijfers voor kunstzijde- garens in Juni, die zoowel wat hoeveelheid als wat waarde betreft een scherpe terug gang te zien hebben gegeven. Voor het eer ste halfjaar heeft de uitvoer van kunstzijde garens uit ons land 3689 ton bedragen ter waarde van 6.96 millioen, tegen 4225 ton ad 8.71 millioen in de overeenkomstige pe riode van het vorige jaar. De gemiddelde prijs per K.G. uitgevoerde garens bedroeg in Juni nog slechte 1.81 tegen 2 in de laatste maanden van 1934. De totale productie van kunstzijde in ons land wordt voor het eerste halfjaar geraamd op 4.5 millioen K.KG., tegen 5.7 millioen K.G. in dezelfde periode van 1934. Deze ont wikkeling is des te teleurstellender, omdat de productie van vrijwel alle andere, kunstzij- de-produceerende landen in vergelijking met het vorige jaar aanzienlijk is toegenomen. De totale wereldproductie is dan ook van 168.9 millioen K.G. in de eerste helft van 1934 tot 211.1 millioen K.G. in het eerste halfjaar 1935 gestegen. Japan kon zijn kunstzijde-productie bijna verdubbelen (van 22.7 tot 42.2 millioen KG,), maar ook de Ver. Staten geven een belangrijke stijging te zien (van 44.1 tot 59.4 millioen KG.) Onze kunstzijde-industrie blijft bij dezen vooruit gang dus wel sterk achter. Van cultuurwaarden onderscheidden ta- baksaandeel^i zich door een aanmerkelijke koersverbetering, ofschoon tot de a.s. herfst- inschrijvingen zich hiervoor weinig nieuwe gezichtspunten kunnen openen. Suikeraan- deelen werden slechte weinig beïnvloed door het bericht, dat de te Brussel gehouden ver gadering van den Internationalen Suiker- raad tot de conclusie is gekomen, dat het on mogelijk is, de in 1931 aangegane internatio nale overeenkomst, het z.g. „Chadbourne- plan", in zijn tegenwoordigen vorm te ver lengen of te vernieuwen. Wel werd besloten, om de Engelsche regeering in overweging te geven, zoo spoedig mogelijk een wereld-sui- cerconferentie bijeen te roepen, waartoe dan alle landen, die belang hebben bij het suiker- vraagstuk, zouden moeten worden uitgenoo digd. Het is echter nauwelijks te verwach ten, dat hiermede eenig resultaat kan wor den verkregen, nu de suikerproducenten zelf de mislukking van het internationale plan, waarvan aanvankelijk zulke groote verwach tingen waren gekoesterd, hebben moeten er kennen. Evenals bij vorige niet geslaagde re strictieplannen voor andere artikelen is ook ditmaal de mislukking voornamelijk te wijten aan het feit, dat er altijd productie-landen van hetd esbetreffende artikel buiten de re strictie-overeenkomst blijven, die dan profi- teeren van de beperking en de opofferingen, welke de restrictie-landen zich opleggen. In dit opzicht heeft het rubberestrictie-plan wel eenigen voorsprong, doordien de „outsiders" in de rubbercultuur slechts een zeer onder geschikte plaats innemen. In verband met het teleurstellende koers verloop van den*gulden moesten beleggings waarden weder een deel van de tevoren be haalde koerswinst prijs geven. Zoowel voor Nederlandsche als voor Ned.-Indische staats- bndsen was de stemming gedrukt en ook gemeente-leeningen liepen in koers terug. In pandbrieven staat de handel vrijwel geheel stil. Er was tijdelijk iets meer vraag naar de obligatiën der Hollandsche en Staatsspoor, maar later trad ook hier een nieuwe reactie in. De Belgische guldensleening, kon zich op het reeds sterk verlaagde kcerspeil hand haven. De conversieplannen schijnen thans op den achtergrond te zijn geraakt. Hieronder volgt een overzicht van het koersverloop: 4 pCt. Nederland 97 7 8, 95 3/4; 2% pCt. N.W.S. 70, 6814 3 pCt. Nederland 80, 78 4% pCt. Ned.-Indië 9695%; 4 pSt. Ned.-Indië 94 5/8, 92; 4 Vt pCt. Frankrijk 82 3/8, 831/4. 4 pCt. Amsterdam 91 92, 91 4 pCt. 's-Gravenhage 97, 95; 4% pCt. Rotterdam 93, 90; General Motors 2314, 25 5/8, 25%; Kennecott Copper 11 15/16, 1214; Kon. Petroleum 19014, 195, 194 Philips 25714, 264 1 ï4 Unilever 103, 106 3/8, 10514; Ned. Scheepvaart Unie 3514, 37, 36 3/4; Handelsver. Amsterdam 17614, 175, 17714, 176%; Deli Batavia Mij. 138, 143, 140; Deli Mij. 151, 156, 15414; Senembah 154 3ï4, 162, 158; Amsterdam-Rubber 109 3/4, 108 1/4 Oost-Java Rubber 12214, 117. De oude Heer van Karnebeek was een typische parlementaire figuur. Een man van stavast, een geweten zonder kreuk of rimpel, en met Roëll samen twee regenten-typen van oud-Hollandsche allure gaf hij vele jaren aan de oude Bisschopstad, die zij ver tegenwoordigden, luister en glorie. Van Karnebeek was een weiman van top tot teen. Een geestelijk-krachtige, representa tieve en rustige figuur. En toch: toch is hij de oorzaak geweest van één der felste en rumoerigste incidenten, die ik ooit in het parlement heb meegemaakt. Het was in de bewogen dagen van het kabinet-de Mèester. De politieke toestand was weinig stabiel. Goeman Borgesius had het kabinet gevormd, maar het verstandig gevonden om (naar Thorbecke's voorbeeld uit het jaar 1868) er zelf geen zitting in te nemen. De vrijzinnige concentratie had be zuiniging, ook militaire bezuiniging op het program gehad, maar toen de minister van Oorlog, generaal Staal, een oorspronkelijke, ietwat romantische figuur van groote wel sprekendheid, zijn eerste rede in de Kamer hield, in het najaar van 1905, nam hij tot niet weinig ontsteltenis van velen links met die militaire bezuiniging een loopje „Een kind in de wieg schreeuwt tegenwoordig om bezuiniging!" riep hij ietwat-schamper. De sociaal-democraten keken elkander aan of ze 't in hun sterkste kiesdistrict hoorden donderen. De vooruitstrevend-vrijzinnigen werden er uitermate verlegen onder. Hoe? Ging de generaal-minister nu dwars in tegen het program? Maar: in 't volgend jaar kwam de heer Staal met z'n bekende voorstel tot afschaffing van het blijvend gedeelte, dat zoo ontzaglijk veel ge rucht en strijd in het leven riep. Én dit gaf, in de laatste maand van het jaar 1906, aan leiding tot het incident, waarvan ik boven gewaagde. 't Was op 19 December 1906, kort voor de Oorlogsbegrooting in de Tweede Kamer werd behandeld. De oude heer van Karne beek sprak. Hij deed het op zijn gewone, langzame manier, maar zijn zwakke stem vormde, als steeds, keurige volzinnen, waar naar het luisteren op-zich-zelf een litterair genot was. Hij critiseerde, voor z ij n doen, bijzonder scherp de houding van minister Staal, herinnerde aan diens vroegere uitla tingen inzake militaire bezuiniging, waar mee zijn voorstel inzake het blijvend ge deelte in lijnrechten strijd was. En hij zei: „Wat is er gebeurd sedert dien tijd? Toen de Minister zich op deze wijze had uitgelaten, is begonnen de intimidatie. Tpen is den minister duidelijk gemaakt, dat hij met dergelijke opvattingen, als hij had te kennen gegeven bij de beraadslaging over de Oorlogsbegrooting, moeilijk lid kan zijn van een Kabinet, dat zich stelde op het be kende program van 21 Januari. En toen is na de intimidatie gekomen de capitulatie, of laat ik heden, om niet te scherp te zijn, zeg gen, de bekeering van den Minister, de be keering tot de meeninig, dat ook zonder die voorbereidende maatregelen, zonder hervor ming van onze legerorganisatie, er een offer moest gebracht worden aan dit program van 21 Januari. Als ik dit naga, en ik kan dit ver band van de zaak niet van mij afschuiven, hindert dat mij zoozeer, dat ik wel zou wil len vragen of men zich voorstelt, dat wan neer onverhoopt het is geen hersenschim in die tegenwoordige omstandigheden zoo iets te onderstellen onze soldaten moesten optrekken naar de grenzen, om ons land en onze vrijheid te verdedigen, dit zou gebeuren onder het een of ander politiek program, ge stoken op een stok, en tot hen zou te zeggen zijn: vervult uw moeilijke, uw levensgevaar lijke taak onder deze banier. Neen, Mijnheer de voorzitter, dan zou boven hun hoofden wapperen de oude driekleur, die eervol ge wapperd heeft op zoo menig slagveld, en die vlag heeft een witte baan, waarop geen poli tiek program, van welken aard ook, geschre ven staat". Dit was het culminatie-punt van de rede: de vaderlandsche driekleur als vaandel voor het leger gesteld tegenover „een politiek pro gram op een stok". De woorden verwekten veel deining. En direct na de pauze vroeg de minister-president het woord. Nog bewogen van de beschuldiging, als zou politieke inti midatie de Regeering tot Wijziging van haar militaire program hebben gebracht, toonde hij aan dat reeds een jaar vroeger het plan inzake het blijvend gedeelte was aange kondigd En hij riep uit: „Voer den strijd met alle wapenen die gij hebt, maar laat onzen eerlijken naam onaan getast. Wil gelooven in onze eerlijkheid en goede trouw". Na dit ingrijpen van den premier ontstond in de toch reeds met electriciteit geladen at mosfeer een ontzaglijk rumoer. Zelden of nooit heb ik een dergelijke uitbarsting van verontwaardiging meegemaakt. De heer van Karnebeek was gaan zitten, maar de rest stond overeind, schreeuwde en huilde tegen elkander in. Nog zie ik het! Bovenal zijn mij uit dat tafereel bijgeble ven de figuren van minister Fook en het ka merlid Duijmaer van Twist, die als het ware tegen elkander aan dreigden te botsen. Men liep te hoop om de regeeringstafel, verschil lende leden van rechts, die het met van Kar nebeek eens waren, ratelden hun interrup ties af. Krijtwit stond de premier,Minister de Meester. Een hoogst-achtenswaardige figuur, maar geen ervaren politicus, en min of meer door het toeval op zijn zetel terechtgekomen. Hij voelde zich èn persoonlijk èn politiek in zijn eer gekrengt door de woorden van den heer van Karnebeek. Rustig bleef alleen minister Staal. Maar daar was hij dan ook generaal voor: om op het slagveld z'n zenuwen te bewaren. Het contrast tusschen zijn figuur toch het mid delpunt van het debat en de rest der ver gadering is mij altijd bijgebleven. De storm luwde! Voorzitter Roëll wist eindelijk, al 'hame rend, het verschrikkelijke rumoer te over winnen. En in zijn bankje zat van Karnebeek, Van den prins geen kwaad wetend. Hij reageerde op het protest van den mi nister-president uiterst lakoniek, verklaarde de nedere motiveering van minister Staal te zullen afwachten, maar zeide toch „aangaan de de eerlijkheid, waarmee de verklaring van den minister-president is afgelegd, geen twijfel te koesteren". Dit alles gebeurde op 19 December 1906, die een der meestbewogen dagen uit dat be logen tijdperk is geweest. Twee dagen la'er kregen we „den nacht van Staal". De Kamer bleef die nacht unicum, toenmaals tot kwart over één vergaderen: toen werd de Oorlogsbegroo ting met 50 tegen 31 stemmen aangenomen, nadat de minister had verklaard nader met zijn plannen voor de Kamer te zullen komen. Maar onder de 31 tegenstanders van één vrijzinnige, de heer van Karnebeek, die het zaakje blijkbaar toch niet vertrouwde. Minister Staal zou echter met lang meer aanblijven. De begrooting, in het Lagerhuis uit het vuur gesleept, werd eenige weken later in de Eerste Kamer met 27 tegen 17 stemmen verworpen. Ook hier stemde één liberaal tegen: Van Houten, die deswege door de Staien van Friesland later gestraft werd met niet-herkiezing. Het heele kabinet tx.od zijn ontslag aan, doch le rechterzijde wei- geide het bewind te aanvaarden, zoodat ten slotte alleen Staal aftrad. Ziehier een korte herinnering aan een der felste rumoer-fafereelen, die ik op het Binnenhof heb meegemaakt. Niet spoedig vergeet ik die stormachtige oogenblikken, toen „Duympie" als het ware met gebalde vuist voor de regeeringstafel stemd, rhnister Fock in hevige agitatie terug-schreeuwde, en de waardige premier, doodsbleek, schier sprakeloos van verontwaardiging, protes- teerend gebaarde. En: de aanleiding tot dat alles had die kalme, oude heer van Karnebeek gegeven. De rust in persoon. Maar zijn liefde was van ouds: de weerbaarheid der lands. Wie, naar zijii meening, daaraan raakte, kreeg den wind van voren. Gelijk Staal ervoer. LXXI. Waarom werpt de Ooievaar soms zijn jongen uit het nest? Het verschijnsel, dat de Ooievaars enkele of zelfs alle jongen uit het nest gooien, is sedert lang bekend. Waarom dit geschiedt, daarover zijn vele meeningen ten beste ge geven, zonder echter tot een bevredigende verklaring te hebben geleid. Het volgende geval nu heeft tot een on derzoek aanleiding gegeven, waarvan de re sultaten wellicht de ware oorzaak aan den dag brengen. Onderzoeker, Lothar Szidat, van het „Institut für Schadlingsforschung der Universitat Königsberg", publiceert hierover een uitvoerige verhandeling in het „Journal für Ornithologie" (1935, I pp. 76 —87), waaraan ik het volgende ontleen. Uit een Ooievaarsnest, nabij Rossitten, werden in den zéér drogen zomer van 1934 de 3 halfvolwassen jongen door hun ouders uit het nest geworpen. Plet onderzoek van 2 dezer jongen bracht een ongemeen zwara aantasting door twee soorten Zuigwormen (Trematoden) aan het licht. Eén daarvan veroorzaakt ontstekingen van het onderste gedeelte van den dunnen darm, terwijl da andere door vorming van cystenachtige hol ten de functie van het bovenste gedeelte van genoemden darm ernstig schijnt te benadee- len. Zulke ernstige geïnfecteerde jonge Ooie- vaars nu nemen, zooals bij een nog in leveni gebleven voorwerp kon worden vastgesteld, geen voedsel meer tot zich; bij hen blijven Wij loven deze maand da navolgende prijzen uit: Voor do foto, waarop hot grootst aantal Perl-drinken- de menschon voorkomt, R. 100— Tevens voor do 5 meest originoolo foto's waarop Perl voorkomt, olk Fl. 10 - Fl. 50.-. - door WILLIAM LE QUEUX. 16) Ten eerste: Stephanie Ghika had den moord gepleegd op Salcedo. Ten tweede: Zij had die belangrijke stuk ken niet in handen gekregen. Ten derde: Tarangul zou hem uit Weenen verwijderen als hij dat noodig achtte. Toen hij 's avonds naar bed ging had hij veel te overdenken. HOOFDSTUK X. Nadat hij alles overdacht 'had, vond Gerald het noodig om daarover met iemand van gedachten te wisselen. Hij achtte daar voor niemand beter geschikt dan Paul Lo ven, die steeds bereid was hem te helpen. Bovendien was Loven juist een man, die hij in deze zaak noodig had. Danecourt ging naar het naast telefoon kantoor en belde zijn vriend op, om een onderhoud af te spreken. Het antwoord was bevredigend. Loven was tot zijn dienst op elk gewild oogenblik. Hij ging naar Leicester Square Eenige minuten later was hij in een achterstraat in Soho. Danecourt vertelde in het kort wat hij den vorigen avond had gehoord. „Dat klopt met hetgeen wij veronderstel len". Danecourt viel hem in de rede. „Een oogenblik wil ik terugkeeren naar het onderhoud, dat gij met Salcedo in Parijs had, toen hij u vertelde, dat hij belangrijke papieren bij zich had. Heeft hij niets ge zegd over den inhoud van die papieren?" Paul Loven schudde zijn hoofd. „Geen woord". Gerald liet zijn gedachten een oogenblik werken. „Het is dus duidelijk, dat hij die papieren voor zijn aankomst in hotel Ma- jestic heeft afgegeven aan iemand, in wien hij een onbeperkt vertrouwen stelde. Kent gij iemand, met wien hij zeer intien was?" Paul Loven antwoordde beslist ontken nend. „Ik kan mij niet herinneren, dat hij met iemand bijzonder bevriend was. Hij was al tijd joviaal, hoffelijk en vriendelijk, maar je kwam niet verder met hem". Zij praatten nog een oogenblik en daarna stond Danecourt op om heen te gaan. „Het schijnt mij toe, dat wij op een dood punt zijn door de afwezigheid van die papieren. Ik denk nog wat te blijven waar ik ben, in de hoop, dat ik achter iets belangrijks kan komen". Loven glimlachte. „Loukoff is een slimme vos. Die gebroken ruit zal hem niet met rust laten en hij kan wantrouwend worden omtrent den geheimzinnigen huurder naast zijn deur. U heeft alles heel slim aangepakt, dat ge?f ik toe, maar hij is niet van gisteren U kunt er op rekenen dat hij in korten tijd wakker zal geworden zijn". Danecourt gaf dat toe. Het was een duel tusschen twee handige tegenstanders. Hij hield het oog op Loukoff terwille van prin ses Zita en haar vader. Het was mogelijk, dat hij van Weenen uit gevolgd was in het belang van Loukoff. Aan den anderen kant scheen Tarangul dien tweeden secretaris tot nog toe geen zeer belangrijke persoonlijkheid te hebben gevon den, totdat Stephanie Ghika hem daarop ge wezen had. „Ik zou wel eens willen weten, waar deze twee waardige personen wonen", zeide hij, toen hij de hand schudde was zijn ouden vriend. Paul Loven glimlachte. „Ik was benieuwd of u dat zou vragen; in ieder geval zou ik dat geïnformeerd hebben voor u vertrok. Ik stelde veel belang in ons gesprek van eeni ge dagen geleden door mijn vroegere be trekking tot de Slavonische zaken. Daarom ben ik op mijn eigen houtje op onderzoek uitgegaan". Hij was een bijzonder mensch met zijn kalm, bescheiden optreden. Hij was altijd met zijn zaken bezig en toch scheen hij nog altijd tijd over te hebben om andere dingen te doen. „Stephanie speelt voor vorstin in Mayfair- hotelzij geeft zich uit voor een Spaansche gravin zij is half-Spaansch, weet u. Ta- tangul is bescheidener- hij woont in een klein hotel in Covent Garden. Hij durft niet aan rr-ar west€lijk gedeelte der stad te gaan Hij zou te gemakkelijk herkend wor den. Iemand die heir ooit heeft gezien zal hem steeds herkennen". „Dank u zeer", zeide Gerald. „U zult uwe oogen wel openhouden en mij laten weftn als u iets bijzonders hoort, nietwaar?" Paul Loven beloofde dat. „U gaat terug naar Golder's Green en houdt het oog op de buren. En als ik iets bijzonders hoor, zal ik het u onmiddellijk laten weten". Gerald keerde naar zijn eenzaamheid te rug. Hij hield streng de wacht, doch dien avond gebeurde er niets. Noch Tarangul, noch Stephanie verschenen. Als Loukoff iets deed, deed hij dat alleen. Den volgenden dag omstreeks tien uur verliet de Slavoniër het huis. Er was wel licht weer iets op til. Wellicht zou de avond weer iets nieuws brengen. Den geheelen dag voor het raam zitten, dat was hem onmogelijk, dat zou hem gek maken; geduldig wachten op zulk een wijze ging boven zijn krachten. Hij besloot een eind te gaan wandelen in de richting van High Barnet. En dan kwant weer de moeilijkheid met juffrouw Briggs, verschansd in haar keu ken. Als hij weer voor luistervink moest gaan spelen, wat moest hij dan nu doen met haar? Hij kon niet onmiddellijk weer een bios coopgang voorstellen. Een kind zou dan be grijpen, dat hij haar met een bedoeling weer uit het huis wilde hebben. Hij zou nu zijn eerste plan om haar in vertrouwen te ne men, moeten uitvoeren en hopen, dat dit goed zou gaan. Hij zou haar moeten zeg gen, dat hij een detective was en dat zijn voorgewende zwakheid een voorwendsel was in het belang der justitie met de bedoeling een schurk te ontmaskeren. Hij nam een tram naar High Barnet. Daar ging hij een wandeling maken in de prachtige Hadleighbosschen. Daarna was het tijd om naar zijn woning terug te kee- ten. Juffrouw Briggs opende de deur toen hij belde. Haar lachend gezicht keek nu eenigs- zins onrustig. „Er wacht een jongen op u in de spreek kamer, mijnheer Maxwell. Hij wacht al van vier uur af. Hij zegt dat hij een belangrijken brief voor u heeft en dat hij u die persoon lijk moet geven". „Dank u", zei Gerald kort. Zijn polsen klopten iets vlugger, hoewel hij zich over het algemeen goed wist te beheerschen. Onge twijfeld een bericht van Paul Loven. Zijn veronderstelling was juist. Een slan ke jongen stond bij zijn binnenkomst op. Hij gaf hem een brief; op de enveloppe herken de hij Loven's welbekend schrift. De inhoud luidde: „Zooals ik vermoedde. Het drietal kwam hedenmorgen bijeen in de bar van Majestic. Tarangul en Stephanie zijn met den middag trein vertrokken, de eerste naar Weenen. De koffers van de vrouw zijn bestemd voor Pa rijs. De episode van 't gebroken glas is, ge loof ik, voorbij". Het was echt iets voor Paul Loven, den ijverigen, jongen diplomaat te plagen. Hij zond dien jongen met een fooi weg en ging naar zijn kamer om te overleggen, wat hem nu te doen stond. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1935 | | pagina 10