MOLLAND's STEDENSCHOON
IN PRAAT EN PRENT.
UIT HET PARLEMENTAIRE LEVEN.
ImiMeUm
[ÏEFDE EN POLITIEK <l|
VEEGENS-ZOON.
TEKST EN TEEKENINGEN VAN LEO ZELDENRUST.
EDAM - VOLENDAM - MONNIKENDAM. II.
XII.
JtfotKjr in <Sdam^(/) Woseum
Stappen we thans weer in het trammetje en
laten we ons in Edam er uit zetten, dan her
inneren wij ons aanstonds de woorden van
een groot man, die sprak:
„Dus was Edam van oudts vermaert;
De Kerck een Pronckstuck roemens waert
en schrijden onder het prevelen van deze
woorden in de richting van het Damplein,
waar wij het fraa'e gebouwtje, bekend onder
den naam van Edams Museum, vinden.
Aanvankelijk een particuliere woning, werd
het in 1893, toen de laatste bewoner over
leed, door het gemeentebestuur aangekocht,
teneinde dit merkwaardige huis voor afbraak
of mismaking te behoeden en ingericht tot
museum voor de geschiedenis, betrekking
hebbende op Edam, Monnikendam, Purmer-
end en andere plaatsen in Oud-Waterland.
Het hierbij afgebeelde voorportaal met
fraai eikenhout en groene glas-in-locd ruitjes,
vormt een bijzonder degelijk stuk werk dat
getuigt van den goeoen smaak en technische
vaardigheid onzer voorouders.
Het oude aspect der stad met zijn rustige
grachtjes, oude huizen en aardige bruggetjes
heeft Edam vrij goed bewaard. Wat er even
eens goed bewaard bleef, is de herinnering
aan een drietal illustre Edammers. Ten eerste:
Pieter Dirksz, bijgenaamd Langebaard, ge
boren in 1528. Hij werd in 1606 begraven,
nadat hij geruimen tijd het ambt van wees
meester had bekleed. Pieter Dirksz had,
zooals zijn bijnaam reeds uitdrukt, een zeer i
langen baard. En met die baard zag hij kans
geld te verdienen. Daar moet men nu eens
om komen! Dat geld verdiende hij niet voor
zich zelf. Hij liet zijn baard bekijken ten bate
der arme weezen. Toen was er op zekeren
dag een booze vrouw (vrouwen moet men
als man nooit te veel vertrouwen), die trok
aan Pieter Dirkszoons baard, vrij hard,
waardoor genoemde baard inkromp, hetgeen
hem zware pijn veroorzaakte. De baard werd
afgesneden, doch groeide gelukkig zeer spoe
dig tot ongewone lengte aan.
Nummer twee was Jan Klaasz Kleer, bij
genaamd „de Dikke", die eveneens te Edam
stierf in 1612. Hij woog slechts 455 ponden
en toen hij begraven moest worden, was er
in heel Edam geen baar, die hem kon houden
en geen mensch, die hem kon optillen. Wat ze
toen met hem gedaan hebben, weet ik niet.
Nummertje drie was van het vrouwelijk
geslacht. Trijnte Cornelisse Keever, bijge
naamd de Lange meid, geboren in 1616. Zij
deed al evenzeer naar bijnaam eer aan me
tende 9 voet en 3 duim In den tegenwoor-
digen tijd zou zij besl-st wegenbelasting
hebben moeten betalen, want heur voeten
maten 23 steek.
Ook Volendam is wereldberoemd, al was
het alleen reeds, doordat iedere buitenlander
die niet beter weet, zich een Hollander als
een Volendammer of Volendamsche voorslelt
Doch het wereldberoemdste van heel Volen
dam is het Hotel Spaander. Daar is nu letter
lijk iedereen als hotelgast geweest. Vorstin
nen, Vorsten, schilders, schrijvers dichters,
diplomaten, magnaten en surrogaten van
vorsten en diplomaten, in alle soorten en
maten. Het aardigst is, dat de directie een
boek aangelegd heeft, waarin alle hotel
gasten, vanaf de stichting, hun naam plaat
sten. Nog interessanter is de verzameling
'xool^f. /olfndu*-'
schilderijen en teekeningen met Volendam.
van tal van bekende meesters, die deze kunst
werken schonken bij hun verblijf in het hotel
Behalve dit hotel biedt Volendam met zijn
veelal houten huisjes, nauwe gangetjes,
hooge dij'k en aardige bruggetjes, heel wat
schilderachtigs, 's Maandags is er de natio
nale feestdag. Dan wordt er door het heele
plaatsje hevig gevlagd met schoon wasch-
goed aan lijntjes, en wordt het oog er ver
blind door helder wit van schorten en hem
den, warm rood van baai en donker blauw
van onderbroeken.
Niet minder pittoresk is „der Dritte im
Bunde", Monnikendam, dat eertijds berucht
was door de menigte van de daar wonende
heksen en toovenaressen, waardoor het zoo
beraamd was, als eertijds Hyspata in Thes-
salië.
Monnikendam bestond reeds in het jaar
1297. Haar naam ontleent zij aan het meer de
Monnik, alwaar een dam opgeworpen was.
Van de vroegere grootheid van het stadje
getuigen thans nog de prachtige groote kerk
en de vele ruime patriciërshuizen.
De hierbij afgebeelde gevel van een ge
bouw in het Noordcinde, verborg vroeger
een slachtplaats van vee en behoort zeker tot
de schilderachtigste van het oude Monniken
dam.
(Wordt vervolgd).
(Nadruk verboden).
OW» MVI» AAM HIT MOOA»£IMDt A» l<
LVI.
Een der meest karakteristieke figuren, die
ik mij herinner, is mr. J. D. Veegens.
Veegens-zoon.
Veegens-vader was óók een bekende. Op
den griffiers-zetel in de Tweede Kamer. Da
niël Veegens. Toen hij, op z'n post, over
leed, volgde de zoon hem op. Die zoon nu
herinner ik mij als een der meest typische
persoonlijkheden uit het parlement.
Hij werd in 1845 geboren, studeerde aan
de Leidsche universiteit, en promoveerde
daar op een proefschrift over: „De banken
van leening in Noord-Nederland". Scheen
het eerst, dat de jonge Veegens zich zou wij
den aan de advocatuur, hij trad reeds vrij
spoedig in de journalistiek en daarmede be
gon zijn dóór en dóór parlementaire loop
baan. Het is toch zeker wel een zeer bijzon
dere eigenaardigheid, dat iemand, gelijk
Veegens, in het parlement eerst op de pers
tribune zit, vervolgens als griffier aan de ta
fel van het bureau, verder als Kamerlid op
de groene banken en ten slotte als minister
achter de regeeringstafel.
Van 1869 tot 1872 was mr. Veegens Ka
meroverzichtschrijver van „Het Vaderland"
Daarna, 1874 trad hij in de redactie van de
„Vragen des Tijds'', in welk blad een groot
aantal belangrijke artikelen van zijn hand
verschenen zijn.
Toen echter zijn vader in 1881 zijn functie
neerlegde, werd de zoon, die in alles aan
den vader herinnerde, in diens plaats be
noemd. Zeven jaar lang heeft Veegens ons
Lagerhuis als griffier gediend en er de repu
tatie gehandhaafd, die zijn vader verworven
had. Daarna echter (1888) vaardigdfe het
district Groningen hem af naar het parle
ment. Voor verschillende districten heeft hij
er zitting gehad, totdat in 1901 de sociaal
democraat Ter Laan hem in Hoogezand ver
ving.
Vrij spoedig zou Veegens echter het top-
punt van zijn parlementaire ontwikkeling be-
reiken. Na Kamer-journalist, Kamer-griflier
en Kamerlid' te zijn geweest, verscheen hij in
1905 voor de Kamer als minister der Kroon.
In het door mr. Goeman Borgesius gevorm
de kabinet-de Meester nam hij zitting als
hoofd van het nieuw-opgerichte departement
van landbouw, nijverheid en handel, in welk
kabinet hij met mr. van Raalte de vrijzinnig-
democratische partij zoo niet officieel, dan
toch officieus vertegenwoordigde. Slechte
twee-en-een-half jaar is Veegens minister ge
weest. De omstandigheden waren hem on
gunstig, in zooverre, dat een belangwekken
de figuur als hij. met veel talenten en bui
tengewone werkkracht begaafd, gelegenheid
moest hebben gehad in een langer ministe
rieel tijdvak zijn bekwaamheden tot haar
recht te doen komen. Toch zal niemand ont
kennen, dat Veegens als minister hard heeft
gewerkt. Binnen korten tijd toch lagen van
hem ter tafel een ontwerp-Ziekteverzekering,
een ontwerp-Ouderdoms-verzekering, een
herziene Ongevallenwet en een ontwerp tot
uitbreiding dier wet, om van kleinere wetten
niet te spreken.
De politieke constellatie is echter oorzaak
geweest, dat minister Veegens niet veel in
het Staatsblad heeft kunnen brengen. Gedu
rende het verlof van den heer Kraus was hij
ook waarnemend minister van waterstaat en
in deze periode hadden de jammerlijke over
stroomingen in Zeeland plaats, waartegen
hij in de Kamer zijn maatregelen zoo krach
tig verdedigde.
Buiten het parlement nam hij nog zeer
veel functies waar en wijdde hij zich met
groote toewijding aan wetenschappel ijken
arbeid. Eenige jaren lang, tot aan zijn minis
terschap, was hij voorzitter van de enquête
commissie inzake de toestanden van het
spoor- en tramwegpersoneel, gelijk hij reeds
vroeger lid der bekende arbeids-enquête-
commissie was geweest. In 1909 was hij we
derom Kamer-candidaat in enkele districten,
maar tot zijn verkiezing kwam het niet.
Hiermede heb ik, zeer in het kort getracht
een feitelijk overzicht te geven van Veegens'
openbare loopbaan. Wilde men echter de
wonderbaarlijke werkkracht van dezen veel
zijdig ontwikkelden man naar waarheid
schetsen, er zouden kolommen over te vullen
zijn.
Veegens is echter onder alle omstandig
heden een eenvoudig en bescheiden figuur
gebleven. Dit is geen phrase, gelijk zoovele
gezegd worden, maar de pure waarheid. Er
zijn historische verhalen in omloop, die ik
kieschheidshalve thans niet zal vermelden,
maar die bewijzen, hoe deze man, tot elke
hooge plaats hij ook geroepen werd, immer
iemand bleef van nuchteren eenvoud en sym
pathieke bescheidenheid Van huis uit zich
thuis vcelend in de sfeer van het parlement,
heeft hij zich daar den eerbied en de achting
van alle partijen veroverd Toen hij zijn va
der opvolgde als griffier, zeide de toenmali
ge voorzitter, dat de vereering, die het par
lement voor dien vader koesterde, reeds den
zoon sympathie verzekerde en in 41 de vol
gende jaren is de waardeering voor den ka
raktervollen man toegenomen.
Ik zie hem nog staan achter de ministers
tafel: lang, schraal, altijd de linkerhand op
den rug, de vingers tegen elkaar wrijvend
en de rechterhand het papier met aan teeke
ningen.
Veegens had, gelijk zijn vader, een merk
waard igen kop. Z'n gelaat was smal en een
ooggebrek deed het niet aan schoonheid
winnen Korte steile, grijze haren stonden op
den schedel. Het was een typisch uiterlijk.
Wie eenmaal z'n portret had gezien, vergat
het nooit meer en kon hem in de Kamer di
rect aanwijzen. Hij sprak rustig, langzaam,
met bijzonderen klemtoon op ieder woord
t en dan schoot men vaak in een lach, want
altijd zat de linkerhand op den rug, in
door WILLIAM LE QUEUX.
22)
„Mijn beste Gerald, laten wij er geen
doekjes om winden. Jij ging niet op jacht
uit liefde voor den monarch. Jij wilde prin
ses Zita helpen. Ik heb in Vanina wel eens
iets hooren fluisteren. Jij diende natuurlijk
je land, maar zij was de prikkel, de spoor
slag. En ik verbaas mij daar niet over. Zij
is een allerliefst meisje en even mooi als
lief".
Het was tevergeefs om dit tegen te spre
ken. Gerald tractte zoo onschuldig mogelijk
te kijken, doch die pogingen gelukten slechts
ten deele.
Dolores stond plotseling op. „Nu ga ik je
verlaten, de pleegzuster zal mijn plaats in
nemen. Houdt je nu rustig, mon ami, en voor
alles tob niet over je gedwongen werkloos
heid. Binnen een week, hoop ik, dat je weer
de oude zult zijn met de energie om een do
zijn Loukoff's te verschalken".
Zij ging heen en de pleegzuster trad
binnen, een flinke, jonge vrouw, die haar
taak ernstig opvatte en Gerald liet zijn ge
dachten gaan. Dus zijn toewijding voor de
prinses was opgemerkt in Vanina. Geen won
der dat Nicolaas op zijn heenreis had aan
gedrongen.
Twee dagen later zat Dolores in haar
kamer, toen twee dames werden aangediend
Zij waren eenvoudig gekleed en gesluierd,
maar zij herkende ze onmiddellijk. Het wa
ren prinses Zita en haar hofdame.
Zita naderde met uitgestrekte hand, op
en top een prinses.
„Het was zoo lief van u, mademoiselle,
om ons van die vrecselijke gebeurtenis ken
nis te ge/en. Mijn vader is zeer ongerust.
Hij was niet tevreden voor wij nadere be
richten hadden. Daarom ben ik met de gra
vin naar Parijs gekomen om te hooren hoe
het hem gaat".
E>olores hield zics goed. De gedachte dat
koning Nicolaas zich om hem bezorgd zou
maken, was nog al vermakelijk.
„Mijnheer Danecourt is gelukkig buiten
gevaar en gaat goed vooruit. Wil uwe ko
ninklijke hoogheid hem een oogenblik zien?"
„Alsalshij in een toestand is
om bezoeken te ontvangenwij willen niet
te veel van zijn krachten vergen". De prin
ses sprak met bevende stem. Ondanks haar
koninklijke waardigheid wist zij haar gevoe
lens niet te verbergen.
„Ik zal hem gaan zeggen, dat u hier is;
het zal hem heel veel goed doen".
Dolores ging haastig en opgewonden
naar de ziekenkamer. Het bezoek van een ko
ninklijke bezoekster in haar woning had
haar aangegrepen.
Indien het vrouw van haar stand geweest
was, dan zou zij jaloersch geworden zijn
Maar zij kon niet jaloersch worden op dit
mooie meisje van vorstelijken bloede, wier
hart trok naar den man, die in haar dienst
zoo zwaar bezocht was.
Gerald zat in zijn bed te lezen Elk uur
ging hij in beterschap vooruit. Ademloos
deelde zij hem het groote nieuws mede dat
de kroonprinses van Slavonië en de gravin
von Salzberg in de aangrenzende kamer
waren.
Hij bloosde als een kind. „De prinses en
de gravin hier! Maar dat is onmogelijk!"
Zij ergerde zich over zijn nederigheid.
„Waarom ormogelijk?" riep zij uit. „Vorste
lijke personen zijn menschelijke wezens als
wij allen. Als de hand van dien moordenaar
vaster was geweest, zoudt gij in haar dienst
gestorven zijn. Het minste, dat zij kan
doen is om persoonlijk te komen inormeeren
hoe je het maakt".
Gerald zei niets. Zij was spoedig weer
zich zelve en glimlachte.
„De pleegzuster en ik zullen een beetje
opredderen. Je bent niet in een paleis, maar
alles is toch keurig. Jij en alles hier in de
kamer moet toonbaar zijn als de prinses
haar gewonden ridder komt bezoeken"
Het duurde in zijn oogen oneindig lang
voor alles gereed was. De pleegzuster en
mademoiselle Victoria trokken zich terug
om plaats te maken voor de prinses en de
hofdame.
De prinses trad naar het bed met een
warmen blik in haar lieve oogen. Zij naih
zijn hand en gaf Nada een teeken om nader
bij te komen.
„Nada zal uw andere hand nemen, om
dat wij beiden u ook uit naam van mijn
vader hartelijk dank zeggen. Ik heb u reeds
zoovele malen gedankt, mijnheer Danecourt
Ik kan u echter alleen beloven, dat onze
dankbaarheid steeds gelijken tred zal hou
den met uw trouw".
Danecourt trachtte te antwoorden, maar
hij wist geen woorden te vinden. Hoe lief
zag zij er uit, dacht hij, dat mooie meisje,
dat naar deze eenvoudige Parijsche woning
was gekomen om hem te toonen, hoe zij zijn
diensten op prijs stelde.
Er hee'schte een beklemmend stilzwijgen.
De prinses had moeite zich goed te houden.
De gravin haastte zich om deze spanning
te breken.
„Als mijnheer Danecourt zich sterk ge
noeg gevoelt, wil hij ons misschien wel ver
tellen, wat hij heeft ondervonden sinds zijn
overhaast vertrek uit Weenen?"
Danecourt vertelde hen van de gebeurte
nissen in Golder's Green. Toen hij gereed
was, vroeg hij wederkeerig naar de laatste
berichten.
De prinses keek eenigszins angstig. De
blos was niet van zijn wangen verdwenen
en zij vreesde dat dit een gevolg van in
spanning was.
„Wij hebben mademoiselle Victoria be
loofd dat wij u niet zouden vermoeien", zei
zij zacht. „Ik zal u alles met genoegen ver
tellen, maar eerst moet u mij verzekeren,
dat u niet moe is. Ik zal alles in het kort
vertellen".
Moe! Een nieuw leven vloot door zijn
aderen bij het hooren van de geliefkoostde
stem.
„Vertel mij alles, prinses. Dat zal mij
goed doen", riep hij vol vuur uit.
Zij vertelde van haar onderoud met de
aartshertogin en met den keizer.
„Na dien tijd was de atmosfeer aan het
hof als ijs", besloot zij. „Valerie was in zeker
opzicht vriendelijk, want werkelijk is zij van
nature hartelijk, maar prikkelbaar en licht
geraakt. De keizer nam van mij in het ge
heel geen notitie meer. Ik voelde, dat het
oogenblik gekomen was om te vertrekken
en toen ik mijn plannen daartoe te kennen
gaf, werd mij niet gevraagd om te blijven".
Gedurende haar verhaal had Gerald zijn
kalmte terug gekregen.
„Hoe staat de koning thans tegenover het
aanzoek van den prins?"
De prinses glimlachte ondeugend.
„Evenals ik. Hij wantrouwt nu alle voor
stellen, die uit Weenen komen".
Gerald uitte een zucht van verlichting-
„De hemel zij gedankt, dat ziju oogen luer-
voor zijn opengegaan.
„Ik twijfel echter of zij alle hoop hebben
opgegeven", hervatte de prinses, „riet
scheid van den keizer was uiterst koel. Maar
Valerie was tot tranen bewogen toen i*
heenging. Ik weet nog nauwkeurig haar
woorden".
„Ja, die zou ik willen hooren".
Wat zij zei was dit: „Het is een tot weer
ziens, lieve Zita, en geen vaarwel. Je moet
spoedig terugkomen en dan bereid om
doen wat de keizer wenscht". „Maar ik za
daartoe nooit bereid zijn".
Daarna stond zij v'ug op en drukte nem
de hand. „Goedendag, beste mijnheer
necourt. Nogmaals hartelijk dank voor atie
wat u voor ons doet en innig hoop ik.
u spoedig geheel hersteld zult zijn. Wilt
ons schrijven als u kunt?"
(Wordt vervolgd.)