Qemeentetadett !huilleton Het 't Sterntje over stille en woelige wateren EN POLITIEK KI WE GAAN VAREN. EGMOND BINNEN i. De ware journalist wordt geboren en niet gevormd, heeft eens een collega geschreven en hij wilde er mee zeggen, dat journalistieke flair eigenlijk iets is, dat je hebt of dat je niet hebt, maar dat je in het laatste geval ook nooit zult kunnen krijgen. Ik weet niet of dat juist is, maar er bestaat één categorie menschen, waarvan ik zeer zeker weet, dat ze iets hebben wat anderen missen, of beter gezegd niet missen, omdat ze er absoluut geen behoefte aan hebben. Ik heb een meneer gekend, die tusschen de verschillende vacanties les gaf op een kost school. Hij doceerde plant- en dierkunde en hij deed het zoodanig, dat zijn leerlingen hem de „Kurk'' noemden, omdat het alles zoo droog was. Maar nauwelijks was 's Zater dagsmorgens de laatste bel gegaan of hij haastte zich naar zijn kamer, trok zijn school- jasje uit en veranderde in een soort scheeps kapitein. Dan klom hij op zijn fiets en trapte naar het kanaal naar een werf waar bootjes gerepareerd werden en waar aan een houtvlot een sloepje gemeerd lag. De kapitein was een heel andere man dan de leeraar. Hij was vergeten hoeveel pooten een kikvorsch heeft en hoe het darmkanaal van een Spaansche vlieg werkt. Hij had al leen nog maar verstand van lucht en wolken, hij wist of er veel óf weinig of heelemaal geen regen zou komen en hoe laat het overal in den omtrek hoog en laag water was en hij had nog maar nauwelijks zijn zeilen ge- heschen of hij begon te fluiten en liedjes te zingen, die hij zelf niet wist, dat hij kende. Er is in ons land een geestelijke, die een lange, zwarte jas draagt en met groote toe wijding alles verricht wat zijn ambt van hem vraagt. Maar als de avond valt, kruipt hij in een bootje en tuft over de breede plassen en zeilt zoo rakelings langs de met waternimfen gevulde carfo^s dat zijn discipelen elkaar wel eens vragend nebben aangekeken. Hij interesseert zich in het minst niet voor de nimfen, maar alleen voor de schepen. Hij ziet met één oogopslag, dat er ergens een reefje in een zeil moet of dat een schoot te krap staat, hij hoort van verre hoe een motor werkt en schreeuwt onder het voorbijvaren, di.t er eens naar een vette bougie moet wor den gekeken. Ik heb een vriend en nu kom ik tot de oorzaak van mijn verhaal die dat óók heeft. Hij is ongetrouwd, maar hij heeft een zeil bootje met een hulpmotor van vijf paarden- kracht, dat hij voor geen vrouw zou willen ruilen. Overdag zit hij op een kantoor en boekt iets in of iets af en ik geloof, dat hij ook brie ven in vier talen schrijft, die beginnen met „dank voor Uw geëerde letteren" en eindigen met „wij houden ons aanbevolen voor Uwe geëerde commissiën". Ik weet niet precies, wat hij schrijft en hij weet 't zelf ook niet meer als de kantoordeur achter hem dichtge vallen is. Dan zit hij binnen een uur op een werfje en wordt er verwelkomd door een paar jon gens. „Dag meneer", zeggen die jongens, „ik ben blij, dat U er is, want ik wou U nog eens wat vragen". En dan willen ze de een of andere strik leeren, er hapert iets aan het zeil van hun bootje of het blijkt, dat ze een kaart van het Veersche Gat of van de Kreek noodig hebben. De jachtschipper van meneer Dinges, die een mast van 2ó Meter heeft, klopt de kus sens van de cockpit uit en meent, dat de wind in den verkeerden hoek zit, de baas van de werf voorspelt schuimkoppen in de Slurf, maar mijn vriend heeft geen advies noodig, omdat hij door de een of andere wonderlijke gave precies weet wat hij moet weten. Hij peutert het dekzeil van zijn bootje los, zet zijn zeilen op en duwt zijn scheepje van den kant af. De jachtschipper, de werfbaas en de jongens steken hun handen op, hij doet het ook en dan schiet de wind al in zijn zeilen en verdwijnt hij in de bocht van het kanaal om zoo spoedig mogelijk via de sluis in het breede water te komen. Ik heb als jongen wel met hem op de Zeeuwsche stroomen gevaren en ik kreeg kort geleden een brief uit Middelburg met de mededeeling, „dat hij mij eens zou komen op zoeken". Vertrek en aankomst waren niet in een spoorboekje na te kijken. Hij zou bij hoog water het kan ook wel laag water geweest zijn uit Veere wegvaren en hoopte binnen een week in Alkmaar te komen. „Als je er iets voor voelt", schreef hij, „zou je mee terug kunnen gaan.'' „Varen is een ontspanning", zei mijn vrouw en zij dacht aan den dag, dat zij mij het vorig jaar voor een tiendaagsche excursie aan boord van de Mamix had achterge laten. „Weet je wat het is", zei ik, „je bent er eens uit en je ziet eens wat anders dan kran ten. Er zit avontuur in het kleinste bootje en misschien zit er ook nog wel copie in. Ik moest het maar accepteeren". En dus schreef ik aan mijn vriend Piet, dat hij te allen tijde welkom was, dat ik een vol ledig zeiltenue zou aanschaffen en mijn kof fer zou pakken om elk oogenblik gereed te zijn de groote reis te aanvaarden. „Vanmorgen om zeven uur uit Veere ver trokken", was de inhoud van een kort brief je. „Boot is vijf Meter lang en twee-en-een- halve Meter breed. Voor koffer geen plaats als je zelf mee wil. Doe allernoodigste ba gage in een bultzak, zoodat je er op kunt zitten". „Het is geen Mamix", zei mijn vrouw glimlachend. „Het promenade-dek schijnt iets minder groot", zei ik, „maar de kleine vaart heeft ook haar bekoring". „Hedenavond in Dordrecht", seinde Piet drie dagen later. Maar toen kwam er een onheilspellend te legram: „Kerstboom in de schroef gekregen. Stop. Wordt gesleept naar Amsterdam. Stop. Motor moet worden nagekeken. Stop. Kom per trein. Piet". Hij kwam per trein, tot groote teleurstel ling van de kinderen, die den geheelen Zater dagmiddag bij de Roei- en Zeilvereeniging gestaan hadden om hem te zien aankomen. Ze hadden de laatste dagen zooveel over het schip gehoord, dat ze een soort driedekker verwachtten, zooiets als de Alkmaar Packet als die met het schoolfeest naar Schoorldam vaart en ze hadden zich Oom Piet gedacht als een type Dorus Rijkers met een Zuid Wester op en een oliejas aan en een pijp er gens tusschen zijn snor en zijn baard waar zijn mond moest zitten. Oom Piet kwam per spoor, hij had geen baard en alleen maar een zeilpet. Hij had in de meest koude en regenachtige van al deze zomerweken op zijn eentje met wind en gol ven, met vaar- en regenwater gevochten, hij had op zijn bootje gegeten en geslapen en hij zou er nóg op gelogeerd hebben als hij niet beloofd had naar Alkmaar te komen. „Als je gereed bent", zei hij, „dan gaan we morgen naar Amsterdam, waar mijn bootje ligt en dan kan ik over zes dagen weer thuis zijn. Laten we nog even langs de Roei- en Zeilvereeniging loopen want ik wil wel eens zien wat voor bootjes of jullie hier hebben". We gingen aan den wandel en spraken on derweg over een mast, over een stormfok en over een vlaggetje van de A.N.W.B. en den volgenden dag namen we een enkele reis naar Amsterdam en maakte ik voor een ken nis in den trein excuus over mijn bagage. „U gaat zeker varen",' zei hij verwonderd toen ik een soort kussensloop in het net de poneerde. „In Amsterdam zullen we een taxi nemen", beloofde Piet, „dan hoef je niet met dien zak in de tram en dan zijn we eerder bij de boot" Maar in de taxi moest hij nog even ernstig met me spreken. „Hoor eens", zei hij, „voor we den tocht aanvangen, wou ik je zeggen, dat er op mijn boot maar één kapitein is. Je begrijpt zeker wel waarom". „Omdat er voor een tweeden geen plaats is", bedacht ik, maar Piet bleef ernstig. „Ik ben de verantwoordelijke man", zei hij, „je bent vrij zoodra je een voet aan land zet, maar op de boot is er maar één, die or ders heeft te geven". „En wat is de straf als ik het niet doe?" „Kielhalen en zoo", voorspelde hij glim lachend. „Begrepen, kapitein", zei ik nederig. Toen riep hij iets tegen den chauffeur, de taxi hield met een ruk stil en ik stond even later naast mijn bagage op een gracht waar geen spoor van een jachtje te zien was. „Waar is nou je bootje, Piet?" „Achter die schuit" zei hij en tegelijker tijd stak een grijze schipper zijn verweerden kop uit de roef van een oud schip en ver telde, dat er een meneer geweest was en dat alles met de motor in orde was gekomen. „Kom maar mee", zei Piet. We klommen op de Eben Haëzer en ontdekten aan den achterkant het lang verbeide Sterntje, de kleine sloep, die ons in zes dagen over stille en woelige wate ren naar Zeelands hoofdstad zou brengen. Mijn vriend liet zich zakken, maakte het dekzeil los, vulde de motor en neuriede een stukje uit de Lustige Witwe. „Nou gaan we varen", zei hij en hij leek ineens een andere Piet dan de Piet, die in de taxi had gezeten. Ti. Maandagavond vergaderde de raad dezer gemeente in voltallige zitting. De gemeente-rekening 1933 kwam met nog twee opmerkingen retour, waaraan alsnog zou worden gevolg gegeven. Ingekomen was een schrijven van Ged. Staten, houdende handhaving van het raads besluit dat P. Th. Liefting niet is toege laten als lid van den raad dezer gemeente, welk schrijven voor kennisgeving werd aangenomen. Aangeboden werd de geloofsbrief van het nieuw benoemd verklaard lid van den raad, den heer Simons. Deze stukken zullen door een te benoemen commissie worden onder zocht. De voorzitter deed vervolgens mededee ling, dat de lijnwerker J. C. S. G. door het dagelijksch bestuur werd geschorst we gens gebleken onregelmatigheden in zijn financieel beheer, t.w. het niet afdragen van ontvangen gelden voor verkocht oud mate riaal, toebenoorende aan het gemeentelijk electrisch bedrijf. Na afloop der vergadering zou aan hem gelegenheid worden gegeven zich terzake te verdedigen. De heeren de Waard, Bras en Straathof werden vervolgens benoemd in de commis sie, belast met het nazien van den geloofs brief van P. C M. Simons, welke stukken in orde werden bevonden, zoodat de heer Simons als raadslid kon worden toegelaten. De voorzitter deed mededeeling, dat de re kening der gemeente dienst 1934 gewone dienst sloot met een nadeelig slot van 6902,37, dit viel nog niet tegen, omdat een nadeelig slot was geraamd van 10400. Hiermede was de agenda afgehandeld en sprak de voorzitter een woord van afscheid tot de scheidende leden uit den raad. De voorzitter zeide dan, dat een afscheid altijd eendgszins deemoedig stemt en vooral richtte spr. hier het woord tot wethouder Dekker, met wien hij zoo lang vriendschap pelijk en prettig had samengewerkt. Het deed spr. pijn, dat de heer Dekker het college zal gaan verlaten. Echter begreep hij, dat waar het leven hem reeds zooveel moeilijkheden geeft, hij zich liever niet meer beschikbaar wenschte te stellen. Spr. hoopte, dat God hem kracht moge schenken het leed te dra gen en zeide, dat zijn persoon een aangename herinnering zal achterlaten. Ook aan de twee andere scheidende raads leden bracht de voorzitter dank voor alles wat zij voor de gemeente deden. Ofschoon critiek aan allen niet is gespaard gebleven, bleven zij vertrouwen stellen in spreker, waarvoor hij hen dankbaar is Spr. hoopte, dat, zij het ook van verre, zij belang zullen blijven stellen in de belangen der gemeente en mochten zij ooit weer als raadslid terug komen, zij zouden met open armen worden ontvangen. Daarna kreeg de wethouder Dekker het woord. Deze was getroffen door de woorden van den voorzitter en verklaarde, dat van de jaren, die hij als wethouder voor de gemeen te had gewerkt, de tijd te zamen met burge meester Bos wel de aangenaamste was ge weest. Spr. bracht dan den voorzitter dank uit naam van alle protestanten voor de on partijdige wijze, waarop de voorzitter steeds aller belangen behartigde. Tot slot een woord van dank aan alle raadsleden voor de prettige samenwerking, vooral aan wethou der Apeldoorn. Dan bracht de voorzitter nog een woord Donderdag 15 Augustus. HILVERSUM, 1875 M. (AVRO- uitz.) 8— Gr.pl. 9.Ensemble Francis Keth. 10.Morgenwij ding. 10.15 Gewijde muziek. 10.30 Ensemble>Francis Keth. 11.Voor dracht Jeanne Verstaete. 11.30 Uit het Festspielhaus te Salzburg: Het Weensch Philharmonisch orkest o I. v. Arturo Toscanini. 1.20 Om roeporkest olv. N. Treep. In de pau ze zang door Ré Koster, sopraan, a. d vleugel E. Veen. 3 Zang door Ré Koster, a. d. vleugel E. Veen 3.15—3.45 Gr.pl. 4.— Voor zieken en thui3zittenden. 4.30 Gr.pl. 4.45 Voor de kinderen. 5.30 De Octopho- nikers olv; B. Drukker. 6.30 Sport praatje door H. Hollander. 7. Pianorecital door Counraad V. Bos 7.35 Jhr. D. C. Roëll: Hoe een mu seum te zien. 8.— Ber. 8.05 Gr.pl. 9.— Onbekend. 9.20 Voordr. Gus- tav Czopp. 9 30 Omroeporkest o.l.v. N. Treep, mmv. W. Brederode, viool. 11.Ber. 11.10—12.De Avro-Decibels olv. E. Meenk. HUIZEN, 301 M. (8.—9.15 en II.2.KKRO, de NCRV van 10—11.—en 2.—11.30 uur). 8.— 9.15 en 10.Gr.pi. 10.15 Morgen dienst olv. ds. W. J. Mager. 10.45 Gr.pl. 11.3012.Godsd. halfuur. 12.15 Orkestconcert en gr.pl. 2. Gr.pl. 3.Vrouwenhalfuur 3.30— 3 45 Gr.pl. 4.— Bijbellezing ds. G. Groeneboer, mmv. bariton en orgel. 5 Handenarbeid voor de jeugd. 5 30 Chr. liederenuurtje door Joh. de Heer, mmv. C. de Jager, sopraan en W. Verver, viool. 6.30 Gr.pl. 6.43 Causerie J. Schipper. 7.15 Re portage. 7 30 Journ. weekoverzicht door C. A. Crayé. 8.— Ber. 8.05 Gevar. gr.pl. 10.25 Ber. 1030 1130 Gr.pl. DROITWICH, 1500 M. 10.35 10.50 Morgenwijding. 11.05 Gr.pl. 11.25 Orgelconcert H. Croudson 12.05 Hét Rutlano Square en New Victoria orkest o. 1. v. N. Austin. 12.50 Gr.pl. 1.35 Pattison's salon- orkest olv. N. Stanley. 2 35 Gr.pl. 3 20 Vesper. 4.10 Het Sted. orkest van Harrogate olv. L. Cohen. 5.05 Orgelspel G. Mills. 535 BBC dansorkest olv. H. Hall. 6.20 Ber. 6 50 BBC-Northem-orkest olv. C. McNair. 7.35 Alfredo Campoli-trio. 8.20 BBC-symph. orkest olv. Sir H. Wood, mmv. Marcelle Meyer, piano en Maggie Teyte. 10.Ber. 10.20 Het Gershom Parkington kwintet. 11.2012.20 Jack Jacksou en zijn band. RADIO PARIS, 1648 M. 7 20, 8.20 Gr.pl. 9.20 Orkestconcert olv. Letombe. 10.50 Verv. concert. 11.20 Orgelconcert H. Mulet. 12.35 Ka mermuziek olv. Doyen. 2.35 Zang en deel. 3.20 Literair muzikaal pro gramma. 5.20 Pascal-oorkest. 7.55 Gr pl. 9.05 Sel. „Les 28 jours de Clairette", operette van Roger, m. m v. solisten, koor en orkest o. 1. v. Labis. 11.10—12.35 Dansmuziek. KALUNDBORG, 1261 M. 12.20 —2.20 Strijkorkest olv. Thyregod 3 05—5.05 L. Preil's orkest. 8.20 Omroeporkest olv. Gröndahl. 9.10 Gevar. progr. 10.20 Deensche mu ziek. 11.10-12.50 Dansmuziek. KEULEN, 456 M. 6.50 Orke»t- concert. 12.20 Orkestconcert o. I. v. Aulich. 2.35 Gr.pl. 4.20 Kooreoa- eert olv. Breuer. 5.20 Omroeporkest en Stafmuziek olv. Kretzschmsr. 7.35 Viool en piano. 8.30 Concerten uit Turijn, Oslo en Kopenhagen. 11.05 Concert. 11.20—12.20 Om roepkoor, -orkest en solisten o. 1. v. Rosbaud. gaudiosi", muziek van Cattozzo. II. ROME, 421 M. 9 I. „I Misteri gaudiosi", muziek van Cattozzo. II. „Maria Egiziaca", muziek van Res pighi. Orkestleiding A. la Rosa Pa- rodi. Koorleiding G. Mogliotti. BRUSSEL, 322 en 484 M. 322 M.t 10.20 Gr.pl. 11.20 Max Alexys' or kest. 12.20 Gr.pl. 1.30-2.20 Salon- orkest. 4.20 Rep. 6.20 en 7.20 Gr. pl. 8.20 Omroeporkest olv. Douliez, mmv. zangsoliste. 10.30 P. God- win's orkest. 11.20—12.20 Gr.pl. 484 M. 10.20 Max Alexys' orkest. 11 20 Gr.pl. 12.20 Salonorkest. 1 30-2.20 Gr.pl. 5.20 Orgel- en koorconcert. 5 50 Hobo- en klarinet recital. 6.50 Salonorkest. 7.35 Gr, pl 8.20 Symgh.-concert olv. André 10.30-12.20 Grpl. DEUTSCHLANDSENDER, 1571 M. 8.30 Zang door meisjeskoor. 8.50 Gevar. concert. 9.06 „Die Glücksritter", spel van Eich. Mu ziek van Dombrowski. 10.20 Ber. 10.50 Wiel er-reportage uit Brussel. 11.05 Weerber. 11.20-12.20 Con cert uit Frankfort. GEMEENTELIJKE RADIO DISTRIBUTIE. Lijn 1: Hilversum. Lijn 2: Huizen. Lijn 3: Keulen 8.8-40, D.sen- der 8.40—10.20, Keulen 10.20— 11.50, Parijs Radio 11.50—13.20, Brussel VI. 13.20-14.20, D.sender 14.20-15.20, Lond. Reg. 15.20- 16.30, Brussel VI. 16.30—17.20, Keulen 17.20—18.50, Brussel Fr, 18.50—19.50, Parijs Radio 19 50— 20.20, Keulen 2020—22.30, Leip zig 22.30—23.20, Parijs R. 23.20 —24.—. Lijn 4: Parijs R. 8.05—10.35, Droitwich 103518.20, Brussel VI. 18.20-18.50, Droitwich 18.50 —22. en Lond. Reg. 22.-24. van dank aan den geheelen raad, speciaal aan wethouder Apeldoorn. Het scheidende raadslid Straathof dankte voor de prettige samenwerking er. hoopte, dat zijn opvolgers in denzelfden geest voor het heil der gemeente zouden werkzaam zijn. De heer de Waard sprak een woord van dank voor de goede verstandhouding, die hier altijd had geheerscht en hoopte de scheidende heeren nog eens weer aan de groene tafel te zien. De heer Bras, die den raad gaat verlaten, bracht dank voor de welwillende woorden, tot hem gesproken. De heer Apeldoorn kon zich best met de vorige sprekers vereenigen en maakte gaarne de woorden van den voorzitter tot de zijne. Spr. was van meening, dat er tegenwoordig niet veel raden waren, waar de heeren het zoo goed met elkaar konden hebben als hier. Hierna ging de raad in comité. Na heropening deelde de voorzitter mede, dat de raad op voorstel van B. en W. besloot den lijnwerker met ingang van heden (12 Augustus) oneervol ontslag te verleenen. Wanneer gij juist vandaag iets nieuws hebt aangekregen Waarom dan toch dit aieuws tot Zaterdag verzwegen? WARMENHWZM De raad der gemeente Warmenhulzen vergaderde gistermiddag. Ingekomen was een adres van een aantal inwoners der gemeente, waarin werd ver zocht regelingen te willen treffen omtrent het parkeeren van auto's in de kom der gemeente. Gevraagd werd parkeerplaatsen aan te wij zen of te bepalen, dat men zijn auto slechts aan een bepaalden kant van den weg zou mogen plaatsen. Ook werd in het adres ge klaagd over de voetgangers, die zich aan geen enkelen verkeersregel stoorden. Ver- keersonderwijs op de scholen werd wensche- lijk geacht. B. en W. vonden het niet noodzakelijk een parkeerregeling in te voeren, wijl de drukte in de gemeente niet bepaald overstelpend was. Zij deelden mede, dat op de openbare scholen verkeersonderwijs werd gegeven. Wethouder Molenaar achtte het wel wen- schelijk eenige orde op het verkeer in de ge meente te stellen, door b.v. er bij het publiek op aan te dringen, zich toch vooral aan de verkeersregels te houden. Een parkeerrege ling vond hij niet noodzakelijk. De heer Mink vroeg de politie op te dra gen, nauwkeurig op de naleving van de ver keersregels toe te zien. 2T door WILLIAM LE QUEWX. 19) De keizer wenschte echter, dat zij nu on middellijk zelf zou beslissen om in een huwe lijk met den prins toe te stemmen. Indien zij dat deed, dan zou de goedkeuring van haar vader een uitgemaakte zaak zijn. Dit weigerde zij echter beslist. Zij was er nu van overtuigd, dat zij in den val was ge lokt; men had naar in Weenen uitgenoodigd om 'naar te vleien en haar angst aan te jagen. Tot nu toe had zij behagen geschept in het bezoek aan de oude hoofdstad, het schit terende hof, waar het koningsschap met allen luister werd ten toon gespreid. Maar nadat zij den keizer had verlaten haatte zij Weenen. En terwijl de ongelukkige Zita in haar kamer in de Hofburg nadacht over haar be zoek in Weenen, was Gerald Danecourt op weg naar Parijs, naar Dolores Victoria, één der getrouwen van Felix Salcedo. Hij be sloot zijn intrek te nemen in Hotel Terminus. Den volgenden morgen bezocht hij Dolo res Victoria, die hem zeer hartelijk ontving. Zij was een knappe, jonge vrouw van on geveer vijf en twintig jaren van gemengd bloed; haar vader was een Spanjaard, haar moeder een Fransche, Zij spraken eenigen tijd over algemeene zaken en over den vroegeren tijd in Vanina Hij vertelde haar van den moord op Sal cedo, van zijn ontmoeting met Paul Loven die met haar in Slavonië had gewerkt. Van den dood van Salcedo had zij reeds gehoord Zij was haar loopbaan begonnen als dan seres, doch wegens een hartgebrek was zij enoodzaakt om dat beroep op te geven, oor een toeval was zij in aanraking ge komen met Salcedo. Nu was zij bij den Franschen geheimen dienst. „Het verheugt mij u weer te zien, mijn heer Danecourt, doch ik vermoed, dat ik uw bezoek niet alleen als een beleefdheids bezoek moeet be schouwen. U komt ongetwij feld voor zaken. Vertel mij eens, wat ik voor u kan doen". HOOFDSTUK XII. Gerald legde zijn kaarten op tafel. „Ste- phanie Ghika is in Parijs; zij is vier en twintig uren voor mij vertrokken. Ik zou gaarne zien, dat u onderzocht, wat zij hier komt doen". „Ik wist reeds, dat zij hier is. Wij stellen ook veel belang in de omstandigheden in Slavonië". „Van wien wist u dat zij hier was. Ik ver moed van Paul Loven". Dolores schudde het hoofd. „U heeft mis geraden. Als dat het geval was, zou ik het u wel zeggen. Maar op dit oogenblik hebben wij andere goede vrienden, die een wakend oog voor ons houden; Paul Loven is, zooals u wel zult weten, met een zending bezig, die zijn vollen tijd in beslag neemt. Als wij hem dringend noodig hadden, zou hij ons zeker helpen. O, de goede, oude dagen met den braven Salcedo, met uw beminnelijken col lega van het gezantschap, wiens naam ik vergeten ben, Loven en u. Wij hadden daar gezellige avonden ten tijde van de samen zwering van Loukoff. Herinnert u zich dien tijd?" Ja, Gerald herinnerde zich die dagen zeer goed. De levendige, jonge vrouwe haalde andere herinneringen op. „Het was een klein nest, Vanina, maar met eenige aardige restau rants, waar wij samenkwamen om de plan nen van Loukoff te verijdelen. Herinnert u zich, dat de gravin van Salzberg op een avond bij ons was om de door ons verkregen inlichtingen onmiddellijk aan den koning over te brengen? Dat was de avond, dat de prinses ook had willen komen, doch op het laatste oogenblik veranderde zij van ge dachte. O, het was werkelijk een aardige tijd. Wij doen onze zaken hier natuurlijk op grooteren voet". Ja, Gerald Danecourt herinnerde zich alles zeer goed. Elk oogenblik had men daar intriges en contra-intriges. „Zooals ik u heb gezegd", zeide made- moiselle Victoria, na een korte pauze, „stel len we ons steeds op de hoogte van den gang van zaken in Slavonië. Wij weten, dat daar iets op til is en dat in Weenen alles wordt uitgebroed". Danecourt gaf dit toe. Hij vertelde haar in het kort van zijn ondervindingen in Gol- der's Green. „En, natuurlijk gaf u daarvan verslag aan uw departement van Buitenlandsche Za ïs ken, voor u Londen verliet?" „Naturlijk, dat was ik verplicht". „Vergeef mij mijn vraag, want het wenschelijk, dat ik alle bijzonderheden weet. Het zal natuurlijk wel zijn weg vinden naar de Quai d' Orsay en dan hooren wij het la ter ook. Wij zullen dan gewaarschuwd wor den om Stephanie Ghika in het oog te hou den en ongetwijfeld ook Loukoff, die ook ze ker spoedig in Parijs zal komen". Er was een lange pauze. De slimme Do lores was in gepeins verzonken. Zij verbrak ten laatste de stilte. „Ik heb u verteld, dat ik wist dat Stepha nie Ghika hier was aangekomen dat wist ik van onzen dienst in hotel Terminus". Danecourt sprong van zijn stoel op. „Dat treft al heel ongelukkig. Ik ben daar gister avond ook afgestapt". ?,Niet onder uw eigen naam, vertrouw ik", zeide Dolores kalm. „Vergeet niet, dat u hier is voor een geheime zending". „Zoo dom was ik niet. Ik gaf een valschen naam en een valsch adres op". Dolores zat wederom te peinzen en deelde hem daarna haar overpeinzingen mede. „Jullie Engelschen, mijn beste vriend, ont breekt de noodige slimheid. Ik kan mij be grijpen dat Stephanie in Terminus is afge stapt. Zij wil te koop loopen met haar val- sche diamanten en paarlen en zal niet lang blijven. Zij is een vrouw en heeft behoefte om haar ijdelheid zoo nu en dan eens bot te vieren, zoolang zij zich dat kan veroorloven. U kent Parijs goed Waarom heeft u zich niet verborgen in een bescheiden hoekje van Montmartre, waai u geen gevaar loont?" „Ik heb daaraan wel gedacht, maar ik ben er van overtuigd, dat Stephanie mij nog nooit gezien heeft". „Och, kom!" riep mademoiselle Dolores glimlachend uit. „Men moet die dingen nooit aan het toeval overlaten. U kunt nooit zeg gen wie u kent. Toen u naar Parijs kwam, heeft u, geloof ik, uw voorzichtigheid in Londen achtergelaten. Vertrek onmktóellijk uit Terminus en ga naar Montmartre Als ik in Londen kwam. zou ik mij verbergen in Soho of, nog beter in de „Seven Dials". Hij was eenigszins geërgerd over het lesje, dat hij van deze jonge vrouw in de be ginselen van het vak kreeg. Ongetwijfeld had zij gelijk. Hij was uit de wereld der diplo maten afgedwaald naar de onderwereld der intriges; hij moest dus de methodes van dat mindere beroep toepassen. „Nu ik deze zaken aan uw bekwame han den heb toevertrouwd, wil ik nog gaarne een andere samenkomst met u hebben; van avond gaat u met mij dineeren, morgen ver laat ik Parijs. In Weenen hoop ik de op lossing van dit ingewikkelde vraagstuk te krijgen". „Daarmede ben ik het eens, ofschoon het voor mij niet vleiend is", zei de jong vrouw. „Loukoff en Stephanie zijn de werktuigen De keizer en Tarangul zijn de leidende machten. Goed, wij gaan vanavond samen dineeren en dan is u mijn gast. Daar sta ik op". (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1935 | | pagina 6