Qemeentetadett
!huilleton
Het 't Sterntje over stille en woelige wateren
EN POLITIEK KI
WE GAAN VAREN.
EGMOND BINNEN
i.
De ware journalist wordt geboren en niet
gevormd, heeft eens een collega geschreven
en hij wilde er mee zeggen, dat journalistieke
flair eigenlijk iets is, dat je hebt of dat je niet
hebt, maar dat je in het laatste geval ook
nooit zult kunnen krijgen.
Ik weet niet of dat juist is, maar er bestaat
één categorie menschen, waarvan ik zeer
zeker weet, dat ze iets hebben wat anderen
missen, of beter gezegd niet missen, omdat ze
er absoluut geen behoefte aan hebben.
Ik heb een meneer gekend, die tusschen de
verschillende vacanties les gaf op een kost
school. Hij doceerde plant- en dierkunde en
hij deed het zoodanig, dat zijn leerlingen hem
de „Kurk'' noemden, omdat het alles zoo
droog was. Maar nauwelijks was 's Zater
dagsmorgens de laatste bel gegaan of hij
haastte zich naar zijn kamer, trok zijn school-
jasje uit en veranderde in een soort scheeps
kapitein. Dan klom hij op zijn fiets en trapte
naar het kanaal naar een werf waar bootjes
gerepareerd werden en waar aan een houtvlot
een sloepje gemeerd lag.
De kapitein was een heel andere man dan
de leeraar. Hij was vergeten hoeveel pooten
een kikvorsch heeft en hoe het darmkanaal
van een Spaansche vlieg werkt. Hij had al
leen nog maar verstand van lucht en wolken,
hij wist of er veel óf weinig of heelemaal geen
regen zou komen en hoe laat het overal in
den omtrek hoog en laag water was en hij
had nog maar nauwelijks zijn zeilen ge-
heschen of hij begon te fluiten en liedjes te
zingen, die hij zelf niet wist, dat hij kende.
Er is in ons land een geestelijke, die een
lange, zwarte jas draagt en met groote toe
wijding alles verricht wat zijn ambt van hem
vraagt. Maar als de avond valt, kruipt hij in
een bootje en tuft over de breede plassen en
zeilt zoo rakelings langs de met waternimfen
gevulde carfo^s dat zijn discipelen elkaar wel
eens vragend nebben aangekeken.
Hij interesseert zich in het minst niet voor
de nimfen, maar alleen voor de schepen. Hij
ziet met één oogopslag, dat er ergens een
reefje in een zeil moet of dat een schoot te
krap staat, hij hoort van verre hoe een motor
werkt en schreeuwt onder het voorbijvaren,
di.t er eens naar een vette bougie moet wor
den gekeken.
Ik heb een vriend en nu kom ik tot de
oorzaak van mijn verhaal die dat óók
heeft.
Hij is ongetrouwd, maar hij heeft een zeil
bootje met een hulpmotor van vijf paarden-
kracht, dat hij voor geen vrouw zou willen
ruilen.
Overdag zit hij op een kantoor en boekt
iets in of iets af en ik geloof, dat hij ook brie
ven in vier talen schrijft, die beginnen met
„dank voor Uw geëerde letteren" en eindigen
met „wij houden ons aanbevolen voor Uwe
geëerde commissiën". Ik weet niet precies,
wat hij schrijft en hij weet 't zelf ook niet
meer als de kantoordeur achter hem dichtge
vallen is.
Dan zit hij binnen een uur op een werfje
en wordt er verwelkomd door een paar jon
gens.
„Dag meneer", zeggen die jongens, „ik ben
blij, dat U er is, want ik wou U nog eens wat
vragen". En dan willen ze de een of andere
strik leeren, er hapert iets aan het zeil van
hun bootje of het blijkt, dat ze een kaart van
het Veersche Gat of van de Kreek noodig
hebben.
De jachtschipper van meneer Dinges, die
een mast van 2ó Meter heeft, klopt de kus
sens van de cockpit uit en meent, dat de wind
in den verkeerden hoek zit, de baas van de
werf voorspelt schuimkoppen in de Slurf,
maar mijn vriend heeft geen advies noodig,
omdat hij door de een of andere wonderlijke
gave precies weet wat hij moet weten.
Hij peutert het dekzeil van zijn bootje los,
zet zijn zeilen op en duwt zijn scheepje van
den kant af. De jachtschipper, de werfbaas
en de jongens steken hun handen op, hij doet
het ook en dan schiet de wind al in zijn zeilen
en verdwijnt hij in de bocht van het kanaal
om zoo spoedig mogelijk via de sluis in het
breede water te komen.
Ik heb als jongen wel met hem op de
Zeeuwsche stroomen gevaren en ik kreeg kort
geleden een brief uit Middelburg met de
mededeeling, „dat hij mij eens zou komen op
zoeken".
Vertrek en aankomst waren niet in een
spoorboekje na te kijken. Hij zou bij hoog
water het kan ook wel laag water geweest
zijn uit Veere wegvaren en hoopte binnen
een week in Alkmaar te komen.
„Als je er iets voor voelt", schreef hij, „zou
je mee terug kunnen gaan.''
„Varen is een ontspanning", zei mijn
vrouw en zij dacht aan den dag, dat zij mij
het vorig jaar voor een tiendaagsche excursie
aan boord van de Mamix had achterge
laten.
„Weet je wat het is", zei ik, „je bent er
eens uit en je ziet eens wat anders dan kran
ten. Er zit avontuur in het kleinste bootje en
misschien zit er ook nog wel copie in. Ik
moest het maar accepteeren".
En dus schreef ik aan mijn vriend Piet, dat
hij te allen tijde welkom was, dat ik een vol
ledig zeiltenue zou aanschaffen en mijn kof
fer zou pakken om elk oogenblik gereed te
zijn de groote reis te aanvaarden.
„Vanmorgen om zeven uur uit Veere ver
trokken", was de inhoud van een kort brief
je. „Boot is vijf Meter lang en twee-en-een-
halve Meter breed. Voor koffer geen plaats
als je zelf mee wil. Doe allernoodigste ba
gage in een bultzak, zoodat je er op kunt
zitten".
„Het is geen Mamix", zei mijn vrouw
glimlachend.
„Het promenade-dek schijnt iets minder
groot", zei ik, „maar de kleine vaart heeft
ook haar bekoring".
„Hedenavond in Dordrecht", seinde Piet
drie dagen later.
Maar toen kwam er een onheilspellend te
legram: „Kerstboom in de schroef gekregen.
Stop. Wordt gesleept naar Amsterdam. Stop.
Motor moet worden nagekeken. Stop. Kom
per trein. Piet".
Hij kwam per trein, tot groote teleurstel
ling van de kinderen, die den geheelen Zater
dagmiddag bij de Roei- en Zeilvereeniging
gestaan hadden om hem te zien aankomen.
Ze hadden de laatste dagen zooveel over het
schip gehoord, dat ze een soort driedekker
verwachtten, zooiets als de Alkmaar Packet
als die met het schoolfeest naar Schoorldam
vaart en ze hadden zich Oom Piet gedacht
als een type Dorus Rijkers met een Zuid
Wester op en een oliejas aan en een pijp er
gens tusschen zijn snor en zijn baard waar
zijn mond moest zitten.
Oom Piet kwam per spoor, hij had geen
baard en alleen maar een zeilpet. Hij had in
de meest koude en regenachtige van al deze
zomerweken op zijn eentje met wind en gol
ven, met vaar- en regenwater gevochten, hij
had op zijn bootje gegeten en geslapen en hij
zou er nóg op gelogeerd hebben als hij niet
beloofd had naar Alkmaar te komen.
„Als je gereed bent", zei hij, „dan gaan
we morgen naar Amsterdam, waar mijn
bootje ligt en dan kan ik over zes dagen
weer thuis zijn. Laten we nog even langs de
Roei- en Zeilvereeniging loopen want ik wil
wel eens zien wat voor bootjes of jullie hier
hebben".
We gingen aan den wandel en spraken on
derweg over een mast, over een stormfok en
over een vlaggetje van de A.N.W.B. en den
volgenden dag namen we een enkele reis
naar Amsterdam en maakte ik voor een ken
nis in den trein excuus over mijn bagage.
„U gaat zeker varen",' zei hij verwonderd
toen ik een soort kussensloop in het net de
poneerde.
„In Amsterdam zullen we een taxi nemen",
beloofde Piet, „dan hoef je niet met dien zak
in de tram en dan zijn we eerder bij de
boot"
Maar in de taxi moest hij nog even ernstig
met me spreken.
„Hoor eens", zei hij, „voor we den tocht
aanvangen, wou ik je zeggen, dat er op mijn
boot maar één kapitein is. Je begrijpt zeker
wel waarom".
„Omdat er voor een tweeden geen plaats
is", bedacht ik, maar Piet bleef ernstig.
„Ik ben de verantwoordelijke man", zei
hij, „je bent vrij zoodra je een voet aan land
zet, maar op de boot is er maar één, die or
ders heeft te geven".
„En wat is de straf als ik het niet doe?"
„Kielhalen en zoo", voorspelde hij glim
lachend.
„Begrepen, kapitein", zei ik nederig.
Toen riep hij iets tegen den chauffeur, de
taxi hield met een ruk stil en ik stond even
later naast mijn bagage op een gracht waar
geen spoor van een jachtje te zien was.
„Waar is nou je bootje, Piet?"
„Achter die schuit" zei hij en tegelijker
tijd stak een grijze schipper zijn verweerden
kop uit de roef van een oud schip en ver
telde, dat er een meneer geweest was en dat
alles met de motor in orde was gekomen.
„Kom maar mee", zei Piet.
We klommen op de Eben Haëzer
en ontdekten aan den achterkant het lang
verbeide Sterntje, de kleine sloep, die
ons in zes dagen over stille en woelige wate
ren naar Zeelands hoofdstad zou brengen.
Mijn vriend liet zich zakken, maakte het
dekzeil los, vulde de motor en neuriede een
stukje uit de Lustige Witwe.
„Nou gaan we varen", zei hij en hij leek
ineens een andere Piet dan de Piet, die in de
taxi had gezeten.
Ti.
Maandagavond vergaderde de raad
dezer gemeente in voltallige zitting.
De gemeente-rekening 1933 kwam met nog
twee opmerkingen retour, waaraan alsnog
zou worden gevolg gegeven.
Ingekomen was een schrijven van Ged.
Staten, houdende handhaving van het raads
besluit dat P. Th. Liefting niet is toege
laten als lid van den raad dezer gemeente,
welk schrijven voor kennisgeving werd
aangenomen.
Aangeboden werd de geloofsbrief van het
nieuw benoemd verklaard lid van den raad,
den heer Simons. Deze stukken zullen door
een te benoemen commissie worden onder
zocht.
De voorzitter deed vervolgens mededee
ling, dat de lijnwerker J. C. S. G. door
het dagelijksch bestuur werd geschorst we
gens gebleken onregelmatigheden in zijn
financieel beheer, t.w. het niet afdragen van
ontvangen gelden voor verkocht oud mate
riaal, toebenoorende aan het gemeentelijk
electrisch bedrijf.
Na afloop der vergadering zou aan hem
gelegenheid worden gegeven zich terzake te
verdedigen.
De heeren de Waard, Bras en Straathof
werden vervolgens benoemd in de commis
sie, belast met het nazien van den geloofs
brief van P. C M. Simons, welke stukken in
orde werden bevonden, zoodat de heer
Simons als raadslid kon worden toegelaten.
De voorzitter deed mededeeling, dat de re
kening der gemeente dienst 1934 gewone
dienst sloot met een nadeelig slot van
6902,37, dit viel nog niet tegen, omdat een
nadeelig slot was geraamd van 10400.
Hiermede was de agenda afgehandeld en
sprak de voorzitter een woord van afscheid
tot de scheidende leden uit den raad.
De voorzitter zeide dan, dat een afscheid
altijd eendgszins deemoedig stemt en vooral
richtte spr. hier het woord tot wethouder
Dekker, met wien hij zoo lang vriendschap
pelijk en prettig had samengewerkt. Het deed
spr. pijn, dat de heer Dekker het college zal
gaan verlaten. Echter begreep hij, dat waar
het leven hem reeds zooveel moeilijkheden
geeft, hij zich liever niet meer beschikbaar
wenschte te stellen. Spr. hoopte, dat God
hem kracht moge schenken het leed te dra
gen en zeide, dat zijn persoon een aangename
herinnering zal achterlaten.
Ook aan de twee andere scheidende raads
leden bracht de voorzitter dank voor alles
wat zij voor de gemeente deden. Ofschoon
critiek aan allen niet is gespaard gebleven,
bleven zij vertrouwen stellen in spreker,
waarvoor hij hen dankbaar is Spr. hoopte,
dat, zij het ook van verre, zij belang zullen
blijven stellen in de belangen der gemeente
en mochten zij ooit weer als raadslid terug
komen, zij zouden met open armen worden
ontvangen.
Daarna kreeg de wethouder Dekker het
woord. Deze was getroffen door de woorden
van den voorzitter en verklaarde, dat van de
jaren, die hij als wethouder voor de gemeen
te had gewerkt, de tijd te zamen met burge
meester Bos wel de aangenaamste was ge
weest. Spr. bracht dan den voorzitter dank
uit naam van alle protestanten voor de on
partijdige wijze, waarop de voorzitter steeds
aller belangen behartigde. Tot slot een
woord van dank aan alle raadsleden voor de
prettige samenwerking, vooral aan wethou
der Apeldoorn.
Dan bracht de voorzitter nog een woord
Donderdag 15 Augustus.
HILVERSUM, 1875 M. (AVRO-
uitz.) 8— Gr.pl. 9.Ensemble
Francis Keth. 10.Morgenwij
ding. 10.15 Gewijde muziek. 10.30
Ensemble>Francis Keth. 11.Voor
dracht Jeanne Verstaete. 11.30 Uit
het Festspielhaus te Salzburg: Het
Weensch Philharmonisch orkest o
I. v. Arturo Toscanini. 1.20 Om
roeporkest olv. N. Treep. In de pau
ze zang door Ré Koster, sopraan, a.
d vleugel E. Veen. 3 Zang door
Ré Koster, a. d. vleugel E. Veen
3.15—3.45 Gr.pl. 4.— Voor zieken
en thui3zittenden. 4.30 Gr.pl. 4.45
Voor de kinderen. 5.30 De Octopho-
nikers olv; B. Drukker. 6.30 Sport
praatje door H. Hollander. 7.
Pianorecital door Counraad V. Bos
7.35 Jhr. D. C. Roëll: Hoe een mu
seum te zien. 8.— Ber. 8.05 Gr.pl.
9.— Onbekend. 9.20 Voordr. Gus-
tav Czopp. 9 30 Omroeporkest o.l.v.
N. Treep, mmv. W. Brederode,
viool. 11.Ber. 11.10—12.De
Avro-Decibels olv. E. Meenk.
HUIZEN, 301 M. (8.—9.15 en
II.2.KKRO, de NCRV van
10—11.—en 2.—11.30 uur). 8.—
9.15 en 10.Gr.pi. 10.15 Morgen
dienst olv. ds. W. J. Mager. 10.45
Gr.pl. 11.3012.Godsd. halfuur.
12.15 Orkestconcert en gr.pl. 2.
Gr.pl. 3.Vrouwenhalfuur 3.30—
3 45 Gr.pl. 4.— Bijbellezing ds. G.
Groeneboer, mmv. bariton en orgel.
5 Handenarbeid voor de jeugd.
5 30 Chr. liederenuurtje door Joh.
de Heer, mmv. C. de Jager, sopraan
en W. Verver, viool. 6.30 Gr.pl.
6.43 Causerie J. Schipper. 7.15 Re
portage. 7 30 Journ. weekoverzicht
door C. A. Crayé. 8.— Ber. 8.05
Gevar. gr.pl. 10.25 Ber. 1030
1130 Gr.pl.
DROITWICH, 1500 M. 10.35
10.50 Morgenwijding. 11.05 Gr.pl.
11.25 Orgelconcert H. Croudson
12.05 Hét Rutlano Square en New
Victoria orkest o. 1. v. N. Austin.
12.50 Gr.pl. 1.35 Pattison's salon-
orkest olv. N. Stanley. 2 35 Gr.pl.
3 20 Vesper. 4.10 Het Sted. orkest
van Harrogate olv. L. Cohen. 5.05
Orgelspel G. Mills. 535 BBC
dansorkest olv. H. Hall. 6.20 Ber.
6 50 BBC-Northem-orkest olv. C.
McNair. 7.35 Alfredo Campoli-trio.
8.20 BBC-symph. orkest olv. Sir
H. Wood, mmv. Marcelle Meyer,
piano en Maggie Teyte. 10.Ber.
10.20 Het Gershom Parkington
kwintet. 11.2012.20 Jack Jacksou
en zijn band.
RADIO PARIS, 1648 M. 7 20,
8.20 Gr.pl. 9.20 Orkestconcert olv.
Letombe. 10.50 Verv. concert. 11.20
Orgelconcert H. Mulet. 12.35 Ka
mermuziek olv. Doyen. 2.35 Zang
en deel. 3.20 Literair muzikaal pro
gramma. 5.20 Pascal-oorkest. 7.55
Gr pl. 9.05 Sel. „Les 28 jours de
Clairette", operette van Roger, m.
m v. solisten, koor en orkest o. 1. v.
Labis. 11.10—12.35 Dansmuziek.
KALUNDBORG, 1261 M. 12.20
—2.20 Strijkorkest olv. Thyregod
3 05—5.05 L. Preil's orkest. 8.20
Omroeporkest olv. Gröndahl. 9.10
Gevar. progr. 10.20 Deensche mu
ziek. 11.10-12.50 Dansmuziek.
KEULEN, 456 M. 6.50 Orke»t-
concert. 12.20 Orkestconcert o. I. v.
Aulich. 2.35 Gr.pl. 4.20 Kooreoa-
eert olv. Breuer. 5.20 Omroeporkest
en Stafmuziek olv. Kretzschmsr.
7.35 Viool en piano. 8.30 Concerten
uit Turijn, Oslo en Kopenhagen.
11.05 Concert. 11.20—12.20 Om
roepkoor, -orkest en solisten o. 1. v.
Rosbaud.
gaudiosi", muziek van Cattozzo. II.
ROME, 421 M. 9 I. „I Misteri
gaudiosi", muziek van Cattozzo. II.
„Maria Egiziaca", muziek van Res
pighi. Orkestleiding A. la Rosa Pa-
rodi. Koorleiding G. Mogliotti.
BRUSSEL, 322 en 484 M. 322 M.t
10.20 Gr.pl. 11.20 Max Alexys' or
kest. 12.20 Gr.pl. 1.30-2.20 Salon-
orkest. 4.20 Rep. 6.20 en 7.20 Gr.
pl. 8.20 Omroeporkest olv. Douliez,
mmv. zangsoliste. 10.30 P. God-
win's orkest. 11.20—12.20 Gr.pl.
484 M. 10.20 Max Alexys' orkest.
11 20 Gr.pl. 12.20 Salonorkest.
1 30-2.20 Gr.pl. 5.20 Orgel- en
koorconcert. 5 50 Hobo- en klarinet
recital. 6.50 Salonorkest. 7.35 Gr,
pl 8.20 Symgh.-concert olv. André
10.30-12.20 Grpl.
DEUTSCHLANDSENDER, 1571
M. 8.30 Zang door meisjeskoor.
8.50 Gevar. concert. 9.06 „Die
Glücksritter", spel van Eich. Mu
ziek van Dombrowski. 10.20 Ber.
10.50 Wiel er-reportage uit Brussel.
11.05 Weerber. 11.20-12.20 Con
cert uit Frankfort.
GEMEENTELIJKE RADIO
DISTRIBUTIE.
Lijn 1: Hilversum.
Lijn 2: Huizen.
Lijn 3: Keulen 8.8-40, D.sen-
der 8.40—10.20, Keulen 10.20—
11.50, Parijs Radio 11.50—13.20,
Brussel VI. 13.20-14.20, D.sender
14.20-15.20, Lond. Reg. 15.20-
16.30, Brussel VI. 16.30—17.20,
Keulen 17.20—18.50, Brussel Fr,
18.50—19.50, Parijs Radio 19 50—
20.20, Keulen 2020—22.30, Leip
zig 22.30—23.20, Parijs R. 23.20
—24.—.
Lijn 4: Parijs R. 8.05—10.35,
Droitwich 103518.20, Brussel
VI. 18.20-18.50, Droitwich 18.50
—22. en Lond. Reg. 22.-24.
van dank aan den geheelen raad, speciaal
aan wethouder Apeldoorn.
Het scheidende raadslid Straathof dankte
voor de prettige samenwerking er. hoopte,
dat zijn opvolgers in denzelfden geest voor
het heil der gemeente zouden werkzaam zijn.
De heer de Waard sprak een woord van
dank voor de goede verstandhouding, die
hier altijd had geheerscht en hoopte de
scheidende heeren nog eens weer aan de
groene tafel te zien.
De heer Bras, die den raad gaat verlaten,
bracht dank voor de welwillende woorden,
tot hem gesproken.
De heer Apeldoorn kon zich best met de
vorige sprekers vereenigen en maakte gaarne
de woorden van den voorzitter tot de zijne.
Spr. was van meening, dat er tegenwoordig
niet veel raden waren, waar de heeren het
zoo goed met elkaar konden hebben als hier.
Hierna ging de raad in comité.
Na heropening deelde de voorzitter mede,
dat de raad op voorstel van B. en W. besloot
den lijnwerker met ingang van heden (12
Augustus) oneervol ontslag te verleenen.
Wanneer gij juist vandaag
iets nieuws hebt aangekregen
Waarom dan toch dit aieuws tot
Zaterdag verzwegen?
WARMENHWZM
De raad der gemeente Warmenhulzen
vergaderde gistermiddag.
Ingekomen was een adres van een aantal
inwoners der gemeente, waarin werd ver
zocht regelingen te willen treffen omtrent het
parkeeren van auto's in de kom der gemeente.
Gevraagd werd parkeerplaatsen aan te wij
zen of te bepalen, dat men zijn auto slechts
aan een bepaalden kant van den weg zou
mogen plaatsen. Ook werd in het adres ge
klaagd over de voetgangers, die zich aan
geen enkelen verkeersregel stoorden. Ver-
keersonderwijs op de scholen werd wensche-
lijk geacht.
B. en W. vonden het niet noodzakelijk een
parkeerregeling in te voeren, wijl de drukte in
de gemeente niet bepaald overstelpend was.
Zij deelden mede, dat op de openbare scholen
verkeersonderwijs werd gegeven.
Wethouder Molenaar achtte het wel wen-
schelijk eenige orde op het verkeer in de ge
meente te stellen, door b.v. er bij het publiek
op aan te dringen, zich toch vooral aan de
verkeersregels te houden. Een parkeerrege
ling vond hij niet noodzakelijk.
De heer Mink vroeg de politie op te dra
gen, nauwkeurig op de naleving van de ver
keersregels toe te zien.
2T
door WILLIAM LE QUEWX.
19)
De keizer wenschte echter, dat zij nu on
middellijk zelf zou beslissen om in een huwe
lijk met den prins toe te stemmen. Indien zij
dat deed, dan zou de goedkeuring van haar
vader een uitgemaakte zaak zijn.
Dit weigerde zij echter beslist. Zij was er
nu van overtuigd, dat zij in den val was ge
lokt; men had naar in Weenen uitgenoodigd
om 'naar te vleien en haar angst aan te jagen.
Tot nu toe had zij behagen geschept in
het bezoek aan de oude hoofdstad, het schit
terende hof, waar het koningsschap met allen
luister werd ten toon gespreid. Maar nadat
zij den keizer had verlaten haatte zij Weenen.
En terwijl de ongelukkige Zita in haar
kamer in de Hofburg nadacht over haar be
zoek in Weenen, was Gerald Danecourt op
weg naar Parijs, naar Dolores Victoria, één
der getrouwen van Felix Salcedo. Hij be
sloot zijn intrek te nemen in Hotel Terminus.
Den volgenden morgen bezocht hij Dolo
res Victoria, die hem zeer hartelijk ontving.
Zij was een knappe, jonge vrouw van on
geveer vijf en twintig jaren van gemengd
bloed; haar vader was een Spanjaard, haar
moeder een Fransche,
Zij spraken eenigen tijd over algemeene
zaken en over den vroegeren tijd in Vanina
Hij vertelde haar van den moord op Sal
cedo, van zijn ontmoeting met Paul Loven
die met haar in Slavonië had gewerkt. Van
den dood van Salcedo had zij reeds gehoord
Zij was haar loopbaan begonnen als dan
seres, doch wegens een hartgebrek was zij
enoodzaakt om dat beroep op te geven,
oor een toeval was zij in aanraking ge
komen met Salcedo. Nu was zij bij den
Franschen geheimen dienst.
„Het verheugt mij u weer te zien, mijn
heer Danecourt, doch ik vermoed, dat ik
uw bezoek niet alleen als een beleefdheids
bezoek moeet be schouwen. U komt ongetwij
feld voor zaken. Vertel mij eens, wat ik voor
u kan doen".
HOOFDSTUK XII.
Gerald legde zijn kaarten op tafel. „Ste-
phanie Ghika is in Parijs; zij is vier en
twintig uren voor mij vertrokken. Ik zou
gaarne zien, dat u onderzocht, wat zij hier
komt doen".
„Ik wist reeds, dat zij hier is. Wij stellen
ook veel belang in de omstandigheden in
Slavonië".
„Van wien wist u dat zij hier was. Ik ver
moed van Paul Loven".
Dolores schudde het hoofd. „U heeft mis
geraden. Als dat het geval was, zou ik het
u wel zeggen. Maar op dit oogenblik hebben
wij andere goede vrienden, die een wakend
oog voor ons houden; Paul Loven is, zooals
u wel zult weten, met een zending bezig, die
zijn vollen tijd in beslag neemt. Als wij hem
dringend noodig hadden, zou hij ons zeker
helpen. O, de goede, oude dagen met den
braven Salcedo, met uw beminnelijken col
lega van het gezantschap, wiens naam ik
vergeten ben, Loven en u. Wij hadden daar
gezellige avonden ten tijde van de samen
zwering van Loukoff. Herinnert u zich dien
tijd?"
Ja, Gerald herinnerde zich die dagen zeer
goed.
De levendige, jonge vrouwe haalde andere
herinneringen op. „Het was een klein nest,
Vanina, maar met eenige aardige restau
rants, waar wij samenkwamen om de plan
nen van Loukoff te verijdelen. Herinnert u
zich, dat de gravin van Salzberg op een
avond bij ons was om de door ons verkregen
inlichtingen onmiddellijk aan den koning
over te brengen? Dat was de avond, dat de
prinses ook had willen komen, doch op het
laatste oogenblik veranderde zij van ge
dachte. O, het was werkelijk een aardige
tijd. Wij doen onze zaken hier natuurlijk op
grooteren voet".
Ja, Gerald Danecourt herinnerde zich
alles zeer goed. Elk oogenblik had men daar
intriges en contra-intriges.
„Zooals ik u heb gezegd", zeide made-
moiselle Victoria, na een korte pauze, „stel
len we ons steeds op de hoogte van den gang
van zaken in Slavonië. Wij weten, dat daar
iets op til is en dat in Weenen alles wordt
uitgebroed".
Danecourt gaf dit toe. Hij vertelde haar
in het kort van zijn ondervindingen in Gol-
der's Green.
„En, natuurlijk gaf u daarvan verslag
aan uw departement van Buitenlandsche Za
ïs
ken, voor u Londen verliet?"
„Naturlijk, dat was ik verplicht".
„Vergeef mij mijn vraag, want het
wenschelijk, dat ik alle bijzonderheden weet.
Het zal natuurlijk wel zijn weg vinden naar
de Quai d' Orsay en dan hooren wij het la
ter ook. Wij zullen dan gewaarschuwd wor
den om Stephanie Ghika in het oog te hou
den en ongetwijfeld ook Loukoff, die ook ze
ker spoedig in Parijs zal komen".
Er was een lange pauze. De slimme Do
lores was in gepeins verzonken.
Zij verbrak ten laatste de stilte.
„Ik heb u verteld, dat ik wist dat Stepha
nie Ghika hier was aangekomen dat wist
ik van onzen dienst in hotel Terminus".
Danecourt sprong van zijn stoel op. „Dat
treft al heel ongelukkig. Ik ben daar gister
avond ook afgestapt".
?,Niet onder uw eigen naam, vertrouw ik",
zeide Dolores kalm. „Vergeet niet, dat u hier
is voor een geheime zending".
„Zoo dom was ik niet. Ik gaf een valschen
naam en een valsch adres op".
Dolores zat wederom te peinzen en deelde
hem daarna haar overpeinzingen mede.
„Jullie Engelschen, mijn beste vriend, ont
breekt de noodige slimheid. Ik kan mij be
grijpen dat Stephanie in Terminus is afge
stapt. Zij wil te koop loopen met haar val-
sche diamanten en paarlen en zal niet lang
blijven. Zij is een vrouw en heeft behoefte
om haar ijdelheid zoo nu en dan eens bot te
vieren, zoolang zij zich dat kan veroorloven.
U kent Parijs goed Waarom heeft u zich niet
verborgen in een bescheiden hoekje van
Montmartre, waai u geen gevaar loont?"
„Ik heb daaraan wel gedacht, maar ik ben
er van overtuigd, dat Stephanie mij nog
nooit gezien heeft".
„Och, kom!" riep mademoiselle Dolores
glimlachend uit. „Men moet die dingen nooit
aan het toeval overlaten. U kunt nooit zeg
gen wie u kent. Toen u naar Parijs kwam,
heeft u, geloof ik, uw voorzichtigheid in
Londen achtergelaten. Vertrek onmktóellijk uit
Terminus en ga naar Montmartre Als ik
in Londen kwam. zou ik mij verbergen in
Soho of, nog beter in de „Seven Dials".
Hij was eenigszins geërgerd over het
lesje, dat hij van deze jonge vrouw in de be
ginselen van het vak kreeg. Ongetwijfeld had
zij gelijk. Hij was uit de wereld der diplo
maten afgedwaald naar de onderwereld der
intriges; hij moest dus de methodes van dat
mindere beroep toepassen.
„Nu ik deze zaken aan uw bekwame han
den heb toevertrouwd, wil ik nog gaarne
een andere samenkomst met u hebben; van
avond gaat u met mij dineeren, morgen ver
laat ik Parijs. In Weenen hoop ik de op
lossing van dit ingewikkelde vraagstuk te
krijgen".
„Daarmede ben ik het eens, ofschoon het
voor mij niet vleiend is", zei de jong vrouw.
„Loukoff en Stephanie zijn de werktuigen
De keizer en Tarangul zijn de leidende
machten. Goed, wij gaan vanavond samen
dineeren en dan is u mijn gast. Daar sta ik
op".
(Wordt vervolgd.)